lüorB* Cauait FEUILLETON. D Middelburg 3 Juni. P A.A. V A. BIJVOEGSEL TST Donderdag 4 Juni 1903, no. 129. Maatschappij tot nut van 't algemeen. VAN DE een ikm: 3.- 3.- 8- 5 - 3.- 3.- 3 - ke. 45 en 8* en jk nn 'ein. en op 7.40, 9.10, l'IB 6 28 7.40 8 53 10.14 11.15 'enloo Kern- deze 6.16 6.3 7.2 8.55 822 8.38 VAN Amsterdam, 3 Juni. Heden en morgen wordt alhier de algemeene vergadering gehouden van genoemde Maat schappij. De heer D. W. Stork, die ditmaal den voor- zitterszetel had ingenomen, hield een uitvoe rige rede, waarin hjj, er aan herinnerende dat hg fabrikant is, en gedachtig aan de gebeur tenissen in de laatste maanden, een en ander in 't midden bracht over de verhouding tus- sohen werkgevers en werklieden en meerspe- oiaal over de positie, die de eersten in die verhouding innemen. H| hield zich daarom meer in 't bjjzonder met de WBBK6BVERB bezig, omdat bjj bjj de arbeidskwesties, die zich in de laatste jaren hebben voorgedaan, herhaaldelijk den indruk heeft gekregen, dat 't groote publiek vaak zeer onjuist over de werkgevers en de op hen rustende taak oordeelt. Hg opperde zjjne bedenkingen tegen het feit dat niet alleen de hoogbegaafde maar ieder gewoon ontwikkeld en beschaafd mensch zich een oordeel aanmatigt over allerlei vaak moeilijke arbeids-kwesties en het recht meent te hebben, den staf te breken, vooral over werkgevers, omdat deze de dingen anders doen dan zij meenen, dat ze behooren gedaan te worden. Hg wilde er daarom tegen waar- sohuwen, dat men de werkgevers niet te hard beoordeele, noch te weinig waarde toekenne aan hetgeen deze in vraagstukken van practisch sociale aangelegenheden te berde brengen. »Men schat, zeide hg, de fanctie, die onze {ndastrieelen in de maatsohappjj te vervullen hebben, vaak veel te laag, en loopt daardoor gevaar, kwaad te doen aan hen, wier belangen men wenscht te behartigen. Men verliest zeer dikwijls uit het oog dat, om duurzame ver betering in den toestand onzer werklieden te verkrjjgen, in de eerste plaats noodig is eene krachtige industrie en dat een industrie zich niet krachtig kan ontwikkelen, indien haar al te veel belemmeringen in den weg worden gelegd. Voorts wenscht men, en te recht, aan het hoofd van industrieele ondernemingen menschen, die niet alleen werken om geld te verdienen, maar die er zich van bewust zgn, dat hun taak hooger reikt en dat zjj zich meer verantwoorde] gk moeten voelen voor het wel en wee der menschen, wier arbeid zjj leiden Dooh ook dit doel wordt door de critiek, die men zich op de werkgevers veroorlooft, vaak voorbjj gestreefd. In de eerste plaats hebben wg noodig een krachtige industriewant al bezitten wg de mooiste toestanden op het papier, door de in voering van prachtige wetten, zoo kan dat weinig helpen, wanneer de ondernemingszucht gefnuikt wordt en, dientengevolge, onze in- dnstrie stil staat of zelfs achteruitgaat. Ik hoorde eens een aardige aneodote, welke deze gedaohte juist illustreert en die ik daarom zoo vrjj ben u over te vertellen. Er was eens een Jood, die schijndood geweest en nu, nadat hg m het land der levenden was teruggekeerd, zooals men kan begrjjpen, vooral door de Christenen, erg geplaagd werd. Men vroeg hem, of hg nu ook in den Jodenhemel was geweest, en zoo ja, of hem hooren en zien niet was vergaan van al het lawaai dat daar heerschte. Het antwoord luidde»Ja, ik ben er geweest en het is waar, het was er een vreeseljjk spektakel. Het was er ook niet heel netjes, maar het was er erg gezellig en allen konden het best met eikander vinden. Maar, en dat zal u nog wel meer interesseeren, ik ben ook even in den Christenhemel geweest en daar was het o, zóo mooi, en zóo prachtig ik heb nog nooit zoo iets moois gezien en het was er zóo stil, dat het