Zaterdag 7 Februari. N° 32 146' Jaargang, 1^03 Middelburg 6 Februari. Hoe te helpen? wy hebben goeden moed, dat het onder wys voor de gemeente biyft behouden, omdat dat dienstvak eenmaal in het gemeentebeheer is ingegroeid en eene losrukking zou moeten gepaard gaan met eene ommekeer in de ver honding der onderlinge financiën en dus met eene evolutie op niet geringe schaal. HIDDELBLRGSCHË COIRW Deae courant versohjjnt dagoljjks, met uitzondering van Zon- en Teestdagen. Prjji, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., ƒ2. Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. THERMOMETER HM VERWACHTING. 8 Febr. 8 o. vm. 38 gr., 12 u. 46 gr,, av. 4 u. 48 gr, F. Verwacht: matige tot krachtige Z. wind, zwaar bewolkte lucht, buiig weer, geringe toename in temperatuur. Advertentiën20 cent per regel, tteboorte-, dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50elke regel meer 20 cent. Keclamens 40 cent per regel, öroote letters naai de plaats, die zij innemen. Tot de plaatsing van advertentiën en reclames, niet afkomstig uit Zeeland, betreffende Handel, Njjverheid en Geldwezen, is uitsluitend gereohtigd het Algemeen Adves^entle-Rnrenw A RH I;A MAR Asn.j K.2. V«»rbnr(wal §66, Anutcrdam. Wjj ontvingen een brochure van de hand van den heer C. U. W. Raedt: Gemeenteiorgen. Hoe te helpen In de Vragen dee Tijde en in dagbladen heeft deze bekwame schigver onlangs aange toond dat de finanoieele nood, waarin ver schillende gemeenten zjjn gebracht, het gevolg is van de rijkswetgeving, die aan de schat kist der gemeente te hooge eischen stelde. Thans heeft hjj zich opgemaakt om boven staande vraag te beantwoorden. In zjjn voorwoord zegt hjj Tot heden heeft men zich er in hoofdzaak toe bepaald, den nood, waarin zoowel kleine als groote gemeenten verkeeren, te constateeren en op de voornaamste oorzaken van de ge meentelijke financieels zorgen het juiste licht te werpen. Dit had zjjn nut en was noodzakelijk, om de dwaasheid van het verzinsel, dat de ronde deed en algemeen ingang vond, als zou de schuld der geldelijke moeilijkheid gezocht moeten worden by de verschillende gemeentebesturen, te kunnen aantoonen. Bjj de opsporing der oorzaak van de kwaal, bleek al te duidelijk, dat de rjjkswetgever herhaaldelijk was bezig geweest, den gemeen ten te vele verplichtingen op te leggen, zon der zorg te dragen, dat de gemeenten met eene groote minvermogende bevolking, ter be strijding der uitgaven, voorvloeiende uit die verplichtingen, over voldoende gelden be- schikten. Weliswaar heeft het Rjjk, in den loop der jaren, groote sommen ter besohikking der ge meente gesteld, doch ongelukkigerwijze op eene voor alle gemeenten uniforme manier. De wet van 1865 gaf bijvoorbeeld, aan alle gemeenten, r|k en arm, het 4/5 aandeel der rijks-opbrengst van de personeele belasting De onderwyssubsidie werd later, tot overmaat van smart, voor alle gemeenten opnieuw naar een eenvormig stelsel geregeld. De inwoners der rjjke gemeenten kwamen door die wetgevingen in het land van belofte het geld stroomde toe. Doch voor de gemeenten, met een groot aantal minvermogende inwoners, was de uni formiteit in uitkeering en subsidie oorzaak, dat zjj aan de haar opgelegde verplichtingen, om voor onderwijs en armwezen te zorgen: niet anders konden voldoen, dan hare heffin gen bovenmatig op te sohroeven en dienten gevolge den weg van financieelen nood op te gaan. Dit ziet op allerlei soort van gemeenten, groot en klein. H e r z i e nin g de r w e t van 1897 is daarom niet alleenin hetbelang der groote steden, maar evenzeer in dat der kleine gemeenten. Deze algemeen e strekking mag