Donderdag
28 Mei.
N°. 124.
140' Jaargang,
1903,
Middelburg 27 Mei.
De Lawa spoorwegaanleg.
Kameroverzicht.
MIDDELBLRGSCHË
Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s, met uitsondering van Zon- en Feestdagen.
Prjji, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., 2.
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
THERMOMETER EN VERWACHTING.
27 Mei 8 n. vm. 60 gr., 12 u 71 gr., av. 4 n. 72 gr. F. Verwacht: matige O. wind,
toenemende bewolking, weinig verandering in temperatuur.
Advertentidn20 oent per regel, Geboorte-, dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 1—7 regels f 1.50; elke regel meer 20 oent. Seolamens 40 oent per regel,
Groot* letters naar de plaats, die sjj innemen.
Tot de plaatsing van advertentiën en reclames, niet afkomstig uit Zeeland, betreffende
Handel, NS verheid en Geldwezen, is uitsluitend gerechtigd het Algemeen Advertentle-Rere»*
A. HKS KA MAK An., 1.8. Veerbargwal Ml, Amsterdam.
Met groote belangstelling hebben wij de
schriftelijke gedachtenwisseling gevolgd, die
over het wetsontwerp tot aanleg van een
spoorweg naar het Lawagebied in Suriname
tusschen Regeering en Tweede Kamer is
gevoerd.
Van de „vele" en „verscheidene leden"
vernamen wij de bezwaren, die tegen het
voorstel zijn ingebrachtvan de Regeering
de wederlegging, zoodat, nu ook het Eind-
Verslag verschenen is, zeer spoedig op de
openbare beraadslaging en de beslissing ge
rekend kan worden.
Niet zonder spanning zal deze tegemoet
gezien worden, want ondanks de lijvige
Memorie van Antwoord sohijnt het ons on
zeker toe, dat de Kamer aan het thans
gewijzigd wetsontwerp hare goedkeuring zal
hechten. Lang niet alle bezwaren, in het
Voorloopig Verslag opgesomd, zjjn door
de regeering op afdoende wijze ontzenuwd,
en het gewijzigd ontwerp is eigenlijk
in het geheel niet gewijzigd.
Hierover nu een enkele opmerking.
v
Sl
Alvorens hiertoe over te gaan onzerzijds
de verklaring, dat wij met veel sympathie
het plan van een spoorweg-aanleg naar het
Lawagebied begroeten. Zonder spoorweg
kan Suriname niet tot bloei en ontwikke
ling geraken. Dit staat vast bij allen, die
in deze tot oordeelen bevoegd zijn, en
daarom achten wij het overbodig hier nog
eens te herhalen, wat reeds zoo dikwijls
tot adstructie van deze stelling in het
midden is gebracht. In beginsel juichen
wjj dan ook den aanleg van een spoorbaan
toe, die het verwaarloosd Suriname er
wederom bovenop kan brengen. Zelfs al
moet daarvoor, gelijk voorgesteld is, en
ook niet wel anders kon, door Nederland
een aanzienlijk bedrag geleend worden.
Ten opzichte van Suriname is dit als het
ware de kwijting eener moreele „Eere-
sehuld", die het Moederland niet mag en
kan verdonkeremanen. Integendeel haar
te erkennen, strekt Nederland tot eere.
Mede uit dien hoofde gaan wij dan ook
niet mede met de „vele leden", die in het
Voorloopig Verslag van een „sprong in
het duister", van een werken „op den
gis" gewagen. De breed uitgemeten bezwa
ren van zuiver finanoieelen aard schijnen
ons in deze zaak niet uitsluitend den door
slag te geven. En wel omdat wij niet met
een bloot financieele quaes tie te maken
hebben.
Bovendien werd hier door de „vele leden"
bjjkans het onmogelijke gevergd.
Volkomen terecht wordt in de Memorie
van Antwoord erop gewezen dat het
maken van een spoorweg in het nage
noeg „onbekende binnenland" altijd in
„meerdere of mindere mate een sprong in
het duister moet zijn". Dat kan niet anders.
