Donderdag
24 September.
140" jaargang
1903*
Middelburg 23 September.
Voor de slachtoffers der ramp te
Kameroverzicht.
N°. 22o,
MIBBELB11RGSCHE
Dene ooarant versonijnt d a g a 1 ij k s, mat uitsondering van Zon- en Feestdagen.
Prgv, per kwartaal, soowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., f 2.
Afzonderlijke nummers kosten fi cent.
TBBBHOHBTHB BK OBBWACHTISC.
23 Sept. 8 n. vm. 61 gr., 12 u 71 gr., av. 4 70 gr. F. Verwacht: zwakke Z. wind,
bewolkte lucht, 's morgens nevelig, weinig verandering is temperatuur.
Advertentiën20 cent per regel. Geboorte-, dood- on allo andere familieberiehten an
Dankbetuigingen van 1—7 regels f 1.50; elke regel meer 20 eent, Keelamens 40 oont por regel,
Grate letten naar de plaats, die zjj innemen.
Tot de plaatsing van advertentiën en reclames, miet afkomstig uit Zeeland, betreflenae
Handel, Nijverheid es Geldwezen, is uitsluitead gerechtigd het aiguises AdnrtssiicHarms
Ai SB hA KAB Asm., IA Tnerbugwal Ml, AMlershsW*
i
AKNEMVIUEX
ontvingen wij nog van mevrouw M. 10
D. F. H. f 5D. B. f 22.50leerlingen
school I, Middelburg, f 5.32 idem school
C, f 13.12s; idem school C te Sluis, f2 12s;
E. L. en C. W. te De B., 2Wed. N.
te De B., f5; en F. A. P., Den Haag, 2.50.
Totaal met het in ons vorig nommer
vermelde bedrag 534.95.
THOLBK.
Daarvoor gewerd ons nog van: N. N.
f 3L. f 1on L. G. te S. f 2.50.
Samen met bet in ons vorig nommer
genoemde bedrag f 7.
BBN TREURIG FEIT.
Wfi hebben is ons nommer vaa Dinsdag
meegedeeld de feiten, door den heer J. J.
Berdenis van Berlekom, arts te Middel
burg, in De Amsterdammer ter neer geschreven,
zooals zg zijn geschied voordat een te Breda
gedetineerde eindelek werd veroorloofd een
nur hier te komen om zgn hoogst ernstig zieke
doch midderwgl overleden vrouw te zien.
Hg liet daarop volgen dezen commentaar
«Ik weet niet welken indruk de teiten, zoo
dor neergezet, maken. Maar wèl weet ik, dat,
wie die feiten mee doorleeft, een gevoel heeft
als werd barbaarscbheid gepleegd. Dat de
natuur wreed is, weet elk medicuservaart
hg telkens. Zjj was dat ook hier, waar zg
het leven nam van een 29-jarig, intelligent
moedertje van 2 kleine kinderenvan een
vrouw, die innig gelukkig leefde met haar
man, wien zjj zjjne, door tal van omstandig
heden zeer vergeefelgke dwaling, lang ver
geven had die met moed dezen tegenslag der
lortnin afweerde en met opgewekte zorg haar
zaakje bestuurdeeen vrouw die ieder mocht.
Wreed was het noodlot, dat aan dit leven in
4 dagen tgds een eind maakte. Maar wreeder
nog, barbaarsch, is het wanneer menschen de
smart van dit verlies nog vergrooten. Het
verlof van 2 uur omvat een onaannemelijke
conditievoor de vrouw, wier Ijjden de
emotie van zulk een weerzien niet toelaat
voor den man wiens hart door zulk een
scheiden moet breken. Die 2 nur, men vraagt
ze slechts in het alleruiterste gevalmaar
koud is dan het antwoord «morgen."
En als op dien morgen de man het ljjkziet
van zjjn vrouw, dan nog wordt hjj weggesleurd.
