IH Vrijdag 29 Mei. N°. 123. 146' Jaargang, 1903, Middelburg 28 Mei. Kameroverzicht. De nieuwe Arbeidswet en de arbeidsduur voor vol wassen mannen. 100, Vgn- Bor- 25, ID. JJz. IDAM irikiti 3.- 3.- 3.- 5.30 5.30 3.- 3 i.45 en MIDDËLBLRG8GHE COURANT. Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s, met uitzondering van Zon- en feestdagen. Priji, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franoo p.p., f 2. Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. THERMOMETER EN VERWACHTING. 28 Mei 8 n. vm. 65 gr., 12 u 71 gr., av. 4 n. 68 gr. F. Verwacht: matige O. wind, zwaar bewolkte lucht, onweer, geringe toename in temperatuur. AdvertentiSn20 cent per regel. Qeboorte-, dood- on alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 1—7 regels f 1.50; elke regel meer 20 cent. Reolamens 40 cent per regel, Groote letters naar de plaats, die zjj innemen, Tot de plaatsing van advertentiSn en reolames, niet afkomstig uit Zeeland, betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, is uitsluitend gereohtigd het Algonaooa Adisrtsntic-Biirmn A. RE LA MAR Ana., M.S. Veerirergwal 836, Amsterdam, Oen Tweeden Pinksterdag, Maandag a., zal deze conrant niet versehijnen. 7.40, Zitting van Woensdag. Naar algemeen gevoelen is erven, als han deling op zichzelf, geen onaangenaam werk. Men hoort ten minste zelden iemand met een erfenis condoleeren. Veilig mag dus aange nomen worden, dat er voor de betrokkenen geen onplezierige gevolgen aan verbonden zjjn. Anders staat het met het aanvaarden van een politieke erfenis. Dat is dikwjjls een zuur-zoet genoegen. En nog minder verkwikkelijk kan het zjjn, als iemand een ministerieelen boedel heeft over te nemen. Want het voorbehoud der bénéfice van inventaris kan daar maar zelden van dienst zgn. Het beginsel van da continuïteit in de ministerieele handelingen der elkander opvol gende ministers laat dat niet toe. Wat de betreurde ambtsvoorganger tot stand bracht, kan maar niet door zjjn opvolger ongedaan worden gemaakt. Ten minste niet wanneer beiden tot éen politieke partjj behooren, en er groote belangen van derden op het spel staan. Zelfs niet wanneer de erfgenaam maar zeer matig met het werk ingenomen is. Hjj moet of hjj wil of niet door den zuren appel heen bijten. Zóo was het nu heden ook gesteld met den minister van koloniën, die uit de nalatenschap van zjjn zeer betreurden voorganger het wets ontwerp tot den aanleg van een spoor naar het Lawagebied met de annexe overeenkomst tus- schen den Staat der Nederlanden en de maat schappij Suriname, had overgenomen, en deze beide kwade posten voor de Kamer moest ver dedigen. In zjjn voordeel had de minister twee zaken lo wilde men algemeen bet tot stand komen van een spoorweg naar het Lawa gebied, waardoor Suriname tot ontwikkeling en bloei kan geraken, en 2o was de zeer betreurde ambts voorganger van Z. Ex. overleden zoodat het voor de Kamer onmogeljjk was, de toch hoogst gewenschte inlichtingen te verkrjjgen op vele punten, die nu in het geheel niet opgehel derd zjjn. Dat waren de twee verschansingen, waar achter de minister zich terug trok, en waar hij ook onkwetsbaar was. In het open veld echter kon hjj het niet tegen de oppositie uithouden. Trouwens, deze stond ook zeer sterk. Gebrekkiger stuk wetgeving werd zelden aan het oordeel der Kamer onderworpen, afge scheiden nog van den inhoud, waartegen ook niet weinig bezwaar werd geuit. Naar den vorm en naar het wezen dus een volstrekt onaan nemelijk ontwerp, slordig geredigeerd, vol fouten, die later tot allerhande moeilijkheden aanleiding kunnen geven. Hierover waren èn de heer Röell, èn de heer Cremer, èn de heer Van Karnebeek het eeüs. Een oppositie waarvan men de stemmen niet moet tellen, maar wegen. Nu werd hier ook inderdaad een zeer zonderling voorstel gedaan. In de M. v. Antwoord had de minister aan den aandrang van vele leden, die niet verder dan Kadjoe halfweg Paramaribo