ONDERWIJS.
Verschillende Berichten.
RECHTSZAKEN.
LETTEREN EN KUNST.
lerseksche Moer niet zelden klagen over
de slechte vangst. En dat niet ten onrechte,
want ze vangen soms in een heelen nacht een
luttel zootje van een paar pond of nog minder.
Dezer dagen, nu ij a de leidingen bedekt,
blijkt evenwel dat er nog genoeg paling is.
Als men een bjjt in het ijs kapt, of in den
apuiboezenr, als door het trekken der sluiB het
water bloot komt, vertoont zij zich in soms
aanzienlijke hoeveelheid, en men kan ze dan
maar met de hand grijpen.
Men kan begrjjpen, dat er liefhebbers zijn.
Een visscher ving op één dag 40 pond.
Het is een niet te versmaden schadeloos
stelling voor de stremming der werkzaamheden
aan dé oestercultuur tengevolge van de vorst.
Te St. Ann a land hebben zich voor
de betrekking van gemeente-veldwachter 55
sollicitanten aangemeld.
Door eigenaren van de »Oude Meestoot"'
te Oud-Vosaeiueor is het gebouw met do
daarbij behoorende gronden verkocht aan den
heer J. M. Wagemaker te Tholen voor 6350.
Dit is de laatst bestaande meekrapfabriek in
die gemeente, waar voor een kwarteeuw er
een vijftal bestonden.
Donderdagmiddag hield de jjsclub te
Axel hare gewone wedstrjjden, bestaande uit
ringrjjden en rijden met de prikslede. Voor
ringrjjden waren 2, en voor de prikslede 4
afdeelingen. 56 personen hadden zich aange
meld. Ieder deelnemer kreeg een prjjs, be
staande uit een portie steenkolen. De hoogste
prijs was 250 KG-, en de laagste 100 KG. steen
kolen 9000 KG. was aangekocht.
Het muziekgezelschap C'orcordia gaf af en toe
eenige nummers ten beste.
Er was heel wat drukte op de ijsbaan,
In de maand December zijn in de quaran-
fainestallen te Clinge, Sas van Gent en Veld
zicht (de drie uitvoerkantoren voor Zeeuwse h-
V laanderen) respectievelijk opgenomen en
haar België gezonden 148, 27 en 85 stuks
melkkoeien.
Onzen correspondenten verzoeken wjj ons
geen opgaven te zenden van de beweging op
post- en telefoonkantoren.
Wjj moeten ons bepalen tot eenige groote
gemeenten.
Ook den loop der bevolking uit gemeenten
benedeii de 2000 zielen nemen wij niet op.
LOOP DEK BEVOLKING.
De bevolking van I e r s e k o bestond op
I Jan. 1903 uit 2126 m. en 2076 vr., samen
4202 personen. Zij vermeerderde door de ge
boorte van 59 m. en 81 vr., samen 140 pers,
en door van elders inkomenden met 62 m. en
84 vr., samen 146 pers. Zjj verminderde door
overljjden met 17 m. en 28 vr., samen 45 pers.
en door vertrek naar elders met 122 m. en
114 vr., samen 236.
De einduitslag was een vermindering met
18 m. en een vermeerdering van 23 vr., of
zuiver 5 personen meer.
Er waren alzoo op 1 Jan. 1904 2108 mannen
en 2099 vrouwen, samen 4207 zielen.
Er werden 24 huweljjken gesloten.
Te St, Maartensdjjk werden in 1903
geboren 34 m. en 44 vr.overleden 24 m.
en 27 vr.vestigdon zich 37 m. en 45 vr., en
vertrokken41 m. en 61 vr. Er werden 21
huwelijken gesloten.
Op 1 Januari 1903 bestond de bevolking
uit: 1412 m. en 1367 vr. en op 31 Dec. van
dat jaar uit 1418 m. en 1368 vr., totaal 2786
inwoners.
Een totale vermeerdering derhalve van 6 m-
en 1 vr. of 7 personen.
De bevolking van Oud-V ossemeer
is in de laatste jaren voortdurend gestegen
en beloopt thans reeds een getal van 2095.
Voor een vijftal jaren was het beneden de 1900.
Arrondissements-recbtbank te Middelburg.
DIEFSTAL VAN EEN VARKEN.
