lüorB* Cauait
FEUILLETON.
D
Middelburg 3 Juni.
P A.A. V A.
BIJVOEGSEL
TST
Donderdag 4 Juni 1903, no. 129.
Maatschappij tot nut van
't algemeen.
VAN DE
een
ikm:
3.-
3.-
8-
5 -
3.-
3.-
3 -
ke.
45 en
8* en
jk nn
'ein.
en op
7.40,
9.10,
l'IB
6 28
7.40
8 53
10.14
11.15
'enloo
Kern-
deze
6.16
6.3
7.2
8.55
822
8.38
VAN
Amsterdam, 3 Juni.
Heden en morgen wordt alhier de algemeene
vergadering gehouden van genoemde Maat
schappij.
De heer D. W. Stork, die ditmaal den voor-
zitterszetel had ingenomen, hield een uitvoe
rige rede, waarin hjj, er aan herinnerende dat
hg fabrikant is, en gedachtig aan de gebeur
tenissen in de laatste maanden, een en ander
in 't midden bracht over de verhouding tus-
sohen werkgevers en werklieden en meerspe-
oiaal over de positie, die de eersten in die
verhouding innemen.
H| hield zich daarom meer in 't bjjzonder
met de
WBBK6BVERB
bezig, omdat bjj bjj de arbeidskwesties, die
zich in de laatste jaren hebben voorgedaan,
herhaaldelijk den indruk heeft gekregen, dat
't groote publiek vaak zeer onjuist over de
werkgevers en de op hen rustende taak oordeelt.
Hg opperde zjjne bedenkingen tegen het
feit dat niet alleen de hoogbegaafde maar
ieder gewoon ontwikkeld en beschaafd mensch
zich een oordeel aanmatigt over allerlei vaak
moeilijke arbeids-kwesties en het recht meent
te hebben, den staf te breken, vooral over
werkgevers, omdat deze de dingen anders
doen dan zij meenen, dat ze behooren gedaan
te worden. Hg wilde er daarom tegen waar-
sohuwen, dat men de werkgevers niet te hard
beoordeele, noch te weinig waarde toekenne
aan hetgeen deze in vraagstukken van practisch
sociale aangelegenheden te berde brengen.
»Men schat, zeide hg, de fanctie, die onze
{ndastrieelen in de maatsohappjj te vervullen
hebben, vaak veel te laag, en loopt daardoor
gevaar, kwaad te doen aan hen, wier belangen
men wenscht te behartigen. Men verliest zeer
dikwijls uit het oog dat, om duurzame ver
betering in den toestand onzer werklieden te
verkrjjgen, in de eerste plaats noodig is eene
krachtige industrie en dat een industrie zich
niet krachtig kan ontwikkelen, indien haar
al te veel belemmeringen in den weg worden
gelegd. Voorts wenscht men, en te recht, aan
het hoofd van industrieele ondernemingen
menschen, die niet alleen werken om geld te
verdienen, maar die er zich van bewust zgn,
dat hun taak hooger reikt en dat zjj zich meer
verantwoorde] gk moeten voelen voor het wel
en wee der menschen, wier arbeid zjj leiden
Dooh ook dit doel wordt door de critiek, die
men zich op de werkgevers veroorlooft, vaak
voorbjj gestreefd.
In de eerste plaats hebben wg noodig een
krachtige industriewant al bezitten wg de
mooiste toestanden op het papier, door de in
voering van prachtige wetten, zoo kan dat
weinig helpen, wanneer de ondernemingszucht
gefnuikt wordt en, dientengevolge, onze in-
dnstrie stil staat of zelfs achteruitgaat. Ik
hoorde eens een aardige aneodote, welke deze
gedaohte juist illustreert en die ik daarom zoo
vrjj ben u over te vertellen.
