Zaterdag
7 Februari.
N° 32
146' Jaargang,
1^03
Middelburg 6 Februari.
Hoe te helpen?
wy hebben goeden moed, dat het onder
wys voor de gemeente biyft behouden, omdat
dat dienstvak eenmaal in het gemeentebeheer is
ingegroeid en eene losrukking zou moeten
gepaard gaan met eene ommekeer in de ver
honding der onderlinge financiën en dus met
eene evolutie op niet geringe schaal.
HIDDELBLRGSCHË COIRW
Deae courant versohjjnt dagoljjks, met uitzondering van Zon- en Teestdagen.
Prjji, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., ƒ2.
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
THERMOMETER HM VERWACHTING.
8 Febr. 8 o. vm. 38 gr., 12 u. 46 gr,, av. 4 u. 48 gr, F. Verwacht: matige tot krachtige
Z. wind, zwaar bewolkte lucht, buiig weer, geringe toename in temperatuur.
Advertentiën20 cent per regel, tteboorte-, dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50elke regel meer 20 cent. Keclamens 40 cent per regel,
öroote letters naai de plaats, die zij innemen.
Tot de plaatsing van advertentiën en reclames, niet afkomstig uit Zeeland, betreffende
Handel, Njjverheid en Geldwezen, is uitsluitend gereohtigd het Algemeen Adves^entle-Rnrenw
A RH I;A MAR Asn.j K.2. V«»rbnr(wal §66, Anutcrdam.
Wjj ontvingen een brochure van de hand
van den heer C. U. W. Raedt: Gemeenteiorgen.
Hoe te helpen
In de Vragen dee Tijde en in dagbladen
heeft deze bekwame schigver onlangs aange
toond dat de finanoieele nood, waarin ver
schillende gemeenten zjjn gebracht, het gevolg
is van de rijkswetgeving, die aan de schat
kist der gemeente te hooge eischen stelde.
Thans heeft hjj zich opgemaakt om boven
staande vraag te beantwoorden.
In zjjn voorwoord zegt hjj
Tot heden heeft men zich er in hoofdzaak
toe bepaald, den nood, waarin zoowel kleine
als groote gemeenten verkeeren, te constateeren
en op de voornaamste oorzaken van de ge
meentelijke financieels zorgen het juiste licht
te werpen.
Dit had zjjn nut en was noodzakelijk, om de
dwaasheid van het verzinsel, dat de ronde deed
en algemeen ingang vond, als zou de schuld
der geldelijke moeilijkheid gezocht moeten
worden by de verschillende gemeentebesturen,
te kunnen aantoonen.
Bjj de opsporing der oorzaak van de kwaal,
bleek al te duidelijk, dat de rjjkswetgever
herhaaldelijk was bezig geweest, den gemeen
ten te vele verplichtingen op te leggen, zon
der zorg te dragen, dat de gemeenten met
eene groote minvermogende bevolking, ter be
strijding der uitgaven, voorvloeiende uit die
verplichtingen, over voldoende gelden be-
schikten.
Weliswaar heeft het Rjjk, in den loop der
jaren, groote sommen ter besohikking der ge
meente gesteld, doch ongelukkigerwijze op
eene voor alle gemeenten uniforme manier.
De wet van 1865 gaf bijvoorbeeld, aan alle
gemeenten, r|k en arm, het 4/5 aandeel der
rijks-opbrengst van de personeele belasting
De onderwyssubsidie werd later, tot overmaat
van smart, voor alle gemeenten opnieuw
naar een eenvormig stelsel geregeld.
De inwoners der rjjke gemeenten kwamen
door die wetgevingen in het land van belofte
het geld stroomde toe.
Doch voor de gemeenten, met een groot
aantal minvermogende inwoners, was de uni
formiteit in uitkeering en subsidie oorzaak,
dat zjj aan de haar opgelegde verplichtingen,
om voor onderwijs en armwezen te zorgen:
niet anders konden voldoen, dan hare heffin
gen bovenmatig op te sohroeven en dienten
gevolge den weg van financieelen nood op te
gaan.
Dit ziet op allerlei soort van gemeenten,
groot en klein.
H e r z i e nin g de r w e t van 1897 is
daarom niet alleenin hetbelang
der groote steden, maar evenzeer
in dat der kleine gemeenten.
