Donderdag 11 Februari. Uit Stad en Provincie. Middelburg 10 Februari N°. 35. 147e Jaargang. 1904. fid. Bij deze courant behoort een By voegsel. Verbod van Kinderarbeid. Verslag der spoorwegenquête. MIDDELBURG COURANT. Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. rrijs,""per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco pp., 2. Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. THERMOMETER EN VERWACHTING. 10 Febr. 8 u. vm 43 gr., 12 u. 48 gr., av. 4 u. 48 gr. F. Verwacht: krachtige Z. W. wind, zwaar bewolkte lucht, regen, weinig verandering in temperatuur. Advertentiën20 cent per regel. Geboorte-, dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel. Groote letters naar de plaats, die zij innemen. Tot de plaatsing van advertentiën en reclames, niet afkomstig uit Zeeland, betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, is uitsluitend gerechtigd het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Az., N.Z. Voorburgwal 266, Amsterdam. j.50, pi. 2.75 2.25 1.25 1.50 0.80 1.50 i|ED. RS, ere ■>1 op lens i75, >K, en 30, liet lea bg Ine In- In het Sociaal Weekblad van laatstleden Zaterdag schreef mr A. Kerdijk het navolgende, dat ons de moeite waard dunkt onder de oogen ook van onze lezers te worden gebracht, zoo dat wij het hier afdrukken. Het door de regeering ingediende ontwerp- Arbeidswet schjjnt, met zijn 444 artikelen, meer dan het is. Voor een overgroot deel be helst het, wat reeds öf in de thans geldende Arbeids- en Veiligheidswetten voorkomt, öf krachtens deze in algemeene maatregelen van bestuur is voorgeschreven en eveneens kracht van wet heelt. Anderdeels verraadt het de zucht om in plaats van in éen-en-hetzelfde artikel saam te voegen wat zonder bezwaar daarin saamgevoegd kon worden door uitspinning bet getal der artikelen noodeloos en buiten sporig te vergrooten. Zegge vier-honderd-vier- en-veertig artikelenwat is die Kuyper toch een baas Moest soms, ter voldoening aan niet zeer christelijke ijdelheid, door dat vervaarlijke cjjfer de indruk worden gewekt, dat hier nu eindelijk het beroemde wetboek van den arbeid" geleverd is Hoe dit zjjals het ontwerp in hoofdzaak geteekende tot de overtuiging gekomen, dat het niet wenschelijk is, aan het bestaande voorschrift een uitbreiding to geven in dien zin, dat de arbeid verboden wordt aan perso nen, die bet dertiende jaar niet hebben voleind." Ge zjjt benieuwd naar de gronden, waarop ten slotte, «na herhaalde overweging", die «overtuiging" verkregen is en gespannen leest ge verder. Wat ge dan te lezen krijgt Nieis, volstrekt niets, dan het hier volgende: «Mochten op zichzelf voor het opnemen van een daartoe strekkend voorschrift goede redenen pleiten, zoo schijnt het toch waar ten gevolge van dc Leerplichtwet kinderen op 12jarigen leeftijd buiten de leerverplichting kunnen vallen niet raadzaam, aan die kinderen de mogelijk heid te ontnemen om arbeid te verrichten. Wanneer toch een kind van school komt, dan zal het wanneer het geen arbeid in den zin der wet kan verrichten, een tijd lang moeten leegloopen zeker in elk opzicht het gevaarlijkst voor een kind Heusch, de door mij gecursiveerde woorden staan eren het daarin gekleede argument is het éénige, dat wordt aangevoerd. Het dunkt mij, blijkens de geschiedenis onzer kinderar- beids-wetgeving, een nietswaardig argument, hetwelk men zich verwonderen moet te zien aandragen in het jaar des Heeren, dat wij beleven. Het is een praatje voor de vaak, dat in een ernstig staatsstuk niet door den beugel kan. Zeker de Leerplichtwet was en blijft noodig tot aanvulling van de Arbeidswet, omdat deze,aan hoe ook verbeterd, uit baar aard aan een groot aantal kinderen -- men denkfe slechts aan de wet wordt, zal er ontegenzeglijk vooruitgang zjjn. Want het bevat heel wat bepalingen, j meisjes, die moeder gaan bijstaan in de huis die verbeteringen heeten moeten 't zij doordathouding geen hulpe, bieden kan. Gelijk