MIDDELBIRGSCHE COURANT N". 282. 14ö° Jaargang, 1902. Zaterdag 29 November, Krankzinnigenverpleging. Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., ƒ2. Afzonderlijke nummers koaten 5 oent. THERMOMETER EN VERWACHTING. gr., 12 u. 48 gr., av. 4 u. 47 gr. F. Verwacht: zwakke Z. wind, 28 Nov. 8 u. vm. 45 g».., u. g.., -» u. gr. ro-r-» betrokken lucht, regenachtig weer, weinig verandering in temperatuui Advertention20 cent per regel. Gteboorte-, dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elko regel meer 20 cent. Reelamens 40 cent per regel, Groote letters naar de plaats, die zij innemen. Tot de plaatsing van advertentiën on reclames, niet afkomstig uit Zeeland, betreffende Handel, Ng verheid en Geldwezen, ia uitsluitend gereohtigd het Algemeen Advertentta-Barea» A. DE I/A MAB Aan., N.S, Veerbnrgwal '466, Auuterduis. Middelburg 28 November. In het Octobernommer van de Vragen dés Tijds komt over dit onderwerp eene zeer lezenswaardige beschouwing voor van dr L. 8. Meyer te Deventer, waarop wij tot heden nog geen gelegenheid hadden de aandacht te vestigen van onzen lezerskring. Zij is belangrijk omdat daarin van be voegde zijde geschreven wordt over een, zich meer en meer voordoend gebrek, waarin voorziening dringend noodig is en dat zich ook in Zeeland doet gevoelen. Maar ook omdftt de schrijver, die hierover oordeelen ban, zijn meening zegt over een paar stelsels van verpleging welke in dén laatsten tijd de bijzondere ingenomenheid van velen verwierven. De schrijver wijst op de groote toeneming van de bevolking der krankzinnigengestich ten in eenige tientallen van jaren. Jaarlijks stijgt dit aantal geregeld met ongeveer 200 en het bedraagt thans 8000, waarvan on geveer 7000 tot de laagste verpleegklasse behooren. En de jaarlijkgche verpleegkosten, geschat op ongeveer twee millloen, komen grooten- deels neer op de gemeenten die de arm lastige lijders moeten verzorgen. In 1816, toen men voor de eerste maal zich in ons land op de hoogte trachtte te stellen van het werkelijk aantal krankzin nigen, bleek uit een verslag, op bevel van koning "Willem I uitgebracht, dat in Neder land 1259 zulke ongelukkigen zich bevonden. In 1825 geschiedde een nieuwe telling waarbij Limburg niet was betrokken, en toen constateerde men op eene bevolking van twee en een kwart millioen inwoners 1828 krankzinnigen, eene verhouding dus van 8.11 per tienduizend inwoners Deze cijfers achtte men niet volkomen juistmen meende de waarschijnlijke ver houding te mogen stellen op tien krank zinnigen per tienduizend inwoners. Daarvan bevonden zich in verpleging in gestichten of bewaarplaatsen, derhalve buiten hun huisgezin, 702 lijders of 8.11 per tiendui- zond inwoners. In het jaar 1838 vond eene tweede alge- meene telling plaats, waaronder ook dit maal Limburg niet werd meegerekend. Toen telde men een verhouding van 7.45 krankzinnigen per tienduizend inwoners, waarvan zich in verplegingaoorden 826 lijders bevonden of 3.19 per tienduizend. Nadat in 1841 de krankzinnigenwet was uitgevaardigd, en de verpleging en huis vesting van de ongelukkige lijders onder rijkstoezicht kwam, kregen de cijfers van het aantal meer waarde, maar bleek voort durend van een toenemen in deze. Terwijl op de 10.000 inwoners in 1838 het cijfer 3.19 beliep, bedroeg dit in 18709.04, in 1875 10 en in 190016. Alzoo eene ver meerdering tot het tienvoudige van het aantal krankzinnigen, die in de gezamenlijke gestichten van Nederland thans worden verpleegd, terwijl in hetzelfde