»Uw verzoek kan niet worden toegestaan 1"
Het heilige recht eischt hem nog tien dagen
op! Hoe zullen die tien dagen zjjn voor den
eenzame in zjjn oei t Je vrouw doodplotse
ling, terwjjl de hoop op het weerzien reeds
daagde, dood 1 Hoe zal die eenzame, als hij
nog denken kan, oordeelen over het Recht
En hoe zullen wjj het oordeelen, het blinde
Reoht, het Recht zoo wreed te zjjn, het Recht
een straf zoo gruwelijk te verzwaren
Ik wil niet door dit relaas een blaam wer
pen op eenig persoonautoriteiten, voor zoover
ik die sprak, waren zooveel mogelijk ter wille
ik neem aan, dat andere gezsghebbenden door
reglementen, wetten gebonden, niet anders
konden handelen.
Indien dit zoo is, is het resultaat er niet
minder droevig om.
Het bewfost dan, dat de recente wetswijzi
ging, die de mogelijkheid moet openen een
gevangene tot een stervenden bloedverwant
toe te laten, niet ver genoeg gaatdat regie
menten, waar de omstandigheden een spoedig
bandelen eischen, te veel bindenin elk ge-
val dat de allereerste eischen der humaniteit
door beginsel en techniek van het recht wor
den verkracht.
verwjjs naar het bekende medisch attest, om
hem eenige dagen verlof te geven teneinde zjjn
kranke vrouw te bezoeken. Dit telegram, dat niet
door dhr Van Berlekom openbaar is gemaakt,
werd nog denzelfden dag door den minister
telegraphisch beantwoord in dier voege, dat het
College van Regenten der strafgevangenis te
Breda gemachtigd werd den gevangene een
paar uur verlof te geven, indien het bleek, dat
de toestand van do zieke vrouw was als ge
meld werd. Deze restrictie werd oirbaar
geacht, daar men den ongenoemden dokter niet
kende, en'evenmin den rechtsgeleerden adviseur
der familie
Zooals nu uit het exposé van den heer Ber
denis van Berlekom verder bljjkt, kon daarop
de directeur van de gevangenis seinen, dat de
gevangene voor twee uur verlof had bekomen
Waarop de woorden «niet gegratieerd" in het
antwoord van den directeur slaan, kon men mjj
niet zeggen. Waarschijnlijk staat dit in ver
band met het verzoek om gratie, waarover
aan het slot den volgenden dag namens de
familie tot de Koningin gericht.
In elk geval kon men mjj geen uitsluitsel
geven wat met deze woorden bedoeld is, en
wat de directeur biermede uit te staan had.
Zooals reeds gezegd, de correspondentie is
slechts fragmentarisch weergegeven.
De verdere correspondentie (het tweede ver
zoek) schjjnt tusschen den advocaat en den
directeur van de gevangenis gevoerd te zjjn.
Althans aan het departement van justitie is
geen telegram meer ontvangen, totdat den
3den September, toen de vrouw reeds overleden
was, een telegraphisch verzoek van den advocaat
het derde verzoek) ontvangen werd om den
gedetineerde verlof te geven te Middelburg te
bljjven tot na de begrafenis. Op deze aan
vrage nu, om een verlof van eenige dagen,
antwoordde de minister«Uw verzoek van
heden kan niet worden toegestaan."
Uit de medegedeelde feiten big kt dus, dat
van een onnoodig lang oponthoud aan het
departement geen sprake is. Den len Septem
ber kwam n.l. het verzoek in, en nog den
zelfden dag werd het antwoord verzonden. En
wat het tweede verzoek, (bljjven voor de be
grafenis) tot het ministerie gericht, betreft,
daarin kon, zooals voor de hand ligt, niet ge
treden worden, daar wat den een wordt ver
oorloofd ook een ander moet toegestaan wor
den, wat met het oog op de duizenden
gevangenen in ons land natuurljjk niet aan
gaat. Ten opzichte van het «beperkt verlof",
waarvan de heer Van Berlekom gewaagt
werd opgemerkt, dat daarvan in de circulaire
van den 30sten Juli 1903, door den minister tot
de Procureurs-Generaal en Colleges van Regen
ten der strafgevangenissen gericht, geen mel
ding wordt gemaakt.