op bet bestaande wordt voortgebouwd, 't zij omgekeerd een arbeidsverbod noodig is tot doordat tot nu toe ongemoeid gelaten puntenaanvulling van den leerplichtal was het van het veld binnen den kring van des wet- maar, omdat het arbeiden van kinderen belet gevers bemoeienis getrokken worden. En aan- Uit het verslag der Staatscommissie tot het instellen van een onderzoek paar den rechts toestand en de dienstvoorwaarden van het spoorwegpersoneel, thans aan H. M. de Koningin uitgebracht en waarvan wij reeds in 't kort een en ander vermeldden valt het volgende mee te deelen. De commissie bestond uit de heerenmr J. D. Veegens, lid en voorzitter, dr A. M. A. J. Ariëns, jhr mr S. Laman Trip, prof. mr W. L. P. A. MolengraaiV, A. S. Talma, leden; D. Ver hoop, districts-inspecteur der spoorwegdiensten, secretaris, jhr mr A. F. de Savornin Lobman Jr en jhr mr L. E. M. von Fisenne, adjunct-secreta rissen. Zij ving 27 April 1903 haar werkzaam heden aan met het opmaken van een lijst van vraagpunten voor haar onderzoe.k, dat zich be perkte tot het personeel, bij de groote spoorweg maatschappijen in dienst, dus niet de lokaal spoorwegen of tramwegen omvatte, omdat dit te veel tijd zou vorderen. Van die lijst werden afdrukken, met verzoek om inlichtingen, ge zonden aan den Raad van Toezicht op de spoorwegdiensten, de besturen der groote spoor wegmaatschappijen en aan enkele Kamers van Arbeid, de vereenigingen van spoorwegperso neel en eenige andere vereenigingen welker werkkring kon worden ondersteld zich tot de behartiging der belangen van spoorwegperso neel uit te strekken. In zeer ruime mate werd dit verzoek om inlichtingen gevolg ge geven, doch betrekkelijk het geringst aantal antwoorden kwam in van de afdeelingen der Nederlandsche Vereeniging van Spoor- Tramwegpersoneel en van die der overige overzicht -van de verkregen uitkomsten, ont- worpen door de adjunct-secretarissenen de beschouwingen en voorstellen van de commis sie, die op verreweg de meeste pun ten eenstemmig was. De commissie brengt met name dank aan minste van middernacht tusschen Zaterdag en Zondag tot middernacht tusschen Zondag en Maandag geheel vrij moeten zijn van eiken dienst en van elke bemoeienis met den spoor weg machinisten en leerling-machinisten om de derde week gelijken dienstvrijen tijd en de Directeuren der Landsdrukkerij en der buitendien jaarlijks nog negen dienstvrjje tjjden, van ten minste 30 uren elk, terwijl voor per soneel van een kerkgenootschap, dat den weke- ljjkschen feestdag niet op Zondag viert, de voormelde vrije Zondagen op gelijke wjjze zullen worden vervangen door de V-kelijk.sehe rusttjjden van hun kerkgenootschap. Wordt vervolgd.) Stenografische Inrichting der Staten-Generaal voor hun hulp. Werkstakingen enz. De commissie doet hare beschouwingen en voorstellen betreffende de rechtsverhoudingen en de voorwaarden, waaronder het personeel bij het spoorwegbedrijf in dienst is, voorafgaan door enkele algemeene opmerkingen omtrent de werkstakingen in bet einde van Januari'en 't begin van April 1903 en omtrent de bij het spoorwegpersoneel bestaande grieven, waarbij zij, wat de eerste staking betreft, tot de mee ning komt dat men wel solidariteit met de dokwerkers op den voorgrond stelde, maar dat de verklaring daaromtrent niet bewijst dat ook de drang naar betere arbeidsvoorwaarden niet aan de werkstaking ten grondslag lag en wat de tweede staking aangaat, dat, al is deze op gezet om het tot stand komen der stakings- wetten te verhinderen, bjj verreweg de meesten, die aan deze werkstaking hebben deelgenomen, andere beweegredenen den doorslag hebben gegeven, nl. vooral omdat zij hun loon onvol doende achtten en hoopten tot betere arbeids- voorwaarden te geraken. De commissie geeft als hoofdgrieven van het personeel aante lage loonen in de la- en gere rangen gebreken van het premiestelsel gebreken van het stelsel van stukloon zooals gezien ook