tijdsbestek de geheele bevolking van Nederland zich slechts verdubbelde. Een dergelijk verschijnsel valt echter ook in andere landen waar te nemen. Verschillende oorzaken maken het ver klaarbaar. Men is tegenwoordig veel spoediger dan voorheen geneigd de lijders naar een ge sticht te brengen om te trachten hen te doen genezen. En dit vooral nu men die ongelukkigen veel humaner bejegent dan vroeger toen men hen mishandelde, hen opsloot in dool- of dolhuizen, waar ruwe, dikwijls besohonken wachters cipiersdiensten verrichtten. In getraliede kerkers werden zij op kermis- of feestdagen voor een drink geld. te kijk gesteld en vaak, als zij te rustig waren, met een ijzeren stang gestompt en geslagen tot zij als een razende aan hun ketting heen en wêer sprongen ten genoege van het publiek. Bovendien gaat men tegenwoordig spoe diger tot wegzending van een krankzinnige over, omdat men daardoor ontheven werdt van een last die zwaar op de gezinnen 611 drukt. Daarbij komt dat heden ten dage veel meer aandacht aan geesteszieken wordt gewijd, en veel wat voorheen slecht en mis dadig werd gemeend, nu wordt gerekend, en terecht, tot krankzinnigheid te behooren. En dan er is nog iets. „Zeer velen wórden thans naar de ge stichten gezonden, die, hoewel psysisch abnormaal, toch in den eigenlijken zin des woords niet direct schadelijk zijn te noemen. Iedere gestichtsarts weet zegt dr Meyer hoeveel patiënten hij jaarlijks opneemt, onschadelijke idioten of imbecil- len, lijders aan epilepsie, ouderen van> dagen die kindsch zijn geworden en dien- gevolge niet meer in staat voor zich zelf te zorgen. De naastbestaanden bekom meren zich dikwijls niet om hen of zijn niet te vindende instellingen van open bare liefdadigheid, als werkhuizen, oude mannen- of vrouwenhuizen, ondervinden van hen eenige onaangenaamheid en schui ven zich deze personen gaarne van den hals. Ongeneeslijk als zij zijn, slijten zij hun verder leven in het krankzinnigen gesticht en als gevolg daarvan daalt het percentage der genezingen." Wanneer men ten slotte bedenkt, dat door eene huisvesting en nauwgezetter ver pleging wel niet altijd het genezingscijfer behoeft te stijgen maar wel de sterftekans geringer wordt en dus ook deze factor het aantal gestichtsbewoners kan doen toenemen, dan blijkt het ten duidelijkste hoeveel moeilijkheden er zijn verbonden aan een juiste beoordeeling der statistische gegevens. Dit staat wel vast, dat een absolute ver meerdering der krankzinnigheid op verre na niet zoo groot kan zijn als de bevol kingsregisters der gestichten zouden doen gelooven." Maar dit sluit toch niet uit dat de ver zorging der ongelukkigen met hare toene mende eischen van beschaving en humani teit tot energieke maatregelen dwingt. De heer Talma het Algemeen kiesrecht. De hoofdredacteur van Patrimonium heeft thans in het jongste nommervan dat blad zjju standpunt tegenover het algemeen kiesrecht uitëen gezet. Hg is daartegen, omdat Nu ja, omdat de sociaal-democraten daar voor zgn, en hun streven om den arbeiders, wat voor hen eensluidend is met hunne partggenooten, de meerderheid te verschaffen en dan den Staat te stellen in den dienBt van hun ideaal, in de n van den heer Talma onlogisch en revo- lutionnair is. En dan diezelfde sociaal-democraten eischen voor de kiezers een leeftijd van 20 jaar. En als er nu eens een groep komt die de verla ging tot 17 jaar gaat eischen, welke leeftijd in een enkel Zwitsersch kanton de grens vormt! Wie nu in het kiesrecht niet ziet een recht, den burger