u, Christenen, zeker wel zou hebben bevallenmaarer was bjjna niemand in 1" Ziet, mjjne heeren, ik ben zoo bang voor dien leegen Christenhemel 1 Ik moet eerljjk beken nen, dat ik liever heb eene krachtige industrie, waarin velen werk kannen vinden, al laten daarin de toestanden meer of minder te wen- sohen over, dan eene industrie, die aan alle eischen van humaniteit en zedeljjkheid voldoet, maar niet in staat is den moeiljjken levens strijd onder de haar gestelde voorwaarden te voeren. Naarmate eene industrie krachtiger is, zullen bovendien minder goede toestanden geleideljjk voor betere kunnen plaats maken, zonder dat haar eigen bestaan in gevaar ge bracht wordt. Men hecht vaak veel te weinig waarde aan het oordeel van de werkgevers in zaken van practischen aard, omdat men wantrouwt de zuiverheid hunner bedoeling." Hiervan haalde de heer Stork een voorbeeld aan uit de geschiedenis met de Ongevallenwet om daarna dit op te merken >Naarmate de bemoeiing van den Staat met onze ng verheid zich verder uitbreidt, zal, men de werkgevers meer noodig hebben en zal men aan hun practisch oordeel dus meer waarde hechten dan nu veelal het geval is. Hiervoor is noodig een juistere appreciatie van de taak, die de werkgever ik denk hier bjj voorkeur aan den industrieel te vervullen heeft. Men denkt daarover vaak te licht. Afgaande op den uiterljjken scbjju, ziet men in den industrieel zoo niet een uitzuiger, zooals soeiaal-demo- oraten gewoon zjjn te doen, dan toch iemand, die op gemakkeljjke wjjze veel geld verdient ten koste van zjjne arbeiders. Men ziet daarbjj echter over het hoofd, dat, by ons tegenwoor dig voortbrengingsproces, de werkgever veel geld moet verdienen, zal hjj niet op een goeden dag gevaar loopen, zjjn bedrjjf in elkander te zien storten. Bestond dan ook niet gerecht vaardigde vreeB, dat het productiestelsel het welk de sociaal-democraten voor het tegen woordige in de plaats willen stellen, nog veel grootere nadeelen aankleven en dat de toepas sing daarvan een onduldbaren dwang op de menschen zou leggen, dan zouden wellicht vele fabrikanten met mjj hun eigen zaken gaarne overbrengen in de handen der gemeen schap. Zg, die buiten zaken staan, zien, zooals ik reeds zeide, alleen den buitenkant, die vaak lgk gedacht wordt aan het opwekken bg de menachen van ontevredenheid met ziohzelf. Deze soort van ontevredenheid over eigen ge breken en ondeugden moet er toe leiden, de menschen zedelgk te verbeteren; en alleen door die individueele zedelgke verbetering is verhoogiag van het levenspeil onzer maat sohappg en deze is het toch die wg na jagen mogelgk. En wat den maatschappelgken vooruitgang aangaat, de heer Stork voelt niet veel voor het Les idees marchent, dat vaak wordt aange haald om er op te wgzen met welk een snel heid zich andere en betere denkbeelden heb ben baangebroken. >Ik moet eerlgk bekennen, zoo zeide bg, dat ik altgd met eenig wan trouwen bezield ben tegen over de denkbeel den, die zoo snel loopen. Loopen zg niet dik- wgls den werkelgken ontwikkelingsgang der maacschappg en den werkelgken groei der menschelgke verhoudingen, ook op het gebied van den arbeid, voorbg Zooals ik reeds zeide, de ontwikkelingsgang van het mensohelgk geslacht is uiterst lang' zaam en er bestaat dus, naar mgne meening, groote vrees, dat zg, die met zooveel spoed nieuwe denkbeelden op de maatsohappg willen toepassen, veel tè hard vooruitsnellen. Is het te verwonderen, dat daartegen ook velen van het vrgzinnige deel van ons volk opkomen die meenen, dat men zich niet altgd voldoende tgd gunt, om te zien welken invloed de toe' passing van nieuwe denkbeelden op de maat sohappg heeft In de vorige eeuw heeft onze maatsohappg zich ontworsteld aan het stelsel van dwang, dat haar in