MlÊiirgscbe Cenraat
FEUILLETON.
'.BIJVOEGSEL'^'
VAN DE
Donderdag 2 October 1902, no. 232.
Middelburg I October.
Bezoek
van de Boerengeneraals
aan Middelburg.
WOENSDAG 1 0€ ff OBER.
(Slot).
Voor het begin zie men het bijvoegsel.
IN DE KERK
Na afloop van de lunch, precies te half
drie, begaven de generaals zioh naar de Nieuwe
Kerk, rgdende over de Burg naar de Groen
markt.
Voordat de vreemde bezoekers daar kwamen,
hadden de gelukkige bezitters van toegangs
bewijzen al de beschikbare zit- en staanplaatsen
ingenomen.
Vóór de komst der generaals werden door
den heer A. van Os, organist der kerk, ten
gehoore gebracht Andante en Allegro uit de
le Sonate van Mendelssohn en Preludium II
van denzelfden componist, gevolgd door varia
ties op het oude Wilhelmus
Karakteristiek voor de gelegenheid waren
deze nummers.
Zoo gaf het Andante een schildering van den
tjjd vóór den oorlog, terwijl het hierop
volgende Allegro den oorlog zelf teekende (het
optreden van De Wet met 'n overwinnings
thema is o. a zeer duideljjk).
Het Praéludium geef Ij een beeld van den vrede,
terwijl het oude Wilhelmus met zjjn variaties
Nederland typeert.
Bjj den ingang der kerk werden de heeren
ontvangen door de commissie voor de kerk.
Deze bestond uit de heeren N. M. de Ligt,
D. Wisboom Verstegen, L. C Breebaart en C.
de Broekert en zjj geleidde de generaals naar
de voor h n bestemde zitplaatsen op het in
den tuin aangebrachte platform.
Dat platform was met een Smymatapjjt be
legd en de generaals namen daarop plaats.
Bjj hun binnentreden werden de heeren
Botha en De la Rey begroet met de zegenbede
uit Psalm 134 3
Toen zjj gezeten waren, hield de heer dr
L Wagenaar op het platform eene rede tot
hen. Hjj sprak het volgende
»Hoog Geachte Generaals, geliefde Broeders.
Hoe zal ik u vertolken, wat daar trilt in
onze harten, nu wjj U ontmoeten.
Ik zou uwe handen willen grjj pen en druk
ken lang en mjjn hoofd leggen tegen
uwe schouder en met u weenen in sprakeloos
meevoelen met uw diepe smart.
Weenen over uwe lieve kinderen, die, in de
moordkampen opgesloten, bjj duizenden voor
de oogen hunner moeders van gebrek en
ellende zjjn vergaan.
Weenen met uwe ouden van dagen, die,daar
zoeken om het graf van zoon hjj zoon.
Weenen met uwe mannen, die na jaren bal
lingschap of worstelstrijd eindeljjk. weder keer
den naar de plek hunner welvaart, maar waar
nu alles hen aangrjjnst, verwoest en verdelgd,
zoodat er nergens, nergens rund is of ooit
O, als wjj Oosterlingen waren, die de hartstoch
telijke uiting kennen hunner smart, we zouden
roepen met een Jeremia»Och dat mjjn hoofd
water ware en mjjn oog een sprinkader van
tranen; nacht en dag zou ik beweenen de
verbrijzeling van mjjn volk." >Daar is een
stem gehoord te Barna, een gansch zeer bitter
geschreeuw 1 Rachel beweent hare kinderen
en ze wil niet vertroost worden, omdat ze
niet meer zjjn."
En ware nu slechts door dit heldenbloed en
al dit onnoozel bloed de victorie gekocht
ware nu door die heete, bittere tranen de
onafhankelijkheid verworven, en ware door
het heldhaftigst verweer, dat ooit werd aan
schouwd, de overmacht gefnuikt, dan ware er
vreugde na leed en op uwen arbeid loon; dan
ach, dit is u en ons allen een onduidbar
pjjn, die daarbinnen wroetdat uw vierkleur
„is neêrgehaal" en de strjjdfereet »fer vrjj-
heid en rech" is verstomd.
"Wjj weten uit onze rjjke historie, dat het
Hollandsch ras hoe klein in tal tot
tweemaal toe het opkomen van een wereldrjjb
heeft gestuit.