verleend in het belang eener goede rageerfng en wetgeving, maar een recht, dat den burger toekomt, moet verstaat), dat die willekeurige begrenzing, waaraan hg niet kan ontkomen, zjjn stelsel veroordeelt.": De klassenstrijd, door de sociaal-democraten op den voorgrond gesteld, verfoeit de heer Talma; evenzeer als het wantrouwen dat zjj zaaien. En hg achrjjft ten slotte »De beweging voor algemeen kiesrecht kan nen wjj dus niet steunen, noch waar zjj voor komt uit onvoldaanheid met het bestaande, noch waar zjj berust op theorieën, die wjj fout achten, noch waar zjj zich stelt in dienst van den klassenstrijd." Een volgende maal zal de redacteur van Patrimonium scbrgven over een beteren grond slag voor ons kiesrecht. Na een overzicht gegeven te hebben van den vooruitgang op het punt van krank zinnigenverpleging en van de verbeteringen, die ook in de gestichts-verpleging hebben plaats gehad, wijst dr Meijer erop hoe ook in deze het volmaakte nog niet is bereikt. De tegenwoordig in ons land bestaande gestichten bieden te weinig verscheidenheid in de hulpbronnen om werk te verschaffen voor alle soorten van verpleegden. Wat in de gestichten de lijders zoo spoe dig ongeschikt maakt voor den terugkeer in de maatschappij, of wat ten minste bij dien eventueelen terugkeer de omstandig heden voor den herstellenden lijder bemoei lijkt, dat is het verlies van alle gevoel van zelfstandigheid hetwelk den gestichtsbewo ner in zoo korten tijd eigen wordt. De punctueele orde maakt van de verpleegden als 't ware automaten. Een en ander maakt de tegenwoordige gestichtsverpleging in menig opzicht onbe vredigend evenals het daaraan onafscheide lijk verbonden gevoel van vrijheidsberooving dat menigen lijder zeer pijnlijk aandoet. Een groot aantal, 20 tot 30 proeent der lijders, zou heel wat beter varen bij eene andere verpleging. Volgens dr Meijer betreedt men door den bouw onzer moderne krankzinnigen gestichten, hoeveel verbetering daarin ook gebracht is, niet den rechten weg om een afdoende oplossing der krankzinnigenver pleging te vinden. In de laatste jaren heeft men daarom meer en meer aandacht geschonken aan een anderen vorm van verpleging, die door een vermeerderde productiviteit der ver pleegden een aanmerkelijke verlaging der kósten zou ten gevolge hebben en die mei gerust mag noemen de krankzinnigenver pleging der toekomst. Men kan haar samenvatten onder den naam van verpleging in het Huisgezin, Hierover in een volgend nofcnmer. Deze lang verwachte uiteenzetting van den heer Talma heeft ons teleurgesteld. Er bljjkt ten duidelijkste uit hoe hg tegen over de mannen van Patrimonium zich in een lastig parket Devmdt, en om zich daaruit te redden zich verschuilt achter een zeer een- zjjdig en verouderd standpunt. Want de heer Talma is te verstandig om niet zelf te begrjjpen dat zjjne redeneering schrikbarend partgdig is en volstrekt geen hout snjjdt. Hjj schrjjft alsof er geen andere voorstan ders van algemeen kiesrecht zjjn dan de sociaal democraten, terwjjl er toch in ons land tal van personen zjjn die dit kiesrecht bepleiten even ver staan van de sociaal-democraten als wjj van den heer Talmadie ook zich krachtig verzetten, evenals hjj, tegen den klas- enstrjjd en het revolutionnair karakter van de partg die hg bestrjjdt. En hoevele werklieden, arbeiders staan in deze met hem en hen op een lgn Het gansche rechtvaardigheids- en billgk- heidsbeginsel, dat bjj de kwestie van het alge meen kiesrecht op den voorgrond treedt, écar- teert de heer