inzake arbeidswetgeving de onder vinding geleerd heeft, dat hebben hebben en krjjgen de kunst is, zal ik (mijn meening omtrent bijzonderheden mij natunrljjk voorbe houdend) er mij over verheugen, indien het regeeringsvoorstel in het Staatsblad komt. Dan zal ten minste weer zooveel gewonnen wezen. Doch geen onvoorwaardelijke verheuging kan het, tot mijn leedwezen, zijn. Verre van dien. Zjj gaat gepaard met, en wordt zèer getem perd door teleurstelling. Teleurstelling wegens hetgeen ook nu wederom onaangeroerd is ge laten met name denk ik aan den veld arbeid. Teleurstelling ook wegens hetgeen wel verbetering is, maar in ongenoegzame mate. Lang niet alles in het wetsontwerp is zóo als ik het had gewenschtnoch zóo als van den heer Kuyper mocht worden verwacht. Zijn werk, al behoort het goede daarin niet te worden miskend, is op gröoten afstand ge bleven van hetgeen door den eisch van door tastende sociale hervorming gevorderd wordt. Later zal er nog wel gelegenheid zijn om, ten aanzien van verscheiden onderdeelen van de wetsvoordracht, mijn oordeel toe te lichten en te staven. Voor heden bepaal ik mij tot dit éeneden leeftijd, beneden welken geen arbeid in den zin der wet mag worden verricht. Men weet, dat die leeftijdsgrens tot dusver is het twaalfde jaar. En volgens het aanhangig gemaakte ontwerp zal dit in hoofdzaak zoo blijven. Weliswaar met een niet-onbetee- kenende uitzondering. Want het verrichten van arbeid wordt öök verboden voor hen, die, ofschoon 12 jaren oud, toch nog in de leer verplichting vallen volgens de wet van 1900. Doch al zal deze bijvoeging aan een zeker aantal kinderen ten goede komen degenem voor wie het schoolleven normaal verloopt, zullen ook voortaan op of meestal kort na hun twaalfden verjaardag aan den arbeid mogen worden gezet. In het vóór-ontwerp, hetwelk openbaar is gemaakt, was de grens een jaar verschoven en op 13 jaren gebrachtmaar bljjkens de wetsvoordracht, zooals die de Tweede Kamer heeft bereikt, is inmiddels de minister weer terugekrabbeld. Nu druk ik er zekerheidshalve op, dat ik, -indien hij bjj zjjn aanvankelijk voornemen bad volhard, nochthans niet èn dankbaar èn vol daan zou zjjn geweest. Mijn verlangen toch is, dat het wettelijke arbeidsverbod tot het voltooide veertiende jaar worde uitgestrekt: dit acht ik, om met de memorie van toelichting te spreken, noodig »met het oog op de ge zonde levenskracht van het opkomende en toekomstige geslacht". Maar wèl zou ik ten minste van dankbaarheid hebben blijk gege ven, indien voor allen de 13-jarige leeftijd uit het vóór-ontwerp in het definitieve ware over gegaan. Waar dit niet is geschied, kan er van dankbaarheid op dit stuk geen sprake zjjn. Veeleer van ontstemming, ja, zelfs van ergernis. Of dit laatste woord te kras is, daarover oordee e men na kennisneming van het onder staande. ,Na herhaalde overweging" - Z00 schrijft de minister m zijn toelichting >i8 de onder- moet worden ook buiten de schooluren. Doch even zekergeljjk de leerplicht, zoo ver die reikt, feitelijk werkt als verbod van arbeid, zoo ook werkt omgekeerd het arbeids verbod feiteljjk als leerplicht. Dat volgt reeds uit de overweging dat de ouders hun kinderen niet uit pure liefheb berij van school nemen, maar om ze aan den arbeid te laten gaan tot versterking der in komsten van bet gezin. Zoodat zjj hen dan ook, zoodra de school is verlaten, onderbren gen in fabriek of werkplaats, als loopjongen bjj een winkel of als klerkje op een kantoor, en in den regel reeds te voren moeite doen om hen geplaatst te krijgen. Maar dat leeren óok de feiten der ervaring, opgedaan sedert het tot-stand-komen van de wet-Van Houten. Die wet is veel te lang ge brekkig uitgevoerd baar herziening in 1889 is onvoldoende geweest. Doch doorkruis het land van oost tot west, van noord tot zuid allerwege zult ge door een wolk van getuigen hooren bevestigen, dat de wet, zoover haar arm zich uitstrekte, alreeds