Voorts is deze spoorwegaanleg niet alleen
een quaestie van rentabiliteit, afhankelijk
van het vooruitzicht of het kapitaal rente
zal opbrengen. Er zit een zeer duidelijk
politiek perspectief in, dat deze leden bij
hun oordeel te veel over het hoofd zien.
Men kan „volmondig" toegeven, dat „het
bezit van koloniën plichten medebrengt,
die niet straffeloos verzaakt kunnen worden",
maar men moet daarnaar ook willen handelen,
en niet het zwaartepunt zoodanig leggen,
dat daardoor de erkenning dezer verplichting
slechts op een phrase, en op niets meer
dan een phrase gelijkt.
Ook aan menig ander bezwaar, waarop
in het V. V. is gewezen, komt de minister
in zijn M. v. A. voor een goed gedeelte
te gemoet.
Aan den aandrang van vele leden om
den aanleg iets verder dan tot Kadjoe uit
te strekken wordt voldaan, en het aanvan
kelijk plan om de lijn reeds dadelijk tot het
Lawagebied door te trekken, is opgegeven
Daarvan zijn de kosten nu geraamd op een
Dit opstel was door den schrjjver nog
in portefeuille gehouden, in de meening dat
eerst over e enige dagen het voorste? in be
handeling zou komen in de Tweede kamer.
Zooal* men weet, wordt echter heden reeds
met de bespreking ervan een aanvang gemaakt.
Red
som van f 4.200.000. Een concessie, die
het plan zeker veel aannemelijker maakt.
Immers men kan thans, in afwachting dat
een grondige exploitatie van het Lawage
bied aan de gekoesterde verwachtingen
van goudrijkdom voldoet, een begin met
en spoorwegaanleg maken, die aan debe-
ïoeften van een verbinding met de kust
van reeds in exploitatie zijnde placers en
goud-ontginningen te gemoet komt. Yan
een „sprong in het duister" wordt nu een
sprong in het half duister gemaakt, wat
echter met een dergelijk voorstel in de ge
geven omstandigheden evenmin in Suriname
als elders geheel is te vermijden. Ook wat
de werkkrachten betreft, noodig voor den
spoorwegaanleg, zal het antwoord, door den
minister gegeven, op niet veel tegenkanting
meer stuiten. Hjj acht voldoende werk
lieden verkrijgbaar van de naburige West-
Indische eilandenen om tegen mogelijke
teleurstelling dienaangaande gewaarborgd
te zijn, wenscht hij een spoorwegbrigade
van Javaansche arbeiders te laten uitko
men, die later uitgebreid en versterkt kan
worden. Inderdaad is dit een zeer goede
oplossing, die overigens voor de band ligt.
Chineezen zouden ook goed te gebruiken
zijn. Bij den bouw van den Canadian Pacific
en bij den Trans-Siberischen spoorweg
hebben zij uitmuntende diensten bewezen.
Maar waar Javanen als hulpkrachten ver
krijgbaar zijn en voor hot werk geschikt
worden bevonden, is importatie van het
Chineesch element niet gewenscht.
Nog meerdere onderwerpen worden in
het Y. V. en de M. v. A. aangeroerd, die
wij hier echter kunnen laten rusten. Genoeg
zij, dat op grond van het reeds vermelde
wij niets liever zagen dan dat het wets
ontwerp door de Kamer werd aangenomen,
mits het inderdaad gewijzigd was, en ge
heel los werd gemaakt van de machtiging
tot het aangaan der overeenkomst met de
maatschappij Suriname, gelijk deze in con
cept aan de M. v. A. is toegevoegd.
Yooral deze overeenkom st zal naar onze
verwachting een struikelblok blijken, dat
uit den weg dient geruimd te worden, voor
en aleer de kamer aan het regeerings-
voorstel hare goedkeuring zal hechten.