Er was eens een Jood, die schijndood geweest
en nu, nadat hg m het land der levenden was
teruggekeerd, zooals men kan begrjjpen, vooral
door de Christenen, erg geplaagd werd. Men
vroeg hem, of hg nu ook in den Jodenhemel
was geweest, en zoo ja, of hem hooren en zien
niet was vergaan van al het lawaai dat daar
heerschte. Het antwoord luidde»Ja, ik ben
er geweest en het is waar, het was er een
vreeseljjk spektakel. Het was er ook niet heel
netjes, maar het was er erg gezellig en allen
konden het best met eikander vinden. Maar,
en dat zal u nog wel meer interesseeren, ik
ben ook even in den Christenhemel geweest
en daar was het o, zóo mooi, en zóo prachtig
ik heb nog nooit zoo iets moois gezien en
het was er zóo stil, dat het u, Christenen,
zeker wel zou hebben bevallenmaarer
was bjjna niemand in 1"
Ziet, mjjne heeren, ik ben zoo bang voor dien
leegen Christenhemel 1 Ik moet eerljjk beken
nen, dat ik liever heb eene krachtige industrie,
waarin velen werk kannen vinden, al laten
daarin de toestanden meer of minder te wen-
sohen over, dan eene industrie, die aan alle
eischen van humaniteit en zedeljjkheid voldoet,
maar niet in staat is den moeiljjken levens
strijd onder de haar gestelde voorwaarden te
voeren. Naarmate eene industrie krachtiger
is, zullen bovendien minder goede toestanden
geleideljjk voor betere kunnen plaats maken,
zonder dat haar eigen bestaan in gevaar ge
bracht wordt.
Men hecht vaak veel te weinig waarde aan
het oordeel van de werkgevers in zaken van
practischen aard, omdat men wantrouwt de
zuiverheid hunner bedoeling."
Hiervan haalde de heer Stork een voorbeeld
aan uit de geschiedenis met de Ongevallenwet
om daarna dit op te merken
>Naarmate de bemoeiing van den Staat met
onze ng verheid zich verder uitbreidt, zal, men
de werkgevers meer noodig hebben en zal men
aan hun practisch oordeel dus meer waarde
hechten dan nu veelal het geval is. Hiervoor
is noodig een juistere appreciatie van de taak,
die de werkgever ik denk hier bjj voorkeur
aan den industrieel te vervullen heeft. Men
denkt daarover vaak te licht. Afgaande op den
uiterljjken scbjju, ziet men in den industrieel
zoo niet een uitzuiger, zooals soeiaal-demo-
oraten gewoon zjjn te doen, dan toch iemand,
die op gemakkeljjke wjjze veel geld verdient
ten koste van zjjne arbeiders. Men ziet daarbjj
echter over het hoofd, dat, by ons tegenwoor
dig voortbrengingsproces, de werkgever veel
geld moet verdienen, zal hjj niet op een goeden
dag gevaar loopen, zjjn bedrjjf in elkander te
zien storten. Bestond dan ook niet gerecht
vaardigde vreeB, dat het productiestelsel het
welk de sociaal-democraten voor het tegen
woordige in de plaats willen stellen, nog veel
grootere nadeelen aankleven en dat de toepas
sing daarvan een onduldbaren dwang op de
menschen zou leggen, dan zouden wellicht
vele fabrikanten met mjj hun eigen zaken
gaarne overbrengen in de handen der gemeen
schap. Zg, die buiten zaken staan, zien, zooals
ik reeds zeide, alleen den buitenkant, die vaak
lgk gedacht wordt aan het opwekken bg de
menachen van ontevredenheid met ziohzelf.
Deze soort van ontevredenheid over eigen ge
breken en ondeugden moet er toe leiden, de
menschen zedelgk te verbeteren; en alleen
door die individueele zedelgke verbetering is
verhoogiag van het levenspeil onzer maat
sohappg en deze is het toch die wg na
jagen mogelgk.