Talma geheel en al. Niet alleen arbeiders maar ook ontwikkelden, duizenden, die eene andere positie in de maatschappg innemen, worden door het huidige kiesrecht vërstoken van een hun toekomend recht, niet alleen, maar zjjn uitgesloten, niettegenstaande r goed kunnen meewerken tot bevorde ring van »eene goede regeering en wetgeving." Aan dat bezwaar kan alleen worden tegemoet gekomen door invoering van het algemeen kiesrecht met de bekende uitsluitingen. En als met socialistenvrees bjj de kiesrecht kwestie rekening moet gehouden worden, dan zou men deswege juist tot invoering van al gemeen kiesrecht geneigd zjjn, want de deren der S. D. A. P. zgn al sedert den val van het wetsontwerp-Tak van Poortvliet versterkt door tal van personen die, van dere partjjen geen wegneming van grieven inzake kiesrecht meer verwachtende zich bg de socialisten aansloten omdat deze daar voor vierkant partg boze». Door de struis vogelpolitiek van den heer Talma c.3. wordt juist flink propaganda gemaakt voor de socialisten. De ervaring zal het meer en meer leeren- Wjj zgn nu benieuwd welken indruk de rede neering van den heer Talma, alleen bestuurd door vrees, op de leden van Patrimonium zal maken. Daar zgn onder hen verstandigen ge noeg die zich daardoor niet zullen laten mis leiden en brengen in een verkeerd spoor. Welken beteren grondslag voor ons kieBreobt de redacteur van Patrimonium ons nu zal aan- prjjzen De groote vraag zal daarbg zgn of die te verkrggen is zonder verandering van art. 80 c. s der grondwet, waarom het tegenwoordig gaat. Kameroverzicht. Zitting van Donderdag morgen en middag. In de morgenzitting waren »geneeskundige dienst", »mgnbouw", rirrigatie" en andere ci viele zaken aan de orde, in de namiddag zitting kwamen de militaire onderwerpen in behandeling, waarop verschillende amende menten zgn voorgesteld, en waarover dé dis cussie des avonds voortgezet wordt. Bg de bespreking van de afdeelingen der eerste categorie was, gezien de dadelgke noo- den en behoeften van Ned.-Indië, wel het be- lahgrgkst wat door de heeren Fock en Van Kol over de havenwerken te Soerabaya en het irrigatiewezen in het midden werd gebracht. De heer Fock, die reeds vóór eenigen tgd 's ministers voorganger over den toestand van den Soerabayaschen waterweg had geïnterpel leerd, kwam thans hierop nog eens terug, en betoogde de wenseheljjkheid van spoedige publicatie der hierop betrekking hebbende stukken. Inderdaad is openbaarheid in deze zaak zeer gewensebt, want zgn de geruchten juist, dan bestaan er bg de autoriteiten in Indië plannen, die hoe eer hoe liever openbaar moe ten gemaakt worden. Zooals de minister op merkte, moet men echter aan den anderen kant niet vergeten, dat deze havenplannen van Soe rabaya ten nauwste samenhangen met de quaestie der Solo-yallei-werken en bestaat hier tweevoudige eenheid, die niet uit het oog mag verloren worden. Het plan beter gezegd de plannen om Soerabaya van moderne haveninrichtingen te voorzien is voor die plaats zeker van het hoogste gewicht. Maar nog gewichtiger schjjnt het ons toe, dat eerst een beslissing genomen worde omtrent de waterwegen, die toegang verleen en tot Soerabaya; Daarom vonden wjj de voorzichtigheid, waar mede de minister zich uitliet over de publi catie der hierop betrekking hebbende stukken wel begrgpeljjk; hoewel aan de andere zgde de aandrang van den heer Fock ons ook z gemotiveerd scheen. Was hier sprake van een locaal belang, de heer Yan Kol bracht in zgn redevoering over het irrigatiewezen