ONDERWIJS. Verschillende Berichten. RECHTSZAKEN. LETTEREN EN KUNST. lerseksche Moer niet zelden klagen over de slechte vangst. En dat niet ten onrechte, want ze vangen soms in een heelen nacht een luttel zootje van een paar pond of nog minder. Dezer dagen, nu ij a de leidingen bedekt, blijkt evenwel dat er nog genoeg paling is. Als men een bjjt in het ijs kapt, of in den apuiboezenr, als door het trekken der sluiB het water bloot komt, vertoont zij zich in soms aanzienlijke hoeveelheid, en men kan ze dan maar met de hand grijpen. Men kan begrjjpen, dat er liefhebbers zijn. Een visscher ving op één dag 40 pond. Het is een niet te versmaden schadeloos stelling voor de stremming der werkzaamheden aan dé oestercultuur tengevolge van de vorst. Te St. Ann a land hebben zich voor de betrekking van gemeente-veldwachter 55 sollicitanten aangemeld. Door eigenaren van de »Oude Meestoot"' te Oud-Vosaeiueor is het gebouw met do daarbij behoorende gronden verkocht aan den heer J. M. Wagemaker te Tholen voor 6350. Dit is de laatst bestaande meekrapfabriek in die gemeente, waar voor een kwarteeuw er een vijftal bestonden. Donderdagmiddag hield de jjsclub te Axel hare gewone wedstrjjden, bestaande uit ringrjjden en rijden met de prikslede. Voor ringrjjden waren 2, en voor de prikslede 4 afdeelingen. 56 personen hadden zich aange meld. Ieder deelnemer kreeg een prjjs, be staande uit een portie steenkolen. De hoogste prijs was 250 KG-, en de laagste 100 KG. steen kolen 9000 KG. was aangekocht. Het muziekgezelschap C'orcordia gaf af en toe eenige nummers ten beste. Er was heel wat drukte op de ijsbaan, In de maand December zijn in de quaran- fainestallen te Clinge, Sas van Gent en Veld zicht (de drie uitvoerkantoren voor Zeeuwse h- V laanderen) respectievelijk opgenomen en haar België gezonden 148, 27 en 85 stuks melkkoeien. Onzen correspondenten verzoeken wjj ons geen opgaven te zenden van de beweging op post- en telefoonkantoren. Wjj moeten ons bepalen tot eenige groote gemeenten. Ook den loop der bevolking uit gemeenten benedeii de 2000 zielen nemen wij niet op. LOOP DEK BEVOLKING. De bevolking van I e r s e k o bestond op I Jan. 1903 uit 2126 m. en 2076 vr., samen 4202 personen. Zij vermeerderde door de ge boorte van 59 m. en 81 vr., samen 140 pers, en door van elders inkomenden met 62 m. en 84 vr., samen 146 pers. Zjj verminderde door overljjden met 17 m. en 28 vr., samen 45 pers. en door vertrek naar elders met 122 m. en 114 vr., samen 236. De einduitslag was een vermindering met 18 m. en een vermeerdering van 23 vr., of zuiver 5 personen meer. Er waren alzoo op 1 Jan. 1904 2108 mannen en 2099 vrouwen, samen 4207 zielen. Er werden 24 huweljjken gesloten. Te St, Maartensdjjk werden in 1903 geboren 34 m. en 44 vr.overleden 24 m. en 27 vr.vestigdon zich 37 m. en 45 vr., en vertrokken41 m. en 61 vr. Er werden 21 huwelijken gesloten. Op 1 Januari 1903 bestond de bevolking uit: 1412 m. en 1367 vr. en op 31 Dec. van dat jaar uit 1418 m. en 1368 vr., totaal 2786 inwoners. Een totale vermeerdering derhalve van 6 m- en 1 vr. of 7 personen. De bevolking van Oud-V ossemeer is in de laatste jaren voortdurend gestegen en beloopt thans reeds een getal van 2095. Voor een vijftal jaren was het beneden de 1900. Arrondissements-recbtbank te Middelburg. DIEFSTAL VAN EEN VARKEN. Voor de bovengenoemde rechtbank stond heden in de eerste plaats terechtL. S., oud 23 jaar, werkman, geboren to Amsterdam! wonende te V1 i s i n g n, thans alhier gedetineerd, ter zake dat hp in den nacht van 30 November op 1 December 1903 te Vlissingen in de koelkamer van de export slagerij van A. en J. van Vlijmen