Dinsdag
19 Januari.
Byzantinisme.
Uit Stad en Provincie.
N°. iê.
147° Jaargang.
1904.
Middelburg 18 Januari
Dr KUYPER
BENOEMINGEN, ENZ.
HlllDKLRI RGSCHE COURANT.
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco pp., 2.
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
THERMOMETER EN VERWACHTING.
18 Jan. 8 u. vin. 39 gr., 12 u. 40 gr., av. 4 u. 41 gr. F. Verwacht: matige W. wind,
betrokken lucht, regenachtig weer, geringe toename in temperatuur.
W
JSS,
Advertentiën20 cent per regel. Geboorte-, dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel.
Groote letters naar de plaats, die zij innemen.
Tot de plaatsing van advertentiën en reclames, niet afkomstig uit Zeeland, betreffende
Handel, Nijverheid en Geldwezen, is uitsluitend gerechtigd het Algemeen Advertentie-Bureau
A. RE I.A MAR Az., N.SR. Voorburgwal 366, Amsterdam.
ia uit België teruggekeerd.
Bij al de verschillende vermoedens, die er
geuit zijn omtrent de aanleiding tot, het doel
van zijn reis en de besprekingen, door hem
met koning Leopold en andere hooge personen
gevoerd, achten wjj het beter, dan nu reeds
een oordeel uit te spreken, te wachten totdat
onze premier zelf gesproken heeft.
Een vorig maal is gebleken, hoeveel on
waarheden men ten zijnen koste had verspreid,
hoeveel onjuistheden in de pers waren opge
nomen omtrent het door hem beweerde.
Destijds bleek van overdrijving bij verslag
gevers, die hem hadden of beweerden te hebben
geinterviewdhoe zij dingen hadden verteld
die de minister niet had gezegd.
Wij wachten daarom af wat dr Kuyper zelf
zal verklaren omtrent al wat in de laatste
dagen zooveel pennen in beweging bracht.
Dat de Eerste kamer hem daartoe in de
gelegenheid stelle
Dit is onzes inziens zeer gewenscht.
Hy zeil zal misschien gaarne die gelegenheid
aangrjjpen om nadere opheldering te geven,
vooral om zich te verdedigen tegenover onhan
dige loslippigheid of onpractisch optreden, die
men hem aanwrijft.
Wat tot nu toe ons vooral hinderde was het
reclameachtige, dat die reis weer kenmerkte
Van christeljjken eenvoud was althans weinig
te bespeuren
Is dit echter soms eveneens zonder zijne be
doeling goweest
Ook een vraag die hij zelf het best kan be
antwoorden.
En zeer pleit voor ons standpunt een mede-
deeling, heden per telegraaf uit Den Haag ont
vangen en opgenomen onder Laatste berichten.
Wij verwijzen daarnaar.
Onze Haagsche «Torenwachter" schrijft ons
Toen ik het een en ander mededeelde Midd
Crt no 8) ter illustratie van de onhoudbare
toestanden, die het vasthouden aan een ver
steend protocol medebrengt, begreep ik reeds
vooruit, dat mijn beschouwingen gewraakt
zouden worden.
Wie een hartig woordje waagt te spreken
over wat in de wandeling «het Hof" heet, kan
op zijn vijf vingers natellen, dat fluks anderen
hem zullen voorhouden, dat hjj er absoluut
niets van weet. Dat is zoo zeker als twee
maal twee vieT is. Trouwens waar zou dat
ook naar toe moeten, als persmannen maar
aanmerkingen gingen maken op zaken die
alleen den Grand Maréchal en zjjn staf aangaan
Zuigen die «courantiers" niet altjjd bijna alles
uit hun beroemde duimen
Maar scherts ter zijde.