Voor de bovengenoemde rechtbank stond
heden in de eerste plaats terechtL. S., oud
23 jaar, werkman, geboren to Amsterdam!
wonende te V1 i s i n g n, thans alhier
gedetineerd, ter zake dat hp in den nacht
van 30 November op 1 December 1903 te
Vlissingen in de koelkamer van de export
slagerij van A. en J. van Vlijmen een
geslacht varken, toebekoorendo aan A. en
J. van Vlijmen voornoemd, althans aan een
ander dan aan hem, beklaagde, heeft wegge
nomen met het oogmerk om zich dat varken
wederrechtelijk toe te eigenen.
Van wege het openbaar ministerie waren
in deze zaak drie getuigen gedagvaard.
Aan den beklaagde was de hoor mr J. J.
Heijse, advocaat te Middelburg, ambtshalve als
verdediger toegevoegd.
Na voorlezing van, een extract-vonnis, waar
uit bleek dat de beklaagde vroeger reeds
wegens diefstal werd veroordeeld, werd over
gegaan tot het hooren der getuigen.
De eerste, J. Jochems, sjouwer te Vlissingen,
verklaarde dat hp in den genoemden nacht in
gezelschap is geweest van beklaagde.
Zjj bevonden zich in een boot, met hot doel
om mossels te halen.
De bekl. zeide tegen getuige uit de boot te
willen gaan en uit een der exportslagerpen een
varken te gaan halen.
Getuige ontraadde hem dit. doch dit baatte
nietspoedig zag hij beklaagde, dien hij achter
na was gegaan, terugkomen met een geslacht
varken, dat hij uit do slagerij van Van Vlijmen
had weggehaald.
Getuige had dit laatste niet gezien, doch
Je beklaagde kon in geen der andere slachterijen
geweest zjjn daarvoor wa.s hij niet lang genoeg
weg geweest.
De beklaagde droeg het varkeu op den rug
waar hp er medegebleven is, weet getuige niet.
want hp is naar huis gegaan.
De beklaagde gaf een andere voorstelling
van de. zaak; hp beweerde dat de getuige hem
tot den diefstal had aangezet en zelf eraan
heeft medegedaan.
Hp gaf toe uit do slagerij een varken te
hebben weggenomen samen met den getuige.
Hp ontkende dan ook dat getuige hem den
diefstal zou ontraden hebben.
De verdediger vroeg waarom de getuige den
beklaagdewas achterna gegaan, waarop deze
antwoordde dat hij dit had gedaan om hem te
waarschuwen den diefstal niet te plegen,
De tweede getuige. J. I. de Smit, slager te
Vlissingen, verklaarde in den bewusten nacht
in de nabijheid der slagerijen geweest te zijn.
Hij zag daar twee personen, waarvan eretn
iets droegwat dit was, kon hij niet zien. De
man kwam uit de richting der slagerij van Van
Vljjmen.
Hij is daarop den meesterknecht dier slagerij
gaan waarschuwen, en tóen zjj beiden daarop
in de richting gingen, waarin de persoon
geloopen had, vonden zij een geslacht varken.
Beklaagde had op deze verklaring geen aan
merking.
De laatste getuige, 0. J. M. Schraver, meester
knecht in de slagerjj van Van Vljjmen te
Vlissingen, verklaarde in denzelfden geest als
De Smit had gedaan.
Hij verklaarde verder dat uit de slagerjj een
varken ontvreemd was ter waarde van 26
a 27.
Hierna werd de beklaagde gehoord.
Hij bekende hetgeen hem was ten laste ge
legd, maar hield vol dat hjj tot den diefstal
gedrongen was door den eersten getuige.
Bovendien was hjj zonder werk en had nood
druft, te meer waar hjj voor zjjne moeder te
zorgen had.
De ambtenaar van het openbaar ministerie
achtte het ten laste gelegde wettig en over
tuigend bewezen.
Beklaagde is reeds tweemaal door deze
rechtbank wegens diefstal' veroordeeld, wat
een bezwarende omstandigheid is.
De ambtenaar vorderde schuldig verklaring
van beklaagde en vroeg zjjn veroordeeling tot
een gevangenisstraf van negen maanden, met
aftrek van den in voorloopige hechtenis door-
gebrachten tjjd.
De verdediger was van oordeel dat de be
klaagde wel den diefstal heeft gepleegd maar
dat de eerste getuige daarbjj behulpzaam is
geweest en deze nu zjjn padje tracht schoon
te maken door alle schuld te werpen op den
beklaagde.