een geslacht varken, toebekoorendo aan A. en J. van Vlijmen voornoemd, althans aan een ander dan aan hem, beklaagde, heeft wegge nomen met het oogmerk om zich dat varken wederrechtelijk toe te eigenen. Van wege het openbaar ministerie waren in deze zaak drie getuigen gedagvaard. Aan den beklaagde was de hoor mr J. J. Heijse, advocaat te Middelburg, ambtshalve als verdediger toegevoegd. Na voorlezing van, een extract-vonnis, waar uit bleek dat de beklaagde vroeger reeds wegens diefstal werd veroordeeld, werd over gegaan tot het hooren der getuigen. De eerste, J. Jochems, sjouwer te Vlissingen, verklaarde dat hp in den genoemden nacht in gezelschap is geweest van beklaagde. Zjj bevonden zich in een boot, met hot doel om mossels te halen. De bekl. zeide tegen getuige uit de boot te willen gaan en uit een der exportslagerpen een varken te gaan halen. Getuige ontraadde hem dit. doch dit baatte nietspoedig zag hij beklaagde, dien hij achter na was gegaan, terugkomen met een geslacht varken, dat hij uit do slagerij van Van Vlijmen had weggehaald. Getuige had dit laatste niet gezien, doch Je beklaagde kon in geen der andere slachterijen geweest zjjn daarvoor wa.s hij niet lang genoeg weg geweest. De beklaagde droeg het varkeu op den rug waar hp er medegebleven is, weet getuige niet. want hp is naar huis gegaan. De beklaagde gaf een andere voorstelling van de. zaak; hp beweerde dat de getuige hem tot den diefstal had aangezet en zelf eraan heeft medegedaan. Hp gaf toe uit do slagerij een varken te hebben weggenomen samen met den getuige. Hp ontkende dan ook dat getuige hem den diefstal zou ontraden hebben. De verdediger vroeg waarom de getuige den beklaagdewas achterna gegaan, waarop deze antwoordde dat hij dit had gedaan om hem te waarschuwen den diefstal niet te plegen, De tweede getuige. J. I. de Smit, slager te Vlissingen, verklaarde in den bewusten nacht in de nabijheid der slagerijen geweest te zijn. Hij zag daar twee personen, waarvan eretn iets droegwat dit was, kon hij niet zien. De man kwam uit de richting der slagerij van Van Vljjmen. Hij is daarop den meesterknecht dier slagerij gaan waarschuwen, en tóen zjj beiden daarop in de richting gingen, waarin de persoon geloopen had, vonden zij een geslacht varken. Beklaagde had op deze verklaring geen aan merking. De laatste getuige, 0. J. M. Schraver, meester knecht in de slagerjj van Van Vljjmen te Vlissingen, verklaarde in denzelfden geest als De Smit had gedaan. Hij verklaarde verder dat uit de slagerjj een varken ontvreemd was ter waarde van 26 a 27. Hierna werd de beklaagde gehoord. Hij bekende hetgeen hem was ten laste ge legd, maar hield vol dat hjj tot den diefstal gedrongen was door den eersten getuige. Bovendien was hjj zonder werk en had nood druft, te meer waar hjj voor zjjne moeder te zorgen had. De ambtenaar van het openbaar ministerie achtte het ten laste gelegde wettig en over tuigend bewezen. Beklaagde is reeds tweemaal door deze rechtbank wegens diefstal' veroordeeld, wat een bezwarende omstandigheid is. De ambtenaar vorderde schuldig verklaring van beklaagde en vroeg zjjn veroordeeling tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van den in voorloopige hechtenis door- gebrachten tjjd. De verdediger was van oordeel dat de be klaagde wel den diefstal heeft gepleegd maar dat de eerste getuige daarbjj behulpzaam is geweest en deze nu zjjn padje tracht schoon te maken door alle schuld te werpen op den beklaagde. Hjj vroeg voor dezen een lichtere straf. Uitspraak heden over acht dagen. POGING TOT DOODSLAG EN WEDER- SPANN1GHEID. In de tweede plaats werd behandeld de zaak tegen W. G., 