Donderdag
11 Februari.
Uit Stad en Provincie.
Middelburg 10 Februari
N°. 35.
147e Jaargang.
1904.
fid.
Bij deze courant behoort een By voegsel.
Verbod van Kinderarbeid.
Verslag der spoorwegenquête.
MIDDELBURG
COURANT.
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
rrijs,""per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco pp., 2.
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
THERMOMETER EN VERWACHTING.
10 Febr. 8 u. vm 43 gr., 12 u. 48 gr., av. 4 u. 48 gr. F. Verwacht: krachtige Z. W. wind,
zwaar bewolkte lucht, regen, weinig verandering in temperatuur.
Advertentiën20 cent per regel. Geboorte-, dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel.
Groote letters naar de plaats, die zij innemen.
Tot de plaatsing van advertentiën en reclames, niet afkomstig uit Zeeland, betreffende
Handel, Nijverheid en Geldwezen, is uitsluitend gerechtigd het Algemeen Advertentie-Bureau
A. DE LA MAR Az., N.Z. Voorburgwal 266, Amsterdam.
j.50,
pi.
2.75
2.25
1.25
1.50
0.80
1.50
i|ED.
RS,
ere
■>1
op
lens
i75,
>K,
en
30,
liet
lea
bg
Ine
In-
In het Sociaal Weekblad van laatstleden
Zaterdag schreef mr A. Kerdijk het navolgende,
dat ons de moeite waard dunkt onder de oogen
ook van onze lezers te worden gebracht, zoo
dat wij het hier afdrukken.
Het door de regeering ingediende ontwerp-
Arbeidswet schjjnt, met zijn 444 artikelen,
meer dan het is. Voor een overgroot deel be
helst het, wat reeds öf in de thans geldende
Arbeids- en Veiligheidswetten voorkomt, öf
krachtens deze in algemeene maatregelen van
bestuur is voorgeschreven en eveneens kracht
van wet heelt. Anderdeels verraadt het de zucht
om in plaats van in éen-en-hetzelfde artikel
saam te voegen wat zonder bezwaar daarin
saamgevoegd kon worden door uitspinning
bet getal der artikelen noodeloos en buiten
sporig te vergrooten. Zegge vier-honderd-vier-
en-veertig artikelenwat is die Kuyper toch
een baas Moest soms, ter voldoening aan niet
zeer christelijke ijdelheid, door dat vervaarlijke
cjjfer de indruk worden gewekt, dat hier nu
eindelijk het beroemde wetboek van den
arbeid" geleverd is
Hoe dit zjjals het ontwerp in hoofdzaak
geteekende tot de overtuiging gekomen, dat
het niet wenschelijk is, aan het bestaande
voorschrift een uitbreiding to geven in dien
zin, dat de arbeid verboden wordt aan perso
nen, die bet dertiende jaar niet hebben voleind."
Ge zjjt benieuwd naar de gronden, waarop
ten slotte, «na herhaalde overweging", die
«overtuiging" verkregen is en gespannen leest
ge verder. Wat ge dan te lezen krijgt Nieis,
volstrekt niets, dan het hier volgende: «Mochten
op zichzelf voor het opnemen van een daartoe
strekkend voorschrift goede redenen pleiten,
zoo schijnt het toch waar ten gevolge van
dc Leerplichtwet kinderen op 12jarigen leeftijd
buiten de leerverplichting kunnen vallen
niet raadzaam, aan die kinderen de mogelijk
heid te ontnemen om arbeid te verrichten.
Wanneer toch een kind van school komt, dan zal
het wanneer het geen arbeid in den zin der wet
kan verrichten, een tijd lang moeten leegloopen
zeker in elk opzicht het gevaarlijkst voor een kind
Heusch, de door mij gecursiveerde woorden
staan eren het daarin gekleede argument is
het éénige, dat wordt aangevoerd. Het dunkt
mij, blijkens de geschiedenis onzer kinderar-
beids-wetgeving, een nietswaardig argument,
hetwelk men zich verwonderen moet te zien
aandragen in het jaar des Heeren, dat wij
beleven. Het is een praatje voor de vaak, dat
in een ernstig staatsstuk niet door den beugel
kan.