De onvermijdelijke tegenspraak is niet uit
gebleven. Het is ditmaal een anonymus,
die in Be Avondpost deze aangename bezigheid
blijkbaar vrjjwillig op ziet genomen heeft. Hij
weet te vertellen, dat mijn beschrjjving «geheel
bezijden de waarheid is", en geeft dan op vijf
punten aan, waar ik naar zijn gewaardeerde
meening «mis" ben geweest. Tot mijn eeuwige
schande nagelt hij daarbij een wat hij bemin
neljjk noemt «kwaadaardig gezegde" van den
Torenwachter vast. Deze «kwaadaardigheid'
steekt hem nl. hierin, dat ik schreef dat voor
H. M. de vragen op papier zjjn gezet, terwjjl
zijn berichtgever nog wel «uit eigen ervaring'
weet, dat H. M. allerlei vragen doet die «geheel
spontaan opkomen"
Het is om van te rillenzóo kwaadaardig
als een mensch kan worden. Brr. Brrr.
De zeer geachte inzender is hier evenwel
een weinig in de war. Ik schreef over een
«voorstelling" aan H. M.hy heeft het blijk
baar over een particuliere audiëntie.
Als ik hier nu nog even mag bijvoegen dat dit
z. g. «voorstellen" geschiedt met een snelheid
van 30 a 40 personen per uur, dan kan ieder
verstandig mensch begrjjpen. wat er van die
louter «spontane vragen" te recht komt, nota
bene te stellen aan wild vreemde menschen.
De schrijver is dan ook heelemaal abuis. Wel
degeljjk worden die vragen op papier gezet
soms ook krijgen alle 30 of 40 man dezelfde
vragen te beantwoorden. En om het nu voor
hem heel duidelijk te maken jzjj er nog bij
gezegd, dat geen bezwaar bestaat tegen bet
op papier brengen van de vragen dat kan
niet anders maar wel dat men voor H. M
vragen op papier zet, die soms een heel zon
derlingen indruk maken. En dat kan gemak
kelijk voorkomen worden, indien de personen,
die met dit werk belast zijn, wat meer voeling
hielden met andere kringen der bevolking, dan
juist alleen met hun eigen, kleine, enge cöte-
rietjes. De onbekendheid van deze personen
met algemeen bekende toestanden en personen
in hun eigen land grenst soms aan het fabel
achtige; en wat daarvan nu bij een «voorstelling",
het gevolg kan zijn, moet de schrijver maar
eens «heelemaal alleen" voor zich zelf uitmaken.
Wat nu de overige punten betreft, waarbij ik
dan geheel den plank missloeg, za! ik kort
zijn, want mjjn bestrijder heeft blijkbaar mijn
artikel zeer slecht gelezen en haspelt alles
door elkander. Bovendien lokken zijn byzan-
tijnsche opvattingen niet tot nadere bespreking
dezerzijds uit. Tijdens den byzantjjnschen
keizer Nieophorus II Phocus hoofdpersoon
van de Delftscbe maskeradefeesten was
het misschien gebruikelijk dat de onderdanen
aanschrijvingen" kregen om ter audiëntie
«te verschijnen," maar in den tegenwoordigen
tijd is men meer en meer van die zienswijze
teruggekomen. Alleen bij de «compie" is die
bevelende toon nog in zwang, althans de op
vatting, die samenhangt met «aanschrijven."
Maar als een lid van een college zich aan het
hoofd van den modernen staat laat voorstellen,
is dat een beleefdheid, die naar burgerlijke
usantie niets te maken heeft met «aanschrij
vingen." Dat zou inderdaad te «dol" zijn, waar
mede hij nu mijne bewering bestempelt, dat
een voorgestelde bij het antwoorden een
buiging dient te maken.
Heeft hij echter wel eens gezien, hoe de
personen van het hof van af den grand
Maréchal tot den minsten lakei toe in dit
opzicht zelf doen Zoo ja, en heeft hy dan
daarbij flink uit zijn doppen gekeken, dan zal
hij misschien in de gelegenheid zijn later
daarover een andere, in elk geval meer ge-
kuischte uitdrukking dan die van «dol" te
bezigen.