De minister verleent bet verlof en bepaalt
den duur daarvan, waarbjj wellicht rekening
kan gehouden worden met een medisch attest,
zonder dat echter de geneesheer bepaalt, hoe
lang dit verlof zal duren. Dit bljjft uitsluitend
tot de competentie van den minister behooren.
Ten slotte moet nog vermeld worden, dat
naast de telegraphische correspondentie, tus
schen den advocaat en den minister, en die
tusschen eerstgenoemde en den directeur van
de gevangenis te Breda gevoerd, nog een
derde correspondentie loopt over een verzoek
tot gratie, aan de Koningin gericht.
Dit telegram werd niet door den advocaat
maar door den vader van den gedetineerde
den 2den September aan de Koningin afgezonden
Nog döhzelfden dag werd dit naar het minis
terie doorgezonden om nader advies en consi
deratie, waar echter den volgenden dag reeds
bekend was, dat de vrouw van den gedeti
neerde inmiddels gestorven was. Op welke
gronden dit gratieverzoek berustte, wist men
mjj niet mede te deelen.
Naar mjjne meening zou de zaak gedeeltelik
een ander loop genomen hebben, wanneer
niet de advokaat maar de dokter zelf bad
getelegrafeerd.
Er ligt helaas 1 zeer, zeer veel waars in
deze, door medegevoel en menschlievendheid
ingegeven beschouwing.
Maar toch meenden wjj vóór de opname een
onderzoek te moeten doen instellen in hoever
zieh ook soms verschoonende omstandigheden
hebben voorgedaan, die niet bekend zjjn, ook
niet den heer Van Berlekom omstandigheden,
met te voorzien of niet verwacht, die een
eenigszins ander licht op het gebeurde werpen.
En op ons verzoek ontvingen wjj nu uit Den
Haag de volgende toelichting:
Van bevoegde zjjde vernam ik dat de in
deze gevoerde correspondentie, slechts ten
deele gepubliceerd, een minder juiste voorstel
ling van het gebeurde geeft.
Ter nadere toelichting, tevens volledigheids
halve, diene dat den len Sept. door den rechts
geleerde in quaestie aan den minister van
justitie het verzoek werd gericht uit naam
van de familie van den gedetineerde en onder
adres van antwoord in verband met de in de
Troonrede gebezigde uitdrukking «misdadige
woeling". Ook over de 2de paragraaf (Indië)
had een korte gedachtenwisseling plaats tus
schen den heer Van Kol en dr Kuyper.
En tot slot kwam het nog tot e9n botsing
tusschen den beer Goeman Borgesius en den
heer De Savornin Lohman, waarbjj zich bet
zeer zeldzaam feit voordeed, dat de heer
Lohman zich bepaald boos maakte. Zjjn san
guinisch temperament schoot los, en dan val
len er booze en bitse woorden.
Zooals gezegd: in hoofdzaak liep de discussie
over de «misdadige woeling", welke woorden
strijd onvermjjdeljjk tot een dnel-Kuyper-
Troelstra moest leiden. Nu zagen wjj deze
woorden-duellisten meer tegenover elkander
staan, maar ditmaal Bcheen het ons toe dat
beide strjjders niet goed op dreef konden ko
men. Bevonden zjj hun wapenarsenaal leeg
geplunderd, werd de kamp met oude versleten
wapens gevoerd, of welwaren de zwaarden,
waarmede zjj anders zoo machtig in het rond
hunnen zwaaien, stomp en bot?