vóór de invoering van den leerplicht, tot het twaalfde jaar op de schoolbanken heeft gehouden degenen, die anders vroeger aan den arbeid zouden zjjn getogen. Gesteld trouwens, dat het anders ware of dat voor het vervolg het door den minister ontwikkelde bezwaar tegen arbeidsverbod tot het dertiende jaar als overwegend gelden moest zou dan toch niet voor het grijpen liggen het middel om het te ondervangen De minister heeft het aangewezen met eigen hand. Van hetgeen hjj anders o zoo graag zou doen, verklaart hjj alléén weerhouden te worden door de omstandigheid, dat er een strook van het terrein wezen zou, welke, wèl bestreken door de Arbeidswet, niet eveneens bestreken zou worden door die op den leer plicht. Welnu: als ge dit vreest, zorg dan dat die omstandigheid vervalle. Breng de Leerplichtwet met het nieuwe voor,schrift van die op den arbeid in overeenstemmingver hoog öök in de eerste dezer beide wetten de leeftijdsgrens met een jaar; en bereik op die wijze datgene, waarvoor, naar het getuigenis van uzelven, «goede redenen" pleiten. Hoe men het dus keert of wendthet éénige wat de minister in het veld brengt om zjjn terugkomen op zjjn aanvankelijk voornemen oed te praten, kan den toets der critiek niet doorstaan. Het is zóó zwak, dat de gedachte moet rjjzen, of hjj de werkeljjke reden niet verzwegen heeft. Wat dan de ware, niet uitgesproken reden wezen zou Zjj valt slechts te gissen, en dus ook te missen. Daarom wil ik van een gissing mjj liever onthouden. Wij zullen er wel mèèr van hooren, aleer het wetsontwerp de verschil lende stadiums van behandeling doorloopen heeft. Zóóveel in allen gevalle dunkt mjj zeker, dat de heer Kuyper op het stuk van kinder arbeid niet bljjkt te zijn de kloeke, krachtige hervormer, dien menigeen in hem meende te mogen begroeten. tijdens de werkstakingen van 1903 daarbij het in de centrale werkplaatsen wordt toege- aangesloten vereenigingen. I pasttrage bevordering en onbillijke werking Aan vrijmoedigheid in het mededeelen vanvan de eischen van benoembaarheid in be- grieven ontbrak bet allerminst, al waren hier paalde betrekkingenlange diensttijden en te en daar sporen waren te nemen van vrees, weinig rust; te weinig vrije zondagenonvol- en ten worden, zjjn als dat de namen van hen die de inlichtingen ver- doende regeling van pensioneering strekt hadden aan hunne chefs zouden bekend deeie ook van ziekenverzorging veelvuldige Enkele der ontvangen inlichtingen straffen zonder behoorlijk geregeld recht van typen gepubliceerd, als bjjlagen van j beroep onbehoorlijke behandeling door on- het verslag, doch daaronder komen geene der middellijke chefs, zonder voldoend recht van schriftelijke inlichtingen voor, door den anti- reclameveronachtzaming van de wenschen sociaal-democratischen Bond Recht en Plicht j van het personeel door de Directiën. ingezonden, daar de inzenders tegen publicatie j De commissie geeft als baar indruk te ken- bezwaar maakten. Nagenoeg de meeste schrif- nen dat de spoorwegmaatschappijen hare ze- telijke inlichtingen betreffen de Staatsspoor. delijke verplichtingen tegenover haar perso- Voorts werd in de Nederlandsche Staatscourant neel, bjj vergelijking met andere groote werk- een oproeping geplaatst van ieder die omtrent j gevers hier te lande, niet hebben verwaar- het onderwerp der enquête uit eigen ervaring loosd. inlichtingen meende te kuunen geven. Waar er bjj velen nog onbekendheid schijnt te bestaan omtrent het al of niet door gaan van de Militaire uitvoering op Vrijdag a. alhier, herinneren wjj dat, bljjkens in ons blad dezer dagen opgenomen advertentie, hieromtrent geen twijfel behoeft te bestaan. Zjj, die dus sympathie gevoelen voor het doel, waarmee deze uitvoering wordt gegeven: het ondersteunen van het Emmaïondu, ver zuimen niet deze bjj te wonen. Zooals bekend bestaat er op den dag der uitvoering gelegenheid tot bespreking van plaatsen. - Dinsdag hield a 1 h