25 jaar, en J. G., 19 jaar beiden. arbeider, geboren te Wissekerke, wonende te Cortgene, thans in hech tenis te Middelburg, wegens het gebeurde iu den JFissefcerfcepolder op 28 October jl. Hun werd ten laste gelegddat de eerste beklaagde op genoemden dag des voormiddags 41/, uur te Wissekerke in het jachtveld in den TFmeferfcepolder met het voornemen den aldaar surveillleerenden, in dienst zjjnden, on- bezoldigden rjjksveldwachter L. Kramer opzet- teljjk van het leven te berooven, althans hem opzetteljjk zwaar lichameljjk letsel toe te brengen, op een afstand van 8 M. op dien ambtenaar, uit een met een hagelpatroon ge laden jachtgeweer, hetwelk hjj op hem gericht hield, een schot heeft gelost, waarbij de uit voering van zjjn bovenomschreven voornemen alleen ni&t is voltooid door de van zjjn wil onafhankelijke omstandigheden, dat meer ge noemde Kramer, toen hjj het geweer op zich gericht zag, plotseling ter zijde is gesprongen, tengevolge waarvan het Bchot rakelings langs hem heen is gegaan en vervolgens toen bovengenoemde rjjksveldwachter op den eersten beklaagdo toegesprongen was en dezen beet gepakt had, teneinde diens identiteit vast te stellen, waarop de tweede beklaagde den le ter hulp gekomen was beide beklaagden, met vereenigdc krachten, met geweld en met bedreiging met geweld, zich tegen bovenge- noemden in dienst zjjnden rjjksveldwachter hebben verzet, door hem ieder slagen op het hoofd toe te brengen, waardoor deze bloedend verwond is, waarbij de 2e beklaagde hem tevens heeft bedreigd met een ontbloot mes, hetwelk hij in de hand hield en in dreigende houding op hem gericht hield, den hals af te zullen snjjdcn. In deze zaak waren vanwege het openbaar ministorie twee getuigen en drie deskundigen gedagvaard, Aan de beklaagden was ambtshalve als ver dediger toegevoegd de heer mr F. B. Evers, advocaat en procureur te Middelburg. Allereerst werden voorgelezen twee rappor ten van de deskundigen en het ambtseedig procesverbaal van den rjjksveldwachter Kramer. Daarna werd tot het getuigenverhoor over gegaan. De eerste getuige, de onbezoldigde rijks veldwachter L. Kramer, lichtte zjjn proces verbaal mondeling toe. In den bewusten morgen was hjj surveil- leerende in den IVissekerkepolder, in gezelschap van Op den Brouw. Zij zagen in de verte een lichtbak en hoor den driemaal schieten zjj gingen daarop ieder afzonderljjk af. Toen getuige naderbjj kwam, zag hij twee personen, waarvan een een geweer en de an der een lichtbak droeg. Toen de geweerdrager hem zag, legde deze zijn wapen op hem aan en onmiddelljjk daar na echoot hjj. Door opzjj te springen, ontweek getuige het schot. Getuige verklaarde pertinent dat het geweer op hem was gericht en niet, zooals in de in structie door den beklaagde is beweerd, met de tromp naar boven was gekeerd en dat bjj ongeluk het wapen afging. Op het oogenblik dat het schot viel, was het licht nog aan. doch daarop werd het gedoofd. Na het schot is getuige op den schutter toegesprongen. Deze verzette zich en werd daarbjj geholpen door den lichtdrager. Een hunner, de tweede beklaagde, Jaracht hem slagen toe op het hoofd met een hard voorwerp en toen hjj om hulp riep, dreigde hjj hem met een mes den hals te zullen afsnijden. Hjj heeft den persoon van J. G. duideljjk herkend. Ook W. G. heeft hjj herkend, niet toen hjj op hem schoot maar wel iets later. Getuige heeft Op den Brouw wel hooren roepen en tweemaal hooren schietengezien heeft hij hem echter niet. Door de schoten uit een revolver is W. G. gewond; J. G. liep weg. Getuigo herkende het tweeloops achterlaad- geweer, waarmede W. G. geschoten had en dat op den grond was