Zeker de Leerplichtwet was en blijft noodig
tot aanvulling van de Arbeidswet, omdat deze,aan
hoe ook verbeterd, uit baar aard aan een groot
aantal kinderen -- men denkfe slechts aan de
wet wordt, zal er ontegenzeglijk vooruitgang
zjjn. Want het bevat heel wat bepalingen, j meisjes, die moeder gaan bijstaan in de huis
die verbeteringen heeten moeten 't zij doordathouding geen hulpe, bieden kan. Gelijk
op bet bestaande wordt voortgebouwd, 't zij omgekeerd een arbeidsverbod noodig is tot
doordat tot nu toe ongemoeid gelaten puntenaanvulling van den leerplichtal was het
van het veld binnen den kring van des wet- maar, omdat het arbeiden van kinderen belet
gevers bemoeienis getrokken worden. En aan-
Uit het verslag der Staatscommissie tot het
instellen van een onderzoek paar den rechts
toestand en de dienstvoorwaarden van het
spoorwegpersoneel, thans aan H. M. de Koningin
uitgebracht en waarvan wij reeds in 't kort
een en ander vermeldden valt het volgende
mee te deelen.
De commissie bestond uit de heerenmr J.
D. Veegens, lid en voorzitter, dr A. M. A. J.
Ariëns, jhr mr S. Laman Trip, prof. mr W. L.
P. A. MolengraaiV, A. S. Talma, leden; D. Ver
hoop, districts-inspecteur der spoorwegdiensten,
secretaris, jhr mr A. F. de Savornin Lobman Jr
en jhr mr L. E. M. von Fisenne, adjunct-secreta
rissen. Zij ving 27 April 1903 haar werkzaam
heden aan met het opmaken van een lijst van
vraagpunten voor haar onderzoe.k, dat zich be
perkte tot het personeel, bij de groote spoorweg
maatschappijen in dienst, dus niet de lokaal
spoorwegen of tramwegen omvatte, omdat dit te
veel tijd zou vorderen. Van die lijst werden
afdrukken, met verzoek om inlichtingen, ge
zonden aan den Raad van Toezicht op de
spoorwegdiensten, de besturen der groote spoor
wegmaatschappijen en aan enkele Kamers van
Arbeid, de vereenigingen van spoorwegperso
neel en eenige andere vereenigingen welker
werkkring kon worden ondersteld zich tot de
behartiging der belangen van spoorwegperso
neel uit te strekken. In zeer ruime mate werd
dit verzoek om inlichtingen gevolg ge
geven, doch betrekkelijk het geringst aantal
antwoorden kwam in van de afdeelingen der
Nederlandsche Vereeniging van Spoor-
Tramwegpersoneel en van die der overige
overzicht -van de verkregen uitkomsten, ont-
worpen door de adjunct-secretarissenen de
beschouwingen en voorstellen van de commis
sie, die op verreweg de meeste pun
ten eenstemmig was.
De commissie brengt met name dank aan
minste van middernacht tusschen Zaterdag en
Zondag tot middernacht tusschen Zondag en
Maandag geheel vrij moeten zijn van eiken
dienst en van elke bemoeienis met den spoor
weg machinisten en leerling-machinisten om
de derde week gelijken dienstvrijen tijd en
de Directeuren der Landsdrukkerij en der buitendien jaarlijks nog negen dienstvrjje tjjden,
van ten minste 30 uren elk, terwijl voor per
soneel van een kerkgenootschap, dat den weke-
ljjkschen feestdag niet op Zondag viert, de
voormelde vrije Zondagen op gelijke wjjze
zullen worden vervangen door de V-kelijk.sehe
rusttjjden van hun kerkgenootschap.
Wordt vervolgd.)