i e r, in het Schuttershof, de vereeniging Uit het volkVoor het rolk eene algemeene vergadering, die slechts door zes leden van het bestuur werd bijgewoond. Tot bestuursleden werden gekozen de heeren J. Worrell en P. J. A. Vintges, met respectie velijk vjjf en zes stemmen. Uit Vlissingen. De officier-machinist 2e kl. W. J. Snaauw wordt met 1 April a. geplaatst bjj de fabriek van de koninklijke maatschappij De Schelde, aldaar. De commissie wendde zich tot de directiën der Spoorwegmaatschappijen, met verzoek te zouden worden toegepast op haar personeel aanvulling of wjjziging der spoorwegwet xn ter zake van voor de commissie afgelegde j dier voege dat de bevoegdheid tot regeling der verklaringen en dit aan haar personeel to dienst- en rusttijden van alle beambten en Conclusies. Uit de verschillende conclusies der commissie bevorderen dat geene disciplinaire maatregelen bljjkt onder meer dat zjj weixsckeljjk achtI verordening, bedoeld bjj art. 15 der leerplicht wet, waarbij de tjjden zijn geregeld, gedurende welke, met uitsluiting van de overige tjjden van het jaar, door den arr.-schoolopziener aan leerplichtige kinderen verlof kan worden ver leend de school tjjdeljjk niet te bezoeken, ten behoeve van werkzaamheden in of voor het bedrjjf van landbouw. De raad was met de betrokken schoolautoriteiten van oordeel, dat het relatief schoolverzuim daardoor zou ver minderen. Voorts werd besloten tot aanschaffing van een nieuw torenuurwerk en tot vaststelling van het kohier van de belas ting op de honden voor 1904, tot een bedrag van 27, verdeeld over 27 aanslagen. De behandeling van het kohier van den hoofdeljjken omslag voor 1904 werd, tengevolge eener staking van stemmen, aangehouden tot een volgende vergadering. In de Maandagmiddag gehouden zitting van den raad van Arnemuiden werd de heer A. Brakman, onderwijzer aan een open bare lagere school, benoemd tot lid van de commissie tot wering van schoolverzuim voor de kom der gemeente, in de plaats van den heer J. Boeijinga, die voor zjjne herbenoeming heeft- bedankt. De heeren J. Pouwer en C Kasse hebben hunne herbenoeming tot leden van die commissie voor de afdeeling Klevers- kerke aangenomen. Medegedeeld werd dat Jannis de Hamer zjjn benoeming tot assistent-keurmeester heeft aan genomen. Verder werd besloten tot intrekking van de willen bekend maken. Hieraan werd voldaan door de directiën der S. S., der C. S. en den N. B. D. S., terwijl reeds vroeger door de directie der H. S. in geljjken geest een dienst order was bekend gemaakt. Voorts bezichtigden enkele leden der com missie eenige stations. De Minister van Waterstaat voegde der commissie op haar verzoek toe den heer mr L. M. Rollin Couquerque, hoofdcömmies bjj zijn departement, ter bewerking van een overzicht van buitenlandsche voorschriften ten aanzien der rechtsverhoudingen en dienstvoorwaarden van het spoorwegpersoneel. De commissie hoorde voorts een aantal des kundigen, ook uit het ontslagen personeel. Het laatste verhoor had plaats op 2 Novem ber. In het geheel zijn 288 verhooren gehouden. Bovendien verzamelde de commissie statistische gegevens omtrent den toestand van het perso neel. De bewerking daarvan is nog niet vol tooid. De taak der commissie is ook hierom nog niet als geheel volbracht te beschouwen, aangezien zjj door den minister van Water staat werd uitgenoódigd om advies uit te brengen omtrent de bepalingen, welke bestuur ders van spoorwegdiensten, ter voldoening aan art. 113bis A. R. D., uiterlijk op 31 Dec. jl. aan de goedkeuring van den Minister moeten on derwerpen, terwijl deze voorts te zijner tjjd aan de commissie ter kennisgeving cn beoordeeling wensebte toe te zenden een door de groote spoorwegmaatschappijen te leveren gemoti veerde beoordeelihg van art. 113 A. R. D., zoo mogelijk toegelicht door een geformuleerd voor stel tot herziening van dat artikel, met het oog op de onderscheidene categorieën van be