En wat den maatschappelgken vooruitgang
aangaat, de heer Stork voelt niet veel voor
het Les idees marchent, dat vaak wordt aange
haald om er op te wgzen met welk een snel
heid zich andere en betere denkbeelden heb
ben baangebroken. >Ik moet eerlgk bekennen,
zoo zeide bg, dat ik altgd met eenig wan
trouwen bezield ben tegen over de denkbeel
den, die zoo snel loopen. Loopen zg niet dik-
wgls den werkelgken ontwikkelingsgang der
maacschappg en den werkelgken groei der
menschelgke verhoudingen, ook op het gebied
van den arbeid, voorbg
Zooals ik reeds zeide, de ontwikkelingsgang
van het mensohelgk geslacht is uiterst lang'
zaam en er bestaat dus, naar mgne meening,
groote vrees, dat zg, die met zooveel spoed
nieuwe denkbeelden op de maatsohappg willen
toepassen, veel tè hard vooruitsnellen. Is het
te verwonderen, dat daartegen ook velen van
het vrgzinnige deel van ons volk opkomen die
meenen, dat men zich niet altgd voldoende
tgd gunt, om te zien welken invloed de toe'
passing van nieuwe denkbeelden op de maat
sohappg heeft
In de vorige eeuw heeft onze maatsohappg
zich ontworsteld aan het stelsel van dwang,
dat haar in den loop der tgdenwas opgelegd
Nauweljjks is dit proces voleindigd, of men
ziet de schaduwzgden, die elk stelsel, en dus
ook het stelsel der vrgheid, aankleven en men
roept om wetten, die ons weer tot een stelsel
van dwang terugvoeren. Men heeft ternauwer
nood de vrgheid veroverd en reeds is het ge
loof in haar verloren gegaan. Welk recht
bestaat er nu echter om hen, die blgven
meenen, dat de maatschappg alleen door de
grootst mogelgke vrgheid in waarheid kan ge
dgen, reactionnair te noemen? En toch ge
schiedt dit dagelgks, terwgl in waarheid, het
geen de zoogenaamde vooruitstrevende men
schen willen, een reactie is op den gang van
zaken in de vorige eeuw. Dat het stelstel van
vrgheid zich niet verzet tegen het bestaan
van wetten, welke dienen om misbruiken te
keer te gaan, de vrgheid van arbeid te ver
zekeren enz. spreekt van zelfdoch ik wensch
aohten. Zoo is er reactie van beide zgden.
Al degenen, die het goed meenen met den j
werkman, zullen moeten trachten te voorkomen,
dat deze reactie te groote beteekenis krggt,
want maatsohappelgke achteruitgang zou er het
gevolg van zgn. De patroons moeten trachten
de moeilgkheden die zich voordoen te over
winnen en, zonder reactie, toch hun bedrgfop
zoodanige wgze weten te leiden, dat het kan
bloeien. Bg de werklieden moet het besef
ontwikkeld worden, dat het verminderen van
den ondernemingsgeest van de werkgevers in
de eerste plaats op hun nadeel zou uitloopen.
Ook al erkent men, wat ik niet zal tegen
spreken, dat er, evenals onder de overige
menschheid, onder de patroons, naast goede,
ook minder goede en slechte menschen zgn,
zoo mag dit ons er niet toe leiden uit 't oog
te verliezen, dat hun bestaan in de tegen
woordige maatschappg een noodzakelgkheid i s
Bg de werklieden heeft men het gevoel op
gewekt, dat zg alleen degenen zgn die
arbeiden en dat hun dus ook uitsluitend
toekomen al de vruchten van den menschelgken
arbeid. Een gevolg hiervan is geweest, dat
een groot deel van hen ontevreden is geworden
en is gaan overschatten eigen beteekenis en
eigen macht.
mooi schgnt, maar hebben volstrekt geen besef dit, tot vermgding van misverstand, nog eens
van de zorgen, die den fabrikant kunnen i
drukken en van het gewicht der verantwoor-]
delgkheid, die op eiken chef van eene onder
neming, vooral wanneer deze grootere afme
tingen heeft, rust."
De heer Stork kwam op tegen de vleiende
bewering dat hg een goed werkgever is. Hg
gevoelt zich niet beter dan het gros der
werkgevers. Hg weet wel, dat hg sommige
dingen anders doet dan de meesten hunner,
maar hg is nog volstrekt niet zeker, dat hg
ze beter doet. Men make hieruit niet op, dat
hg geen stellige overtuiging heeft omtrent de
wgze, waarop een industrieel zgn zaken moet
beheeren, om zoowel zgn eigen belangen, als
die zgner werklieden goed te behartigen Hg
gelooft dat alleen de weg der coöperatie, in
de meest uitgestrekte beteekenis van het
woord, in de toekomst kan leiden tot het doel
nl. de verhooging van het stoöslgk als het
zedelgk levenspeil van den arbeider, doch
deze weg is zeer lang en onze werklieden zgn
nog lang niet rgp voor den hoogeren vorm
van het bedrgfsleren. Voorshands komt het
hem voor, dat de fabrikanten zich moeten
besohouwen als goede rentmeesters over het
hun toevertrouwde goed en zich wel bewust
moeten zgn, dat zg daarover niet naar wille
keur mogen beschikken, maar daarbg ook
hunne hoogere plichten als menschen moeten
vervullen.