Eerst toen Spanjes onoverwinnelijke vloten
in gindsche wateren vergingen en zjjn jjzeren
veteranen vielen op Turnhouts heide, en aan
Nieuwpoorts strand, of versmoorden in de
schoren rondom Sluis.
En opnieuw toen Lodewgk XIV 's maar
schalken werden teruggeworpen door Oranje's
getrouwen en des Franschen konings droom
van wereldheerschappij verging.
Zoo nu zoo hoopten wij zou ten eerde
male het dappere Hollandsche ras in u
verjongd zjjn uitverkoren, om het Imperium,
dat met zjjn koloniën half een aardbol omsluit
en met zjjn vloten alle zeeën beheerscht, te
knakken in zjjn groei.
Zooals een kleine dorsehslede, die scherpe
pinnen heeft, bergen koren vermaalt, zoo
hoopten wjj, dat gjj vernielen zoudt Engelands
kracht. Helaas, die hope is neen, ik zeg nog
niet vergaaD, maar ten verren horizon
vervlogen en alle uitgestelde hope krenkt
het hart.
O, als ik me indenk, wat jubel ons zou heb
ben verrukt, als wjj u hier als overwinnaar
hadden mogen groeten, hoezeer zouden wjj uw
God hebben grootgemaakt. Uw nationale on
dergang is ons een ontzettende beproeving des
geloofs geweest. In onze ooren was het boon
geroep van den geest des twjjfels, die sarrend
vroeg: »Waar is nu uw God?"
En eerst, waar we onze en onzer vaderen zon
den zagen, die riepen om kastjjding, en op
nieuw verstonden, hoe alle rjjker leven op
standing is uit den dood, ook voelden het ge
vaar der vergoding van U, die als de heides
uit Homerus'epos traadt voor onzen geest, daar
luwde 't in Jt beroerde hart en in groote
stilte klonk ons tegen het woord, eens bjj het
ljjk van dien Lodewgk, dien ik noemde, ge
sproken »God alleen is groot
Waar dit geloove leeft, veert de hope! Hjj
die de eeuwen overziet, kent zjjn tjjd. Het
licht is voor den rechtvaardige gezaaid en blijd
schap voor den oprechte van harte. De land
man beidt in hope. 't Onrecht valt. De vrjj-
heid komt. Vene Christe Remunerator 1
Broeders! in dezen prachtigen tempel, waar
't praalgraf der Evertsen u van onzer vaderen
heldenstrjjd tegen Engeland spreekt, groet u
Zeelands volk.
't Is een volk, u nauw verwant,
't Heldenbloed der Walen en der Hugenooten
e zich met dat der oude Watergeuzen
van Oranje en tot in ons taaleigen toe^na-
deren we U. Ook onze Zeeuwen zeggenons
voor wjj. »Ons groeten die generaals
Generaal Botha. Uw naam leeft in ons aller
hart, als die van den Chriaten-held van
Tugela; als van den bezieler uws volks tot
nieuwen moed na Paardenbergs-rampals van
den overwinnaar bjj uw Middelburg en bjj Bel
fast, Delmoutha, Machadodorp en Spitsbop, wat
Bulier heugtWjj zjjn u gevolgd naar Don-
kerhoek en Balmoral, „naar Bronkhorstspruit
en Tjjgerkloof, en wjj dachten aan de helden
uit on» Richterboek, die zoo aangegrepen
werden door den Geest van 't heilig heroïsme
dat het Boerenhart op eens veranderde in het
hart van een generaal-
Generaal De la Reg, ook uw beeld leeft in onze
i onzer kinderen hartenals van den zwaar
getroffen vader, die zjjn deel in de glorie van
Magerfontein kocht met zjj us eerstgeboornens
bloed van den onvermoeide die met uw trouwe
commando's, allen helden der guerilla de
bracht des vjjands wist uit te putten, zjjn
dapperen te slaan en zjjn vreesachtigen te
beschamen en niet 't minst als van den Edel
moedige, die den gevangen Methuen weder-
een kroon op de doorgaande mensch-
lavendheid, die getoond heeft, hoe een volk,
dat Christus eert in den gewonden vjjand, den
mensch leert lief te hebb9n en te handelen
óm met la moderne épopee van Montoya te
sprekenSelon la Bible.