Wjj geloovea, dat deze omstandigheden er
wel toe bjjdroegen, dat het tweegevecht van
heden aan beide zjjden in zekere mate het
karakter van vermoeidheid, afmatting, en uit
putting verried. Ongetwgteld dr Kuypers
veelzijdigheid kwam tbaas even goed uit als
bjj vorige gelegenheden Beurtelings deed bjj
ons denken aan Nathan, den boetprediker, die
het volk vermaant en met da hemelsche straf
fen dreigt; aan de letterkundigen theologant,
die van de staking de nieuwe omschrijving
van het «booze stuk" gaf; aan de* sophist,
den casuist, die van allerhande subtiliteiten
een handig gebruik maaktaan bet partijhoofd
aan de regeering; zoo ook aan «mjjnheer
Kuyper", zooals de heer Troelstra het uitdrokte;
kortom aan veelzijdigheid was in de redevoering
van den premier genoeg te bewonderen. Maar
tooh: het haalde niet bjj vroegere discussies,
Er zat te veel handigheid, te weinig degelijk
heid in. Noodzakelijkerwijze moest hjj zich
bepalen tot het uit den sloot halen van oude
koeien, en dat is een afmattend werk «n voor
wie daar mede belast is èu voor degenen, die
er naar kjjken moeten
Nu kwam hier nog bjj, dat de heer Troelstra
zich op de offensief-defensieve ljjn bewoog
en niet uitdagend te werk ging, zooals hjj
gewoonljjk doet. Voor zjjn doen was hg zeer
gematigd, sober en kort. Zonder in allerlei
uitweidingen over de staking te vervallen,
kwam bjj er tegen op, dat de uitdrukking
«misdadige woeling" in de Troonrede was ge
bruikt. Daarin had hg en zjjn partjj aanstoot
gevonden, want er was een politieke partjj
mede gequalificeerd, wat nimmer in een
Troonrede was geschied. Vandaar dat hg en
zgn partggenooten tegen het Adres van Ant
woord zouden stemme*. Bovendien ontkende
hg het «misdadige" karakter van de staking
omdat wat misdadig is, ook het omde j
refrein. Zoo diende de uitdrukking ook om een
volgende staking te voorkomen. Ook was zg
noodig om het «zedelgk bewnstzgn" van het
volk te sterken. Met dergelgke sophismen
werd het gebruik van deze aanstoot gevende
nitdrnkking in de Troonrede verdedigd.
Was hst ten onrechte dat de heer Troelstra I
in de repliek opmerkte, dat de zaak van den
premier al heel zwak stond, nu hg van zulke
argumenten moest gebruik maken. Niet ernstig
was ook de bewering van dan premier, dat er I
geen partg mede gequalificeerd was. Er was
slechts een gebeurtenis mede beoordeeld Meer
niet.
Aan het slot kwam nog even de heer Goeman
Borgesius aan het woord om, in antwoord op
den heer Lohman, die namens de commissie
van redactie verklaard had, dat in het Adres
van Antwoord geen terngslag op deze nitdrnk
king was opgenomen, omdat zg geen disenssie
wilde uitlokken, te zeggen, dat hg uitdruk-
kelgk wenschte te verklaren vóór het Adres
van Antwoord te zullen stemmen juist omdat
hg geen instemming wilde betuigen met de
woorden, in de Troonrede vermeld. Dat was
een leelgke zetwant de bedoeling was om
de Kamer, door haar voor het kleurlooze adres
te laten stemmen, ook van hare ingenomenheid
met de Troonrede te doen blgken. De heer Loh
man vatte daarop vuur, maar de heer Borgesius
liet het bjj het gezegde, waarna met 78 tegen
8 stemmen het Adres van Antwoord werd
aangenomen."
UIT-
OPMHRKHNSW AARDIGE
LATIKOBM.
Mr Van Houten heeft in een pas versohenen
brochure critiek geoefend op de «onberaden
plannen" zoo luidt de titel van zgn vlug
schrift welke zoowel de vrgzinnig-demo-
cratisohe en de sociaal-democratische partgen
in de Kamer door haar voorstellen tot grond
wetsherziening, als de commissie uit de Liberale
Unie door haar bekend rapport, ter zake van
het kiesrecht-vraagstuk hebben openbaar ge
maakt.