In den loöp van zgue rede, die te uitvoerig
is om haar in haar geheel op te nemen, maak
te de voorzitter nog de opmerking dat, naar
zgne meening, de menschen tegenwoordig te
veel contempleeren, terwgl de maatschappg
behoefte heeft aan menschen die wat doen
en wees hg er op dat, de bewering als zou
ontevredenheid met bestaande toestanden
alleen voorwaarde voor vooruitgang zgn,
alleen waar is indien daarbg voorname-
met nadruk uit te spreken. Wat zou er van
de vrgheid terecht komen, zonder wet En
gezag èi deze zgn zonder wetten niet bestaan
baar. Evenmin zgn met het door mg voor
gestane beginsel in strgd wettelgke organisa
tiet alsde on ge vallen-verzekering de ziekte
en pensioen-verzekeringen, enz., mits in 't oog
gehouden worden de eischen, door mg aan
dergelgke wetgeving gesteld."
Ten slotte wees de heer Stork op de roeping,
die de Maatschappij tot nut van t algemeen in
deze heeft te vervullen. Zg moet meehelpen
om de groote eenzgdigheid, die tegenwoordig
z. i. bestaat in de behandeling van arbeids
vraagstukken, te doen plaats maken voor betere
en billgker waardeering ven de werkgevers,
van de maatsohappelgke toestanden en van
de middelen tot verbetering.
>Het is een moeilgk tgdperk, een tgdperk
van overgang, dat wg beleven. De vierde
stand is bezig uit haar kracht te groeien
Door veelal valsche profeten is zg gebracht
tot overschatting van haar macht en wordt
zg opgezet tegen hen met wier medewerking
alleen haar duurzame vooruitgang te ver-
krggen is.
Groot gevaar bestaat er daardoor voor
reactie. Van beide zgden is men geneigd,
terug te komen op de beginselen, waaronder
ons land zoovele jaren gelukkig is geweest
en vooruit is gegaan. De patroons komen er
toe, zich met elkander te verbinden om dwang
maatregelen toe te passen op de werklieden
en hunne vereenigingen, daar zg beseffen, dat
hun industrie zou te gronde gaan, indien men
de tegenwoordige beweging onder de werk
lieden ongebreideld baar gang liet gaan. De
werklieden en hunne vrienden uit de hoogere
klassen der samenleving willen door wetten
de patroons dwingen, om te doen hetgeen zg
voor het welzgn der werklieden noodzakelgk
Hoe daarin verandering te brengen De voe
ling, die er tusschen de arbeiders en de meer
ontwikkelden bestond, is bg een groot deel van
ons volk verloren gegaan, met name bg dat
deel, waartoe meerendeels behooren de leden
der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen Door
de socialistische propaganda zgn de arbeiders
voor een deel van ons vervreemd. Onze ge
schriften bereiken hen niet. Slechts hier en
daar bezoeken zg de JVuto-vergaderingen, wan
neer deze voor hen open staan. De volks
voordrachten, bepaaldelgk ingericht voor hunne
behoeften, zgn er maar weinig in aantal En
het lidmaatschap van een departement, sinds
korten tgd ook voor hen, als buitengewone
leden of als vereenigingsleden toegankelgk,
wordt al te weinig begeerd. Zg verstaan ons,
wg verstaan hen niet meer. De katholieke
geestelgkheid, die om zoo te zeggen den menBch
begeleidt van de wieg tot aan het graf, heeft
die voeling meer behouden en heeft door tjj-
dige organisatie er voor gezorgd dat de be
schaving, zooals elke werkelgke beschaving
doen moet, van boven naar beneden kan blgven
komen. Het rechtzinnig protestantsche deel
van ons volk heeft eveneens door zgne voor
gangers die voeling meer behouden. Bg ons
is ze eohter verloren gegaan, of liever wg
hebben ze bgna geheel en al overgelaten aan
de sociaal-democratische leiders.