gevallen. Een patroon was afgeschoten, de andere loop was met scherp geladen, Door de slagen, die getuige opliep, is hjj licht gewond aan het voorhoofd. De eerste beklaagde beweerde dat hjj zjjn geweer niet op den getuige had gericht. Hjj liep in jagende houding en zjjn gezel had een brandende lantaarn. Wjjl hjj in overtreding was, riep hjj, toen hjj geraas hoorde, zjjn gezel toe het licht te dooven, wat dezen niet spoedig gelukte waarop hjj hem hielp. Terwjjl hjj daarna op zjj sprong, is zjjn wapen per ongeluk afgegaan. Het licht was uit toen het schot afging. De getuige hield aan zjjn afgelegde verkla ring vast, en maakte aanschouwelijk hoe de eerste beklaagde het geweer heeft gehouden en op hem gericht. Het licht was nog aan toen het schot viel; het bevond zich in een fietslantaarn. Beklaagde ontkende den rjjksveldwachter geslagen te hebben; wèl heeft hjj geworsteld om los te komen; De rijksveldwachter had zich niet bekend gemaakt, maar lijj vermoed de wel dat hjj met een jachtopziener te doen had. De tweede beklaagde beweerde dat de ge tuige hem niet herkend haddat kon ook niet, want hjj was geheel niet in het jacht veld geweest. De getuige hield met besliste zekerheid vol dat hjj ook dezen beklaagde had herkend. De verdediger vroeg aan getuige wanneer het licht is uitgegaan, waarop deze antwoordde dat dit uitgedoofd is nadat het schot viel. Toen de worsteling begon, was het reeds uit. Dit kwam den verdediger vrjj onaannemeljjk voor omdat direct nadat het schot gevallen was do worsteling tusschen getuige en de personen aanving. Op een vraag van een der rechters ver klaarde getuige dat hjj de beklaagden meer malen wegens jachtovertreding heeft bekeurd; in de maand October wel zes of zeven keer en vorige jaren eveneens herhaaldelijk. De eerste beklaagde beweerde dat hjj, toen hjj met Kramer worstelde, dezen niet heeft herkend. De ambtenaar van het openbaar ministerie wees den getuige er op dat hjj vroeger ver klaard heeft dat de eerste beklaagde hem ook geslagen heeftthans schjjnt hjj dat niet zeker te weten. De getuige zeide thans ook door W. G. ge slagen te zjjn. De tweede getuigo, de rjjksveldwachter M. op den Brouw, verklaarde in den bewusten nacht mot Kramer in het jachtveld geweest te zjjn, daar licht gezien en schoten gehoord te hebben. Hij heeft verder gezien dat er twee personen waren, een met een geweer en een met een lichtbak. Getuige is daarop met Kramer, ieder afzon derljjk, gegaan in de richting der stroopers. Hjj kwam achter de personen en hoorde toen een schot vallen, waarna het licht uitgedaan werd of uitging. Nadat het schot gevallen was, hoorde ge tuige Kramer om hulp roepenhjj schoot toe en zag dat Kramer worstelde met twee per sonen, waarvan een Kramer met een mes dreigde. Hij sommeerde de personen Kramer los te laten, wijl hjj anders zou schieten. Aan die sommatie werd geen gevolg gegeven, waarop hjj zjjn revolver afschoot. Hjj wilde J. G. raken, maar door het rukken en trekken trof hjj W. G., die gewond neerviel. Getuige heeft ook gezien dat Kramer door beide personen op het hoofd werd geslagen. Getuige heeft ook nog een slag op den arm ontvangen met de vuist. Getuige heeft den persoon van J. G. duide ljjk herkend als degeen die Kramer met het mes dreigde. De eerste beklaagde ontkende Kramer ge slagen te hebbenhjj hield vol alloen ge worsteld te hebben om los te komen. Hjj bleef er ook bjj dat eerst het licht uitging en toen het schot viel, en beweerde dat, als het licht was aangeweest, het. schot zeker Kramer had moeten raken. Do tweede beklaagde bleef bjj zjjn beweren dat hjj in den bewusten avond niet in het jachtveld geweest