den loop der tgdenwas opgelegd Nauweljjks is dit proces voleindigd, of men ziet de schaduwzgden, die elk stelsel, en dus ook het stelsel der vrgheid, aankleven en men roept om wetten, die ons weer tot een stelsel van dwang terugvoeren. Men heeft ternauwer nood de vrgheid veroverd en reeds is het ge loof in haar verloren gegaan. Welk recht bestaat er nu echter om hen, die blgven meenen, dat de maatschappg alleen door de grootst mogelgke vrgheid in waarheid kan ge dgen, reactionnair te noemen? En toch ge schiedt dit dagelgks, terwgl in waarheid, het geen de zoogenaamde vooruitstrevende men schen willen, een reactie is op den gang van zaken in de vorige eeuw. Dat het stelstel van vrgheid zich niet verzet tegen het bestaan van wetten, welke dienen om misbruiken te keer te gaan, de vrgheid van arbeid te ver zekeren enz. spreekt van zelfdoch ik wensch aohten. Zoo is er reactie van beide zgden. Al degenen, die het goed meenen met den j werkman, zullen moeten trachten te voorkomen, dat deze reactie te groote beteekenis krggt, want maatsohappelgke achteruitgang zou er het gevolg van zgn. De patroons moeten trachten de moeilgkheden die zich voordoen te over winnen en, zonder reactie, toch hun bedrgfop zoodanige wgze weten te leiden, dat het kan bloeien. Bg de werklieden moet het besef ontwikkeld worden, dat het verminderen van den ondernemingsgeest van de werkgevers in de eerste plaats op hun nadeel zou uitloopen. Ook al erkent men, wat ik niet zal tegen spreken, dat er, evenals onder de overige menschheid, onder de patroons, naast goede, ook minder goede en slechte menschen zgn, zoo mag dit ons er niet toe leiden uit 't oog te verliezen, dat hun bestaan in de tegen woordige maatschappg een noodzakelgkheid i s Bg de werklieden heeft men het gevoel op gewekt, dat zg alleen degenen zgn die arbeiden en dat hun dus ook uitsluitend toekomen al de vruchten van den menschelgken arbeid. Een gevolg hiervan is geweest, dat een groot deel van hen ontevreden is geworden en is gaan overschatten eigen beteekenis en eigen macht. mooi schgnt, maar hebben volstrekt geen besef dit, tot vermgding van misverstand, nog eens van de zorgen, die den fabrikant kunnen i drukken en van het gewicht der verantwoor-] delgkheid, die op eiken chef van eene onder neming, vooral wanneer deze grootere afme tingen heeft, rust." De heer Stork kwam op tegen de vleiende bewering dat hg een goed werkgever is. Hg gevoelt zich niet beter dan het gros der werkgevers. Hg weet wel, dat hg sommige dingen anders doet dan de meesten hunner, maar hg is nog volstrekt niet zeker, dat hg ze beter doet. Men make hieruit niet op, dat hg geen stellige overtuiging heeft omtrent de wgze, waarop een industrieel zgn zaken moet beheeren, om zoowel zgn eigen belangen, als die zgner werklieden goed te behartigen Hg gelooft dat alleen de weg der coöperatie, in de meest uitgestrekte beteekenis van het woord, in de toekomst kan leiden tot het doel nl. de verhooging van het stoöslgk als het zedelgk levenspeil van den arbeider, doch deze weg is zeer lang en onze werklieden zgn nog lang niet rgp voor den hoogeren vorm van het bedrgfsleren. Voorshands komt het hem voor, dat de fabrikanten zich moeten besohouwen als goede rentmeesters over het hun toevertrouwde goed en zich wel bewust moeten zgn, dat zg daarover niet naar wille keur mogen beschikken, maar daarbg ook hunne hoogere plichten als menschen moeten vervullen. In den loöp van zgue rede, die te uitvoerig is om haar in haar geheel op te nemen, maak te de voorzitter nog de opmerking dat, naar zgne meening, de menschen tegenwoordig te veel contempleeren, terwgl de maatschappg behoefte heeft aan menschen die wat doen en wees hg er op dat, de bewering als zou ontevredenheid met