belangen van meer alge- strekking ter tafel. Hg wenschte den >n dienst der burgerlgke openbare werken in Indië te reorganiseeren in dier voege, dat Java in vgf irrigatie afdeelingen zou verdeeld worde», terwgl op hét departement te Batavia eveneens de verdeeling der bureaux, naar zgne meening, moest gewjjzigd worden. Thans kwam het voor dat projecten, die door irrigatie-ingenieurs waren gemaakt, door civiele ingenieurs werden nagezien, en boven dien achtte hg het wenachelgk om meer partg te trekken van hetgeen door Inlanders op irrigatie-gebied wordt tot stand gebracht. Zoo had hg op Bali een systeem van irrigatie ge zien, waarbg geen druppel water verlor3n ging, en daaruit viel wel het een en ander te leeren. Dit beaamde ook de minister, die, in ant woord op de wenschen van den heer Van Kol» zich bepaalde tot de toezegging, dat met de bestuur's decentralisatie tevens de decentrali satie van den tak der B. O. W. zou ea moest samenvallen. AlBdan zou zeker met de opmer kingen van dien afgevaardigde rekening worden gehouden. Bg »telegraphie" wees de heer Pgnscker Hordgk op de wenschelgkheid om met de voorgestelde telegraphische verbinding Billiton- Banka-Falembang nog wat te wachten, totdat zekerheid zou verkregen zgn of deze lgn ook niet met dé draadlooze telegrafie ware te be dienen. Maar hiervan was de minister niet gediend, die wel van de draadlooze telegrafie veel ver wachtte, maar haar voor deze lgn, welker tot standkoming urgent is, minder geschikt jachtte. Verder kwamen er nog tal van kleinere ,ken ter sprake die even goed tuischen den minister en de betrokken afgevaardigden par ticulier hadden bunnen afgehandeld worden; en toen waren wg dan eindelgk by »oorlog' aangeland. Eerst kwam de heer Melchers aan het woord over de dronkenschap in het Indische leger, waarover ook de heeren Verhey, Van Vlgmen, Goeman Borgesius en de minister spraken. Zoo langzamerhand werd het een formeel en principieel >geheel-onthouders"-debat. Er werd lang en breed gedebatteerd over den schade- lgken invloed van het gebruik van alcohol in de tropen, zoowel als hier; over de wensche lgkheid om de soldaten geen of weinig gele genheid te verschaffen om een bittertje te drinken b.v. alléén voor het middaguur maar al deze beschouwingen leidden er slechts toe dat de minister zich als een gematigd rankbestrgder deed kennen en verder terecht opmerkte, dat de reputatie van het Indische leger erger is dan de werkeiykheid en het drankgebruik daar zeker niet meer is dan in de burger maatschappg. .jj- Over de amendementen nader in ons over zicht der avondzitting. Zitting van Donderdaga vond. Deze amendementen, in den namiddag door de heeren Fokker en Marchant toegelicht, namen ook 's avonds nog geruime» tgd van Kamer in beslag. Daar over deze onder werpen ernstige strgd werd gevoerd, brengen wg hier in herinnering, dat het amendement- Fokker c. s. beoogde 87.000 van de begroo ting te schrappen, die dienen moeten om eenige verdedigingswerken op het eiland Poe- loeweh te bekostigen, terwgl het amendement- Mftrchant c. s. de begrooting met een post van 187.000 wilde verminderen, zgnde uit gaven, benoodigd om een aanvang te maken mét de defensieplannen op Java, de zg. Ban doengsche stelling. Wg hadden hier dus te doen met extra militaire uitgaven, waartegen door de Vrij zinnig democraten uit de Kamer principieel verzet werd aangeteekend. Het lot dezer amendementen was natuurlgk verzekerd. In groote getale was de regeerings- meerderheid opgekomen, die er dan