In den eigenaardigen schrijftrant van den
A vo ndp ost- b y z an tij n heet het ook «natuurlijk
onzinnig" wat ik schreef over het protocolair
ebod 'om geen initiatief tot een gesprek met
H. M. te nemen. Hoewel ik het hiermede vol
maakt met hem eens ben indien hjj ten
minste het artikel van het protocol op het
oog hoeft zou ik hem echter sterk afraden
eens een proef met dit initiatief te nemen.
Want dan liep hij veel kans een mal figuur te
slaan, en zou het gesprek merkwaardig spoedig
uit zijn. Bovendien zou dan van hem gezegd
kunnen worden, dat hij het A. B. C. van de
hofetiquette nog moest leeren, wat zeer beden
kelijk zou zijn voor iemand, die met zooveel
aplomb de woorden «dol" en «onzinnig" ge
bruikt. Nu komt in dezen nog maar zijn
authoriteit om als criticus in deze zaken op
te treden, leelijk in het gedrang. Maar dan
Ik moet er maar niet aan denken
Wat hij verder schrijft over de kleine anti
chambre en de voorgeschreven kleeding, dit
komt niet in aanmerking voor nader antwoord,
omdat zijn opmerkingen de door mjj gemaakte
niet raken. Hij heeft het over een «tenue",
en over«burgerheeren", zoodat hij
blijkbaar in de meening verkeert, dat het
Koninklijk huis een soort van militaire in
stelling is, iets wat zoo «dol" en «natuurlijk
onzinnig" is, om zijn eigen fraaie uitdrukkin
gen eens te bezigen, dat verdere gedachten-
wisseling met hem minder vruchtbaar zou
worden.
Kan ik dus zijn oorspronkelijke denkbeelden
en inzichten over hofetiquette tot mijn spijt
niet hoog aanslaan en eerlijk gezegd, doen
die ook weinig ter zake zoo zou hij toch
aan velen een dienst bewijzen indien hij eens
ter bevoegde plaatse op de volgende simpele
vragen een afdoend antwoord kon verkrijgen
Laat een particulier een bezoeker een uur
of langer staande wachten NeenHoe komt
het dan, dat men aan het Hof bezoekers als
recruten staande laat wachten de heeren op
een rijtje zet, niet voor een minuut of kwar
tier, maar dikwijls veel langer
Biedt een particulier een wachtend gast op
leeftijd gewoonlijk niet een stoel aan Zoo
ja, waarom volgt men aan het Hof deze ge
woonte van particulieren niet na?
«Bestelt" men 30, 40, 60 personen, die ont
vangen zullen worden, allen ongeveer op
d'enzelfden tjjd, of stelt men het uur van
«aantreden" op verschillende tijden (Hierbij
niet te vergeten, dat voor enkele lioffahigen
ook time money kan zijn).
Hoe wordt verklaard dat een particulier
«burgerheer" als «burgerheer" gevraagd, de
eisch gesteld kan worden in een uniform te
verschijnen, dat hij vroeger wel eens gedragen
heeft, maar dat hij als «burgerheer" natuurlijk
aan den kapstok heeft gehangen?
Hoe kan en daarmede komt het anti
moderne karakter van het protocol prachtig
uit voor het galabal verlangd worden van
alle gasten een hof- of ander duur en potsierlijk
gewaad, terwijl voor een thé dansant rok en
witte das toegelaten zijn (Men vergete niet,
dat het galabal, zg. «klompenbal" zooals dat
feest in den mond des volks hier wordt ge
noemd, bezocht kan worden door lioffahigen le
en 2e klasse, terwijl op een the' dansant alleen
hoffahigen le klasse, dus rijke menschen, komen.)
Is een dergelijke regeling in overeenstem
ming met het gezond verstand en met den
geest des tjjds?