Welnu, naar mgne overtuiging, moet er met
alle kracht naar gestreefd worden, dat er op
nieuw of althans meer voeling ontsta tusschen
ons en het minder ontwikkelde deel van het
volk. Hier ligt eene eigenaardige taak voor
eene Maatschappg, die er van haar geboorte
af naar gestreefd heeft, om, zooals mr Smeenge
er ons in zgne openingsrede van 1899 aan
herinnerde, voor den >gemeenen man" nuttig
te zgn. Geen nuttiger werk kan er op 't
oogenblik voor hem verricht worden, dan hem
minder eenzgdig in te lichten dan thans ge
schiedt en er hem van te doordringen, dat
slechts langzaam en vooral door zedelgke
verbetering van het individu, maatschappelgke
vooruitgang mogelgk is. Wg moeten deze taak
tegenover hem vervullen door woord en ge
schrift. Hiervoor is geldelgke, maar vooral
persoonlgke opoffering noodig Degenen die
het volk door het woord willen trachten te
bereiken, om de door mg aangewezen taak te
vervullen, kunnen niet volstaan met aan te
dringen op nieuwe wetten en zich zoo gemak-
kelgk den lauwerkrans van warm vriend des
volks te verwerven. Zg moeten met de on
vermoeidheid der sociaal-democratisohe sprekers
optreden in vergaderingen, met de kracht
hunner overtuiging opkomen t e g e n de dwaal
leer van anderen en propaganda maken voor
de in hunne oogen deugdelgke beginselen.
Daarvoor is moed en volharding noodig. Want
de taak, welke hen, die deze op zich nemen,
wacht, is niet gemakkelgk en zal dikwgls
ondankbaar zgn. Daarvoor is ook noodig
meer samenwerking, meer waardeering, minder
verkettering dan men tegenwoordig aantreft
onder hen, die, eenerzgds, niet gediend zgn
van de reactie der kerkelgke partgen en,
anderzgds, niet van de in zngn oogen haast
nog ergere reactie van sociaal-democratische
zgde, omdat deze aanstuurt op een stelsel van
discipline, die ik niet aarzel een stelsel van
duldloozen dwang te noemen.
Wg, leden van 't Nut, moeten voelen, dat,
welk versohil van meening tusschen ons ook
moge bestaan omtrent de wenschelgkheid va»
toepassing van sommige denkbeelden, wg zgn
van éénen wil in zake de toepassing van het
beginsel onzer Maatschappg, zooals dit in art.
1 en 2 der wet is neergelegd.
Het is mg meer dan eens opgevallen, ook
in de vergaderingen van ons hoofdbestuur,
waarin, zooals gg weet, menschen van zeer
verschillende richtingen zgn bgeengebraoht,
dat zoo vaak bg de behandeling van praotische
vraagstukken één lgn getrokken wordt door
menschen, die, volgens de leer hunner politiek,
door een diepe klooi van elkander gescheiden
zgn. Ik heb redevoeringen gehoord en arti
kelen gelezen, die mg zeer sympatiek waren
en waarvan ik bg het luisteren of lezen dacht,
dat ik ze op eene kleinigheid na geheel zou
kunnen ondersohrgvenen zie, korten tgd
daarna bleek mg toch, dat de politieke rich
ting, die ik voorsta, in de oogen van den zoo
even bedoelden spreker of sohrgver een zeer
reactionaire was en dat er een diepe kloof
bestond tusschen hem en mg. Ik geloof, dat
er weinig dingen zgn, die zoo slecht werken
op de onderlinge verstandhouding der menschen
als de scheiding in politieke partgen. Konden
wg het zonder deze redden, dan zou er stellig
vaak meer praotisohe samenwerking zgn, dan
nu het geval is.
Maar al bezitten wg moed en volharding en
al is er tusschen ons de grootst mogelgke
samenwerking, zoo zullen zg, die zich willen
wgden aan de door mg bedoelde taak, niets
uitrichten zonder geestdrift en dus zonder
geloof in het eigen ideaal.
Toen ik den inhoud dezer rede overdaoht,
bevond ik mg in het heerlgke Dresden, in
zgn wereldbekende en de menschen tot hoo
gere gedachten opwekkende musea.
O.a. bezocht ik het Kö.-nermuseum en ont
ving een zeer sterken indruk trouwens
reeds op de schoolbanken dweepte ik met
Körner van den invloed, dien de geestdrift
van den reeds op 21-jarigen leef tgd in den
strgd voor de vrgheid gevallen held in zgn
korte leven heeft uitgeoefend en nu nog
voort gaat uit te oefenen.
Voorts zag ik in een ander museum de heer
lgke madonna van Raphaël met het kindeken
Jezus, wiens blik de wereld regeert".
Geestdrift is noodig om iets groots tot stand
te brengen en welk stelsel men ook op onze
maatscbappg moge toepassen, zoolang de men
schen menschen blgven, zal de naastenliefde
noodig zgn, om de fouten, ook van het beste
stelsel, te verbeteren. Ziedaar de beide ge
dachten, die in mg opkwamen en waarmede ik
mgne rede wensch te besluiten.