Wij vermeenen wel niet mis te tasten bij
onze veronderstelling dat de felle oppositie,
welke het wetsontwerp in de sectiën onder
vond, voor een niet gering gedeelte toe te
schrijven is juist aan deze voorgestelde
overeenkomst met de maatschappij Suriname.
Lang niet malsch zijn de uitdrukkingen,
die hierover in het Y. V. zijn te vinden.
Veie leden" gaven ronduit te kennen)
dat zij in deze overeenkomst „een begunsti
ging" van de maatschappij Suriname zien;
dat „overdreven eiscben" zijn ingewilligd
dat voor „grof geld", „hooge prijzen",
„twijfelachtige" rechten der maatschappij
worden teruggekochtdat allerlei artikelen
worden overgenomen, die niets met een
spoorwegaanleg hebben te maken; dat ner
gens der maatschappij rechtstreeks aanspraak
op het verkrijgen van een nieuwe concessie
is toegekend; dat zij die hoogstens kan aan
vragenen dat de „noodzakelijkheid" van
het aangaan eener overeenkomst ten sterkste
wordt „ontkend".
Met deze bloemlezing kunnen wij vol
staan. Ongeveer vier kolom van het V. V
is er mede gevuld, en, wat meer zegt, deze
weinig welwillende opvattingen zijn met
redenen omkleed, die steekhoudend zijn.
Zeer slap is dan ook het verweer dat de
M. v. A. geeft.
„Eischen", aldus de steller van do M. v
A., „zijn niet door de maatschappij gesteld,
want het denkbeeld tot overneming harer
rechten" is niet van de maatschappij maar
van de regeering uitgegaan. Yrageis daar
mede het stellen van eischen uitgesloten?
Van een even bedenkelijke logica en
hiermede in nauw verband staande, getuigt
wat over de „begunstiging" der maatschappij
wordt medegedeeld.
Omdat, wordt in de M. v. A. opgemerkt,
„de taxatie van de som, die de Staat haar
(de maatschappij Suriname) zal betalen" door
drie onpartijdige mannen werd bepaald, is
„het niet duidelijk hoe men nu nog aan
eischen, en dientengevolge aan begunstiging
kan denken."
Yragekan men zonder eischen te stel-1 -höt laatste
len ook niet. „begunstigd" worden? verordening toch
Bovendien zou niet reeds vóór dat de stelling van de
lid van art. 9 van deze
wordt bepaald: de vrij-
betaling van retributie
vervalt
.wanneer binnen vier jaar na de dagtee-
kening van de eerste, krachtens deze verorde
ning verleende landconcessie (verleend 27
Januari 1900), met den aanleg van den tramweg,
bedoeld in art. 19, geen behoorlijke aanvang is
gemaakt, of het tot standkomen van den
„drie onpartijdige mannen" hunnen arbeid
aanvingen bepaald zijn wat er van de I
maatschappij Suriname te taxeeren vielen I
was toen niet reeds overeengekomen, dat de
tallooze artikelen (Staat B. bevat een lange
lijst waarop gordijnenkoord naast rook-
vleesch, waschtafels naast kussens, parasols tramweg niet voldoende is verzekerd, een en
ander volgens het oordeel van den gouvernenr."
Hieruit blijkt o. i. duidelijk, dat, zooals
reeds in het Y. Y. werd opgemerkt, de
bevoorrechte positie der maatschappij ook
als landconcessionaris ophoudt als zij vóór
27 Januari geen aanvang heeft gemaakt
met het bouwen der tram. Zonder tram
naast linialente zamen voor f 13.034
voorkomen), die met een zeer twijfelachtige
tvameoncessie geen verband houden, over
eengekomen zouden worden O. i. is dit
niet twijfelachtig. Alleen door openbaar
making van de onderhandelingen, die aan
de overeenkomst van 10 December 1902
voorafgingen, zou hierin het noodige licht I Tervanen 00k de landconcessies.
verkregen kunnen worden. Eergt dan zou de vertraging in het ver.
leenen der tramconcessie, waarop demaat-
Zwak en slap als de verdediging is op sciappij reollt heeft - ook nu nog-aan.