Deze algemeen e strekking mag men niet uit
het oog verliezen men mag niet van meening
zgn, dat een gewijzigde uitkeeringswet alleen
de groote steden ten goede komt.
Volgens den schrjjver moet de nieuwe regeling
aan drie hoofdvoorwaarden voldoen.
a. Zjj moet zorg dragen, dat met het oog op
r)jkisohatkigt, geen meerder rjjksgeld toevloeit
naar gemeenten, die het niet noodig hebben.
b. Zjj moet er echter voor waken, dat ge
meenten, die thans nog vlot zjjn, vlot bljjven.
e. Zjj moet de gemeenten, die in nood
daaruit helpen.
zjjne beschouwing gaat de schryver uit
van het beginsel van iel/ government voor de
gemeenten.
Daartoe biyft immers zoo sohrgft de
heer Raedt, groote kans bestaan, niet
alleen cmdat centralisatie in het nadeel van
het onderwys zou zjjn en omdat het onderwys,
werd het uitsluitend rgkszaak, aan de rjjks-
sohatkist ongehoorde offers zou vragen, maar
ook daarom en dit legt gewioht in de
schaal omdat de gemeenten in nood, door
den afstand niet afdoende zyn ge
holpen.
Aangenomen dus, dat het beginsel van
self-govern ment voor de gemeenten
hoog wordt gehouden, wat moet dan worden
gedaan, om haar de autonomie mogeiyk te
maken
Het antwoordt op die vraag ligt voor de
hand.
Men zal voor de gemeenten naar heffingen
en inkomsten moeten zoeken, die in de zelfde
mate aceresseeren, als de uitgaven voor de
niet- of weinig-productieve diensttakken, die
het rgk aan hare verzorging en hoede heeft
toevertrouwd.
Voorop moet de uitkeering biyven bestaan,
naargelang van bet aantal onvermogenden in
de gemeente, een uitkeering dus in den zin
der wet van 1897.
De uitkeering in bet systeem dier wet is,
zooals zal biykeri, begrensd en kan alleen aan-
zieniyk grooter worden, indien de formule, die
in de wet van 1897 aan haar ten grondslag
ligt, wordt gewyzigd.
Doch een algemeene wijziging dier formule
zou ook voor gemeenten, die het niet noodig
hebben, de uitkeering opdrgven. Een derge-
Ijjke ^wjjziging zou te hooge eischen'aan de
RykBsohatkist stellen en in stryd zjjn met de
voorwaarden, door ons in de eerste plaats aan
een nieuwe regeling gesteld.
De formule zelve van 1897 biy ve duB, zooals
j is, doch men passé baar op de nieuwe be-
grootingsoyfers toe.
Maar al werden de nieuwe cgfers tot grond
slag voor de uitkeering genomen, deze zal
voor Amsterdam en andere in den druk ver-
keerende gemeenten niet boog en expansief
genoeg zyn, om haar daarmede uit den druk
te helpen en in de toekomst haar voor dien
druk te behoeden.
Naast die uitkeering moet dus worden om
gezien, naar middelen, die met het oog, in 't
bgzonder op de sterk accresseerende uitgaven
voor «onderwys", voldoende elasticiteit hebben,
doch opnieuw van de rgkskas zoo weinig moge-
ïyk, dus alleen daar, waar noodig vragen.
Waar het »onderwijs" in zyn uitgaven, ten
aanzien van den nood, waarin vele gemeenten
verkeeren, zooveel op zjjn geweten heeft, mag
het bevreemding verwekken, dat zoo zelden
stemmen zgn opgegaan, om den nood te be
zweren by de bron van het kwaad.
Wy vestigen daarom het oog op een ge-
wjjzigde onderwgssubsidie en spreken bet oor
deel uit, dat het Ryk, zonder het bedrag der
subsidie, dat in totaal thans aan de gemeen
ten wordt uitgëkeerd, aanmerkeiyk grooter te
maken, heel wat gezonder verhoudingen in
het leven kan roepen.
Zooals de subsidie thans is geregeld, krggt
een gemeente, zoo arm als Job en niet in
staat een bedrag van beteekenis aan school
geld te heffen, niettegenstaande die mingun
stige financieele omstandigheid, waarin zg
verkeert, naar rato evenveel, als do meest
ryke en welgestelde gemeente.
Die uniformiteit is de fout.