Stenografische Inrichting der Staten-Generaal
voor hun hulp.
Werkstakingen enz.
De commissie doet hare beschouwingen en
voorstellen betreffende de rechtsverhoudingen
en de voorwaarden, waaronder het personeel
bij het spoorwegbedrijf in dienst is, voorafgaan
door enkele algemeene opmerkingen omtrent
de werkstakingen in bet einde van Januari'en
't begin van April 1903 en omtrent de bij het
spoorwegpersoneel bestaande grieven, waarbij
zij, wat de eerste staking betreft, tot de mee
ning komt dat men wel solidariteit met de
dokwerkers op den voorgrond stelde, maar dat
de verklaring daaromtrent niet bewijst dat ook
de drang naar betere arbeidsvoorwaarden niet
aan de werkstaking ten grondslag lag en wat
de tweede staking aangaat, dat, al is deze op
gezet om het tot stand komen der stakings-
wetten te verhinderen, bjj verreweg de meesten,
die aan deze werkstaking hebben deelgenomen,
andere beweegredenen den doorslag hebben
gegeven, nl. vooral omdat zij hun loon onvol
doende achtten en hoopten tot betere arbeids-
voorwaarden te geraken.
De commissie geeft als hoofdgrieven van
het personeel aante lage loonen in de la-
en gere rangen gebreken van het premiestelsel
gebreken van het stelsel van stukloon zooals
gezien ook inzake arbeidswetgeving de onder
vinding geleerd heeft, dat hebben hebben en
krjjgen de kunst is, zal ik (mijn meening
omtrent bijzonderheden mij natunrljjk voorbe
houdend) er mij over verheugen, indien het
regeeringsvoorstel in het Staatsblad komt. Dan
zal ten minste weer zooveel gewonnen wezen.
Doch geen onvoorwaardelijke verheuging kan
het, tot mijn leedwezen, zijn. Verre van dien.
Zjj gaat gepaard met, en wordt zèer getem
perd door teleurstelling. Teleurstelling wegens
hetgeen ook nu wederom onaangeroerd is ge
laten met name denk ik aan den veld
arbeid. Teleurstelling ook wegens hetgeen
wel verbetering is, maar in ongenoegzame
mate. Lang niet alles in het wetsontwerp is
zóo als ik het had gewenschtnoch zóo als
van den heer Kuyper mocht worden verwacht.
Zijn werk, al behoort het goede daarin niet
te worden miskend, is op gröoten afstand ge
bleven van hetgeen door den eisch van door
tastende sociale hervorming gevorderd wordt.
Later zal er nog wel gelegenheid zijn om,
ten aanzien van verscheiden onderdeelen van
de wetsvoordracht, mijn oordeel toe te lichten
en te staven. Voor heden bepaal ik mij tot
dit éeneden leeftijd, beneden welken geen
arbeid in den zin der wet mag worden verricht.
Men weet, dat die leeftijdsgrens tot dusver
is het twaalfde jaar. En volgens het aanhangig
gemaakte ontwerp zal dit in hoofdzaak zoo
blijven. Weliswaar met een niet-onbetee-
kenende uitzondering. Want het verrichten
van arbeid wordt öök verboden voor hen, die,
ofschoon 12 jaren oud, toch nog in de leer
verplichting vallen volgens de wet van 1900.
Doch al zal deze bijvoeging aan een zeker
aantal kinderen ten goede komen degenem
voor wie het schoolleven normaal verloopt,
zullen ook voortaan op of meestal kort na hun
twaalfden verjaardag aan den arbeid mogen
worden gezet. In het vóór-ontwerp, hetwelk
openbaar is gemaakt, was de grens een jaar
verschoven en op 13 jaren gebrachtmaar
bljjkens de wetsvoordracht, zooals die de Tweede
Kamer heeft bereikt, is inmiddels de minister
weer terugekrabbeld.