Hoe droef, dat onze be wegel jjke generaal
De Wet heden gebonden is aan zjjn ziebenr
kamer, hoe jammer, dat we hem moeten missen.
Ik had hem geschreven ,dat het Zeeuwache
volk hem een dag van zielverbwibkiug zou
bezorgen als hg durfde komen, ook om naar
den wensch van zjjn hart met een handdruk
te danken voor den arbeid, ten goede van zjjn
worstelend en Ijjdend volk verricht door het
comité, onze stedeljjke gloriedat de barm
hartigheid van half Europa heeft gediend en
gesteund.
In den brief,hierop van hem ontvangen,lees ik
süwe woorden hebben mg zeer getroffen. En
toch is het mg onmogeljjk om aan den wensch
van het Zeeuwsche volk gehoor te geven. Ik
heb het zeer betreurd, dat ik niet met mjjn
collega's kon meegaan op hun reis door
Nederland, maar de dokter heeft het streng
verboden. Ook nu nog gevoel ik mjj niet
zoodanig wel om over te komen"
Voorts moetik van Generaal De Wet dank
en heilgroet bieden aan het Zeeuwsche volk
Mjjn Boeren-vrienden Heb ik den heilgroet,
die leeft in uwe harten, vertolkt Broeders-
Generaals, hebben onze harten elkander ver
staan en ontmoet, komt, laat ons dan samen
uitgieten de weedom en hope onzer ziele, zooals
die woorden vinden in den onvergeteljjk
schoonen psalm van Israël, overgedrukt in ons
op blz. 6.
't Heb mijn tranen, onder 't klagen,
Tot mijn spjjze, dag en nacht,
Daar mij spo ters dirven vragen
"Waar ia God, dien gij verwacht
'k Zucht, daar kolk en afgrond loeit,
Daar 't gedru sch der waatren groei1-,
Daar bw golven, daar Uw haren
Mjjn hena '\vde ziel verva-en.
Maar de Heer zal uitkomst geven,
Hij, de 's daags zijn gunst gebiedt;
'k Zal in dit vertrouwen leven
En dat melden in mijn lied.
't Zal zijn lof, ze'fs in den nacht
Zingen, daar ik Hem verwacht,
En mijn hart, wat mij rooog' treffen,
Tot den God mijns levens heffen 1
Aan dat verzoek werd natuurljjk voldaan.
Na dezen tusschenzang werd aan generaal
Botha gelegenheid gegeven de aanwezigen toe
spreken.
Na de welsprekende woorden en de prachtige
taal van den zeer geachten dominé, achtte
spreker het zeer moeiljjk zich voor zjjn
achte toehoorders duideljjk verstaanbaar te
en. Waar echter de belangen van zjjn
volk hem roepen is niets hem te zwaar,
We weten toch zoo ongeveer sprak
Botha verder hoe Nederland zich vriend?-
Jjjb heeft getoond tegenover den grjjzen pre
sident; we weten ook dat het Nederlandsche
volk de hand in den zak stak om ons volk te
helpen, zoowel de vrouwen en kinderen in de
concentratiekampen als de krjjgsgevangenen
op verschillende eilanden.
We weten ook hoe van dezen kant ambu
lances en doctoren werden uitgezonden om de
gewonden te helpen en we weten ook dat de
eindbeslissing in onze zaak een groote schok
voor u is geweest.
Geachte toehoorders, zoo ging spreker voort,
het is mjj een aangename plicht om u aller
eerst te bedanken voor de vele weldaden, die
gjj ons en ons volk gedurende de laatste drie
jaren hebt betoond.
Ik breng u den oprechten dank van het
Afrikaansche volk.
Waar de vorige spreker zoo even zeide dat
het sluiten van den vrede den Nederlanders
een schok is geweest, wees generaal Botha
erop hoe bitter en zwaar het voor hem en de
zjjnen was om hunne zelfstandigheid prjjs te
geven en zulk een vrede te moeten sluiten.
Hoe de Boeren daartoe zjjn gekomen, lichte
de heer Botha in den breede toe.
Hg wees erop hoe alle verbinding van de
strjjdende Boeren met de buitenwereld was
afgesneden en invoer van het allernoodigste
onmogeljjk was gemaakt.