men niet uit het oog verliezen men mag niet van meening zgn, dat een gewijzigde uitkeeringswet alleen de groote steden ten goede komt. Volgens den schrjjver moet de nieuwe regeling aan drie hoofdvoorwaarden voldoen. a. Zjj moet zorg dragen, dat met het oog op r)jkisohatkigt, geen meerder rjjksgeld toevloeit naar gemeenten, die het niet noodig hebben. b. Zjj moet er echter voor waken, dat ge meenten, die thans nog vlot zjjn, vlot bljjven. e. Zjj moet de gemeenten, die in nood daaruit helpen. zjjne beschouwing gaat de schryver uit van het beginsel van iel/ government voor de gemeenten. Daartoe biyft immers zoo sohrgft de heer Raedt, groote kans bestaan, niet alleen cmdat centralisatie in het nadeel van het onderwys zou zjjn en omdat het onderwys, werd het uitsluitend rgkszaak, aan de rjjks- sohatkist ongehoorde offers zou vragen, maar ook daarom en dit legt gewioht in de schaal omdat de gemeenten in nood, door den afstand niet afdoende zyn ge holpen. Aangenomen dus, dat het beginsel van self-govern ment voor de gemeenten hoog wordt gehouden, wat moet dan worden gedaan, om haar de autonomie mogeiyk te maken Het antwoordt op die vraag ligt voor de hand. Men zal voor de gemeenten naar heffingen en inkomsten moeten zoeken, die in de zelfde mate aceresseeren, als de uitgaven voor de niet- of weinig-productieve diensttakken, die het rgk aan hare verzorging en hoede heeft toevertrouwd. Voorop moet de uitkeering biyven bestaan, naargelang van bet aantal onvermogenden in de gemeente, een uitkeering dus in den zin der wet van 1897. De uitkeering in bet systeem dier wet is, zooals zal biykeri, begrensd en kan alleen aan- zieniyk grooter worden, indien de formule, die in de wet van 1897 aan haar ten grondslag ligt, wordt gewyzigd. Doch een algemeene wijziging dier formule zou ook voor gemeenten, die het niet noodig hebben, de uitkeering opdrgven. Een derge- Ijjke ^wjjziging zou te hooge eischen'aan de RykBsohatkist stellen en in stryd zjjn met de voorwaarden, door ons in de eerste plaats aan een nieuwe regeling gesteld. De formule zelve van 1897 biy ve duB, zooals j is, doch men passé baar op de nieuwe be- grootingsoyfers toe. Maar al werden de nieuwe cgfers tot grond slag voor de uitkeering genomen, deze zal voor Amsterdam en andere in den druk ver- keerende gemeenten niet boog en expansief genoeg zyn, om haar daarmede uit den druk te helpen en in de toekomst haar voor dien druk te behoeden. Naast die uitkeering moet dus worden om gezien, naar middelen, die met het oog, in 't bgzonder op de sterk accresseerende uitgaven voor «onderwys", voldoende elasticiteit hebben, doch opnieuw van de rgkskas zoo weinig moge- ïyk, dus alleen daar, waar noodig vragen. Waar het »onderwijs" in zyn uitgaven, ten aanzien van den nood, waarin vele gemeenten verkeeren, zooveel op zjjn geweten heeft, mag het bevreemding verwekken, dat zoo zelden stemmen zgn opgegaan, om den nood te be zweren by de bron van het kwaad. Wy vestigen daarom het oog op een ge- wjjzigde onderwgssubsidie en spreken bet oor deel uit, dat het Ryk, zonder het bedrag der subsidie, dat in totaal thans aan de gemeen ten wordt uitgëkeerd, aanmerkeiyk grooter te maken, heel wat gezonder verhoudingen in het leven kan roepen. Zooals de subsidie thans is geregeld, krggt een gemeente, zoo arm als Job en niet in staat een bedrag van beteekenis aan school geld te heffen, niettegenstaande die mingun stige financieele omstandigheid, waarin zg verkeert, naar rato evenveel, als do meest ryke en welgestelde gemeente. Die uniformiteit is de fout. Er kome dus een gewgzigde regeling der onderwys-subsidie, eene