Lawa gebied wilden gaan, toegegeven, en daarvoor een uitgave van 4.200.000 uitgetrokken. In het wetsontwerp was hiervan evenwel niets te bespeuren. Wat is nu de bedoeling van den minister Zal de spoorweg tot het Lawagebied doorgetrokken worden of zal deze bjj Kadjoe ophouden? vroeg zeer terecht de heer Röell. Maar er was nog meer dat hem bedenkelijk voorkwam. In art. 1 wordt de goedkeuring gevraagd van een koloniale ver ordening, die van de Nederlandsche schatkist aanzienlijke geldelijke offerB medebrengt. Deze verordening amendeeren kan niet. Het artikel moet aangenomen of verworpen worden. De Kamer stond dus voor een voldongen feit haar recht van amendement was eenvoudig weggegoocheld. Dit achtte de heer Röell en met hem de heer Van Karnebeek niet den juisten weg om de medewerking der Kamer voor de goedkeuring eener koloniale verordening te verwerven. Maar ook op nog éen punt bleek de tech niek der wet te falen. Ditmaal was het de schuld van den Surinaamschen wetgever, die in de verordening een allerzonderlingst artikel had opgenomen. In art. 9 wordt bepaald, dat de aflossing der leening jaarljjks, te beginnen «nadat het volle bedrag van 8 millioen is ge leend, of vijf jaar nadat de aanleg van den spoorweg is voltooid", op de koloniale begroo ting zal worden aangewezen. Naar den letter van dit artikel kan de ko lonie Suriname dus bv. f 7.800.000 leenen zonder tot aflossing genoodzaakt te zjjn. Eerst als het volle bedrag der 8 millioen is opge nomen, is zjj daartoe verplicht, althans indien zjj zich strikt aan de wet houdt. Nu zou dit Z9ker niet met de goede trouw en de moraal overeen te brengen zjjn, en het zal ook wel niet gebeuren, maar daarom behoeft een des betreffende bepaling niet slechts in de wet uitgedrukt te zjjn. Gebeurt het Suriname kan bv. door een vreemde mogendheid worden veroverd dan kan Nederland voor de rente en aflossing der 8 millioen worden aangespro ken. In elk geval was deze redactie zeer Biecht en onduideljjk. Dit waren de drie voornaamste bedenkingen, die de oppositië tegen het voorstel inbracht. Een bezwaar van anderen aard had de heer Hubrecht. Hjj wilde nl. geen exploratie naar goud door staatsambtenaren. En dat hjj hier over inlichtingen vroeg, was verklaarbaar, want ook op dit punt was de M. v. Antwoord zeer vaag. Over doel en inrichting der exploratie waren er eenige algemeenheden ten beste ge geven, die voor velerlei uitleggingen vatbaar zjjn. Nu had de heer Hubrecht schoon geljjk. Dergeljjke geologische onderzoekingen door staatsambtenaren te laten verrichten, is zeer verkeerd. Ned.-Indië geeft een uitnemend voorbeeld van wat daarvan de gevolgen zjjn. De heeren onderzoekers op staatskosten doen waar devolle vondsten, vragen direct ontslag en gaan dan de exploitatie op eigen gelegenheid onder nemen. Bjj Billiton en de petroleumindustrie is hiervoor leergeld betaald. Natuurlgk is dat geen algemeene regel, maar het is meermalen voorgekomen. En waartoe den mensch in ver zoeking te brengen Wat had nu de minister te antwoorden? Eigenljjk niet veel. Het ging hem slecht af. Hjj had de bezwaren niet gedeeld, maar »wel gevoeld en verstaan." Naar een anderen weg had ook bjj gezocht, maar dien niet kunnen vinden. Het klonk als wilde hjj zeggen laten de heeren dien maar aangeven, dan zal ik zien of de oplossing door mjj kan aanvaard worden. En dit deed dan ook de heer Röell door voor te stellen om in art. 1 den aanleg van den spoorweg te omschreven als >van Paramaribo tot aan de Surinamerivier bjj Kadjoe." Dan was ten minste in de wet uit gedrukt wat in de M. v. A. als «bedoeling" was aangegeven. Zonder aarzeling nam de de minister deze hulp aan, waarmede de op positie tegen art. 1 zich tevreden verklaarde, en dit art. dan ook zonder hoofdelijke stem ming werd goedgekeurd. Waren de bezwaren van bovengenoemde leden van juridischen, staatsreohteljjken aard geweest, bjj art. 2 (machtiging tot