Een ioerkman-\idi van den Raad van Beroep
moet voor een protocolair costumn eventjes
311 betalenWil men dergelijke voorschrif
ten soms laten doorgaan voor den wensch
van H. M.
En lest bestals onder gewone menschen de
beleefdheid medebrengt dat men 8 dagen van
te voren invitaties rondstuurt, hoe staat het
dan met dit feit, nl. dat de Grand Maréchal
twee dagen vóór het bal van 2 Januari nog
invitaties toezond Had de «voorstelling" b.v.
niet wat vroeger dan den 27sten December
kunnen plaats hebben
Bij deze vragen zal ik het maar laten, hoe
wel er nog heel wat meer snuifjes in de snuif
doos zijn. De schrijver in Be Avondpost komt
nu in elk geval niet met leege handen als hij
mocht voldoen aan het beleefd verzoek het
is by Ióhve geen «aanschrijving" om eens
op informatie uit te gaan. En heeft hij succes
met het vragenlijstje, dan voorwaar «verovert'
hij misschien nog voor de «burgerheeren" bij
den Grand Maréchal een stoeltje als zij aan
bet Hof moeten wachten.
Deze hoopvolle verwachting deed mij dan
ook heenstappen over het aanvankelijk zeer
gevoeld bezwaar van met dit geschrijf wellicht
misbruik te zullen maken van de plaatsruimte
in de Midtlelb. Courant. Moge ook deze over
weging dus den inzender in Be Avondpost doen
besluiten niet bot weg ons vriendelijk verzoek
af te slaan. En als dan Be Avondpost ook nog
handje mede helpt door b. v. mijn ant
woord behoorlijk onder de oogen zijner lezers
te brengen, dan hebben wij het beste vertrouwen
in de zaak.
In elk geval is zij daar in betere handen
dan wanneer ik dit alleen moest doen. Want
ik heb een flauw vermoeden, dat de grand
Maréchal oneindig meer fiducie heeft in den
Avondpost-man dan in den Haagschen «Toren
wachter" der Midd. Crt.
Het zij zoo
SOCIALISTEN
EN NIET-SOCTAliISTEN.
Onder dit opschrift levert de oud-minister
mr N. G. Pierson eeno beschouwing die wjj>
om hare belangrijkheid voor het algemeen'
hier in haar geheel laten volgen.
Zij luidt aldus
In zijne rede van 4 December 1903, bij de
algemeene beraadslaging over de staatsbegroo-
ting, beeft de minister van binnenlandscbe
zaken, ten bewijze zijner stelling, dat de libe
ralen en de sociaal-democraten van één familie
zijn, eenige woorden aangehaald uit het door
mjj op 1 December 1897 in de Tweede kamer
gesprokene. Ik zeide toen onder anderen het
volgende
Wat is het kardinale verschil tusschen
socialisten en niet-socialisten Het loopt over
de vraaghoe denkt gij over de armoede,
over het pauperisme De socialisten zijn de
meening toegedaan dat het blijven bestaan
van het pauperisme eenvoudig eene vraag is
van willen of niet willen. Zoodra men het
ernstig wil, zal het pauperisme verdwijnen.
Dat is onze meening niet," enz.
Deze woorden hebben den minister aanlei
ding gegeven om te vragen, of men het ver
schil tusschen socialisten en liberalen «zachter''
kan teekenen Nu moet ik al dadelijk op
merken, dat dit citaat niets tot de door dr.
Kuyper behandelde zaak afdoet. Zooals de
Nieuwe Rotterdamsche Courant (in haar hoofd
artikel van 1 Januari 1904) naar waarheid
heeft gezegd, sprak ik niet van socialisten
cn liberalen, maar van socialisten en niet-
socialisten de woorden van den minister
«bedoeld werd liberalen", laten zich door niets
rechtvaardigen.