regeling, die, by de bepaling van het bedrag der subsidie, reke ning houdt met de mate van financieele moei lijkheid, waarmede de gemeenten zich van de haar by de wet opgelegde verplichting, om voor het onderwgs te zorgen, kwgten. Bjj eene rechtvaardige regeling van die materie toch, dient men van het groote begin ■el uit te gaan, dat het onderwys eigeniyk rgkszaak is en dat, wanneer men, in het belang van dat dienstvak, de gemeenten met zyn verzorging belaBt, het niet aangaat, ten aanzien der subsidie-quaes tie, alle gemeenten, rjjke als arme, over één kam te soheren. Een uniform stelsel van subsidiëering draagt zgn veroordeeling in zich, wyi juist het onder wys het den gemeenten aan het been gebon den blok is, dat zoo menig harer doet strui kelen en ten val brengt. En nu bestryde men het door my aange duide subsidiestelsel niet met de korte uit spraaker moet eenheid in het stelsel zyn.1' Want verleent men den steun niet op de door my gewilde directe manier, dan heeft men dat te doen, bg wyze van extra-subsidie, in den afkeurenswaardigen vorm van art. 49 der wet op het lager onderwgs, of wel heeft men op middelen te zinnen, om de door het onderwys in de klem gebrachte gemeenten, langs indirecten weg te helpen. fin men sal my moeten toegeven, dat indi reote middelen niet altyd de beste zyn en in elk geval evenzeer, waarschyniyk zelfs in grootere mate, de eenheid in het subsidie stelsel op indirecte wyze verbreken. De wetgever heeft trouwens zelf het stelsel van »eenheid" in subsidieering niet ten volle vertrouwd. De wet op het lager onderwys, die de subsidie regelt, heeft tevens een artikel gekregen, art. 49 waarbg is bepaald, dat, voor .het geval de onderwyskosten eene gemeente te zeer bezwaren, by Koninkiyk be sluit, het College van Gedeputeerde Staten gehoord, een extra-subsidie kon worden ver leend. Die uitzondering op den regel is noodig geoordeeld. Sohiet de wet dus te kort, dan wordt, langs administratieven weg, daarin voorzien. Al neemt men aan, dat elke aanvraag om een extra-subsidie in Den Haag zeer ernstig en zooveel mogelgk naar een vast systeem wordt overwogen, dat neemt niet weg, dat beide, de extra-bgdrage zelve, zoowel als hare hoegrootheid, wyi geen wetteiyke maatstaf aan hare berekening ten grondslag ligt, een quaestie van toeval en indruk en dientengevolge van willekeur zgn. Het groote aantal kleine gemeenten, op welke uitzondering moest en moet worden toegepast, maar nog grooter mate, de groote gemeenten, die, om welke redenen dan ook, de uitzonderingsbepaling niet hebben inge roepen, doch dientengevolge iu nood zjjn ge raakt, klagen de bestaande regeling luide aan. V Worden nu de noodlgdende gemeenten ge holpen, door de uitkeering naar de Wet van 1897 op de nieuwe begrootingscgfers toe te passen en is men in staat, ten aanzien der onderwyssubsidie een formule te vinden, met behulp waarvan de vooral tengevolge der on- derwgsuitgaven in den druk zittende gemeen ten, in nog meerdere mate worden tegemoet gekomen, dan zal de tyd aanbreken, dat die gemeenten langzamerhand op adem komen. De nadruk worde er nogmaals op gelegd, dat beide opgenoemde middelen tot steun der gemeenten, de aanbeveling met zich voeren, dat bg hunne toepassing de gemeenten, die door eene groote minvermogende bevolking in ongunstige finantieele omstandigheden ver keeren, den nood op natuurlgke wyze zien verdwgnen, dat de steun alleen wordt verleend, waar die noodig is en dat het Ryk dan op de goedkoopste en doeltreffendste wjjze op weg is, de gemeente-financiën te reorganiseeren. Ét »Op weg is" wordt zoo juist gezegd. Want Amsterdam bjj voorbeeld zit