Ook op dit punt zal dus de openbare
beraadslaging meer licht moeten ontsteken.
Hopen wij echter, dat zoowel dit bezwaar
als de machtiging, gevraagd voor het aan
gaan der concept-overeenkomst met de
maatschappij Suriname, waardoor de quaestie
onzuiver is gemaakt, overwonnen worden,
en de Kamer een uitweg vinde, zoodat
de kolonie Suriname haar spoorweg krijgt,
dien zij zoozeer van noode heeft.
T.
het stuk der gestelde „eischen" en der
„begunstiging," zijn het ook evenzeer alles
behalve houtsnijdende argumenten, die aan
gevoerd worden als bewijs voor de „nood
zakelijkheid,' der te sluiten overeenkomst.
In de Memorie van Toelichting wordt
over dit zeer gewichtige punt heel losjes
heen geredeneerd. Als ware het vanzelf
sprekend, wordt daar de noodzakelijkheid
kortelijk bepleit met een beroep op de bil
lijkheid en het recht, en wat allerminst
de gedachte aan „begunstiging" zal weg
nemen „om een einde te maken aan alle
moeilijkheden, die zouden kunnen voort
vloeien uit de niet scherp afgebakende
verhouding, waarin zij (de mij. Suriname)
zich tegenover de kolonie bevindt".
Yan een krachtig handhaven van de
rechten der kolonie Suriname en een ge.
bruik maken daarvan tegenover derden,
getuigt dit zeker niet.
Een plicht getrouwe voogd zou voor de
belangen van zijn pupil anders optreden
en lag de bestreden tramconcessie niet in
Suriname maar in Nederland, en zaten de
iiouders der vroeger waardelooze aandeelen
niet in Nederland, voornamelijk in Den
Haag, maar in Paramaribo, wij wagen de
gissing, dat er minder deernis voor de „niei
scherp afgebakende verhouding der maat
schappij", en weinig van de annexe „moeilijk
heden" zou gevoeld worden.
In elk geval is dit argument verre van
duidelijk, en geeft daarom niet weinig te
denken.
Na het scherpe V. Y. wordt echter in
de M. v. Antwoord op een ander kompas
leiding kunnen geven tot het toekennen
eener vergoeding, indien van het al of niet
spoedig volgen der beschikking het tot
stand komen der tram had afgehangen.
Maar deze mogelijkheid deed zich in het
geheel niet voor. Zij kon geen geld voor
de tram vinden, ook al had zij de concessie
tijdig verkregen. De papierenconcessie
was hier bijzaakhoofdzaak voldoend kapi
taal, dat de promotors echter niet bjjeen
konden krijgen. Trouwens: waar zou het
heen moeten als het talmen met het ver-
leenen van concessies een soort van aan
spraak op het toekennen van schadever
goeding gaf? Ging deze stelregel op, dan
zou zij ook in Ned.-Indië gelden, waar
honderden concessies worden aangevraagd,
en waar de klacht over het lang uitblijven
eener beschikking algemeen is. En daar is
het werkelijk voorgekomen dat er aanmer
kelijke schade door geleden is.
Wij vermeenen dan ook, dat het laatste
lid van art. 9 der verordening van 24
Juni 1899 naar „recht en billijkheid"
ditmaal eens op de kolonie Suriname
toegepast geen twijfel overlaat, of de
noodzakelijkheid van het aangaan eener
overeenkomst, als thans in concept is voor
gesteld, wordt er geheel door uitgesloten.
Wil de regeering geheel het recht op hare
zjjde hebben, dat zij dan met den
wachte tot 27 Januari 1904.