Moge meer dan in de laatste jaren helaas
het geval was, het geloof in het ideaal, de
geestdrift en de naastenliefde in ons opgewekt
worden en vooral bg het jongere geslaoht de
krachtige drgfveeren worden om, voor zoover
de taak in eigen kring, die altgd op den
voorgrond moet staan, het toelaat, mede te
werken aan de zedelgke beschaving, de ont
wikkeling en dus aan het geluk van ons volk."
Deze rede werd warm toegejuicht.
Uit het Zweedsch,
VAN
MARIE RIEK-MÜLLEK.
Voor den Laplander is het mogelgk om
nog buiten het gebergte te leven in den tgd
van het jaar, wanneer dag en nacht even
lang zgn.
Dan is het nog te lioht voor de wolven en
andere rendierroovers en daarboven rondom de
beken en watervallen zgn de weilanden nog
heel goed.
Op de heide eten de kinderen zich de buikjes
vol met bramen en beziën, terwgl vader en
moeder voor de hut zitten en het gereedschap
verstellen. Af en toe kgken zg naar de kam
pen, waar de rendieren grazen, of alles wel is
zooals het behoort, of ze gaan in de hut en
zetten den koffieketel te vuur. Het is zoo
heerlgk om over de velden te kgken op een
mooien zomeravond, wanneer er een roodgoud
schgnsel over de bergen valt, en de klokken
der kudden van verre klinken. De berghel
ling, waartegen de dieren liggen, blinkt in
het avondlioht als een reuzendeken met groote
bruine vlekken, en de rook uit de hutten
bljjft als een violetkleurige nevel boven het
dMttenboioh hangen.
Maar somtgds begint die heerlgke tgd van
den dag reeds heel kort te worden. Nog voor
dat de najaarsduisternis voorgoed valt, kan
het gebeuren dat er eenige sneeuwstormen
over de velden gieren. Neemt de sneeuw
spoedig toe, dan is ook voor den Laplander
de tgd gekomen om te verhuizen. Eerst
trekken zg rond in het hooggebergte, zoolang
de rendieren daar nog mos vinden, en dan
trekken zg hoe langer hoe meer naar het
benedenland.
Het kan echter wel tot acht weken vóór
Kerstmis duren eer men zich in de hut van
Willax begon voor te bereiden op de verhui
zing naar het Oosten. Juist had er zulk een
geweldige sneeuwstorm over de bergen ge
woed, en Matto, de jongen, was van 's mor
gens vroeg af al buiten geweest, om naar
eenige verdoolde rendieren te zoeken.
Tegen den avond begon het te vriezen en
een paar van de rendierhonden, met spitse
snuiten en spitse ooren, kropen door de hut
opening naar binnen. Daar was het lekker
warm en met de ooren klappende, gingen ze
in een kring op de rendierhuid liggen, zelfs
in den slaap luisterende, om terstond op te
springen, indien er van uit het kamp iets
bgzondera te hooren was.
De soepketel hing over het vuur, en de
damp van het kokende rendiervleesch ver
mengde ziob met den rook van het vuur. Men
onderscheidde slechts ten halve de kleine ge
stalten, in pelsen gehuld, die met gekruiste
beenen rondom het vuur druk zaten te praten.
Sanko en Kaïra waren juist van de West-
bergen gekomen, om mee te trekken naar de
dalen, en hadden den mond vol van al de
ongelukken gedurende het laatste noodweer.
De korte aarden pfifjas waren verscheiden
malen gestopt en uitgebrand, maar nu werden
ze geheel vergeten en hingen koud en zwart
in de mondhoeken.
Zjj huiverden allen, onder hunne pelsen,
toen Sanko vertelde hoe Anders had moeten
toezien dat een veertigtal rendieren voor zgn
oogen verdween als door den grond ver
zwolgen. Hat was bjj de eerste en zwaarste
sneeuwjacht, toen de lucht zoo dik was als
een grjjze muur. Zjj waren verdwaald en met
de kudde voor een afgrond gekomen.
Het was een Gods wonder dat niet allen
en hjj zelf en de jongen er ook ingestort
waren.
Ja, God is met de bergbewoners 1 Zjj zucht
ten, steunden en zaten heen en weer te
schudden, en Willax daoht met angst aan de
prachtige jonge rendieren, die Matto was gaan
zoeken.