het aan gaan eener overeenkomst met de maatschappij Suriname) woei de wind uit een anderen hoek. Het was de heer Troelstra, die, in afwezig heid van den heer Van Kol, op informatie uitging: hoe het met deze overeenkomst ge steld was, hoe zjj tot stand was gekomen, of zjj wel noodzakelijk was, en nog meer derge ljjke vragen, die hier alleszins aan de orde en te pas waren. Volgens hem ontbrak de nood zakelijkheid, was het uitkoopen van de maat- schappjj Suriname eigenljjk een heele rare en zonderlinge geschiedenis. Er worden allerlei rechten en aanspraken van de maatschappij voor zwaar geld overge nomen, die na Januari 1904 geen waarde meer zouden hebben. Art. 9 der koloniale ver ordening van 1899 liet daaromtrent geen twjjfel, want kwam de maatschappij Suriname na een bepaalden tjjd vier jaar na de aan vrage harer eerste landconcessie, die in Janu ari 1900 plaats had hare verplichting niet na, om een tramweg te bouwen, dan vervielen èn de tram- èn de landconcessie, ergo was het bezit der maatschappij, waarvoor zjj 6 ton krjjgt, nihil. Waarom dus, vroeg hjj, niet ge wacht tot Januari 1904 Dan had men met een spoorwegaanleg kunnen beginnen, zonder dat er 6 ton uitgegeven moest worden om de rechten en aanspraken der maatschappij over te nemen, Natmurljjk was dit onaangenaam voor de aandeelhouders geweest, maar 't had voor de schatkist een aanmerkelijke besparing uitgemaakt. Dit o. zeer wel te verdedigen standpunt nam de heer Troelstra in, die daarmede den vinger op de wondeplek van het wetsontwerp legde. Waartoe diende deze haast waar de kolonie Suriname reeds jaren lang op een spoorweg wachtte Had men nog niet éen jaar kunnen wachten De minister ontkende de wenscheljjkheid van dit uitstel, maar de gronden, waarop hjj zich beriep, waren niet bjj ster overtuigend. Eigenljjk kan het moeiljjk •en verdediging heeten. Zjjn ambtsvoorganger zou daarvoor «wel zjjn goede redenen gehad hebben". Aldus luidde kort en bondig het antwoord. Bovendien had de maatschappij een request betreffende de tramwegconeessie-aanvrage ingediend, en daar mede was getreuzeld, zoodat het niet meer dan billjjk was, dat de maatschappij schadeloos stelling verkreeg voor deze vertraging, in de regeeringshureaux ondervonden. Een argu mentatie, door den heer Troelstra zeer juist gerefuteerd met de opmerking, dat de maat schappij dan wel zeer weinig waarde aan de papieren-eonoessie hechtte, indien zjj niet op meer spoed had aangedrongen. Voorts viel het zeer te betwjjfelen, of die schade wel zoo groot was. Zjj kan het geld niet krjjgen voor de tram, dat was de hoofd zaak de concessie bjjzaak. Daardoor was die schade zoo groot niet. En ook gaat het niet aan, de schatkist open te stellen om vergoe ding te verleenen aan een ieder, die door plichtsverzuim van ambtenaren zich benadeeld acht. Dat is een zeer bedenkelijke stelregel, die dan ook gelukkig niet algemeen toegepast wordt. Een reden te meer o. i. om daarop geen uitzondering te maken voor de maat schappij Suriname, die toch al in alle opzichten in een zeer bevoorrechte positie verkeerde. Bp val vond de heer Troelstra in de Kamer echter niet. Bjj stemming over art. 2 schaarden zich alleen zjjn partjjgenooten en de heer Staalman aan zjjn zjjde. Met 57 tegen 6 stemmen werd het aangeno men, zoomede het geheele wetsontwerp met 57 tegen 5, waarna zonder hoofdelijke stemming de beide wetsontwerpen tot verhooging van hoofd stuk X (begrooting Suriname) onder den hamer van den voorzitter doorgingen. Ook het wetsontwerp tot het opsporen van delfstoffen van staatswege in Brabant, Limburg, Gelderland en Overjjsel werd met 57 tegen 7 stemmen aangenomen,waarbg tusschen den beer heer Lohman en den minister De Mares Oyens een korte discussie plaats had over het al of niet wenscheljjke om aan het verbod poenale sanctie te verbinden. De heer Lohman achtte dit overbodig, de minister noodig. De Kamer gaf Z. Ex. echter