is. De getuige bleef bjj zjjn getuigenis hjj kan zich niet vergissen, want hjj kent de personen goedhjj heeft ze meermalen wegens jacht overtreding bekeurd. De verdediger wees er op dat de getuige vroeger verklaard heeft met een lang mes te zjjn geslagen, terwijl hjj nu zegt dit niet zeker te weten. De getuige zeide nu geslagen te zijn met de hand waarin zich het mes bevond. Vorder vroeg de verdediger nog inlichtingen omtrent het schieten met de revolver. Getuige wees erop dat de drie personen in beweging waren en hjj daarom niet zeker was van zjjn schot. De le luitenant der infanterie G. Smit Si- binga, te Middelburg, als deskundige gedag vaard, verklaarde dat hem zjjn ter hand ge steld een geweer en een patroon met een huls van een patroon, om daarmede proeven te nemen. Hjj gaf een resumé van die proeven. Met patronen, hem terhand gesteld door den ge weermaker Van Os, is geschoten met het be wuste geweer, op een afstand van ongeveer acht meter. Op dien afstand kan een mensch worden getroffen en verwond; de hagelkorrels zouden door de kleeding heendringen. Het indringingsvermogen in een vuren houten plank bedroeg 2 centimeters. Op een afstand van 16 meters was het in dringingsvermogen oen halve centimeter. Bjj proeven op een koeienkop bleek dat op beide afstanden de hagelkorrels doordrongen tot op het been. De spreiding was op een afstand van 8 meter gering; op dien van 16 grooter. Het geweer geeft een grooten schok bjj het afvoeren, maar is overigens een deugdeljjk wapen. J. E. van Os, sergeant-geweermaker, te Mid delburg, eveneens als deskundigo gehoord, deelde mede dat hjj met het hem ter hand ge stelde geweer, een scherpe patroon en een huls proeven heeft genomen. Hjj heeft naar de scherpe patroon, die hagel nommer vier bevatte en niet veel kruit, patro nen vervaardigd, zooveel mogeljjk in dezelfde verhouding. Met die patronen zjjn proeven genomen, niet met de oorspronkeljjke patroon. Wat het resultaat betreft, kwam de verkla ring van dezen getuige ovoreen met die van den vorige. De laatste deskundige, de heer D. Schoute. arts te Middelburg, verklaarde dat hjj op de vraag of een hagelkorrel op een afstand van ongeveer 8 meter iemand kan dooden of zwaar lichameljjk letsel veroorzaken moet, een twee ledig antwoord moest geven. Zwaar lichamelijk letsel is op dien afstand in het bedekte lichaam naar zjjne meening niet te verwachtendit is niet mogelijk bjj eene eenigszins normale kleeding. Wel kan lichameljjk letsel toegebracht wor den maar niet zwaar. Wel zou de hagel, indien die in het gelaat terecht kwam, en de oogen werden getroffen, blindheid kunnen veroorzaken. Werd de halsslagader getroffon, dan zou in het allerergste geval de mogeljjkheid bestaan dat een doodeljjke verbloeding kon worden veroorzaakt. Door het oog achtte getuige geen doodeljjke verwonding mogeljjk. Hjj zette een en ander op medische gronden in den breede uiteen. Hierna werden de beklaagden gehoord. De eerste bekende in den bewuBten morgen onbevoegd in het jachtveld te zjjn geweest met een ander. Toen hjj gerucht hoorde, zei hjj zjjn makker het licht te dooven, en toen deze niet kon, trachtte hjj zelf dit te doen. Hjj meent dat hem dit gelukt is, doch weet het niet zeker. Toen wilde hij wogloopen en is bjj ongeluk zjjn geweer afgegaan. Hjj werd daarop bespron gen door den rjjksveldwachter en is met dezen aan het worstelen gegaan. Daarop is Op den Brouw ter hulp gekomen en die heeft een revolverschot gelost waardoor hjj in de rech- terzjjde is getroffen. Hjj ontkende beslist zjjn geweer op den rjjksveldwachter Kramer te hebben gericht. Het verzet tegen den rjjksveldwachter gaf hjj