Er kome dus een gewgzigde regeling der
onderwys-subsidie, eene regeling, die, by de
bepaling van het bedrag der subsidie, reke
ning houdt met de mate van financieele moei
lijkheid, waarmede de gemeenten zich van de
haar by de wet opgelegde verplichting, om
voor het onderwgs te zorgen, kwgten.
Bjj eene rechtvaardige regeling van die
materie toch, dient men van het groote begin
■el uit te gaan, dat het onderwys
eigeniyk rgkszaak is en dat, wanneer
men, in het belang van dat dienstvak, de
gemeenten met zyn verzorging belaBt, het
niet aangaat, ten aanzien der subsidie-quaes
tie, alle gemeenten, rjjke als arme, over één
kam te soheren.
Een uniform stelsel van subsidiëering draagt
zgn veroordeeling in zich, wyi juist het onder
wys het den gemeenten aan het been gebon
den blok is, dat zoo menig harer doet strui
kelen en ten val brengt.
En nu bestryde men het door my aange
duide subsidiestelsel niet met de korte uit
spraaker moet eenheid in het stelsel zyn.1'
Want verleent men den steun niet op de
door my gewilde directe manier, dan heeft
men dat te doen, bg wyze van extra-subsidie,
in den afkeurenswaardigen vorm van art. 49
der wet op het lager onderwgs, of wel heeft
men op middelen te zinnen, om de door het
onderwys in de klem gebrachte gemeenten,
langs indirecten weg te helpen.
fin men sal my moeten toegeven, dat indi
reote middelen niet altyd de beste zyn en in
elk geval evenzeer, waarschyniyk zelfs in
grootere mate, de eenheid in het subsidie
stelsel op indirecte wyze verbreken.
De wetgever heeft trouwens zelf het stelsel
van »eenheid" in subsidieering niet ten volle
vertrouwd. De wet op het lager onderwys,
die de subsidie regelt, heeft tevens een artikel
gekregen, art. 49 waarbg is bepaald,
dat, voor .het geval de onderwyskosten eene
gemeente te zeer bezwaren, by Koninkiyk be
sluit, het College van Gedeputeerde Staten
gehoord, een extra-subsidie kon worden ver
leend. Die uitzondering op den regel is noodig
geoordeeld. Sohiet de wet dus te kort, dan
wordt, langs administratieven weg,
daarin voorzien.
Al neemt men aan, dat elke aanvraag om
een extra-subsidie in Den Haag zeer ernstig
en zooveel mogelgk naar een vast systeem
wordt overwogen, dat neemt niet weg, dat
beide, de extra-bgdrage zelve, zoowel als hare
hoegrootheid, wyi geen wetteiyke maatstaf aan
hare berekening ten grondslag ligt, een quaestie
van toeval en indruk en dientengevolge van
willekeur zgn.
Het groote aantal kleine gemeenten, op
welke uitzondering moest en moet worden
toegepast, maar nog grooter mate, de groote
gemeenten, die, om welke redenen dan ook,
de uitzonderingsbepaling niet hebben inge
roepen, doch dientengevolge iu nood zjjn ge
raakt, klagen de bestaande regeling luide aan.
V
Worden nu de noodlgdende gemeenten ge
holpen, door de uitkeering naar de Wet van
1897 op de nieuwe begrootingscgfers toe te
passen en is men in staat, ten aanzien der
onderwyssubsidie een formule te vinden, met
behulp waarvan de vooral tengevolge der on-
derwgsuitgaven in den druk zittende gemeen
ten, in nog meerdere mate worden tegemoet
gekomen, dan zal de tyd aanbreken, dat die
gemeenten langzamerhand op adem komen.
De nadruk worde er nogmaals op gelegd,
dat beide opgenoemde middelen tot steun der
gemeenten, de aanbeveling met zich voeren,
dat bg hunne toepassing de gemeenten, die
door eene groote minvermogende bevolking
in ongunstige finantieele omstandigheden ver
keeren, den nood op natuurlgke wyze zien
verdwgnen, dat de steun alleen wordt verleend,
waar die noodig is en dat het Ryk dan op de
goedkoopste en doeltreffendste wjjze op weg
is, de gemeente-financiën te reorganiseeren.
Ét
»Op weg is" wordt zoo juist gezegd.