ambten. De commissie verklaarde zich tot een en ander gaarne bereid. Met het oog hierep dragen de in het verslag opgenomen be schouwingen en voorstellen der commissie op sommige punten slechts een voorloopig karak ter, in het bjj zonder betreffende de dienst- en rusttijden van bet personeel, bij art. 113 A. R. D. geregeld, en in nog hooger mate de loon regelingen voor de onderscheidene categorieën van personeel. Het verslag splitst zich in twee deelen een bedienden der spoorwegdiensten en tot vast stelling van bepalingen gelijk die van art, 1 lob is A. R. D. bjj algemeenen bestuursmaat regel uitdrukkeljjk worde toegekendverbe tering van de feiteljjke naleving van art. 113 A. R. D., onder meer door bjjzondere contróle op de feitelijke dienst- en rusttijden van het locomotief- en treinpersoneeluitbreiding van dit artikel tot alle beambten en bedienden der spoorwegdienstentoepasselijkheid van art. 113a A. R. D. op alle beambten en bedienden wier diensten meebrengen dat zij onafgebroken in- spannenden arbeid te verrichten hebben, zoodat de beperking tot stations-beambten en bedienden komt te vervallen, en bepaling ten aanzien dier beambten en bedienden dat hun dienst t jj d niet meer zal bedragen dan 12 achter eenvolgende uren en in elk etmaal de gezamen lijke duur vau de diensttijden niet meer zal mogen bedragen dan 12 urenaanvulling van Men schrijft ons De besturen der waterkeeringen van de calamiteuze polders en waterschappen art° 11 3~ mét °een "verbód om eenTg beambte "of Ze_elja;^d jj? door d®P_ut®6 bediende gedurende meer dan 16 etmalen per maand dienst te laten doen tusschen 10 uur middags en 6 uur voormiddags, met uitzon dering van gehuwde, gezamenljjk een wacht post bedienende liedenonvoorwaardelijk ver bod van nachtdienst voor waehteressen. De commissie behoudt zich voor nader te adviseeren omtrent een regeling tot verzekering van langere dan de aangegeven rusttijden voor personeel met lange diensttijdenacht te weinig Zondagsrust met onvoldoende gelegenheid tot vervulling van godsdienstplichten een schaduw zijde oordeelt bezwaarlijk beperking van het personenvervoer op Zondag en meent dat op heffing van alle of de meeste ochtendtreinen in binnenlandsch verkeer, hoe gewenscht ook, afstuit op het verzet der posterijen-adminig I hunne gouden bruiloft. Dat lijkt stratie. Slechts een afzonderlijke dienstregeling voor den Zondag zou afdoende beperking van het personenvervoer geven. Verbod van aan nemen, afhalen, afleveren of bestellen van bestelgoed op Zon- en feestdagen acht zjj echter wenschelijk. Ter verzekering van een geregelden rustdag stelt de commissie voor dat alle beambten en bedienden, uitgezonderd machinisten en leer ling-machinisten, om de andere week ten genoodigd het gevoelen van den djjkraad ia- tewinnen omtrent de vraag of in 1905 eene nieuwe schatting der pachtwaarde van de belastbare gronden voor de regeling van bet dijkgeschot al dan niet wenschelijk moet wor den geacht, en dit gevoelen aan Gedeputeerde staten medetedeelen. Volgens art. 94 van het reglement voor de calamiteuze polders of waterschappen kunnen Gedeputeerde staten, na verhoor van den dijk- raad, bepalen dat geen nieuwe schatting plaats heeft, in welk geval de laatste schatting, gedurende een nieuw tiental jaren, dient tot grondslag van den aanslag in hot dijkgeschot. Uit H n 1 s t schrijft men ons Dinsdag vierden de echtelieden Eeckhout misschien niet veel bijzonders, maar dat zulk een feest binnen weinige jaren voor de vijfde maal plaats heeft in een zelfde straat, waar binnen een paar jaar bjj leven en welzijn nog twee paar oudjes hetzelfde voorrecht zullen smaken, is zeker iets opmerkelijks. De anders zoo stille Bagjjnestraat, waar ge woonlijk niets anders passeert dan de lijk wagen, had een feestelijk aanzien. Versierde mastboompjes, een drietal eerepoorten met bjj-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1904 | | pagina 1