er z o o d i e p i n, de financieele toestand aldaar is zoo ernstig, dat die gemeente zelfs door beide opgenoemde middelen, niet geheel vlot komt. Er is gelukkig nog een derde, als van zelf aangewezen middel, dat met behulp der beide andere, een krachtigen stoot kan geven en dit buiten direct bezwaar van ryksschatkist om Amsterdam verder op de been te helpen. AIb derde punt op myn program, komt de voorname quaestie, hoe aan een goed gere gelde gemeentelgke grondbelasting te komen De groote staathuishoudkundigen bebbem om stryd de grondbelasting als een voor de ge meente noodzakeiyke heffing aanbevolen, omdat het belang der huiseigenaars en grondbezitters by een goede gemeentelgke huishouding ten zeerste is betrokken. Naast de rgksgrondbelasting echter, kan van e9n gemeentelgke grondbelasting, die voor Amsterdam wat de gebouwde eigendommen betreft een nader te noemen zeer hooge op brengst zal moeten aanwgzen, uit dieu hoofde geen sprake zgn. Er kan dus slechts aan overdracht worden gedacht. Doch wjjl van het Rgk geen verdere offers kunnen worden gevraagd, is eene koste- looze overdraoht uitgesloten. Wat dus geschieden moet ligt voor de hand. De gemeenten nemen de grond belasting van hot Rgktegenden kostenden p r g s van 13 millioen, ieder voor haar aandeel, over. Zy exploiteeren dan die belasting op de meest voordeelige wyze en het voordeel, als gevolg eener betere regeling, benevens bet gewone jaariyksche aocres dier belasting, zul len het hunne er toe bgdragen, de gemeente- finanoiën, en speciaal die van Amsterdam, een eind verder op den goeden weg te brengen Resumeerende luidt het program aldus: a. Wgziging der wet van 1897, in dien zin, dat de daarby bedoelde formule op de nieuwe begrootingcyfers worde toegepast. b. Wgziging der betrekkelgke wet op het gebied van onderwyssubsidie. c. Overname door de gemeenten, tegen ver goeding, van de rgksgrondbelasting. Een en ander wordt door den schrgver nader toegelicht. Daarvan kennis te nemen is belangstellen den in dit gewichtig en brandend vraagstuk zeer aan te bevelen. Wellicht vinden wg later nog aanleiding om op dit belangrgk vlugschrift terug te komen. Voorloopig bepalen wg ons tot de opmerking dat wy meer voorstanders zgn van onderwys- rykszaak en onderwyzerB-rgksambtenaren. beamen ten volle dat zulk eene wgzi ging van veel gewicht is en een ommekeer zou brengen in de verhouding der onderlinge finan ciën en dus eene evolutie op met geringe ■•haal zou te weeg brengenmaar de voor- deelen, daaraan verbonden, zouden o s. zgn: dat de gemeenten van een groote financieelen last zouden ontheven worden dat de zorg voor het onderwys uitzonderingen daargelaten in beter handen zou komen; en dat de positie der onderwgzers er door zou verbeteren en onaf- hankelgker worden. Zulk eene ingrgpende wgziging dient echter het spreekt van zelf ernstig overwogen en goed voorbereid te wordenmaar zy ligt, dunkt ons, geheel in de lgn van de regeling, door den heer Raedt aangegeven, waar by men van het beginsel moet uitgaan dat het on derwgs eigenlgk rgkszaak is. Aan de uitvoering van ons idee zgn wg weten het ook bezwaren verbondenmaar de voordeelen daarvan komen ons toch grooter voor. VERSLAG VACCINE-DEBAT. Wg ontvingen de eerste aflevering, Januari 1903, van het Tijdschrift voor Physische Therapie en Hygiëne. Dit maandschrift is eene voortzetting van de Bladen voor hygiënische Therapie en wordt uit gegeven door de Geneeskundige Vereent ging voor Physische Therapie en Hygiëne. Redacteurs-Gérants zgn de heeren dr G. W. S. Lingbeek en dr Danièl de Niet. In die aflevering nu komt voor een steno- graphisch verslag