ook voor zorg droeg dat beide vooratellen met een aanzienlgk aantal stemmen verworpen werden Het amendement Fokker kelderde met 57 tegen 19 en het amendement Marchant met 52 tegen 24 stemmen. Een vrg breed opgezet debat ging hieraan echter vooraf, waarbg de voorstanders der amen dementen zich op het standpunt der opportunir teit plaatsten, en betoogden, dat, gezien den droevigen economischen toestand in Ned. Indie, het allesbehalve het geschikte oogenblik was, thans een dergelgk hoog bedrag van extra militaire uitgaven aan te vragen, tevens, zooala de heer Marchant opmerkte, onder verwgs dat een ernstige verdediging van Java tegen een ernstig geineenden aanval door deze doode weermiddelen toch niet be reikt kon worden terwgl de minister en met hem de heeren Seret en Van Vlgmen, zich op het standpunt plaatsten dat coute qui céute Java verdedigd moest worden, en dat de voorgestelde fortificatiën en wat daarmede verband hield lang niet zoo nutteloos waren als de heeren links wel dachten. Waar men uit deze gezichtshoeken over en weer de quaestie der verdediging van Java beschouwde, viel er natuurlgk zoowel voor de eene als de andere meening veel te zeggen. Waar de heer Marchant heden avond in zgn repliek den minister vroeg zgt gg er wel zeker van dat wjj met die dure forten en bat- tergen een buitenlaadschën vgand op den duur den toegang kunnen versperren en hem voorts vraag stelde, hoeveel die Bandoengsche ver dedigingsplannen ook ih de toekomst nog zul len kosten, daar moest de minister wel be vestigend op de eerste vraag en ontwgkend op dë tweede vraag antwoorden. Hoe kon het ook anders Er is trouwens gezegd: de minister zoas er overtuigd van, dat hg met die strandbattergen en die concentratie naar de Bandoengsche hoog vlakten heel wat tegen een buitenlandschen vgand kon uitrichten. Uit zgn antwoord klonk ons een stem tegemoet van overtuiging, van zekerheid, dat wg het op Java met een indrin ger wel klaar zouden spelen, als alles maar gebeurde wat de heeren van den atafwenBoh- ten. En niet alleen op Java met een dure Bandoengsche concentratie, zelfs op Poeloe- weh, met een paar goedkoope strandbattergen, zouden wg al heel wat kunnen uitrichten. De heer Fokker had dit sterk betwgfeld, en met hem zullen dit velen gedaan hebben. Hg vond die battergen op Poeloeweh zelfs gevaarlgb, want schending van onze neutraliteit kunnen wg er iooh niet mede voorkomen en evenmin schending van het asylrecht als de asylzoe- kende het er op gemunt heeft om ons bv. onzen opgeatapelden steenkolenvoorraad afhan dig te maken. Iemand, die iets voorde realiteit der dingen gevoelt, zou dit kunnen onderschrgven.- Niet zoo de minister van oorlog, die van de battergen alles" afwist. Wellicht waren ze wel door hem zelf in teekening gebracht. Althans hg gaf ons van die ontworpen batte rgen een gloeiende beschrgving. Ze zouden vlak voor de steenbolenloodsen gebouwd wor den. en als dan, vervolgde de minister, de ge achte afgevaardigde uit Alkmaar eens wist welke stukken geschut er in opgesteld zouden worden, welk rayon die stukken bestrgken konden, welk een vuuruitwerking die zelfde stukken hadden, op welken afstand en tegen welk doel die; gebruikt konden, worden de heeren van het civiel waren zelf, door deze militaire geleerdheid bestreken, al lang gemitrailleerd dan zou hg er niet zoo min over denken. En zoo ging de verdediging van don minister in geweldigen elimax naar boven, totdat wjj

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1902 | | pagina 1