Hjj vroeg voor dezen een lichtere straf.
Uitspraak heden over acht dagen.
POGING TOT DOODSLAG EN WEDER-
SPANN1GHEID.
In de tweede plaats werd behandeld de zaak
tegen W. G., 25 jaar, en J. G., 19 jaar
beiden. arbeider, geboren te Wissekerke,
wonende te Cortgene, thans in hech
tenis te Middelburg, wegens het gebeurde
iu den JFissefcerfcepolder op 28 October jl.
Hun werd ten laste gelegddat de eerste
beklaagde op genoemden dag des voormiddags
41/, uur te Wissekerke in het jachtveld in
den TFmeferfcepolder met het voornemen den
aldaar surveillleerenden, in dienst zjjnden, on-
bezoldigden rjjksveldwachter L. Kramer opzet-
teljjk van het leven te berooven, althans hem
opzetteljjk zwaar lichameljjk letsel toe te
brengen, op een afstand van 8 M. op dien
ambtenaar, uit een met een hagelpatroon ge
laden jachtgeweer, hetwelk hjj op hem gericht
hield, een schot heeft gelost, waarbij de uit
voering van zjjn bovenomschreven voornemen
alleen ni&t is voltooid door de van zjjn wil
onafhankelijke omstandigheden, dat meer ge
noemde Kramer, toen hjj het geweer op zich
gericht zag, plotseling ter zijde is gesprongen,
tengevolge waarvan het Bchot rakelings langs
hem heen is gegaan en vervolgens toen
bovengenoemde rjjksveldwachter op den eersten
beklaagdo toegesprongen was en dezen beet
gepakt had, teneinde diens identiteit vast te
stellen, waarop de tweede beklaagde den
le ter hulp gekomen was beide beklaagden,
met vereenigdc krachten, met geweld en met
bedreiging met geweld, zich tegen bovenge-
noemden in dienst zjjnden rjjksveldwachter
hebben verzet, door hem ieder slagen op het
hoofd toe te brengen, waardoor deze bloedend
verwond is, waarbij de 2e beklaagde hem
tevens heeft bedreigd met een ontbloot mes,
hetwelk hij in de hand hield en in dreigende
houding op hem gericht hield, den hals af te
zullen snjjdcn.
In deze zaak waren vanwege het openbaar
ministorie twee getuigen en drie deskundigen
gedagvaard,
Aan de beklaagden was ambtshalve als ver
dediger toegevoegd de heer mr F. B. Evers,
advocaat en procureur te Middelburg.
Allereerst werden voorgelezen twee rappor
ten van de deskundigen en het ambtseedig
procesverbaal van den rjjksveldwachter Kramer.
Daarna werd tot het getuigenverhoor over
gegaan.
De eerste getuige, de onbezoldigde rijks
veldwachter L. Kramer, lichtte zjjn proces
verbaal mondeling toe.
In den bewusten morgen was hjj surveil-
leerende in den IVissekerkepolder, in gezelschap
van Op den Brouw.
Zij zagen in de verte een lichtbak en hoor
den driemaal schieten zjj gingen daarop ieder
afzonderljjk af.
Toen getuige naderbjj kwam, zag hij twee
personen, waarvan een een geweer en de an
der een lichtbak droeg.
Toen de geweerdrager hem zag, legde deze
zijn wapen op hem aan en onmiddelljjk daar
na echoot hjj. Door opzjj te springen, ontweek
getuige het schot.
Getuige verklaarde pertinent dat het geweer
op hem was gericht en niet, zooals in de in
structie door den beklaagde is beweerd, met
de tromp naar boven was gekeerd en dat bjj
ongeluk het wapen afging.
Op het oogenblik dat het schot viel, was
het licht nog aan. doch daarop werd het
gedoofd.
Na het schot is getuige op den schutter
toegesprongen.
Deze verzette zich en werd daarbjj geholpen
door den lichtdrager.
Een hunner, de tweede beklaagde, Jaracht
hem slagen toe op het hoofd met een hard
voorwerp en toen hjj om hulp riep, dreigde hjj
hem met een mes den hals te zullen afsnijden.
Hjj heeft den persoon van J. G. duideljjk
herkend. Ook W. G. heeft hjj herkend, niet
toen hjj op hem schoot maar wel iets later.