In'dorpen was veel opgeborgen wat noodig
was om in de behoeften van de commando's te
voorzien. Maar toen dit in handen van den
vjjand was gevallen, kon [het gouvernement
niet meer voldoende helpen aan wat noodig
was om den strjjd voort te zetten.
Er was geen ammunitie meer, geen klee
ding, geen schoeisel.
Toch zjjn wjj staande gebleven. Dit alles
ontmoedigde ons niet. Zulke ontberingen
mochten ons niet berooven van onze onafhan
kelijkheid, zoo vervolgde de spreker.
Door den zege des Heeren zjjn wjj staande
gebleven.
De tegenpartg maakte echter den toestand mij
zwaarder en zwaarder. De vrouwen en
kinderen werden naar de commando's te
velde gezonden, waar geen voedsel voor hen
was en geen dak.
Later zjjn die vrouwen en kinderen weder
in handen gevallen van den vjjand, want het
was ons onmogeljjk met hen rond te trekken
De Engelsche hadden onze huizen verbrand
en hebben onze vrouwen en kinderen, tegen
hun wil veeltjjds met geweld vervoerd naar
welbekende concentratiekampen.
De spreker schetste het ljjden der vrouwen
en kinderen in die kampen, maar wees er op
hoe zjj desalniettemin niet versaagden.
Zelfs toen zoovelen stierven,schreven de over-
blgvenden aan hunne mannen»weest niet
mismoedigwjj sterven gaarne voor onze on
afhankelijkheid."
Ook de kinderen toonden hun moed. Zjj
schreven aan hun vader een brief, berichtende
dat hun moeder was overleden, maar dat haar
laatste woord was: »Yader moet bljjven buiten
het kamp en atrjjden voor onze onafhankelijk
heid."
Zoo was de geest van het volk.
En dat alles moedigde ons aan.
Toen de vjjand de boeren-vrouwen op de
puinboopen van haar verwoest huis liet met
slechts mondkost voor enkele uren, trachten
de commando's haar van voedsel te voorzien,
maar daarin konden zjj niet slagen.
Toch bleven zjj strjjden.
Eindeljjk keerden de kaffers zich tegen ons
i moesten wjj niet alleen tegen de Engel-
schon vechten maar ook tegen de naturellen.
Intusschen was ons getal van 20.000 strijd
baren gedaald tot slechts 12.000 weerbare
mannen.
En toen de invallen der kaffers steeds toe
namen, werd de zaak voor ons duister en
donker.
De kaffers vermoordden op eene plek bjj
eene gelegenheid 56 brave burgers, meestal
gehuwde mannen en personen met groote
families.
Dat alles saamgenomen, deed ons komen
tot de onderhandelingen over den vrede.
"Wjj moesten kiezen. En wjj kozen den
vrede om daardoor het Afrikaansche volk te
redde», want wjj waren zoo zwak dat wjj het
grootste gedeelte der republieken moesten
heb genomen. Daarom slechts een kort
woord. Ik spreek tot U in naam van de
Zeeuwen uit Walcheren, Zeeuwsoh Vlaanderen
i Schouwen en Duiveland.
Wjj brengen U onzen dank.
Wjj danken u voor alles wat gjj ons hebt
sleerd gedurende den langen en bangen strjjd,
door U en Uw volk gestreden tegen een krach-
tigen vjjand en voor hetgeen gjj ons thans te
aanschouwen geeft. Toen Uw volk naar de
wapenen greep, heeft gansch de wereld den
moed bewonderd en in den strjjd toondet gjj
te vertrouwen op uwen God, Bterk en groot.
Gjj, met uw volk, hebt geworsteld met schier
bo venmenschel jjke kraoht. Gjj kondet niet
loslaten, gjj hieldt vol en dwongt den zegen
af. Gjj ondervondt het: God was met u, Hg
was Uw sterkte. Hoe menigmaal weerklonk
het lied ter eere des Heeren en dan ging het
ten strjjde. In de ziel der helden leefde zoo
vaak de toon van het lied
Roem, Christenaan mijn alinke
En Rechterzijd' is God
Waar 'k magtloos nederz'nke,
Of bi1 ter lijd' is God;
Waar trouwe vriendenhandeu
Niet redden, daar is God
In dood en doodsche banden,
Ja, overal is God!