geljjk, hoewel de heer Loh man sterk stond in zjjn bewering, dat in de bepaling, dat het opsporen van de met name genoemde delfstoffen staatsmonopolie was, reeds een verbod opgesloten lag. Met dit wetsontwerp had de Kamer alles afgehandeld, wat thans voor de openbare be raadslaging gereed lag, en werd op voorstel van den heer Pompe van Meerdervoort, die vacantie weet te waardeeren, besloten morgen sectie onderzoek te houden, en ging de Kamer tot nadere bjjeenroeping uiteen. Twee volle dagen heeft zjj dus «gewerkt" 11 Men heeft dit kunnen lezen in de uit voerige beschouwing in ons vorig nommer. Red. Tot de sociaal-politieke vraagstukken, die rjjp om niet te zeggen overrjjp zjjn ter afdoening, behoort ongetwijfeld de wetteljjke regeling en beperking van den arbeidsduur voor volwassen mannen. En het is een geluk kig verschjjnsel, dat de bezwaren, die daar tegen vroeger altjjd werden aangevoerd, lang zaam maar zeker naar de rommelkamer verhuisd zjjn. Reeds lang ligt de tjjd achter ons, waar in men placht te beweren, dat de werklieden diergeljjke verbetering van bun arbeidsvoor waarden zeer goed door eigen kracht bedingen konden. De praktjjk heeft geleerd, dat dit maar uiterst zelden het geval is, en dan nog bjj na alleen door aanwending van het ern- stige middel der werkstaking en dat daaren tegen voor het overgroote deel de werklieden, hetzjj vereenigd of niet, eenvoudig te aan vaarden hebben het arbeidscontract dat de werkgever hun voorlegt en dat in het land of in de streek, waar zjj werken, gebruikelijk is. En studie der praktjjk leerde helaas ook, dat een dagoljjksche arbeidsduur van 14—16 uur in ons land geen uitzondering is, ja dat zelfs gevallen van 18 en meer uren zonder veel moeite kunnen worden aangewezen. Men placht ook te zeggen, dat wetteljjke beperking van den arbeidsduur zou inhouden een beperking onzer vrjjheid, de vrjjheid die wjj terecht zoo liefhebben. Gelukkig, ook dit principieele bezwaar is thans zoo goed als uitgestorven. Het onhoudbare er van was dan ook al te duideljjk. Instede van onze vrjj heid te belemmeren, vergroot de wet juist onze vrjjheid. Want het behoeft in dezen bjjv. geen betoog, dat de arbeiders een werkdag van 15, 16 uur niet juist vurig verlangen of wen- schen te behouden, doch dat zjj dien noodge drongen aanvaarden, omdat zjj tegenover den economisch sterkeren ondernemer onvrjj zjjn. En ook de laatste, de werkgever, is lang niet altjjd zelf zoo zeer op een langen arbeidsduur voor zjjn werklieden gesteldintegendeel menig goedgezind patroon betreurt het, dat hjj van zjjn ondergeschikten zulk een zwaren dienst eischen moet. Waarom zulk een onder nemer dien dienst dan niet verlicht Omdat de felle concurrentie hem daartoe dwingt omdat ook hij niet vrij is, maar buigen moet voor de vaak onredelijke eischen van zgu vakgenooten. Welnu zjj allen, werklieden en goedgezinde werkgevers, zullen door het tot stand komen eener wet, die beperking van de arbeidsduur gebiedend voorschrjjft, bevrijd worden. Nadat reeds gedurende een twaalftal jaren de arbeidsduur van vrouwen en kinderen beneden 16 jaar in sommige bedrjjven door de wet beperkt is geweest, achjjnt onze wetgever eindeljjk en ten laatste ook de hand te willen leggen aan soortgeljjka regeling ten behoeve van den vol wassen man. Althans bevat het voor-ontwerp der nieuwe Arbeidswet een aantal bepalingen op dit gebied, die, als alles goed gaat, waar- schjjnljjk over een jaar dit ware reeds vlug in het langzame Nederland bjj de Kamer in behandeling zullen zjjn en dan over eenige jaren in werking zullen kunnen treden. Het zal waarljjk lang geen weelde zjjnhet is o zoo noodig, dat eindeljjk die verbetering gebracht worde in de dageljjksche levensvoor waarden van dat groote deel onzer landge- nooten. Verbetering, niet alléén om hun eigen willeook de gansche maatschappij heeft bjj dien maatregel groot belang. Want bet is duideljjk, dat arbeiders, wien