toe gepleegd te hebben door met dezen te worstelen om zoodoende los te komen. Hjj kende den man echter niet en trachtte dit aannemelijk te maken door er op te wjjzon dat Kramer hem ook niet dadeljjk herkende. Beklaagde orkende dat het ter terechtzitting aanwezige geweer het zjjne was en de patroon dezelfde als die hjj gebruikte. Hjj wilde zich verder niet uitlaton wie de persoon was die zich in den bewusten nacht met hem in het jachtveld had bevonden. De tweede beklaagde bleef er bjj dat hjj in den bewusten nacht niet in het jachtveld was tegenwoordig geweest. De ambtenaar van het openbaar ministerie begon met te wjjzen op do gevaarvolle taak van de jachtopzieners, vooral wanneer het personen geldt als de eerste beklaagde. Daarna zette hjj uiteen de toedracht van hetgeen in den morgen van den 28 October in den Wissekerkepolder is voorgevallen. Hjj trachtte aan te toonen dat de eerste beklaagde zjjn geweer heeft gericht op Kramer en op dezen een schot heeft gelost. Dit is geschied toen het licht in de fietslantaarn nog brandende was. Een en ander achtte spreker uit de afgelegde verklaringen voldoende bewezen. Daarop is een worsteling gevolgd en daarbij is Kramer door beide beklaagdon mishandeld en door den tweeden bovendien bedreigd hem den hals af te snjjden. Ook dit deel van de aanklacht achtte spreker wettig en overtuigend bewezen. Kramer was in do rechtmatige uitoefening van zjjn functie. De indenditeit van beide beklaagden staat uit de getuigenverklaringen vast, Ook staat vast dat Kramer aan beide be klaagden goed bekend was. Hetgeen gebeurd is, is oen hoogst ernstig feit. De beklaagden staan als stroopers bekend en de eerste heeft getoond er geen bezwaar in te zien iomand, die hem lastig was, of te dooden of zwaar lichameljjk letsel toe te brengen. Dat dit door het door den eersten beklaagde geloste schot mogeljjk is, achtte spreker be wezen, daar uit de verklaringen der deskun digen is gebleken dat het geweer deugdelijk was. De ambtenaar vorderde schuldigverklaring van beide beklaagden en veroordeeling van den eerste tot een gevangenisstraf van vjjf en van den tweede tot drie jaar. De verdediger stelde in het licht dat de eerste beklaagde ongunstig bekend staat en dat zijne beweringen evenmin als die van den tweeden beklaagde, kans hebben gesteld te worden boven die van de gunstig bekend staande rijksveldwachters. Toch is .er op het ambtseedig opgemaakt proces-verbaal van Kramer wel eenige critiek uit te oefenen. Kramer heeft verzuimd zjjn functie bekend te maken, zoodat de eerste beklaagde niet wist met wien hjj te doen had. Verder heeft die getuige niet precies duide lijk kunnen maken hoe het geweer door den beklaagde was gehouden. Ook is het niet aannemeljjk dat, had de eerste beklaagde Kramer willen treffen, déze, die een ervaren jager was, hem zou hebben gemist. Waarom ook loste hjj, toen het eerste schot miste, nietGiot tweede, daar zjjn geweer toch nog met een patroon geladen was. Zonderling is ook do verklaring van Op den Brouw wat betreft het slaan met een mes. Ook liet lossen van hot revolverschot door dezen getuige is niet helder; vreemd is dat hjj niet eerst een schot in de lucht loste en vreemd dat hjj, inplaats van don persoon dien hjj troffen wilde, con ander raakte. Indien het noodig ware om te schieten waarom dan niet op de beenen gericht? Verder besprak pleiter de kwestie van de herkenning van beklaagden. Hjj achtte die in de gegeven omstandigheden niet mogeljjk. De verdediger meende nog dat de rjjksveld- wachters in dezen alles behalve tactvol zijn te werk gegaan. Hjj achtte de voorstelling, door den eersten beklaagde van de