Nu druk ik er zekerheidshalve op, dat ik,
-indien hij bjj zjjn aanvankelijk voornemen bad
volhard, nochthans niet èn dankbaar èn vol
daan zou zjjn geweest. Mijn verlangen toch
is, dat het wettelijke arbeidsverbod tot het
voltooide veertiende jaar worde uitgestrekt:
dit acht ik, om met de memorie van toelichting
te spreken, noodig »met het oog op de ge
zonde levenskracht van het opkomende en
toekomstige geslacht". Maar wèl zou ik ten
minste van dankbaarheid hebben blijk gege
ven, indien voor allen de 13-jarige leeftijd uit
het vóór-ontwerp in het definitieve ware over
gegaan. Waar dit niet is geschied, kan er
van dankbaarheid op dit stuk geen sprake
zjjn. Veeleer van ontstemming, ja, zelfs van
ergernis.
Of dit laatste woord te kras is, daarover
oordee e men na kennisneming van het onder
staande.
,Na herhaalde overweging" - Z00 schrijft
de minister m zijn toelichting >i8 de onder-
moet worden ook buiten de schooluren.
Doch even zekergeljjk de leerplicht, zoo
ver die reikt, feitelijk werkt als verbod van
arbeid, zoo ook werkt omgekeerd het arbeids
verbod feiteljjk als leerplicht.
Dat volgt reeds uit de overweging dat de
ouders hun kinderen niet uit pure liefheb
berij van school nemen, maar om ze aan den
arbeid te laten gaan tot versterking der in
komsten van bet gezin. Zoodat zjj hen dan
ook, zoodra de school is verlaten, onderbren
gen in fabriek of werkplaats, als loopjongen
bjj een winkel of als klerkje op een kantoor,
en in den regel reeds te voren moeite doen om
hen geplaatst te krijgen.
Maar dat leeren óok de feiten der ervaring,
opgedaan sedert het tot-stand-komen van de
wet-Van Houten. Die wet is veel te lang ge
brekkig uitgevoerd baar herziening in 1889
is onvoldoende geweest. Doch doorkruis het
land van oost tot west, van noord tot zuid
allerwege zult ge door een wolk van getuigen
hooren bevestigen, dat de wet, zoover haar
arm zich uitstrekte, alreeds vóór de invoering
van den leerplicht, tot het twaalfde jaar op de
schoolbanken heeft gehouden degenen, die
anders vroeger aan den arbeid zouden zjjn
getogen.
Gesteld trouwens, dat het anders ware of
dat voor het vervolg het door den minister
ontwikkelde bezwaar tegen arbeidsverbod tot
het dertiende jaar als overwegend gelden
moest zou dan toch niet voor het grijpen
liggen het middel om het te ondervangen
De minister heeft het aangewezen met eigen
hand. Van hetgeen hjj anders o zoo graag
zou doen, verklaart hjj alléén weerhouden te
worden door de omstandigheid, dat er een
strook van het terrein wezen zou, welke, wèl
bestreken door de Arbeidswet, niet eveneens
bestreken zou worden door die op den leer
plicht. Welnu: als ge dit vreest, zorg dan
dat die omstandigheid vervalle. Breng de
Leerplichtwet met het nieuwe voor,schrift van
die op den arbeid in overeenstemmingver
hoog öök in de eerste dezer beide wetten de
leeftijdsgrens met een jaar; en bereik op die
wijze datgene, waarvoor, naar het getuigenis
van uzelven, «goede redenen" pleiten.
Hoe men het dus keert of wendthet éénige
wat de minister in het veld brengt om zjjn
terugkomen op zjjn aanvankelijk voornemen
oed te praten, kan den toets der critiek niet
doorstaan. Het is zóó zwak, dat de gedachte
moet rjjzen, of hjj de werkeljjke reden niet
verzwegen heeft.
Wat dan de ware, niet uitgesproken reden
wezen zou Zjj valt slechts te gissen, en dus
ook te missen. Daarom wil ik van een gissing
mjj liever onthouden. Wij zullen er wel mèèr
van hooren, aleer het wetsontwerp de verschil
lende stadiums van behandeling doorloopen
heeft.