Maar datgene waarover ik hier mijne verwon
dering wil betuigen is, dat men klaarblijkelijk
de beteekenis van het door mij aangeduide
verschilpunt niet heeft ingezien, niet beseft
schijnt te hebben hoe'veel daarin begrepen is.
De socialisten gelooven daarom, dat de armoede
verdwijnen kan, zoodra men het ernstig wil,
omdat zy de armoede toeschrijven aan de
inrichting der maatschappij. En de niet-socia^
listen huldigen daarom een andere meening,
omdat zij van de heilzame gevolgen eener
nieuwe inrichting der maatschappij m het geheel
niet overtuigd zjjn. Zij zien in de armoede de
wrange vrucht van oorzaken, welker werking
grootendeels nog versterkt zou worden, indien
datgene verdween wat de socialisten, geleidelik
of niet geleidelijk, willen opruimen. V"eel is
er dat ons onderling verdeelt, maar hierover
denken wij eenstemmig, dat er geen snelwer
kend middel tegen het pauperisme bestaat, en
dat middel in geen geval bestaan zou in een
stel maatregelen dat noodlottig zou werken op
de voortbrenging, de kapitaalvorming, kortom
op alles wat, bij den ongemeen sterken aanwas
van bevolking in dezen tijd, broodnoodig is
om de volkswelvaart voor teruggang te be
hoeden.
Geen «zachter teekening" zou te vinden zijn.
Wordt met «zacht" waardeerend bedoeld, zoo
erken ik de juistheid der opmerking. In de
aangehaalde rede poogde ik duidelijk te maken
hoeveel zelfbeheersching een socialist noodig
heeft [om niet heftig te toornen, zoo vaak hij
aan de armoede denkt. Wanneer men, met een
geopend oog voor de maatschappelijke ellende,
zich te goeder trouw verbeeldt dat zij verdwij
nen zou, indien het maar ernstig werd be
proefd, moet men inderdaad soms wel inwendig
koken. Met die overtuiging komt iemand van
zelf tot den «klassenstrijd". Waarom, zoo denkt
hij, wordt het doeltreffende middel niet met
beide handen aangegrepen, tenzij omdat het
«klassebelang" zich daartegen verzet? Maar
wie zich in deze gevoelens indenkt, begrijpt
tevens hoe men het socialisme moet bestrijden.
Niet door op het onlieve van den klassen
strijd te wijzen, maar door aan te toonen dat
de socialisten bij hun onderzoek naar de voor
waarden van volkswelvaart niet diep genoeg
zijn doorgedrongen, dat zij bij de oppervlakte
der dingen zijn blijven staan. Men doe hen
opmerken waar de wortels der maatschappe
ljjke ellende liggen en bewijze hun dat geen
hunner stelsels de voornaamste daarvan aan
tast. Zoo alleen bestrijdt men hen grondig.
Er is echter nog een andere methode. Zij
bestaat in bet vereenzelvigen van het socia
lisme met denkbeelden en praktjjken, waaraan
een zekere smaadheid kleeft, dus in het wek
ken van schrik en afkeer jegens dit stelsel
Mag het dan verder gelukken de meening te
doen ingang vinden, dat liberalen en socia
listen, wel bezien, leden zijn van éen familie,
zoo slaat men twee vliegen in een klap.
Dit moge uit een polemisch oogpunt aanbe
veling verdienen, men doet daarmede te kort
aan de waarheid. Personen, die op economisch
gebied weinig aan de traditie hechten, zullen
haar allicht ook geringe waarde toekennen op
ander gebieddientengevolge gaan socialisti
sche meeningen dikwijls gepaard met zeer
geavanceerde meeningen in het godsdienstige
Daarom echter maken die tweederlei meenin
gen niet éen geheel uit, zoodat zij vau elkan
der onafscheidelijk zouden zijn.