Want Amsterdam bjj voorbeeld zit er z o o
d i e p i n, de financieele toestand aldaar is
zoo ernstig, dat die gemeente zelfs door
beide opgenoemde middelen, niet geheel vlot
komt.
Er is gelukkig nog een derde, als van zelf
aangewezen middel, dat met behulp der beide
andere, een krachtigen stoot kan geven en
dit buiten direct bezwaar van ryksschatkist
om Amsterdam verder op de been te helpen.
AIb derde punt op myn program, komt de
voorname quaestie, hoe aan een goed gere
gelde gemeentelgke grondbelasting te komen
De groote staathuishoudkundigen bebbem om
stryd de grondbelasting als een voor de ge
meente noodzakeiyke heffing aanbevolen, omdat
het belang der huiseigenaars en grondbezitters
by een goede gemeentelgke huishouding ten
zeerste is betrokken.
Naast de rgksgrondbelasting echter, kan
van e9n gemeentelgke grondbelasting, die voor
Amsterdam wat de gebouwde eigendommen
betreft een nader te noemen zeer hooge op
brengst zal moeten aanwgzen, uit dieu hoofde
geen sprake zgn.
Er kan dus slechts aan overdracht
worden gedacht.
Doch wjjl van het Rgk geen verdere offers
kunnen worden gevraagd, is eene koste-
looze overdraoht uitgesloten.
Wat dus geschieden moet ligt voor de
hand.
De gemeenten nemen de grond
belasting van hot Rgktegenden
kostenden p r g s van 13 millioen,
ieder voor haar aandeel, over.
Zy exploiteeren dan die belasting op de
meest voordeelige wyze en het voordeel, als
gevolg eener betere regeling, benevens bet
gewone jaariyksche aocres dier belasting, zul
len het hunne er toe bgdragen, de gemeente-
finanoiën, en speciaal die van Amsterdam, een
eind verder op den goeden weg te brengen
Resumeerende luidt het program aldus:
a. Wgziging der wet van 1897, in dien zin,
dat de daarby bedoelde formule op de nieuwe
begrootingcyfers worde toegepast.
b. Wgziging der betrekkelgke wet op het
gebied van onderwyssubsidie.
c. Overname door de gemeenten, tegen ver
goeding, van de rgksgrondbelasting.
Een en ander wordt door den schrgver
nader toegelicht.
Daarvan kennis te nemen is belangstellen
den in dit gewichtig en brandend vraagstuk
zeer aan te bevelen.
Wellicht vinden wg later nog aanleiding om
op dit belangrgk vlugschrift terug te komen.
Voorloopig bepalen wg ons tot de opmerking
dat wy meer voorstanders zgn van onderwys-
rykszaak en onderwyzerB-rgksambtenaren.
beamen ten volle dat zulk eene wgzi
ging van veel gewicht is en een ommekeer zou
brengen in de verhouding der onderlinge finan
ciën en dus eene evolutie op met geringe
■•haal zou te weeg brengenmaar de voor-
deelen, daaraan verbonden, zouden o s. zgn: dat
de gemeenten van een groote financieelen last
zouden ontheven worden dat de zorg voor
het onderwys uitzonderingen daargelaten
in beter handen zou komen; en dat de positie der
onderwgzers er door zou verbeteren en onaf-
hankelgker worden.
Zulk eene ingrgpende wgziging dient echter
het spreekt van zelf ernstig overwogen
en goed voorbereid te wordenmaar zy ligt,
dunkt ons, geheel in de lgn van de regeling,
door den heer Raedt aangegeven, waar by men
van het beginsel moet uitgaan dat het on
derwgs eigenlgk rgkszaak is.
Aan de uitvoering van ons idee zgn wg
weten het ook bezwaren verbondenmaar
de voordeelen daarvan komen ons toch grooter
voor.
VERSLAG VACCINE-DEBAT.
Wg ontvingen de eerste aflevering, Januari
1903, van het Tijdschrift voor Physische Therapie
en Hygiëne.
Dit maandschrift is eene voortzetting van de
Bladen voor hygiënische Therapie en wordt uit
gegeven door de Geneeskundige Vereent ging voor
Physische Therapie en Hygiëne.
Redacteurs-Gérants zgn de heeren dr G. W.