Zóóveel in allen gevalle dunkt mjj zeker,
dat de heer Kuyper op het stuk van kinder
arbeid niet bljjkt te zijn de kloeke, krachtige
hervormer, dien menigeen in hem meende te
mogen begroeten.
tijdens de werkstakingen van 1903 daarbij het in de centrale werkplaatsen wordt toege-
aangesloten vereenigingen. I pasttrage bevordering en onbillijke werking
Aan vrijmoedigheid in het mededeelen vanvan de eischen van benoembaarheid in be-
grieven ontbrak bet allerminst, al waren hier paalde betrekkingenlange diensttijden en te
en daar sporen waren te nemen van vrees, weinig rust; te weinig vrije zondagenonvol-
en ten
worden,
zjjn als
dat de namen van hen die de inlichtingen ver- doende regeling van pensioneering
strekt hadden aan hunne chefs zouden bekend deeie ook van ziekenverzorging veelvuldige
Enkele der ontvangen inlichtingen straffen zonder behoorlijk geregeld recht van
typen gepubliceerd, als bjjlagen van j beroep onbehoorlijke behandeling door on-
het verslag, doch daaronder komen geene der middellijke chefs, zonder voldoend recht van
schriftelijke inlichtingen voor, door den anti- reclameveronachtzaming van de wenschen
sociaal-democratischen Bond Recht en Plicht j van het personeel door de Directiën.
ingezonden, daar de inzenders tegen publicatie j De commissie geeft als baar indruk te ken-
bezwaar maakten. Nagenoeg de meeste schrif- nen dat de spoorwegmaatschappijen hare ze-
telijke inlichtingen betreffen de Staatsspoor. delijke verplichtingen tegenover haar perso-
Voorts werd in de Nederlandsche Staatscourant neel, bjj vergelijking met andere groote werk-
een oproeping geplaatst van ieder die omtrent j gevers hier te lande, niet hebben verwaar-
het onderwerp der enquête uit eigen ervaring loosd.
inlichtingen meende te kuunen geven.
Waar er bjj velen nog onbekendheid
schijnt te bestaan omtrent het al of niet door
gaan van de Militaire uitvoering op Vrijdag
a. alhier, herinneren wjj dat, bljjkens in
ons blad dezer dagen opgenomen advertentie,
hieromtrent geen twijfel behoeft te bestaan.
Zjj, die dus sympathie gevoelen voor het
doel, waarmee deze uitvoering wordt gegeven:
het ondersteunen van het Emmaïondu, ver
zuimen niet deze bjj te wonen.
Zooals bekend bestaat er op den dag der
uitvoering gelegenheid tot bespreking van
plaatsen.
- Dinsdag hield a 1 h i e r, in het Schuttershof,
de vereeniging Uit het volkVoor het rolk eene
algemeene vergadering, die slechts door zes
leden van het bestuur werd bijgewoond. Tot
bestuursleden werden gekozen de heeren J.
Worrell en P. J. A. Vintges, met respectie
velijk vjjf en zes stemmen.
Uit Vlissingen.
De officier-machinist 2e kl. W. J. Snaauw
wordt met 1 April a. geplaatst bjj de fabriek
van de koninklijke maatschappij De Schelde,
aldaar.
De commissie wendde zich tot de directiën
der Spoorwegmaatschappijen, met verzoek te
zouden worden toegepast op haar personeel aanvulling of wjjziging der spoorwegwet xn
ter zake van voor de commissie afgelegde j dier voege dat de bevoegdheid tot regeling der
verklaringen en dit aan haar personeel to dienst- en rusttijden van alle beambten en
Conclusies.