Scherpe critiek, dat spreekt van zelf. Van
hem vooral was niet anders te verwachten.
De man, die destgds zgn eigen werk, de kies
recht-regeling van 1896, in zonderlinge zelf
verblinding «menschelgkerwgs volmaakt" heeft
genoemd, moest zich wel geprikkeld gevoelen
tot bestrgding van hetgeen wellicht achter
wege zou zgn gebleven, indien dat werk niet
zoo heel ver achter ware gebleven bg hetgeen
de minister Tak van Poortvliet in 1894
vruchteloos had beproefd Een groot deel van
des heeren Van Houten's geschrift is dan ook
gewgd aan een verdediging van de bestaande
kieswet. En dat hg, ook afgezien daarvan
niet weten wil van algemeen kiesrecht, kan
niemand bevreemden, die op het staatkundige
Werd hg en zgn parfg nu buiten de zedelgke, I terrein in Nederland geen volslagen vreemde-
geestelgke en politieke gemeenschap des volks iiBg jg.
Zitting van Dinsdag.
De tribunes waren heden bg het debat over
het Adres van Antwoord op de Troonrede flink
bezet, maarniet overvol, zooals ten vorige jare
toen geen plaatsje onbezet bleef. Was de
belangstelling minder groot; bleek het voor
uitzicht don «Grooten Meester" een «groote
redevoering te hooren uitspreken niet aan
trekkelgk genoeg, zelfs voor de getrouwen,
om er een gang naar de Tweede Kamer voor
over te hebben
Zou men ook in die kringen genoeg hebben
gekregen van de «staking", die sohgnbaar
eeuwigdurende staking, waarover dr Kuyper
maar niet uitgepraat geraakt?
Wg kunnen hieromtrent slechts gissen. Zeker
echter bleef het heden gevoerde debat bene
den, ver beneden het peil, waarop sommige
vroegere »9taking"-debatten stonden. In hoofd
zaak liep het over de Se paragraaf van het
gesteld? Ware het niet beter geweest een
woord van verzoening te spreken Moest men,
als men de zedeljjkheid zoo hoog stelt als de
premier, de overwonnenen niet edelmoedig
behandelen En was het gepast deze zede
lgke veroordeeling door de Koningin te laten
uitspreken? Vooral hier, bg deze doornige
quaestie, werd heel handig door den spreker
gemanoeuvreerd, die ten slotte deze woorden
als niet-koninklgk, ook niet van de Koningin
afkomstig achtte. Had H. M. kunnen spreke*, er
zou een uitdrukking van verzoening, niet van
verbittering en ophitsing gebezigd zgn.
Wat antwoordde hierop de premier?
Was de uitdrukking «misdadige woeling"
juisten behoorde zg in de Troonrede op
genomen te worden Daarop, en daarop
alleen kwam het aan, zeide de minister.
Nu zullen wg den premier niet in zgn ge-
heele betoog volgen. Er mag volstaan worden
met wat de kern van de quaestie raakte, en
wat hg dienaangaande in het midden bracht,
was werkelgk voor iemand als dr Kuyper
beneden het middelmatige. Ten bewgze dat
de woeling «misdadig" was, werd «een photo-
graphisch juist geteekend beeld" van den toe
stand in Februari-April gegeven. Wel een
mooie schildering, maar niet bgster overtui
gend van het «misdadig" karakter,
Het oude refrein wat misdadig is, moet ook
Over den eigenlgken inhoud zgner brochure
hebben wg het intusschen heden niet. Wg
wenschen slechts aandacht te vestigen op een
tweetal uitlatingen, die daarin voorkomen, es
die ons van bgzonder belang dunken, omdat
zg een eigenaardig licht werpen zoowel op den
toestand, waarin oub land verkeert, als op de
stemming van een deel der liberalen.