Meent zij echter, dat Suriname niet
wachten kan, geen dag en geen nacht, dat
zij dan machtiging vrage voor het sluiten
eener andere overeenkomst, waarbij geen
gezeild. De koers wordt nu meer juridisch I terugbetaling geschiedt van uitgaven, die
genomen, wat evenwel het scheepje niet in I voor het doel, dat de regeering zich voor
behouden haven brengt. Het komt van °<>gen stelt> geen nut hebben, Liebesgaben
Scylla in Charibdis terecht. dus aan noodlijdende aandeelhouders uit
De thans gegeven uiteenzetting komt I gereikt. Een overeenkomst, waarbij geen
op het volgende nederactiva verkregen wordt, o. m. bestaande uit
De verordening van 24 Juni 1899 en de aen portefeuiHe met incouranteffondsen, die,
daarop gebaseerde resolutie van den gou-1 vroeger op 11 genoteerd, ook alweer,
verneur van 13 Januari 1900 geven hem|evenals de aandeelen Suriname Mij., ge-
de bevoegdheid aan de maatschappij Suri- stegen zijn, en wel tot 18 (vóór het on-
name een tramconcessie naar het Lawa- J gunstig verslag stonden zij zelfs op 28
gebied te verleenen. Yeel haast scheen de!een overeenkomst waaibij de kolonie Sun-
maatschappij hier echter niet mede te name u'e*:) zooals nu, liefst voor een bedrag
lebben. Althans eerst den 24en November Ivan f 200.000 landconcessies moet terug-
1901 diende zij een daarop betrekking koopen, die thans luttele waarde bezitten en
hebbend request in, waarop geen beschik- 2' Januari volmaakt waar e oos
king werd genomen, daar intusschen de zön
onderhandelingen met de regeering tot de I Hit alles verdwijne uit deze nieuwe over
bekende overeenkomst van December 1902 I eenkomst, zoodat zij een redelijk karakter
hadden geleid. Hieruit trekt de regeering I verkrijge, en zij in niets geljjke op het
de conclusie: lo dat een niet verleendejeigenlijk contract, dat thans aan de goed-
concessie niet ingetrokken kan worden I keuring der Kamer wordt onderworpen
2o dat de vertraging in het verleenen der I Altijd, indien een uitkoop der maat-
tramconcessie der maatschappij aanspraak schappij Suriname noodig wordt geacht
geeft op een vergoedingen 3o dat uit deze I wat wij voorloopig in het midden willen
vertraging zelfs voortvloeit, dat ook na laten
27 Januari 1904 hare positie als bevoor-1 Ten slotte nog een opmerking over de
recht landconcessionaris niet ophoudt. wijziging die in het ontwerp heet aange-
Dit is in hoofdzaak het exposé dat thans bracht te zijn. Wij hebben van die wijzi
van de verhouding gegeven wordt. ging niets kunnen bespeuren. Noch in de
beide wetsontwerpen tot verhooging van
Nu valt tegen het onder sub 1 genoemde I Hoofdstuk X, noch in het wetsontwerp
niet veel in te brengen. Een niet ver-1 waarhij de goedkeuring wordt gevraagd van
leende concessie kan niet ingetrokken de koloniale verordening van 5 November
worden. Dat is erg duidelijk. Maar over het 1902 is een verandering gebracht waaruit
onder sub 2 en 3 vermelde valt des te meer I blijkt dat door dit wetsontwerp slechts be
te zeggen. De vertraging, bij de aanvrage tot slist zal worden over den aanleg van een
het verleenen der concessie onderronden,
wordt als spons gebruikt waarmede een
voudig art. 9 van de verordening van 24
Juni 1899 wordt uitgewisoht.
spoorweg tot Kadjoe.
Het woord Kadjoe is er nergens in te
vinden. Zacht uitgedrukt, is dit zeker een
zeer vreemde wijze van wetgeving.
Zitting van Dinsdag.