Al was het nog vroeg in het jaar, hier en
daar hcorde men de wolven tooh reeds. Sneeuw
storm en roofdier gaan vaak samen en werken
elkaar in de hand. Sanko zelf had er immers
pas met een te doen gehad, den dag voordat
hjj van huis ging en dat zelf* vlak by zjjn
Aan het ter tafel gebrachte jaarverslag is
het volgende ontleend
Het ledental bedroeg op 1 Apr. 1903 12742,
tegen 12805 in April 1902. Hoewel het
quotum verlaagd werd en daarmede de contri
butie van vele leden verminderde, is eohter
het getal eer verminderd dan toegenomen.
Geen nieuwe departementen werden gewonnen,
doch die van Berkhout en Marum opgeheven.
Oitvoerig wordt melding gemaakt van het
rapport der commissie betreffende de rechts
kundige vormen van spaarbanken, productieve
crediet-associaties, welk rapport reeds in Oct.
1902 aan de departementen werd toegezonden,
en hier dus onvermeld kan blgven.
De commissie tot het instellen van een
onderzoek naar de banken van leening, huizen
van inkoop met reoht van weder-inkoop, is
nog diligent. Evenzoo die tot herziening der
ljjsten van boeken voor de volks en jongelieden-
bibliotheken.
Van de 4s uitgave van het Nederl. Volks
liederenboek in 4000 ex. is reeds zooveel ver
kocht, dat de kosten dezer uitgave reeds
hut. De oude vrouw was aan het melken en
Sanko ving de runderen op, toen de honden
in eens begonnen te janken en weg te draven.
Het was al donker en zjj zagen niet dadel jjk
wat er aan de hand was, doch weldra ont
waarden zg een paar fonkelende oogen en een
slank, lenig lichaam, dat vlak langs den in
gang sloop. Het was een brutale, uitgehon
gerde wolf, die zeker plan bad om zgne tanden
te zetten in het eerste beste rendierkalf, dat
hem in den weg kwam.
Maar de oude vrouw was ditmaal bjj de
pinken en riep Sanko toe: »Vang hem met den
strik, voordat hjj zich kan omdraaien, dan zal
ik hem afmaken."
En dat hadden zjj gedaan.
Sanko wierp den strik precies alsof het de
melkkoe gold, die het eerst aan de beurt was
maar natuurljjk om den hals van den wolf
en trok al wat hjj trekken kon. En met den
jjsstok sloeg moeder er op wat zg slaan kon
Zjj sloeg zoo, dat het wolfshaar van de huid
afvloog, totdat het dier morsdood lag. Kleine
grapjes hadden zg ook wel mede te deelen.
»Z.eg Sanko", begon Kaïra met een
knipoogje, »je moest eens vertellen hoe je
den weg hier heen hebt afgelegd Hihihi1
En Kaïra schaterde het uit en sloeg zich op
de knieën van de pret.
Sanko stond bekend als een zeer stout
schaatsenrijder, die het waagde voort te gaan,
waar anderen stonden te aarzelen en om
keerden
De pjjpen werden opnieuw gestopt en aan
gestoken en onder de pelsen kreeg men de
aangename rilling, die altjjd een avontuur
voorafgaat, wanneer men weet dat het goed is
afgeloopen.
Maar Sanko keek heel verlegen terwgl
Kaïra vertelde.
»Zg waren op schaatsen tot halverweg
gekomen toen zjj aan het dwarsravjjn, ten
westen van hier, kwamen. Daar zou wel
nooit een verstandige Laplander overheenge-
gaan zgn, als hem geen beer of een der-
geljjk roofdier op de hielen zat
Sanko zat niets op de hielen, maar hjj ging
er toch over.
Het ravjjn lag daar zoo mooi, omzoomd met
witte, zachte sneeuw, dat hg de verzoeking
niet kon weerstaan
Eerst ging het nog al zachtjes, maar eens
klaps op een plek waar de sneeuw los en
ongeljjk was, juist voordat hjj zgn sprong
moest nemen, gleed de kant naar beneden,
met de schaatsen, en Sanko
»Ja, hoe ging het met jou?"
De kleine sluwe oogjes van KVïro waren
niet te zien zoo grinnikte by, en onderwyi
gaf hjj zyn makker een stomp in de zyde.
Iedereen had nu alle bezorgdheid en droef
heid vergeten en was geheel opgevrooiykt
door het avontuur van Sanko behalve hy
zelf, wel te verstaan.
h