Wat hebben wjj, Nederlanders, en ook
wjj Zeeuwen met U gebeden en daardoor ge
hoopt. Soms riepen wjj, zoo weinig wetende,
wat zoo ver van ons gebeurdeZjj zullen
overwinnen 1 Het recht zal zegevieren 1 Wjj
riepen dat toen het U en Uw volk hoe langer
hoe duisterder en moeieljjker werd. Totdat
op eenmaal wjj hoorden Gjj hadt Uw zwaard
en Uw vlag neergelegd. De strjjd was uitHet
vrede- Uw volk was overwonnen! Wjj
stonden verstomd en het was alBof onze ziel
het uitschreeuwen moestneen, zoo is het niet
Wjj konden alleen big ven in een deel van
het land waar wjj voedsel vinden konden; en
ook daar werd door de kaffers alles wat
velde stond verwoest.
Het was een pjjnljjke zaak voor ohb vrede
te moeten sluiten na zooveel opoffering, na
zoo veel geloof en zooveel gebed, maar we
moesten het doen om ons volksbestaan
behouden,
Het Afrikaansche volk zal zich houden aan
de beloften, namens dat volk afgelegd door
hun leidslieden en voormannen.
Het zal dus opnieuw woningen moeten
ichten en arbeiden aan zjjn vooruitgang,
En dat moet spoedig gebeuren, want ons volk
niet stilstaan, niet bljjven zooals het is,
want stilstaan is achteruitgang.
Daarom zjjn wjj naar Europa gekomen om
ild bjjeen te brengen teneinde ons volk voor
waarts te brengen-, Het is geheel verarmd.
De gener.aal wees verder op de inoeiijjkè
tjjden, die voor de deur staan, en vroeg hun
die kunnen helpen dat te doen, want het Afrij
kaansche volk is waard om geholpen te worde».
Hoe donker de dagen voor dat volk ook
zjjn, zal het toch vastberaden big ven, wetende
dat, al is alles ontnomen, God toch nog leeft
Daarna dankte de heer Botha zjjn gehoor
voor de hem geschonken aandacht en het
comité voor de den generaals geboden gelegen
heid om de Zeeuwen te leeren kennen. De
betoonde sympathie met hen en hun volk was
hun een sterke opbeuring om den ingeslagen
weg om 't Afrikaansche volk op te heffen, te
big ven volgen.
Een luid applaus volgde op deze, zeer dui
deljjk en. goed verstaanbaar uitgesproken rede-
Hierna betrad ae heer N. M. de Ligt, vice-
voorzitter van het Christ. Nat. Boeren-Comité,
het platform.
Generaals 1" zoo zeide hjj. »Na al
wat gesproken is, zou ik thans liever zwjjgen
ea een indruk medenemen van het geho
Maar mg is een taak opgedragen, die ik op
En nu komt gjj tot ons en zegt: het is wél
edl want God wil het, God eisebt het zoo.
Om der wille van onze arme vrouwen en kin
deren, opdat ons geslacht niet uitgeroeid worde
en wegsterve, daarom bogen wjj onB. Gods
raad, Gods wil is goed.
Wjj danken U. Gjj leerdet ons wat ver
trouwen op God beteekent, maar nog wat
meer, nog wat grooters laat gjj ons thans zien.
Het was een behoefte U te volgen bjj Uwe
krijgstochten, als wjj wisten waar gjj waart
of als wjj bezorgd vroegenwaar is die of die
generaal, waar is De Wet bv.? De strjjd is ge
ëindigd.
En nu, gjj en uw volk buigt zich 1 Dat is
groot. Buigen is veel zwaarder dan strjjden.
Daarvoor is nog veel meer gebeds noodig.
Wjj zien onze broeders, de helden, die wjj
liefhebben, zwjjgen, knielen, aanbidden en de
gansche wereld verwondert zich. Wjj zien
sterke helden knielen en het is ons als
hoorden wjj hen bidden: Vader, niet mjjn wil,
maar da Uwe geschiedde." En voor ons oog
rjjst het kruis van den Christus, wiens ver-
brjjzeld worden de overwinning der wereld was
die de kracht wil schenken, aan wie Hem
volgen, een kruis te dragen.
En de helden geuzen in bedelaarsgewaden.
Gjj hèbt. kracht noodig bjj voortduring om
eens willend te bljjven en te- dienen.