Getuige heeft Op den Brouw wel hooren
roepen en tweemaal hooren schietengezien
heeft hij hem echter niet. Door de schoten
uit een revolver is W. G. gewond; J. G. liep weg.
Getuigo herkende het tweeloops achterlaad-
geweer, waarmede W. G. geschoten had en
dat op den grond was gevallen. Een patroon
was afgeschoten, de andere loop was met
scherp geladen,
Door de slagen, die getuige opliep, is hjj
licht gewond aan het voorhoofd.
De eerste beklaagde beweerde dat hjj zjjn
geweer niet op den getuige had gericht. Hjj
liep in jagende houding en zjjn gezel had een
brandende lantaarn.
Wjjl hjj in overtreding was, riep hjj, toen
hjj geraas hoorde, zjjn gezel toe het licht te
dooven, wat dezen niet spoedig gelukte waarop
hjj hem hielp. Terwjjl hjj daarna op zjj sprong,
is zjjn wapen per ongeluk afgegaan.
Het licht was uit toen het schot afging.
De getuige hield aan zjjn afgelegde verkla
ring vast, en maakte aanschouwelijk hoe de
eerste beklaagde het geweer heeft gehouden
en op hem gericht. Het licht was nog aan
toen het schot viel; het bevond zich in een
fietslantaarn.
Beklaagde ontkende den rjjksveldwachter
geslagen te hebben; wèl heeft hjj geworsteld
om los te komen; De rijksveldwachter had
zich niet bekend gemaakt, maar lijj vermoed
de wel dat hjj met een jachtopziener te doen
had.
De tweede beklaagde beweerde dat de ge
tuige hem niet herkend haddat kon ook
niet, want hjj was geheel niet in het jacht
veld geweest.
De getuige hield met besliste zekerheid vol
dat hjj ook dezen beklaagde had herkend.
De verdediger vroeg aan getuige wanneer
het licht is uitgegaan, waarop deze antwoordde
dat dit uitgedoofd is nadat het schot viel.
Toen de worsteling begon, was het reeds uit.
Dit kwam den verdediger vrjj onaannemeljjk
voor omdat direct nadat het schot gevallen
was do worsteling tusschen getuige en de
personen aanving.
Op een vraag van een der rechters ver
klaarde getuige dat hjj de beklaagden meer
malen wegens jachtovertreding heeft bekeurd;
in de maand October wel zes of zeven keer en
vorige jaren eveneens herhaaldelijk.
De eerste beklaagde beweerde dat hjj, toen
hjj met Kramer worstelde, dezen niet heeft
herkend.
De ambtenaar van het openbaar ministerie
wees den getuige er op dat hjj vroeger ver
klaard heeft dat de eerste beklaagde hem ook
geslagen heeftthans schjjnt hjj dat niet
zeker te weten.
De getuige zeide thans ook door W. G. ge
slagen te zjjn.
De tweede getuigo, de rjjksveldwachter M.
op den Brouw, verklaarde in den bewusten
nacht mot Kramer in het jachtveld geweest
te zjjn, daar licht gezien en schoten gehoord
te hebben. Hij heeft verder gezien dat er twee
personen waren, een met een geweer en een
met een lichtbak.
Getuige is daarop met Kramer, ieder afzon
derljjk, gegaan in de richting der stroopers.
Hjj kwam achter de personen en hoorde toen
een schot vallen, waarna het licht uitgedaan
werd of uitging.
Nadat het schot gevallen was, hoorde ge
tuige Kramer om hulp roepenhjj schoot toe
en zag dat Kramer worstelde met twee per
sonen, waarvan een Kramer met een mes
dreigde.
Hij sommeerde de personen Kramer los te
laten, wijl hjj anders zou schieten. Aan die
sommatie werd geen gevolg gegeven, waarop
hjj zjjn revolver afschoot. Hjj wilde J. G. raken,
maar door het rukken en trekken trof hjj W.
G., die gewond neerviel.
Getuige heeft ook gezien dat Kramer door
beide personen op het hoofd werd geslagen.
Getuige heeft ook nog een slag op den arm
ontvangen met de vuist.
Getuige heeft den persoon van J. G. duide
ljjk herkend als degeen die Kramer met het
mes dreigde.
De eerste beklaagde ontkende Kramer ge
slagen te hebbenhjj hield vol alloen ge
worsteld te hebben om los te komen.