S. Lingbeek en dr Danièl de Niet.
In die aflevering nu komt voor een steno-
graphisch verslag van de vergadering, den 7en
Januari 1.1 des avonds te Utrecht gehouden
ter bespreking van de vaccinatie.
Dr Joh. P. Schouten, arts te Bolnes, besprak
ter inleiding de Medische bezwaren tegen vac-
cinatiedwang. Hjj werd krachtig bestreden
door de heeren E. van Dieren, arts te Amsterdam:
en dr J. Vroesom de Haan te Rotterdam.
Dit verslag is zeer lezenswaardig; reden
waarom wg daarop de bgzondere aandacht
van onzen lezerskring vestigen.
WERKSTAKINGEN.
Naar aanleiding der in ons vorig nommer
meegedeelde opwekking van het hoofdbestuur
der Nederlandsche Vereen>ging van spoor- en
tramwegpersoneel om zich gereed te houden voor
eene nieuwe werkstaking ten einde »te voor
komen, dat de volksvertegenwoordiging een
wet aanneemt, waarbij ons het recht tot staken
wordt ontnomen", merkt de Arnh. Crt. terecht op:
De glorie der zege van Zaterdag en Zondag
is den bestuurders der hierboven genoemde
vereeniging biykbaar naar 't hoofd gestegen;
ze worden overmoedig.
Wat er van aan is dat de regeering een
wetsontwerp in den zin heeft om het spoor
wegpersoneel »het recht tot stakeh" te ont
nemen, weten wg niet. Zoo'n ontwerp zouden
we nog wel eens willen zien, vóór er aan te
gelooven, en komt ook maar niet zoo met een
vloek en een zucht tot standmaar in elk
geval un homme averti en vaut deux
Het Hbld ziet in dien oproep een bedreiging
tegen de vrgheid van de Staten-Generaalen
wgst op art. 121 van het Wetboek van Straf
recht, dat aldus luidt:
>Hg die door geweld of bedreiging met
geweld een vergadering van de beide Kamers
der Staten-Generaal of van eene dezer uiteen
jaagt, tot het nemen of bet niet nemen
van eenig besluit dwingt of een lid uit die
vergadering verwgdert, wordt gestraft met
gevangenisstraf van ten hoogste 12 jaren."
Verder stelt zegt het blad de strafwet
ter beschikking van de regeering nog anders
middelen. Zg bepaalt in art. 131
»Hg die in het openbaar, mondeling of by
gesobritt, tot eenig strafbaar feit opruit'
wordt gestraft met gevangenisstraf van ten
hoogste vyf jaren of geldboete van ten hoogste
drie honderd gulden."
In hoever dit laatst aangehaalde artikel
hier van toepassing zou wezen, laten wg daar
fie
De heeren prof mr Treub en P. L. Tak
kunnen zich niet vereenigen met de houding
der gemeenteiyke arbeiders te Amsterdam
Op eene vergadering te Zaandam wees eerst
genoemde er met nadruk op dat de Amster
damsche gemeentewerklieden, aangegrepen door
den overwinningsroes ten gevolge van het
suooes der spoorwegbeambten en transport
arbeiders, op het punt staan een daad te be
drgven, die hoogst afkeurenswaardig is.
De Amsterdamsobe gemeente-werklieden heb
ben niet het recht, verklaarde de heer Treub
regeling hunner rechtspositie te vragen, als
zy wel hun rechten eischen, doch weigeren
hun verplichtingen na te komen. Zy toch
hebben in 1894 een reglement geteekend
waarvan een der bepalingen luidt, dat zy bg
het verlaten van den dienst 14 dagen vooraf
daarvan kennis zullen geven. Deze arbeids<
overeenkomst hebben zg zelf gevraagdzy
hebben dus niet het recht te staken.
Gelukkig, zeide spr., is dit nog sleohts een
dreigementhg heeft te hoogen dunk van
hen, dan dat zg deze bedreiging zullen uit
voeren. De werklieden zullen er misschien,
spr. gelooft dit nog niet, een tgdelgke ver
sterking in hun organisatie door bereiken,
doch zeker zal het een bljjvende verzwakking
geven. Spr. herhaalde dat, al waren de eischen
nog zoo billgk, wat hg voor het oogenblik
niet wil beoordeelen, zg niet het recht hebben
te verbreken wat ze zelf hebben gevraagd.