zaak gegeven, vrjj wat logi scher en meer aannemeljjk dan die van de jacht opzieners. Vervolgens besprak de verdediger de quali- ficatie van de feiten in de dagvaardiging. Hij achtte die niet juist. Poging tot dood slag en het toebrengen van zwaar lichame ljjk letsel is ten laste gelegd, maar uit de verklaringen van den deskundige Schoute i» gebleken dat daarvan in de gegeven omstan digheden geen sprake is. Waar de beide beklaagden niot wis ten met wie ze te doen hadden, kan ook van verzet geen sprake wezen. Dat zjj Kramer niet herkenden in den donkeren nacht, trachtte pleiter breedvoerig aan te toonen. Wat betreft de bewering van den tweeden beklaagde dat hij niet in het jachtveld is ge weest, wees pleiter erop dat in het gezin van beklaagden nog een jongere broeder is, die sprekend op hem geljjkt. De verdediger pleitte dus in de eerste plaats tot vrijspraak van zjjne clienten wegens gebrek aan bewjjs, en in de tweede plaats tot ontslag van rechtsvervolging wat het verzet betreft, wjjl de politie-ambtenaren hunne kwaliteit niet hadden kenbaar gemaakt en beklaagden dus niet wisten met wie zjj te doen hadden. Na re- en dupliek zeide de eerste beklaagde nog dat hjj niet opzetteljjk op den rjjksveld wachter had geschoten en merkte hjj voorts op dat hjj twee uur voordat het thans behan delde feit voorviel op de vlucht is gegaan, toen hjj dacht dat hjj door een jachtopziener op stroopen zou worden betrapt. De tweede beklaagde bleef er bjj dat hjj niet in het jachtveld was geweest. Hierna werd het onderzoek -gesloten en de uitspraak in deze zaak ook bepaald op heden over een week. Dr M. Schoengen, commies bjj het rjjks archief in Friesland, wonende te Leeuwarden, is tot wederopzegging toegelaten als privaat docent in de faculteit der letteren en wjjsbe- geerte aan de rijks-universiteit te Groningen, om onderwjjs te geven in diplomatiek, paia- cographie en verdere hulpwetenschappen van de geschiedenis. Berljjn zal ook zjjn Handels-hoogesehool krjjgen. Na lange voorbereidende studie van het oudste college van kooplieden te Berljjn heeft de regeering nu de oprichting ervan toegestaan. Het leerplan omvatstaathuishoud kunde, rechtswetenschap, warenkennis, techniek van den handel en do wetenschappen, talen voor de algemeene geesteljjke ontwikkeling de cursus wordt op vier semesters berekend. De Nieuwe Gids brengt in haar December- nommer, eindeljjk weer in een voortzetting van Geeetje van De Meesters. De voornaamste stukken zjjn voortzettingen. Verzen worden er gegeven door Kloos, Jeanne Reyneke van Stuwe en Reddingius, en voorts Het Dienstmeisje van Georges Eekhoud. Vertaling van Stjjn Streuvels" 'is het ongewone onderschrift. Blij kbaar is het dus oen product van oen Fransch- tchrjjvend Vlaming. Ernst van Djjck zingt morgen (Zaterdag) als gast van de Franscbe opera in Den Haag Tannhauserde volgendo week Lohengrin. Uit een rede van Mascagni»Ik heb mjjn schrijflessenaar gesloten en zal niet meer com- poneoren." Door de Koningin is, in de plaats van wjjlen den heer mr H. L. M. Ludon, benoemd tot haren commissaris bjj de Nederlandsche Handelsmaatschappij de heer mr H. P. G. Quack te Amsterdam. Ook onze Koningin en Prins Hendrik zjjn, evenals hunne moeder, uitgenoodigd tot bjj- woning van het huweljjk van princes Alice van Albany, op 10 Februari a. s. De prins der Nederlanden heeft het eere voorzitterschap aanvaard van het 10e Nederl. Natuurkundig en Geneeskundig Congres, dat in April 1905 te Arnhem zal gehouden worden. H. M. de Koningin-Moeder heeft 150 geschonken aan do Maatschappjj C'aecilia, die,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1904 | | pagina 2