Hjj bleef er ook bjj dat eerst het licht
uitging en toen het schot viel, en beweerde
dat, als het licht was aangeweest, het. schot
zeker Kramer had moeten raken.
Do tweede beklaagde bleef bjj zjjn beweren
dat hjj in den bewusten avond niet in het
jachtveld geweest is.
De getuige bleef bjj zjjn getuigenis hjj kan
zich niet vergissen, want hjj kent de personen
goedhjj heeft ze meermalen wegens jacht
overtreding bekeurd.
De verdediger wees er op dat de getuige
vroeger verklaard heeft met een lang mes te
zjjn geslagen, terwijl hjj nu zegt dit niet zeker
te weten.
De getuige zeide nu geslagen te zijn met
de hand waarin zich het mes bevond.
Vorder vroeg de verdediger nog inlichtingen
omtrent het schieten met de revolver.
Getuige wees erop dat de drie personen in
beweging waren en hjj daarom niet zeker was
van zjjn schot.
De le luitenant der infanterie G. Smit Si-
binga, te Middelburg, als deskundige gedag
vaard, verklaarde dat hem zjjn ter hand ge
steld een geweer en een patroon met een huls
van een patroon, om daarmede proeven te
nemen.
Hjj gaf een resumé van die proeven. Met
patronen, hem terhand gesteld door den ge
weermaker Van Os, is geschoten met het be
wuste geweer, op een afstand van ongeveer
acht meter. Op dien afstand kan een mensch
worden getroffen en verwond; de hagelkorrels
zouden door de kleeding heendringen.
Het indringingsvermogen in een vuren
houten plank bedroeg 2 centimeters.
Op een afstand van 16 meters was het in
dringingsvermogen oen halve centimeter.
Bjj proeven op een koeienkop bleek dat op
beide afstanden de hagelkorrels doordrongen
tot op het been.
De spreiding was op een afstand van 8
meter gering; op dien van 16 grooter.
Het geweer geeft een grooten schok bjj het
afvoeren, maar is overigens een deugdeljjk
wapen.
J. E. van Os, sergeant-geweermaker, te Mid
delburg, eveneens als deskundigo gehoord,
deelde mede dat hjj met het hem ter hand ge
stelde geweer, een scherpe patroon en een
huls proeven heeft genomen.
Hjj heeft naar de scherpe patroon, die hagel
nommer vier bevatte en niet veel kruit, patro
nen vervaardigd, zooveel mogeljjk in dezelfde
verhouding.
Met die patronen zjjn proeven genomen, niet
met de oorspronkeljjke patroon.
Wat het resultaat betreft, kwam de verkla
ring van dezen getuige ovoreen met die van
den vorige.
De laatste deskundige, de heer D. Schoute.
arts te Middelburg, verklaarde dat hjj op de
vraag of een hagelkorrel op een afstand van
ongeveer 8 meter iemand kan dooden of zwaar
lichameljjk letsel veroorzaken moet, een twee
ledig antwoord moest geven.
Zwaar lichamelijk letsel is op dien afstand
in het bedekte lichaam naar zjjne meening
niet te verwachtendit is niet mogelijk bjj
eene eenigszins normale kleeding.
Wel kan lichameljjk letsel toegebracht wor
den maar niet zwaar.
Wel zou de hagel, indien die in het gelaat
terecht kwam, en de oogen werden getroffen,
blindheid kunnen veroorzaken.
Werd de halsslagader getroffon, dan zou in
het allerergste geval de mogeljjkheid bestaan
dat een doodeljjke verbloeding kon worden
veroorzaakt. Door het oog achtte getuige
geen doodeljjke verwonding mogeljjk. Hjj zette
een en ander op medische gronden in den
breede uiteen.
Hierna werden de beklaagden gehoord.
De eerste bekende in den bewuBten morgen
onbevoegd in het jachtveld te zjjn geweest
met een ander.
Toen hjj gerucht hoorde, zei hjj zjjn makker
het licht te dooven, en toen deze niet kon,
trachtte hjj zelf dit te doen. Hjj meent dat
hem dit gelukt is, doch weet het niet zeker.
Toen wilde hij wogloopen en is bjj ongeluk
zjjn geweer afgegaan. Hjj werd daarop bespron
gen door den rjjksveldwachter en is met dezen
aan het worstelen gegaan. Daarop is Op den
Brouw ter hulp gekomen en die heeft een
revolverschot gelost waardoor hjj in de rech-
terzjjde is getroffen.