van de vergadering, den 7en Januari 1.1 des avonds te Utrecht gehouden ter bespreking van de vaccinatie. Dr Joh. P. Schouten, arts te Bolnes, besprak ter inleiding de Medische bezwaren tegen vac- cinatiedwang. Hjj werd krachtig bestreden door de heeren E. van Dieren, arts te Amsterdam: en dr J. Vroesom de Haan te Rotterdam. Dit verslag is zeer lezenswaardig; reden waarom wg daarop de bgzondere aandacht van onzen lezerskring vestigen. WERKSTAKINGEN. Naar aanleiding der in ons vorig nommer meegedeelde opwekking van het hoofdbestuur der Nederlandsche Vereen>ging van spoor- en tramwegpersoneel om zich gereed te houden voor eene nieuwe werkstaking ten einde »te voor komen, dat de volksvertegenwoordiging een wet aanneemt, waarbij ons het recht tot staken wordt ontnomen", merkt de Arnh. Crt. terecht op: De glorie der zege van Zaterdag en Zondag is den bestuurders der hierboven genoemde vereeniging biykbaar naar 't hoofd gestegen; ze worden overmoedig. Wat er van aan is dat de regeering een wetsontwerp in den zin heeft om het spoor wegpersoneel »het recht tot stakeh" te ont nemen, weten wg niet. Zoo'n ontwerp zouden we nog wel eens willen zien, vóór er aan te gelooven, en komt ook maar niet zoo met een vloek en een zucht tot standmaar in elk geval un homme averti en vaut deux Het Hbld ziet in dien oproep een bedreiging tegen de vrgheid van de Staten-Generaalen wgst op art. 121 van het Wetboek van Straf recht, dat aldus luidt: >Hg die door geweld of bedreiging met geweld een vergadering van de beide Kamers der Staten-Generaal of van eene dezer uiteen jaagt, tot het nemen of bet niet nemen van eenig besluit dwingt of een lid uit die vergadering verwgdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste 12 jaren." Verder stelt zegt het blad de strafwet ter beschikking van de regeering nog anders middelen. Zg bepaalt in art. 131 »Hg die in het openbaar, mondeling of by gesobritt, tot eenig strafbaar feit opruit' wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vyf jaren of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden." In hoever dit laatst aangehaalde artikel hier van toepassing zou wezen, laten wg daar fie De heeren prof mr Treub en P. L. Tak kunnen zich niet vereenigen met de houding der gemeenteiyke arbeiders te Amsterdam Op eene vergadering te Zaandam wees eerst genoemde er met nadruk op dat de Amster damsche gemeentewerklieden, aangegrepen door den overwinningsroes ten gevolge van het suooes der spoorwegbeambten en transport arbeiders, op het punt staan een daad te be drgven, die hoogst afkeurenswaardig is. De Amsterdamsobe gemeente-werklieden heb ben niet het recht, verklaarde de heer Treub regeling hunner rechtspositie te vragen, als zy wel hun rechten eischen, doch weigeren hun verplichtingen na te komen. Zy toch hebben in 1894 een reglement geteekend waarvan een der bepalingen luidt, dat zy bg het verlaten van den dienst 14 dagen vooraf daarvan kennis zullen geven. Deze arbeids< overeenkomst hebben zg zelf gevraagdzy hebben dus niet het recht te staken. Gelukkig, zeide spr., is dit nog sleohts een dreigementhg heeft te hoogen dunk van hen, dan dat zg deze bedreiging zullen uit voeren. De werklieden zullen er misschien, spr. gelooft dit nog niet, een tgdelgke ver sterking in hun organisatie door bereiken, doch zeker zal het een bljjvende verzwakking geven. Spr. herhaalde dat, al waren de eischen nog zoo billgk, wat hg voor het oogenblik niet wil beoordeelen, zg niet het recht hebben te verbreken wat ze zelf hebben gevraagd. De heer Treub verheugde zich daarom in het besluit vau den Raad die de eiBchen wil onderzoeken, zonder