Dat dit laatste niet zoo is, leert ons de
ervaringhoevelen zijn niet op godsdienstig
terrein zeer geavanceerd, maar voor het overige
de meest verstokte conservatievenDe ge
dachte is uitgesproken, dat het van gemis aan
diepzinnigheid zou getuigen, het socialisme als
een economisch stelsel op te vatten, niet als
een samenstel van wijsgeerige beschouwingen.
Mijns inziens getuigt dit niet van gemis aan
diepzinnigheid, maar juist van onderscheidings
vermogen. Het socialisme moet wel degelijk
als eeu economisch stelsel worden opgevat, en
slechts zij kunnen het met goed gevolg be
strijden, die in den ouderlingen samenhang
der economische verschijnselen genoeg zijn
doorgedrongen om te weten, welke de voor
waarden van volkswelvaart zijn. Tracht uw
bijzondere godsdienstige meeningen, uw anti
revolutionaire staatsleer, ingang te doen vinden
en slaagt daarin naar uw wensch. Uw zege
praal zal volkomen kunnen zjjn, zonder u iets
te helpen tegenover het socialisme, wanneer
middelerwijl bij zeer velen de overtuiging blijft
leven, die zich met iedere godsdienstige mee
ning, met iedere staatsleer, verdraagtde
«kapitalistische" inrichting der maatschappij
is onrechtvaardig en bevordert de armoede,
Want indien deze overtuiging waarheid be
helsde, zouden wij allen socialisten moeten
worden, de trouwste zonen der kerk het eerst.
Ter wille der redeneering wil ik aannemen
dat gij meer tevredenheid zoudt wekken, meer
berusting. Maar dan toch geen tevredenheid
met afkeurenswaardige toestanden, geen be
rusting in het leed van anderen. Integendeel
tot hoe hooger peil het zedelijk bewustzijn
klimt, des te sterker wordt het medegevoel
des te grooter dus ook het gevaar dat dit
medegevoel, tenzij door juiste economische
theorieën op het rechte spoor geleid, zich
openbaren zal in levendige sympathie met
socialistische stelsels. En noch uw godsdien
stige prediking, noch uw propaganda voor het
anti-revolutionaire staatsrecht, allerminst uw
veroordeeling van den klassenstrjjd, bieden
de geringste waarborgen daartegen. Zy geven
geen beter inzicht aangaande het waardever-
schijnsel, den oorsprong der rente, de functiën
van het kapitaal, het wezen der voortbrenging
n de eischen, waaraan zjj moet voldoen. Zij
lossen de groote vraag niet op of het voort
bestaan der armoede slechts afhangt van willen
of niet willenmet andere woorden, of de
armoede verdwjjnen dan wel vermeerderen zou,
indien de maatschappij naar socialistische
denkbeelden werd herschapen. Gij kunt met
uw prediking en propaganda alleen datgene
onderdrukken wat men dikwijls, niet eens
altjjd, gepaard met het socialisme ziet optreden.
Niet het socialisme zelf, dat gij ten onrechte
met deze «Begleiterscheinungen" vereenzelvigt.
Dat principieel vereenzelvigen van denk
beelden en inzichten, die wel dikwijls samen
gaan, doch niet bij elkaar behooren, dat zoeken
naar familieverwantschap tusschen zeer uit-
eenloopende richtingen, heeft altijd iets zeer
uitlokkends, maar aan zulke verlokkingen moet
men weerstand bieden. Ook onzerzijds is het
wel eens beproefd. Wie herinnert zich niet de
inleiding van Batiat's Harmonies Economigues
In een tjjd van twjjfel aan de hoogste waar
heden zou hjj het geloofswoord op veler lippen
brengen. De economische wetten, zoo leeraarde
hjj, zijn, evenals die der natuur, van God
verordineerd. De maatschappelijke inrichting,
waarin deze wetten heerschen, is Zjjn wr-rk
De mensch mag daaraan niet tornenzjj voert
tot harmonie der belangen. Op deze gronden
en met deze taal (die sommige mannen der
reehterzjjde bjj uitstek bekoren moet), werd nu
het socialisme bestreden. En de gevolgtrekking
lag voor het grjjpenhetzelfde misdrjjf, waar
aan de socialisten zich schuldig maken, wordt
door de protectionisten begaan, want ook zjj
strekken de schendende hand uit naar de
natuurljjke, dat is, de goddelijke orde der
dingen. Zjj belemmeren het ruilverkeer van
hand tot hand, gelooven dus niet dat de god-
deljjke Voorzienigheid zich geopenbaard beeft
in de «wetten" waaraan onderworpen zjjn les
intéréts et les volontés. Protectionisten en socia
listen zjjn kinderen van éénen huize.