Dank dat gjj ons zulk een vertrouwen op
den levenden God toont, hetzjj dam strjjdende
of berustende in wat God u oplegt.
Hoe kunnen wjj onze dankbaarheid toonen
zoo vroegen wjj. Wat kunnen wjj doen voor
hen met wie wjj mede ljjdenhoe kunnen wjj
smart verzachten en het juk drageljjk
makenhoe kunnen wjj de maatscbappeljjke
nooden helpen lenigen, de verweesden en
verweduwden steunen, de verliezen helpen
dragen
Ons antwoord wasGod roept ons tot het
brengen van offers. Wjj hebben in onze naaste
omgeving zooveel nooden te lenigen en toch
zjjn wjj big dat wg iets voor u mogen doen.
Zjj, die hier onze hulp noodig hebben, zul
len niet ljjden immers van hetgeen wjj
u willen afstaan. Daarom vragen wjj u:
mogen wjj u iets geven? Wilt gjj w.at van
ons aannemen Naast ;onze dank, ons offer
Aanvaardt dan, van de bewoners van Zuide-
1 jjk en Westeljjk Zeeland deze gave voor uw
fondshet Generale Boeren hulpfonds 1
Wjj bieden u aan ƒ10.000. Donderend applaus)
God zegene deze gave en doe U, waar .gjj
DE VIS6ERT0PPEE.
Hen wan de verwonderlijkste proeven
van Diane Marburg,
het orakel van Maddonstreet.
1 it het Engélsch.
van ROBERT EUSTACE.
Ik zat op; een warmen Juümiddag in mgn
salon toen Kate Trevor werd aangédiend.
Juist had ik met mgn broeder Rupert zitten
bepraten waar wjj de vacantie zouden door
brengen j maar wg waren nog tot geen besluit
gekomen en de verschijning van Kate was ons
dus zeer welkom.
»Hoe heerljjk dat ik je thuis vind, Dig!"
riep zjj uit. »Hoe maakt gjj het, mijnheer
Marburg?" vervolgde zjj en reikte mgn broe
der de hand. »Ik wa3 bang dat gjj reeds
zoudt gevlogen zjjn, evenals de meeste ken
nissen."
»Wjj weten nog geen van beiden waar
wjj heen zullen gaan", antwoordde hg. »Het
vasteland lacht ons niet toewant wjj hebben
geen tjjd en geen geld om ver te gaan."
»Waar; gaat gjj heen?" vroeg ik. >Gg
ziet er wel uit, alsof gjj een vacantie noodig
hadt gjj zjjt bleek en mager. Scheelt er
iet* aan
Zjj bloosde even en keek naar Rupert.
»Wil ik maar liever weggaan vroeg hjj,
stond op en verliet de kamer.
vMet uw gewone doorzicht, Diana, ziet
gjj dieper dan de oppervlakte. Ja, er is iets,
en ik vrees ik vrees waarljjk dat ik mgn
verstand zal verliezen als er niet gauw veran
dering komt."
Terwjjl zjj sprak, vulden hare lieve oogen
zich met tranenhet bloed steeg haar naar
de wangen en daarna werd zjj nog bleeker
dan te voren.
»Gjj ziet er ziek uit", zei ik. »Wat hebt
gjj toch?"
»Ik kan het u met een paar woorden
zeggen. Mjjn moeiljjkheden en mgn verdriet
zjjn alledaagsch genoeg. Ik sta op het punt
om mg met iemand te verloven, fcerwjjl ik in
mgn hart van een ander houd."
»Gjj bemint kapitein Cunnyngham, dat
weet ik heel goed. Ik heb hem gezien en
keur het goed. Gjj zult als zjjn gade een van
de benjjdenswaardigste vrouwen van de wereld
zjjn."
Terwjjl ik sprak, zag ik haar vol bewonde
ring aan. Kate was mgn vriendin, maar ik
wist weinig van haar familie of afkomst,
doch men behoefde haar slechts in. die mooie,
donkere «ogen te zien om te weten dat zjj
door een harer voorvaderen Zuideljjk bloed in
de aderen Jiad.
Geen ander klimaat dan het zonnige Zuiden
kon zulk zwart haar en zulk een donkere ge
laatskleur voortbrengen. Hare trekken waren
regelmatig en fijn, de lippen rood als koralen
en de tanden alB twee rjjen parelen.