De Kamer had heden, zooals in normale
tjjden, gewonen dienst: 11 uur aanvangen, om
uur naar huis. Maar 11 uur sloeg, en geen
voldoend aantal leden om de zitting te openen
was verschenen Het werd kwartier over elf;
half twaalf, maar nog steeds bleven de poorten
van den politieken tabernakel gesloten. Wjj
mochten op het Binnenhof hjjken, koekeloeren
naar de voorgangers en voorgangsters het is
een mooi zitje de wachtkamer en naar de
leden, die successievelijk op het appèl ver
schenen. Eindeljjk wordt het kwartier voor
twaalf. Yan beneden krjjgen wjj de boodschap
er zjjn 50 leden. Nog éen Hoog Edelgestrenge
ontbreekt dus Wjj aan het raden, wie dit 51e
lid zal zjjn. Het kwam tot een wedden. De
kansen waren vjjftig tegen éan Ieder had zjjn
favorite. Daar komt de heer Passtoors aange
wandeld en allen verloren, want niemand had
aan dit lid gedacht. Hoe is het mogeljjk 1 zal
een R. K. Volksbonder gedacht hebben. Maar
het was nu eenmaal zóó en als een lust
spel voor onze oogen verdween het 51ste lid
de deur, die hjj en zjjn collega's liever in
dan uitgaan. Altjjd nó verkiezingstijd.
Al ras daarop weerklonken de electrisohe
schellen, de deuren gingen open, en daar
waren wjj weder in 's Lands vergaderzaal.
Het had lang geduurd, maar het was dan
toch eindelijk gelukt het gezelschap der 51
Beschreven Vaderen van nabjj te mogen aan
schouwen. En alles was bjj het oude gebleven.
De voorzitter zat weder op zjjn gewone plaats,
bljjde als een goede herder, dat hg zjjn
schaapjes weder om zich zag En de schaap
jes, wjj bedoelen de geachte afgevaardigden
beeldspraak kon soms aanleiding geven tot
misverstand) waren ook weer verheugd, dat
elkander en de voorziter konden begroeten.
In bjjna twee maanden was er niet .gewerkt",
zoodat er heel wat te vertellen viel En wat
zagen de heeren er allen patent uitHet was
een lust om ze te zien, vooral nu de meesten
den zomer in het hoofdAadden, en de beroemde
witte vesten weder de welgedane figuren van
minder beroemde leden keurig deden uitkomen,
zóó dat de dragers zonder het witte vest in
het kamer-niet zouden verzinken.
Maar hoe druk de heeren het ook onderling
hadden, voor de zaken die aan de orde waren
was de belangstelling uiterst gering.
Eerst kwam het Indische decentralisatie
wetsontwerp, daarna het wetsontwerp tot ver-
hooging der salarissen van de rechterljjke
ambtenaren te Amsterdam en te Rotterdam.
Maar noch de discussie over de decentralisatie
noch het debat over de noodlijdende rechter
ljjke ambtenaren kwam boven het gewone peil.
Het bleef duf en saai van het begin tot het
einde.
Nu viel er ook weinig over het decentrali
satie-ontwerp te zeggen Het schept alleen de
mogelijkheid om tot decentralisatie in Ned.-
Indië te komen. Over de uitwerking, de inrich
ting bevat het geen voorschriften. Die worden
later bjj »algemeenen maatregel van bestuur'
geregeld.
Het spreekt dan ook vanzelf dat, waar hier
alleen de beginsel-quaestie moest uitgemaakt
worden, het een beginsel gold, waarover
reeds jarenlang eenstemmigheid heerscht, en
niet veel meer dan eenige algemeenheden
konden ten beste gegeven worden, er van
oppositie geen sprake was.
De Indische specialiteiten, die er heden het
woord over voerden, lieten niet na dit duide-
ljjk te doen uitkomen. De heeren Fock, Cremer
en Pjjnacker Hordp gaven allen hun inge
nomenheid met het wetsontwerp te kennen.
Decentralisatie, zeiden zg, was voor Indië de
eisch van den dag. Maar, bonden zjj den
minister op het hart: wees voorzichtig enbe-
leidzaam met de uitvoering 1
Vooral de heer Cremer was in dit opzicht
nog al zwaartillend. Met de vooruitstrevend
heid" van dezen afgevaardigde is het tegen
woordig maar zóó-zóó. Net op het kantje af.
Dat laat hg liever aan mr Goeman Borgesius
over. Maar ter zake. De heer Cremer was
van meening, dat, wanneer het later tot een