bestaande toestanden alleen voorwaarde voor vooruitgang zgn, alleen waar is indien daarbg voorname- met nadruk uit te spreken. Wat zou er van de vrgheid terecht komen, zonder wet En gezag èi deze zgn zonder wetten niet bestaan baar. Evenmin zgn met het door mg voor gestane beginsel in strgd wettelgke organisa tiet alsde on ge vallen-verzekering de ziekte en pensioen-verzekeringen, enz., mits in 't oog gehouden worden de eischen, door mg aan dergelgke wetgeving gesteld." Ten slotte wees de heer Stork op de roeping, die de Maatschappij tot nut van t algemeen in deze heeft te vervullen. Zg moet meehelpen om de groote eenzgdigheid, die tegenwoordig z. i. bestaat in de behandeling van arbeids vraagstukken, te doen plaats maken voor betere en billgker waardeering ven de werkgevers, van de maatsohappelgke toestanden en van de middelen tot verbetering. >Het is een moeilgk tgdperk, een tgdperk van overgang, dat wg beleven. De vierde stand is bezig uit haar kracht te groeien Door veelal valsche profeten is zg gebracht tot overschatting van haar macht en wordt zg opgezet tegen hen met wier medewerking alleen haar duurzame vooruitgang te ver- krggen is. Groot gevaar bestaat er daardoor voor reactie. Van beide zgden is men geneigd, terug te komen op de beginselen, waaronder ons land zoovele jaren gelukkig is geweest en vooruit is gegaan. De patroons komen er toe, zich met elkander te verbinden om dwang maatregelen toe te passen op de werklieden en hunne vereenigingen, daar zg beseffen, dat hun industrie zou te gronde gaan, indien men de tegenwoordige beweging onder de werk lieden ongebreideld baar gang liet gaan. De werklieden en hunne vrienden uit de hoogere klassen der samenleving willen door wetten de patroons dwingen, om te doen hetgeen zg voor het welzgn der werklieden noodzakelgk Hoe daarin verandering te brengen De voe ling, die er tusschen de arbeiders en de meer ontwikkelden bestond, is bg een groot deel van ons volk verloren gegaan, met name bg dat deel, waartoe meerendeels behooren de leden der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen Door de socialistische propaganda zgn de arbeiders voor een deel van ons vervreemd. Onze ge schriften bereiken hen niet. Slechts hier en daar bezoeken zg de JVuto-vergaderingen, wan neer deze voor hen open staan. De volks voordrachten, bepaaldelgk ingericht voor hunne behoeften, zgn er maar weinig in aantal En het lidmaatschap van een departement, sinds korten tgd ook voor hen, als buitengewone leden of als vereenigingsleden toegankelgk, wordt al te weinig begeerd. Zg verstaan ons, wg verstaan hen niet meer. De katholieke geestelgkheid, die om zoo te zeggen den menBch begeleidt van de wieg tot aan het graf, heeft die voeling meer behouden en heeft door tjj- dige organisatie er voor gezorgd dat de be schaving, zooals elke werkelgke beschaving doen moet, van boven naar beneden kan blgven komen. Het rechtzinnig protestantsche deel van ons volk heeft eveneens door zgne voor gangers die voeling meer behouden. Bg ons is ze eohter verloren gegaan, of liever wg hebben ze bgna geheel en al overgelaten aan de sociaal-democratische leiders. Welnu, naar mgne overtuiging, moet er met alle kracht naar gestreefd worden, dat er op nieuw of althans meer voeling ontsta tusschen ons en het minder ontwikkelde deel van het volk. Hier ligt eene eigenaardige taak voor eene Maatschappg, die er van haar geboorte af naar gestreefd heeft, om, zooals mr Smeenge er ons in zgne openingsrede van 1899 aan herinnerde, voor den >gemeenen man" nuttig te zgn. Geen nuttiger werk kan er op 't oogenblik voor hem verricht worden, dan hem minder eenzgdig in te lichten dan thans ge schiedt en er hem van te doordringen, dat slechts langzaam en vooral door