dageljjks velen zelfs zonder wekeljjkschen rustdag een afmattend zware taak op de schouders gelegd wordt, niet in staat zjjn zich te wjjden aan hun huisgezin, en nog minder zich in te span nen voor lectuur, ontwikkeling, verheffing van den geest. Maar het is even duideljjk, dat de maatschappij als geheel enorme schade moet ondervinden wanneer voortdurend zoovele zjjner leden onontwikkeld bljjven of verstoken van den m moreelen zin opvoedenden invloed van het gezinsleven. En toch is het een feit, dat bjjv. de bakkersbedienden soms in vele dagen hun kinderen niet te zien krjjgen, doordat deze bjj vader'a terugkeer van het werk naar school, bjj zjjn ontwaken uit den overdag ge noten slaap, zelf reeds weer te bed gelegd zjjn, En talrjjk zjjn soortgeljjke misstanden. Grjjpt de nieuwe Arbeidswet nu met forsehe band in dien euvelrjjken toestand in Ver betert de wetgever, wat hjj maar eenigzins verbeteren kan? Kunnen de Vrjjzinnig-demo- craten, op wier progam de verlangde maatregel een der eerste plaatsen inneemt, met dit voor stel tevreden zjjn Het scheelt heel wat. Deze eerste stap wordt weer al te schoorvoetend, ja wjj zouden haast zeggen, al te onwillig ge zet. De arbeidsduur der volwassen mannen wordt weer volstrekt niet in alle bedrjjven beperkt, bjjv., als algemeene regel, tot 10 en 11 uur geljjk in Zwitserland of Frankrjjk het geval is wat toch zoo noodig zjjn zou, doch alleen in geval van nachtarbeid of in bedrjjven die door hun bjjzonderen aard voor de gezondheid steeds schadeljjk zjjn (bjjv. door giftige dampen, hooge temperaturen enz.). De minister schjjnt er klaarbljjkeljjk niet aan te denken, dat bjj overmatigen ar beid elk bedrjjf schadeljjk voor de gezondheid wordt. En dan nogin die, thans in het ontwerp genoemde, extra-ongezonde bedrjjven wordt de arbeidsduur in het algemeen bepaald op elf urenMaar als hjj door rusttjjden van te zamen anderhalf uur onderbroken is, zjjn alweer twaalf uren toegestaan- En in bijzondere gevallen kan de minister vergunning geven, den arbeidsduur alles in die giftige of longen-aantastende bedrjjven tot veertien (na drie jaren nog maar (1) dertien, daarna twaalf) uren te verlengen. In spoedeischende gevallen mag de werkgever verlenging met twee uren instellen zelfs zonder vooraf ver gunning gekregen te hebben. Tot zoover de (extra-)schadeljjke bedrjjven in het algemeen. In enkele bedrjjven nu, bjjv. die waar lood-, kwik en fosforverbindingen behandeld worden, voorts in kaar der gen van vezelstoffen en nog eenige andere, kan de minister den arbeidsduur bovendien beperken tot acht, negen of tien uren, behoudens echter de zooeven genoemde vergunning tot verhoo ging met drie en twee uren. Wanneer de minister van deze bevoegdheid gebruik maakt de tegenwoordige en zgn opvolgers, van al wier goede gezindheid deze wet heel veel af- hankelgk stelt, dan nog zal in de meest giftige der schadelgke bedrgven de arbeids duur zich in de eerste jaren kunnen bewegen tusschen acht en dertien uren per etmaal. En daarbg zullen wg thans maar in het ge heel niet spreken over het tot heden zoo veelvuldige ontduiken, overtreden der Arbeidswet, tengevolge van het ontoereikend toezicht en, bg bekeuring, de-veel te lichte straffen, die door den rechter worden opgelegd. Werkelgk beter is, gelukkig, hetgeen nu voorgesteld wordt in zake de beperking van den nachtarbeid der bakkers en den arbeids duur van winkelbedienden. Ten aanzien der rusttgden, de tgden waar op alle arbeid moet stilstaan, iB voor lofui ting alweer weinig plaats over. Vooreerst strekt de minister zgn bescherming uitsluitend mt tot de schadelgke bedrgven. En dan bepaalt bg dat daar de bedoelde onafgebroken rust- tgd zich moet uitstrekken over minstens I acht uren. Stel nu, een werkman woont van zgn fabriek een half uur verwgderd, behoeft zes uren voor slaap en een half uur voor zgn middagmaal, dan rest hem voor zgn gezin, voor ontwikkeling, uitspanning