Mocht met deze soort van logica toch door
allen gebroken wordenZij evertuigt niemand
en wekt alleen rechtmatige ergernis.
Bjj kon. besluit
is gedetacheerd bjj de landmacht in West-
Indië, voor den tjjd van drie jaren, de eerste-
luit. J. J. H. Mejjer, van het 4de reg. inf.
is benoemd tot directeur van het post- en
telegraafkantoor te Texel H. van 't Hof, thans
commies der telegraphie 2de kl.
zjjn benoemd in den raad van bestuur der
kolonie Suriname tot ondervoorzitter het lid
van dat college D. H. Havelaaren tot lid
mr P. Hofstede Crull, procureur-generaal bjj
het hof van justitie in genoemde kolonie.
De groote bovenzaal van de societoit Be
Vergenoeging leverde heden een gezelligen aan
blik op. Een groote verscheidenheid van veel
kleurige illustraties, aankondigingen, reclame
kaarten, kalenders enz., waren rondom en in
het midden van de zaal op doelmatige borden
tentoongesteld, óm een overzicht te geven van
de kunst van illustreeren in den tegenwoor
digen tjjd en van enkele middelen om het ge-
teekende in druk over te brengen.
Dit overzicht is, het spreekt van zelf, niet
volledigmen zou daarvoor minstens tien der-
geljjke zalen noodig hebben, doch het tentoon
gestelde is met zorg gekozen en geeft den leek
een vluchtigen indruk van de kunst waarom
het hier gaat.
Onder de Hollandsche illustraties van den
tegenwoordigen tjjd zjjn hier goed vertegen
woordigd Potharst, V. d. Wall, Perné, De
Bussy, dr Bazel, W. C. Brouwer en de lezor
van hedeu avond Ridderhoff. Vooral van eerst
genoemde is prachtig werk te zien.
Wjj misten, en dat is zeker jammer om het
overzicht meer volledig te maken, Toorop,
Lauweris, Berlage, Hoyteina en nog vele andere.
De vier paneelen, voorstellende de jaarge-
tjjden van Mucha, zjjn in ontwerp en uitvoering,
zocals al het werk van dezen talentvollen
teekenaar, zeer fraai.
Het werk van de papierfabriek H. H. Ultstein
te Lichtenberg (Oberfranken) is bjj zonder ver
zorgd en ziet er door de aangebrachte illustra
ties zeer aantrekkeljjk uit.
Hoe een boek door druk en illustratie sma
kelijk kan worden gemaakt, leert ons het aan
wezige werk van den Berljjnschen papierfabrie-
kant Krause, getiteldöO Jalire im Dienste der
Papierindustrie.
Verder vindt men op de tentoonstelling,
zinkclichés van Bogaerts-Petit te Breda, oude
dagbladen, waaronder een van 1748, oude
kopergravuren en etsen, oude kinderprenten
en eene collectie teekenwerk van kinderen.
Een geheele afdeeling is gewjjd aan Stoinlen,
den genialen teekenaar, wiens werk door de
talrijke illustraties in de Fransche rijdschriften
alom is bekend en dat een zeldzamen kjjk
geeft op het intiem leven te Parjjs.