zedelgke verbetering van het individu, maatschappelgke vooruitgang mogelgk is. Wg moeten deze taak tegenover hem vervullen door woord en ge schrift. Hiervoor is geldelgke, maar vooral persoonlgke opoffering noodig Degenen die het volk door het woord willen trachten te bereiken, om de door mg aangewezen taak te vervullen, kunnen niet volstaan met aan te dringen op nieuwe wetten en zich zoo gemak- kelgk den lauwerkrans van warm vriend des volks te verwerven. Zg moeten met de on vermoeidheid der sociaal-democratisohe sprekers optreden in vergaderingen, met de kracht hunner overtuiging opkomen t e g e n de dwaal leer van anderen en propaganda maken voor de in hunne oogen deugdelgke beginselen. Daarvoor is moed en volharding noodig. Want de taak, welke hen, die deze op zich nemen, wacht, is niet gemakkelgk en zal dikwgls ondankbaar zgn. Daarvoor is ook noodig meer samenwerking, meer waardeering, minder verkettering dan men tegenwoordig aantreft onder hen, die, eenerzgds, niet gediend zgn van de reactie der kerkelgke partgen en, anderzgds, niet van de in zngn oogen haast nog ergere reactie van sociaal-democratische zgde, omdat deze aanstuurt op een stelsel van discipline, die ik niet aarzel een stelsel van duldloozen dwang te noemen. Wg, leden van 't Nut, moeten voelen, dat, welk versohil van meening tusschen ons ook moge bestaan omtrent de wenschelgkheid va» toepassing van sommige denkbeelden, wg zgn van éénen wil in zake de toepassing van het beginsel onzer Maatschappg, zooals dit in art. 1 en 2 der wet is neergelegd. Het is mg meer dan eens opgevallen, ook in de vergaderingen van ons hoofdbestuur, waarin, zooals gg weet, menschen van zeer verschillende richtingen zgn bgeengebraoht, dat zoo vaak bg de behandeling van praotische vraagstukken één lgn getrokken wordt door menschen, die, volgens de leer hunner politiek, door een diepe klooi van elkander gescheiden zgn. Ik heb redevoeringen gehoord en arti kelen gelezen, die mg zeer sympatiek waren en waarvan ik bg het luisteren of lezen dacht, dat ik ze op eene kleinigheid na geheel zou kunnen ondersohrgvenen zie, korten tgd daarna bleek mg toch, dat de politieke rich ting, die ik voorsta, in de oogen van den zoo even bedoelden spreker of sohrgver een zeer reactionaire was en dat er een diepe kloof bestond tusschen hem en mg. Ik geloof, dat er weinig dingen zgn, die zoo slecht werken op de onderlinge verstandhouding der menschen als de scheiding in politieke partgen. Konden wg het zonder deze redden, dan zou er stellig vaak meer praotisohe samenwerking zgn, dan nu het geval is. Maar al bezitten wg moed en volharding en al is er tusschen ons de grootst mogelgke samenwerking, zoo zullen zg, die zich willen wgden aan de door mg bedoelde taak, niets uitrichten zonder geestdrift en dus zonder geloof in het eigen ideaal. Toen ik den inhoud dezer rede overdaoht, bevond ik mg in het heerlgke Dresden, in zgn wereldbekende en de menschen tot hoo gere gedachten opwekkende musea. O.a. bezocht ik het Kö.-nermuseum en ont ving een zeer sterken indruk trouwens reeds op de schoolbanken dweepte ik met Körner van den invloed, dien de geestdrift van den reeds op 21-jarigen leef tgd in den strgd voor de vrgheid gevallen held in zgn korte leven heeft uitgeoefend en nu nog voort gaat uit te oefenen. Voorts zag ik in een ander museum de heer lgke madonna van Raphaël met het kindeken Jezus, wiens blik de wereld regeert". Geestdrift is noodig om iets groots tot stand te brengen en welk stelsel men ook op onze maatscbappg moge toepassen, zoolang de men schen menschen blgven, zal de naastenliefde noodig zgn, om de fouten, ook van het beste stelsel, te verbeteren. Ziedaar de beide ge dachten, die in mg opkwamen en waarmede ik mgne rede wensch