Hjj ontkende beslist zjjn geweer op den
rjjksveldwachter Kramer te hebben gericht.
Het verzet tegen den rjjksveldwachter gaf
hjj toe gepleegd te hebben door met dezen te
worstelen om zoodoende los te komen. Hjj
kende den man echter niet en trachtte dit
aannemelijk te maken door er op te wjjzon dat
Kramer hem ook niet dadeljjk herkende.
Beklaagde orkende dat het ter terechtzitting
aanwezige geweer het zjjne was en de patroon
dezelfde als die hjj gebruikte.
Hjj wilde zich verder niet uitlaton wie de
persoon was die zich in den bewusten nacht
met hem in het jachtveld had bevonden.
De tweede beklaagde bleef er bjj dat hjj in
den bewusten nacht niet in het jachtveld was
tegenwoordig geweest.
De ambtenaar van het openbaar ministerie
begon met te wjjzen op do gevaarvolle taak
van de jachtopzieners, vooral wanneer het
personen geldt als de eerste beklaagde.
Daarna zette hjj uiteen de toedracht van
hetgeen in den morgen van den 28 October
in den Wissekerkepolder is voorgevallen.
Hjj trachtte aan te toonen dat de eerste
beklaagde zjjn geweer heeft gericht op Kramer
en op dezen een schot heeft gelost. Dit is
geschied toen het licht in de fietslantaarn nog
brandende was.
Een en ander achtte spreker uit de afgelegde
verklaringen voldoende bewezen.
Daarop is een worsteling gevolgd en daarbij
is Kramer door beide beklaagdon mishandeld
en door den tweeden bovendien bedreigd hem
den hals af te snjjden.
Ook dit deel van de aanklacht achtte spreker
wettig en overtuigend bewezen.
Kramer was in do rechtmatige uitoefening
van zjjn functie.
De indenditeit van beide beklaagden staat
uit de getuigenverklaringen vast,
Ook staat vast dat Kramer aan beide be
klaagden goed bekend was.
Hetgeen gebeurd is, is oen hoogst ernstig
feit.
De beklaagden staan als stroopers bekend
en de eerste heeft getoond er geen bezwaar
in te zien iomand, die hem lastig was, of te
dooden of zwaar lichameljjk letsel toe te
brengen.
Dat dit door het door den eersten beklaagde
geloste schot mogeljjk is, achtte spreker be
wezen, daar uit de verklaringen der deskun
digen is gebleken dat het geweer deugdelijk
was.
De ambtenaar vorderde schuldigverklaring
van beide beklaagden en veroordeeling van
den eerste tot een gevangenisstraf van vjjf en
van den tweede tot drie jaar.
De verdediger stelde in het licht dat de
eerste beklaagde ongunstig bekend staat en
dat zijne beweringen evenmin als die van den
tweeden beklaagde, kans hebben gesteld te
worden boven die van de gunstig bekend
staande rijksveldwachters.
Toch is .er op het ambtseedig opgemaakt
proces-verbaal van Kramer wel eenige critiek
uit te oefenen.
Kramer heeft verzuimd zjjn functie bekend
te maken, zoodat de eerste beklaagde niet
wist met wien hjj te doen had.
Verder heeft die getuige niet precies duide
lijk kunnen maken hoe het geweer door den
beklaagde was gehouden.
Ook is het niet aannemeljjk dat, had de
eerste beklaagde Kramer willen treffen, déze,
die een ervaren jager was, hem zou hebben
gemist. Waarom ook loste hjj, toen het eerste
schot miste, nietGiot tweede, daar zjjn geweer
toch nog met een patroon geladen was.
Zonderling is ook do verklaring van Op den
Brouw wat betreft het slaan met een mes.
Ook liet lossen van hot revolverschot door
dezen getuige is niet helder; vreemd is dat hjj
niet eerst een schot in de lucht loste en
vreemd dat hjj, inplaats van don persoon dien
hjj troffen wilde, con ander raakte.
Indien het noodig ware om te schieten
waarom dan niet op de beenen gericht?
Verder besprak pleiter de kwestie van de
herkenning van beklaagden. Hjj achtte die
in de gegeven omstandigheden niet mogeljjk.
De verdediger meende nog dat de rjjksveld-
wachters in dezen alles behalve tactvol zijn te
werk gegaan.