Uit de verschillende conclusies der commissie
bevorderen dat geene disciplinaire maatregelen bljjkt onder meer dat zjj weixsckeljjk achtI verordening, bedoeld bjj art. 15 der leerplicht
wet, waarbij de tjjden zijn geregeld, gedurende
welke, met uitsluiting van de overige tjjden
van het jaar, door den arr.-schoolopziener aan
leerplichtige kinderen verlof kan worden ver
leend de school tjjdeljjk niet te bezoeken, ten
behoeve van werkzaamheden in of voor het
bedrjjf van landbouw. De raad was met de
betrokken schoolautoriteiten van oordeel, dat
het relatief schoolverzuim daardoor zou ver
minderen.
Voorts werd besloten tot aanschaffing van
een nieuw torenuurwerk en tot vaststelling
van het kohier van de belas ting op de honden
voor 1904, tot een bedrag van 27, verdeeld
over 27 aanslagen.
De behandeling van het kohier van den
hoofdeljjken omslag voor 1904 werd, tengevolge
eener staking van stemmen, aangehouden tot
een volgende vergadering.
In de Maandagmiddag gehouden zitting
van den raad van Arnemuiden werd de
heer A. Brakman, onderwijzer aan een open
bare lagere school, benoemd tot lid van de
commissie tot wering van schoolverzuim voor
de kom der gemeente, in de plaats van den
heer J. Boeijinga, die voor zjjne herbenoeming
heeft- bedankt. De heeren J. Pouwer en C
Kasse hebben hunne herbenoeming tot leden
van die commissie voor de afdeeling Klevers-
kerke aangenomen.
Medegedeeld werd dat Jannis de Hamer zjjn
benoeming tot assistent-keurmeester heeft aan
genomen.
Verder werd besloten tot intrekking van de
willen bekend maken. Hieraan werd voldaan
door de directiën der S. S., der C. S. en den
N. B. D. S., terwijl reeds vroeger door de
directie der H. S. in geljjken geest een dienst
order was bekend gemaakt.
Voorts bezichtigden enkele leden der com
missie eenige stations.
De Minister van Waterstaat voegde der
commissie op haar verzoek toe den heer mr
L. M. Rollin Couquerque, hoofdcömmies bjj zijn
departement, ter bewerking van een overzicht
van buitenlandsche voorschriften ten aanzien
der rechtsverhoudingen en dienstvoorwaarden
van het spoorwegpersoneel.
De commissie hoorde voorts een aantal des
kundigen, ook uit het ontslagen personeel.
Het laatste verhoor had plaats op 2 Novem
ber. In het geheel zijn 288 verhooren gehouden.
Bovendien verzamelde de commissie statistische
gegevens omtrent den toestand van het perso
neel. De bewerking daarvan is nog niet vol
tooid. De taak der commissie is ook hierom
nog niet als geheel volbracht te beschouwen,
aangezien zjj door den minister van Water
staat werd uitgenoódigd om advies uit te
brengen omtrent de bepalingen, welke bestuur
ders van spoorwegdiensten, ter voldoening aan
art. 113bis A. R. D., uiterlijk op 31 Dec. jl. aan
de goedkeuring van den Minister moeten on
derwerpen, terwijl deze voorts te zijner tjjd aan
de commissie ter kennisgeving cn beoordeeling
wensebte toe te zenden een door de groote
spoorwegmaatschappijen te leveren gemoti
veerde beoordeelihg van art. 113 A. R. D., zoo
mogelijk toegelicht door een geformuleerd voor
stel tot herziening van dat artikel, met het
oog op de onderscheidene categorieën van be
ambten. De commissie verklaarde zich tot een
en ander gaarne bereid. Met het oog hierep
dragen de in het verslag opgenomen be
schouwingen en voorstellen der commissie op
sommige punten slechts een voorloopig karak
ter, in het bjj zonder betreffende de dienst- en
rusttijden van bet personeel, bij art. 113 A. R.
D. geregeld, en in nog hooger mate de loon
regelingen voor de onderscheidene categorieën
van personeel.