te besluiten. Moge meer dan in de laatste jaren helaas het geval was, het geloof in het ideaal, de geestdrift en de naastenliefde in ons opgewekt worden en vooral bg het jongere geslaoht de krachtige drgfveeren worden om, voor zoover de taak in eigen kring, die altgd op den voorgrond moet staan, het toelaat, mede te werken aan de zedelgke beschaving, de ont wikkeling en dus aan het geluk van ons volk." Deze rede werd warm toegejuicht. Uit het Zweedsch, VAN MARIE RIEK-MÜLLEK. Voor den Laplander is het mogelgk om nog buiten het gebergte te leven in den tgd van het jaar, wanneer dag en nacht even lang zgn. Dan is het nog te lioht voor de wolven en andere rendierroovers en daarboven rondom de beken en watervallen zgn de weilanden nog heel goed. Op de heide eten de kinderen zich de buikjes vol met bramen en beziën, terwgl vader en moeder voor de hut zitten en het gereedschap verstellen. Af en toe kgken zg naar de kam pen, waar de rendieren grazen, of alles wel is zooals het behoort, of ze gaan in de hut en zetten den koffieketel te vuur. Het is zoo heerlgk om over de velden te kgken op een mooien zomeravond, wanneer er een roodgoud schgnsel over de bergen valt, en de klokken der kudden van verre klinken. De berghel ling, waartegen de dieren liggen, blinkt in het avondlioht als een reuzendeken met groote bruine vlekken, en de rook uit de hutten bljjft als een violetkleurige nevel boven het dMttenboioh hangen. Maar somtgds begint die heerlgke tgd van den dag reeds heel kort te worden. Nog voor dat de najaarsduisternis voorgoed valt, kan het gebeuren dat er eenige sneeuwstormen over de velden gieren. Neemt de sneeuw spoedig toe, dan is ook voor den Laplander de tgd gekomen om te verhuizen. Eerst trekken zg rond in het hooggebergte, zoolang de rendieren daar nog mos vinden, en dan trekken zg hoe langer hoe meer naar het benedenland. Het kan echter wel tot acht weken vóór Kerstmis duren eer men zich in de hut van Willax begon voor te bereiden op de verhui zing naar het Oosten. Juist had er zulk een geweldige sneeuwstorm over de bergen ge woed, en Matto, de jongen, was van 's mor gens vroeg af al buiten geweest, om naar eenige verdoolde rendieren te zoeken. Tegen den avond begon het te vriezen en een paar van de rendierhonden, met spitse snuiten en spitse ooren, kropen door de hut opening naar binnen. Daar was het lekker warm en met de ooren klappende, gingen ze in een kring op de rendierhuid liggen, zelfs in den slaap luisterende, om terstond op te springen, indien er van uit het kamp iets bgzondera te hooren was. De soepketel hing over het vuur, en de damp van het kokende rendiervleesch ver mengde ziob met den rook van het vuur. Men onderscheidde slechts ten halve de kleine ge stalten, in pelsen gehuld, die met gekruiste beenen rondom het vuur druk zaten te praten. Sanko en Kaïra waren juist van de West- bergen gekomen, om mee te trekken naar de dalen, en hadden den mond vol van al de ongelukken gedurende het laatste noodweer. De korte aarden pfifjas waren verscheiden malen gestopt en uitgebrand, maar nu werden ze geheel vergeten en hingen koud en zwart in de mondhoeken. Zjj huiverden allen, onder hunne pelsen, toen Sanko vertelde hoe Anders had moeten toezien dat een veertigtal rendieren voor zgn oogen verdween als door den grond ver zwolgen. Hat was bjj de eerste en zwaarste sneeuwjacht, toen de lucht zoo dik was als een grjjze muur. Zjj waren verdwaald en met de kudde voor een afgrond gekomen. Het was een Gods wonder dat niet allen en hjj zelf en de jongen er ook ingestort waren. Ja, God is met de bergbewoners 1 Zjj zucht ten, steunden en zaten heen en weer te schudden, en Willax daoht met angst aan de prachtige jonge rendieren, die Matto was gaan zoeken. Al