een vol half uur per dagEn geldt die bepaling van acht tusschenuren nu onbeperkt voor ai de schadelgke bedrgven Neen, de bepaling ver valt, als die rust voor den geregelden gang van zaken nadeelig is als voortzetting van den arbeid «noodzakelgk" is, mag er geprodu- ceerd worden ten koste van den arbeider. En zelfs ten behoeve van niet noodzakelgken ar beid kan de minister alweer vergunning ver leenen. En zoo zouden we kunnen voortgaan. Naast enkele bepalingen, die inderdaad een verbete ring zgn, brengt dit ontwerp-Arbeidswet er vele, waaruit slechts halfheid spreekt en die door hun slapheid en benepen omvang geheel onvoldoende zgn. Waarlgk, en met deze con clusie willen wg besluiten, steeds wordt het duidelgker, dat een goede wetgeving, een die aan de eischen des tgds voldoet, speoiaal een goede arbeidswetgeving, zoolang ons ge brekkig kiesrecht bestaat, nu eenmaal niet mogelgk is. (F. D.J Jhr Mr A. F. DB SAVORNIN LOHMAN OVER Dr KUYPER. In de Maandag te Amsterdam gehouden ver gadering, waarin de fusie tot stand kwam tus schen de Christelgk-Historischen (de partg van Verkouteren en De Visser) en de Vrgantirevo- Intionnairen (volgelingen van jhr mr A. F. de Savornin Lohman) wierp laatstgenoemde, die de bgeenkomst presideerde, een blik in het verleden om na te gaan de geschiedenis der samensmelting. Op Groen zoo zei hg o. a. is dr Kuyper gevolgd. Het program van 1878 omvatte in den aanvang alle anti-revolutionnairen. In 1886 brak de doleantie uit, maar ondanks de spanning in de kerk bleet de partg toen nog één. In 1888 trok men als één man op. Na het aftreden van het kabinet Maekay ver anderde de toestand. Meer en meer werden door den leider der partg Calvinistische, democrati sche en autocratische neigingen geopenbaard. Mr Lohman en anderen meenden, dat men niet meer naar Calvgn terug moest, dech, hem erkennende, verder moest gaan dan Calvgn. De anti-revolutionnaire partg werd door den leider in een kerkelgk zog getrokken. Het democratisme openbaarde zich op deze leelgke wgze, dat de mannen met titels en de mannen met twee namen in zekeren zin verdacht werden gemaakt. Dr Kuyper heeft trouwens later zgn spgt hierover erkend. Het autocratisme openbaarde zich in dr Kuyper's blad De Standaard. Ten slotte lokten de te Utrecht genomen resoluties de scheiding uit. De heer De Savor nin Lohman waarschuwde dr Kuyper destgds, maar deze wilde niet luisteren. Toen scheidden zich jhr Lohman en de zgnen af. Thans, nu niet zg maar de anderen van de Ign zgn afgeweken, zou het aan de anti-revolutionaire partg zgn weer hereeniging te zoeken. Het is niet aan spreker en de zgnen terug te keeren tot dr Kuyper's partg. De nieuwe Chr. Hist. Partg wil thans, zeide de heer Lohman verder, in de eerste plaats in onzen staat de ohristelgke beginselen doen zegevieren. Zg kan, als het pas geett, daarbg met de Roomschen samengaan. Hg waarschuwde, dat men nu niet als ge volg der soheiding het verst at zou gaan staan van de partg, met welke men toch eigenlgk zeer vele punten van aanraking heeft. Immers ook zg wil, gelgk deze, één zelfde doel na jagen de verspreiding der Chriatelgk-Histori- sche beginselen. Dr Visser gaf vervolgens een toelichting van het program. Daarbg sprak hg den wensch uit, dat de ontwikkeling der beginselen in zulk een richting mocht geschieden, dat de fraotie-Bronsveld ten slotte zou inzien, dat ook zg in dit nieuwe politiek verbond thuis behoort. Het program werd na eenige discussie goed gekeurd. BRNB STELLING VERDEDIGD. Dinsdagavond heeft in de Algemeênen (Stu denten)-Debating Club te Utrecht'prof. mr M, W. F. Treub de volgende stelling verdedigd«De geschiedenis der Nederlandsche arbeidersbe weging in de laatste maanden bowgst de noodzakelgkheid van het doordringen der vrg- zinnig-demoeratisehe beginselen." Prof. Treub deelde allereerst mede, dat,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1903 | | pagina 1