De heer Treub verheugde zich daarom in
het besluit vau den Raad die de eiBchen wil
onderzoeken, zonder zich bang te laten maken
door de bedreiging tot staking, Het heeft
spr. zeer veel genoegen gedaan, dat ook het
sociaal-democratisch lid, de heer Henri Polak
mede voor dit voorstel heeft gestemd.
De heer P. L. T(ak) zegt in een raads-
overzicht.
Ook van de arbeiders moet eenige goede
wil komen. Ik begrgp, dat hun geduld ten
einde was. Maar welk goed doel men ook
wil bereiken, men moet zgn tegenparty den
noodzakelgken tgd gunnen. En in de vier óf
vyf dagen van het ultimatum kan geene be
slissing worden genomen. Wanneer de cen
trale bond dezen eisch volhoudt, begaat hg
van zyn kant een fout, en dat moet hg onder
deze omstandigheden niet doen. Maar nu de
stryd toch moet uitloopen op een tractaat,
moet den vyand de tyd van overweging en
voorbereiding niet worden geweigerd.
Donderdagavond vergaderden verschil
lende corporatieëo van gemeente-werklieden
te Amsterdam om een nader besluit te nemen
ten aanzien van het gestelde ultimatum. Het
bestuur van den Centralen bond van gemeente
werklieden drong aan op een verlenging van
den termgn. De gaswerkers stemden daarin
toe en verlengden den termgn tot Maandag
23 dezer. De werklieden bg de gemeenteiyke
waterleidingen handhaafden het besluit, Dins
dagavond op de Beurs genomen, en hielden
zich aan Maandag 9 dezer.
De volgende motie wordt toegezonden aan
Het Volk
»Het hoofdbestuur van den Bond van Mi
liciens en Oud-Miliciens, in vergadering byeen
op Maandag 2 Februari 1903,
gehoord het gunstig verloop van den strgd
der transport-, veem- en spoorarbeiders,
spreekt ten volle zyn blijdschap hierover nit,
verklaart met nadruk dat bg een eventueel
geval de strgdende arbeiders ook op het so
lidariteitsgevoel der milicien 8 en oud-mili
ciens kunnen rekenen en zal tevens alle mo-
gelgke pogingen in het werk stellen on bo
vengenoemd doel te bereiken."
Uit de hoofdstad wordt gemeld dat de
firma Wm Muller en Co hare cargadcorszaak
verplaatst naar Antwerpen Verder wordt
beweerd dat een der grootste tabaksfirma's
haar kantoren naar Bremen zal overbrengen.
Men wil dat eerstdaags in een buitengewone
vergadering van de Amsterdamsche Rijtu <gmaat-
schappij voorstellen zullen in overweging wor
den genomen om de maatschappg te liquideeren.
Reeds is door den Raad van Beheer bepaald,
dat de stal in de Plantage Fransche Laan zal
worden opgeheven. Het perceel wordt binnen
kort in veiling gebracht.
Uit Deventer zyn twee escadrons huzaren
in de hoofdstad aangekomen; uit Bergen op
Zoom arriveerde een detachement infanterie
sterk 77 man, terwgl van het le regiment
vesting artillerie ruim 100 man daar aan
kwamen.
BHHOXmrattMK «UB.
Bg kon. besluit:
iB de duur van de detacheering bg de land
macht in West-Indïë van den eerste-luiten.-
kwartierm. S. J. Koster, van het pers. der
mil. adm., andermaal, thans met 9 maanden
verlengd en alzoo nader bepaald op 4 jaren
en 9 maanden
is benoemd tot directeur van het telegraaf
kantoor te 's Hertogenbosch B. J. de Bruyn,
thans oommies der telegraphie 1ste kl, en tot
directeur van het post- en telegaaafkantoor
te Loosduinen R. J. G. Bakhoven, thans in
geiyke betrekking te 's Gravenzande.
Zooals wy Donderdagavond nog in de stad
bekend maakten, bevat de Stct van heden een
kon. besluit, bevelende de oproeping der mi
licien-verlofgangers der lichtingen van 1900
en 1901, behoorende tot de regimenten in
fanterie en het korps genietroepen.
De minister van oorlog heeft, ter uitvoering
van dat kon besluit, bepaald dat de daarby
bedoelde verlofgangers den lOen dezer, uiter-
lgk te 4 uur namiddag, onder de wapenen
moeten komen.