Ziehier de eerste, waarbg wg even wenschen
Stil te staan. «Wie" aldus sohrgft de heer
Van Houten «wie de inzichten kent der
maatschappelgke kringen, van welke ik mg
als een der vertegenwoordigers mag beschou
wen, begrgpt licht, dat deze kringen, hoe
noodeook, liever de regeermacht nog
tgdelgk in handen laten der tegen
woordig bovendrgvende partg,
die den grondwettigen status quo [de bestaande
regeling] bewaart en in 't geen zg onder
neemt gecontroleerd wordt door een krachtige
amti-clericale minderheid, dan een maatregel
te steunen, die naar hun overtuiging de staats
inrichting voorgoed bederft."
Een merkwaardige uitlating inderdaad.
Reeds inzóóver als de heer Van Houten zich-
zelven terecht, maar hoe anders vroeger
een «vertegenwoordiger" noemt van «kringen",
die geen andere dan de meer-conservatief ge
zinde onder de liberale bHrgerg kannen zgn,
misdadig genoemd worden, kwam daarbg na- I 0m die het algemeen kiesrecht 't meest vreezen
tuurlgk te pas.
Bg het tweede punt of de uitdrukkirg in
de Troo*rede moest opgenomen worden, stond
hg langer stil. Maar of hg bierbg in zgn
argumentatie gelukkig is geweest, mag betwg-
feld worden Zoo voerde hg o. a. voor de
noodzakelgkheid van het gebruik aan, dat in
de Troonrede de militaire en de burgerlgke
ambtenaren een extra pluimpje hadden gekre
gen. Moest nu niet het «object" van hunne
meerdere dienstpraestatie genoemd worden
vroeg hg En was dat «object" niet de sta-
wegens de gevolgen, welke de invoering ervan
hebben kan voor hun positie in staat en maat
schappg. Maar merkwaardig bovenal wegens
de door ons gespatieerde woorden.
Wat al verwgten zgn niet na de verkie
zingen van 1901 den vrgzinnig-demooraten
naar het hoofd geworpen, omdat zg de vaan
der grondwetsherziening omhoog geheven had
den, deswegens van de liberalen zioh hadden
afgescheiden, en daardoor mede de zegepraal
verschaft heeten te hebben aan dr. Kuyper I
Nu is tot vervelens toe en onwaderlegd, aan
king, die een «misdadige woeling" heeten moet) getoond, dat van dit laatste geen woord waar
was, en dat de vrgzinnig-democraten aan het
optreden van de huidige regeering even on
schuldig zgn geweest als een wicht in de
wieg. Maar in alle gevallegesteld hot tot-
hen gerichte verwgt ware gegrond geweest,
dan komt toch thans de heer Van Houten van
zgn standpunt precies hetzelfde doen als het
hun aangewrevene. Hg komt het dcon met
vol bewustzgn van zgn bedrgfuitdrnkkelgk
zeggend, dat hg het zoo bedoelt. O zeker,
hg zou de tegenwoordige machthebbers bg de
eerstkomende verkiezingen wel gaarne ver
dreven zien uit het regeerkasteel. Maar bg
bindt dit verlangen aan een voorwaarde,
waarvan hg met stelligheid voorzien kan, dat
niet zal worden vervuld. Wat met andere
woorden zeggen wil, dat onze huidige be
stuurders in de beslissende ure feitelgk reke
nen kannen op zgn steun. Alles beter, dan
die gevloekte giondwetsherzienersDan nog
liever het er bepaaldelgk op toegelegd, ook
na 1905 's lands bewind te laten in handen
van Rome en van Dordt!