zich bang te laten maken door de bedreiging tot staking, Het heeft spr. zeer veel genoegen gedaan, dat ook het sociaal-democratisch lid, de heer Henri Polak mede voor dit voorstel heeft gestemd. De heer P. L. T(ak) zegt in een raads- overzicht. Ook van de arbeiders moet eenige goede wil komen. Ik begrgp, dat hun geduld ten einde was. Maar welk goed doel men ook wil bereiken, men moet zgn tegenparty den noodzakelgken tgd gunnen. En in de vier óf vyf dagen van het ultimatum kan geene be slissing worden genomen. Wanneer de cen trale bond dezen eisch volhoudt, begaat hg van zyn kant een fout, en dat moet hg onder deze omstandigheden niet doen. Maar nu de stryd toch moet uitloopen op een tractaat, moet den vyand de tyd van overweging en voorbereiding niet worden geweigerd. Donderdagavond vergaderden verschil lende corporatieëo van gemeente-werklieden te Amsterdam om een nader besluit te nemen ten aanzien van het gestelde ultimatum. Het bestuur van den Centralen bond van gemeente werklieden drong aan op een verlenging van den termgn. De gaswerkers stemden daarin toe en verlengden den termgn tot Maandag 23 dezer. De werklieden bg de gemeenteiyke waterleidingen handhaafden het besluit, Dins dagavond op de Beurs genomen, en hielden zich aan Maandag 9 dezer. De volgende motie wordt toegezonden aan Het Volk »Het hoofdbestuur van den Bond van Mi liciens en Oud-Miliciens, in vergadering byeen op Maandag 2 Februari 1903, gehoord het gunstig verloop van den strgd der transport-, veem- en spoorarbeiders, spreekt ten volle zyn blijdschap hierover nit, verklaart met nadruk dat bg een eventueel geval de strgdende arbeiders ook op het so lidariteitsgevoel der milicien 8 en oud-mili ciens kunnen rekenen en zal tevens alle mo- gelgke pogingen in het werk stellen on bo vengenoemd doel te bereiken." Uit de hoofdstad wordt gemeld dat de firma Wm Muller en Co hare cargadcorszaak verplaatst naar Antwerpen Verder wordt beweerd dat een der grootste tabaksfirma's haar kantoren naar Bremen zal overbrengen. Men wil dat eerstdaags in een buitengewone vergadering van de Amsterdamsche Rijtu <gmaat- schappij voorstellen zullen in overweging wor den genomen om de maatschappg te liquideeren. Reeds is door den Raad van Beheer bepaald, dat de stal in de Plantage Fransche Laan zal worden opgeheven. Het perceel wordt binnen kort in veiling gebracht. Uit Deventer zyn twee escadrons huzaren in de hoofdstad aangekomen; uit Bergen op Zoom arriveerde een detachement infanterie sterk 77 man, terwgl van het le regiment vesting artillerie ruim 100 man daar aan kwamen. BHHOXmrattMK «UB. Bg kon. besluit: iB de duur van de detacheering bg de land macht in West-Indïë van den eerste-luiten.- kwartierm. S. J. Koster, van het pers. der mil. adm., andermaal, thans met 9 maanden verlengd en alzoo nader bepaald op 4 jaren en 9 maanden is benoemd tot directeur van het telegraaf kantoor te 's Hertogenbosch B. J. de Bruyn, thans oommies der telegraphie 1ste kl, en tot directeur van het post- en telegaaafkantoor te Loosduinen R. J. G. Bakhoven, thans in geiyke betrekking te 's Gravenzande. Zooals wy Donderdagavond nog in de stad bekend maakten, bevat de Stct van heden een kon. besluit, bevelende de oproeping der mi licien-verlofgangers der lichtingen van 1900 en 1901, behoorende tot de regimenten in fanterie en het korps genietroepen. De minister van oorlog heeft, ter uitvoering van dat kon besluit, bepaald dat de daarby bedoelde verlofgangers den lOen dezer, uiter- lgk te 4 uur namiddag, onder de wapenen moeten komen.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1903 | | pagina 1