Hjj achtte de voorstelling, door den eersten
beklaagde van de zaak gegeven, vrjj wat logi
scher en meer aannemeljjk dan die van de jacht
opzieners.
Vervolgens besprak de verdediger de quali-
ficatie van de feiten in de dagvaardiging.
Hij achtte die niet juist. Poging tot dood
slag en het toebrengen van zwaar lichame
ljjk letsel is ten laste gelegd, maar uit de
verklaringen van den deskundige Schoute i»
gebleken dat daarvan in de gegeven omstan
digheden geen sprake is.
Waar de beide beklaagden niot wis
ten met wie ze te doen hadden, kan ook van
verzet geen sprake wezen. Dat zjj Kramer niet
herkenden in den donkeren nacht, trachtte
pleiter breedvoerig aan te toonen.
Wat betreft de bewering van den tweeden
beklaagde dat hij niet in het jachtveld is ge
weest, wees pleiter erop dat in het gezin van
beklaagden nog een jongere broeder is, die
sprekend op hem geljjkt.
De verdediger pleitte dus in de eerste plaats
tot vrijspraak van zjjne clienten wegens gebrek
aan bewjjs, en in de tweede plaats tot ontslag
van rechtsvervolging wat het verzet betreft,
wjjl de politie-ambtenaren hunne kwaliteit
niet hadden kenbaar gemaakt en beklaagden
dus niet wisten met wie zjj te doen hadden.
Na re- en dupliek zeide de eerste beklaagde
nog dat hjj niet opzetteljjk op den rjjksveld
wachter had geschoten en merkte hjj voorts
op dat hjj twee uur voordat het thans behan
delde feit voorviel op de vlucht is gegaan,
toen hjj dacht dat hjj door een jachtopziener
op stroopen zou worden betrapt.
De tweede beklaagde bleef er bjj dat hjj niet
in het jachtveld was geweest.
Hierna werd het onderzoek -gesloten en de
uitspraak in deze zaak ook bepaald op heden
over een week.
Dr M. Schoengen, commies bjj het rjjks
archief in Friesland, wonende te Leeuwarden,
is tot wederopzegging toegelaten als privaat
docent in de faculteit der letteren en wjjsbe-
geerte aan de rijks-universiteit te Groningen,
om onderwjjs te geven in diplomatiek, paia-
cographie en verdere hulpwetenschappen van
de geschiedenis.
Berljjn zal ook zjjn Handels-hoogesehool
krjjgen. Na lange voorbereidende studie van
het oudste college van kooplieden te Berljjn
heeft de regeering nu de oprichting ervan
toegestaan. Het leerplan omvatstaathuishoud
kunde, rechtswetenschap, warenkennis, techniek
van den handel en do wetenschappen, talen
voor de algemeene geesteljjke ontwikkeling
de cursus wordt op vier semesters berekend.
De Nieuwe Gids brengt in haar December-
nommer, eindeljjk weer in een voortzetting
van Geeetje van De Meesters. De voornaamste
stukken zjjn voortzettingen. Verzen worden er
gegeven door Kloos, Jeanne Reyneke van
Stuwe en Reddingius, en voorts Het Dienstmeisje
van Georges Eekhoud. Vertaling van Stjjn
Streuvels" 'is het ongewone onderschrift. Blij
kbaar is het dus oen product van oen Fransch-
tchrjjvend Vlaming.
Ernst van Djjck zingt morgen (Zaterdag)
als gast van de Franscbe opera in Den Haag
Tannhauserde volgendo week Lohengrin.
Uit een rede van Mascagni»Ik heb mjjn
schrijflessenaar gesloten en zal niet meer com-
poneoren."
Door de Koningin is, in de plaats van
wjjlen den heer mr H. L. M. Ludon, benoemd
tot haren commissaris bjj de Nederlandsche
Handelsmaatschappij de heer mr H. P. G. Quack
te Amsterdam.
Ook onze Koningin en Prins Hendrik zjjn,
evenals hunne moeder, uitgenoodigd tot bjj-
woning van het huweljjk van princes Alice van
Albany, op 10 Februari a. s.
De prins der Nederlanden heeft het eere
voorzitterschap aanvaard van het 10e Nederl.
Natuurkundig en Geneeskundig Congres, dat in
April 1905 te Arnhem zal gehouden worden.
H. M. de Koningin-Moeder heeft 150
geschonken aan do Maatschappjj C'aecilia, die,