Het verslag splitst zich in twee deelen een
bedienden der spoorwegdiensten en tot vast
stelling van bepalingen gelijk die van art,
1 lob is A. R. D. bjj algemeenen bestuursmaat
regel uitdrukkeljjk worde toegekendverbe
tering van de feiteljjke naleving van art. 113
A. R. D., onder meer door bjjzondere contróle
op de feitelijke dienst- en rusttijden van
het locomotief- en treinpersoneeluitbreiding
van dit artikel tot alle beambten en bedienden
der spoorwegdienstentoepasselijkheid van art.
113a A. R. D. op alle beambten en bedienden wier
diensten meebrengen dat zij onafgebroken in-
spannenden arbeid te verrichten hebben, zoodat
de beperking tot stations-beambten en bedienden
komt te vervallen, en bepaling ten aanzien
dier beambten en bedienden dat hun dienst
t jj d niet meer zal bedragen dan 12 achter
eenvolgende uren en in elk etmaal de gezamen
lijke duur vau de diensttijden niet meer zal
mogen bedragen dan 12 urenaanvulling van
Men schrijft ons
De besturen der waterkeeringen van de
calamiteuze polders en waterschappen
art° 11 3~ mét °een "verbód om eenTg beambte "of Ze_elja;^d jj? door d®P_ut®6
bediende gedurende meer dan 16 etmalen per
maand dienst te laten doen tusschen 10 uur
middags en 6 uur voormiddags, met uitzon
dering van gehuwde, gezamenljjk een wacht
post bedienende liedenonvoorwaardelijk ver
bod van nachtdienst voor waehteressen.
De commissie behoudt zich voor nader te
adviseeren omtrent een regeling tot verzekering
van langere dan de aangegeven rusttijden voor
personeel met lange diensttijdenacht te weinig
Zondagsrust met onvoldoende gelegenheid tot
vervulling van godsdienstplichten een schaduw
zijde oordeelt bezwaarlijk beperking van het
personenvervoer op Zondag en meent dat op
heffing van alle of de meeste ochtendtreinen
in binnenlandsch verkeer, hoe gewenscht ook,
afstuit op het verzet der posterijen-adminig I hunne gouden bruiloft. Dat lijkt
stratie. Slechts een afzonderlijke dienstregeling
voor den Zondag zou afdoende beperking van
het personenvervoer geven. Verbod van aan
nemen, afhalen, afleveren of bestellen van
bestelgoed op Zon- en feestdagen acht zjj echter
wenschelijk.
Ter verzekering van een geregelden rustdag
stelt de commissie voor dat alle beambten en
bedienden, uitgezonderd machinisten en leer
ling-machinisten, om de andere week ten
genoodigd het gevoelen van den djjkraad ia-
tewinnen omtrent de vraag of in 1905 eene
nieuwe schatting der pachtwaarde van de
belastbare gronden voor de regeling van bet
dijkgeschot al dan niet wenschelijk moet wor
den geacht, en dit gevoelen aan Gedeputeerde
staten medetedeelen.
Volgens art. 94 van het reglement voor de
calamiteuze polders of waterschappen kunnen
Gedeputeerde staten, na verhoor van den dijk-
raad, bepalen dat geen nieuwe schatting
plaats heeft, in welk geval de laatste schatting,
gedurende een nieuw tiental jaren, dient tot
grondslag van den aanslag in hot dijkgeschot.
Uit H n 1 s t schrijft men ons
Dinsdag vierden de echtelieden
Eeckhout
misschien
niet veel bijzonders, maar dat zulk een feest
binnen weinige jaren voor de vijfde maal plaats
heeft in een zelfde straat, waar binnen een
paar jaar bjj leven en welzijn nog twee paar
oudjes hetzelfde voorrecht zullen smaken, is
zeker iets opmerkelijks.
De anders zoo stille Bagjjnestraat, waar ge
woonlijk niets anders passeert dan de lijk
wagen, had een feestelijk aanzien. Versierde
mastboompjes, een drietal eerepoorten met bjj-