Dat die voorkeur, bg des heeren Van
Houten's tegenwoordige politieke en sociaal-
politieke inzichten, verklaarbaar is, betwisten
wg niet. Wg zien er slechts een bevestiging
in van ons vermoeden omtrent de gezindheid
in de kringen, waarop hg zinspeelt. Wg gaan
verder en moeten, indien zgn denkbeelden
werkelgk die van zeer velen zgn, de kans op
hat weder-inhuren van het regeerings-gebonw
door de clericale partgen in 1905 aanmerkelgk
verhoogd noemen. Doch wat voor den een
recht is, is ook biJlgk voor den ander. En
aangezien de heer Van Houten de overtuiging
van zgn buurman, omtrent hetgeen het alge
meen belang vordert, toch wel evenzeer zal
willen eerbiedigen als hg aanspraak maakt op
eerbiediging van dezgne, sullen de grondwets-
berzieners voor bet volgen van hun gedragslgn,
de op hun standpunt gebiedend aangewe
zene, zich op him mogen beroepen als een
onverdacht en onwraakbaar getuige.
Zullen echter de grondwetsherf-üners, voor
zooveel zij staan in de gelederen van de Liberale
Unie, daadwerkelgk voor hun eisch op de bres
treden Aan deze vraag knoopt zich de tweede
uitlating van mr Van Houten, waarop hier-
voren werd gedoeld.
Wenschelgk" noemt hg het, «vóór de
voorbereiding der verkiezing dit twistpunt
[omtrent het- kiesrecht-vraagstuk] in de libe
rale partg uit te veehten," Een wensch,
waarbg hg eenerzgds op de Liberale Unie het
oog moet hebben, en die anderzgds slechts de
beteekenis hebben kan, dat deze groep in de
liberale partg tgdig zich verklare omtrent de
van haar te verwachten houding ter zake van
het kiesrecht bg de verkiezingen van 1905.
Of grondwetsherziening en algemees kiesrecht
in haar papieren program geschreven staat
en blgft, laat den conservatieven staatsman,
evenals ons, vrg koud. Waar het voor hem,
gelgk voor een ieder, op aankomt, is dit: of
zg al dan niet van zins wordt, de daad te
voegen bg het woord.
Daarom kunnen wg den aandrang tot spoeds-
Detrachting, dien de heer Van Houten op de
leiders van de Liberale Unie tracht uit te
oefenen, niet anders dan beamen. En dien
aandrang tevens gerechtvaardigd achten uit
het oogpunt van politieke moraliteit.
Zooals men weet, is er van den kant van de
Unie nog sleohia een commissoriaal rapport,
waarin trouwens over do practische kwestie,
hce zg ten aanzien van het kiesrecht op het
stembusveld zich gedragen zal, geheel ge
zwegen wordt. In een voorbericht van het
aan de aaigesloten vereenigingen gezonden
rapport heeft het hoofdbestuur zich zorgvuldig
op de vlakte gehouden. Met geen enkel woord
verraadt het zgn inzicht en zgn voornemens.
Men moet ze gissen, doch kan daarbg natuur
lijk maar al te iioht missen. Alleen dit éene
blgkt uit de mededeelingen van het Unie-
bestuur met volkomen duidelgkheid, dat het
geen haast heeft om kleur te bekennen. Aan
zichzelf heeft het te wgten de slotsom van
velen, dat het omgekeerd daarmede zoolang,
als maar eenigszins mogelgk is, talmen wil.
Zooals de heer Van Houten niet vleiend,
maar ook niet onverdiend het uitdrukt;
«Het hoofdbestuur van de Liberale Unie ziet
voorloopig de kat uit den boom.
Of al de bg haar aangesloten kiesvereni
gingen, prgzend wat de heeren wgzen, die
taotiek goedkeuren en zich willen laten aan
leunen, weten wg niet. Wel weten wg, dat
zg ons meer diplomatiek zou schgnen, dan
«vaardig. En dat zg in geen geval bevorderlgk
kan zgn aan den eisch van zuiverheid in de
politieke verhoudingen. Kr g gen vriend en
vgand van de Liberale Unie eerst kort vóór
de verkiezingen te weten, wat zg aan haar
hebben, dan kan er van een deugdelgke voor
bereiding dier verkiezingen geen sprake meer
zgn. Dan is verwarring onvermgdelgk. Dan is
zg daarvoor aansprakelgk. Dan heeft zg, in