was het nog vroeg in het jaar, hier en daar hcorde men de wolven tooh reeds. Sneeuw storm en roofdier gaan vaak samen en werken elkaar in de hand. Sanko zelf had er immers pas met een te doen gehad, den dag voordat hjj van huis ging en dat zelf* vlak by zjjn Aan het ter tafel gebrachte jaarverslag is het volgende ontleend Het ledental bedroeg op 1 Apr. 1903 12742, tegen 12805 in April 1902. Hoewel het quotum verlaagd werd en daarmede de contri butie van vele leden verminderde, is eohter het getal eer verminderd dan toegenomen. Geen nieuwe departementen werden gewonnen, doch die van Berkhout en Marum opgeheven. Oitvoerig wordt melding gemaakt van het rapport der commissie betreffende de rechts kundige vormen van spaarbanken, productieve crediet-associaties, welk rapport reeds in Oct. 1902 aan de departementen werd toegezonden, en hier dus onvermeld kan blgven. De commissie tot het instellen van een onderzoek naar de banken van leening, huizen van inkoop met reoht van weder-inkoop, is nog diligent. Evenzoo die tot herziening der ljjsten van boeken voor de volks en jongelieden- bibliotheken. Van de 4s uitgave van het Nederl. Volks liederenboek in 4000 ex. is reeds zooveel ver kocht, dat de kosten dezer uitgave reeds hut. De oude vrouw was aan het melken en Sanko ving de runderen op, toen de honden in eens begonnen te janken en weg te draven. Het was al donker en zjj zagen niet dadel jjk wat er aan de hand was, doch weldra ont waarden zg een paar fonkelende oogen en een slank, lenig lichaam, dat vlak langs den in gang sloop. Het was een brutale, uitgehon gerde wolf, die zeker plan bad om zgne tanden te zetten in het eerste beste rendierkalf, dat hem in den weg kwam. Maar de oude vrouw was ditmaal bjj de pinken en riep Sanko toe: »Vang hem met den strik, voordat hjj zich kan omdraaien, dan zal ik hem afmaken." En dat hadden zjj gedaan. Sanko wierp den strik precies alsof het de melkkoe gold, die het eerst aan de beurt was maar natuurljjk om den hals van den wolf en trok al wat hjj trekken kon. En met den jjsstok sloeg moeder er op wat zg slaan kon Zjj sloeg zoo, dat het wolfshaar van de huid afvloog, totdat het dier morsdood lag. Kleine grapjes hadden zg ook wel mede te deelen. »Z.eg Sanko", begon Kaïra met een knipoogje, »je moest eens vertellen hoe je den weg hier heen hebt afgelegd Hihihi1 En Kaïra schaterde het uit en sloeg zich op de knieën van de pret. Sanko stond bekend als een zeer stout schaatsenrijder, die het waagde voort te gaan, waar anderen stonden te aarzelen en om keerden De pjjpen werden opnieuw gestopt en aan gestoken en onder de pelsen kreeg men de aangename rilling, die altjjd een avontuur voorafgaat, wanneer men weet dat het goed is afgeloopen. Maar Sanko keek heel verlegen terwgl Kaïra vertelde. »Zg waren op schaatsen tot halverweg gekomen toen zjj aan het dwarsravjjn, ten westen van hier, kwamen. Daar zou wel nooit een verstandige Laplander overheenge- gaan zgn, als hem geen beer of een der- geljjk roofdier op de hielen zat Sanko zat niets op de hielen, maar hjj ging er toch over. Het ravjjn lag daar zoo mooi, omzoomd met witte, zachte sneeuw, dat hg de verzoeking niet kon weerstaan Eerst ging het nog al zachtjes, maar eens klaps op een plek waar de sneeuw los en ongeljjk was, juist voordat hjj zgn sprong moest nemen, gleed de kant naar beneden, met de schaatsen, en Sanko »Ja, hoe ging het met jou?" De kleine sluwe oogjes van KVïro waren niet te zien zoo grinnikte by, en onderwyi gaf hjj zyn makker een stomp in de zyde. Iedereen had nu alle bezorgdheid en droef heid vergeten en was geheel opgevrooiykt door het avontuur van Sanko behalve hy zelf, wel te verstaan. h

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1903 | | pagina 5