Nu werd het lieve gezichtje pjjnljjk ver
trokken en de roode lippen hingen droefgeestig
neer.
»Gjj zjjt verloofd met kapitein Cunnyg-
ham," zei ik. »Houdt gjj dan niet meer van
hem, dat gjj zoo over uw verloving spreekt."
»Neen mgn verloving met Jim is ver
broken," antwoordde zjj', »niet dat ik minder
van hem houdintegendeel, ik bemin hem
meer dan ooit; maar dn omstandigheden zjjn
tegen ons, en Jim heeft zelf gezegd dat wjj
veorloopig niet aan trouwen kunnen denken.
»Maar wat beteekent h9t dan dat gjj
zegt bjjna met een ander verloofd te zjjn
vroeg ik.
»Dat zal ik u zeggen. Het is een lang
verhaal, Diana en ik kan er u slechts de om
trekken van vertellen. Zob maanden geleden
ontmoette ik een in Londen zeer bekend
man, Sir Edward Granville. Hjj werd verliefd
op mg en vroeg mg ten huwelgk. Ik wei
gerde, maar hjj liet zich niet afwijzen. Hjj
herhaalde zjjn aanzoek en ik zei dat ik ver
loofd was met Jim.
Drie maanden later verloor Jim een
groote som gelds op de renbaanlater hoorde
ik dat hjj het in gezelschap van Lord Edward
Granville had verloren. Hjj was wanhopig en
kwam bjj mjj om te zeggen dat hjj mjj vrjj
liet om elke verbintenis, die er tusschen ons
bestond, te verbreken. Ik stemde er in toe,
want er scheen niet anderB op te zitten
maar sedert heb ik er vreeseljjken sjjjt van
gehad dat ik er in toegestemd heb Zoodra
mgn verloving met Jim verbroken was, kwam
Sir Edward op zjjn aanzoek terug. Moeder
wendde al haar invloed aan om mjj te overreden
om dien rjjken man aan te nemen en haar het
genoegen te doen van zulk een schitterend
huwelgk te sluiten. Vader, die ia den laat-
sten tjjd in geldelgke moeiljjkheden verkeert,
dringt er ook op aan. Tot nog toe ben ik
echter standvastig gebleven, ofschoon mgn
leven in de laatste maanden allerongelukkigst
is geweest. Een week geleden kwam Sir
Eduard weer bjj ons en verzocht mjj te
spreken. Ik moest hem wel ontvangen, of
schoon ik het liever niet deed. Maar tot
mgn groote bljjdschap was zjjn houding
tegenover mjj heel anders dan vroeger. Hjj
zei ronduit dat hjj nog eens goed over de
zaak gedacht had, dat hjj mjj evenzeer be
minde als vroeger, maar dat hjj mjj als fat-
soenljjk man niet langer wilde vervolgen. Hg
verzocht mij hem volkomen te vertrouwen.
Ik was dankbaar verrast en zei hem dit.
Toen verzooht hjj mg om een bljjk van ver
trouwen en zei dat hg voor den zomer een
buitenplaats gehuurd had aan de rivier te
Goring, waar hjj eenige logées dacht tev ragen,
onder anderen kapitein Cunnyngham, en hg
hoopte vooral dat moeder en ik hem het ge
noegen zouden doen om ook een week te
Goring te komen doorbrengen.
Ik beloofde het; maar ik weet niet of ik
daar goed of kwaad aan deed. Den eersten
gaan moeder en ik er heen dus aanstaanden
Donderdag. En nu komt uw rol in deze
comedie of tragedie, Diana, want de hemel
weet waar het op neer zal komen Sir Edward
zendt u een speciale uitnoodiging. Het scbjjnt
dat bjj u ergens bjj een wederzjjdschen vrien
ontmoet heeft. Hier is de uitnoodiging. Gjj
moet haar om. mgnentwil aannemen."
Zjj gaf mg een brief, die luidde als volgt
»Waarde juffrouw Marburg,
Tenzg gjj uwe vacantieplannen reeds vast
gesteld hebt-, bewjjs mg dan de eer om den
eerBten bjj mg te Goring te bomen logeeren.
Gjj zult er uw vriendin, juffrouw Trevor, ook
ontmoeten. Zjj brengt u dit briefje en zal u,
hoop ik, overreden om te komen.
Geheel de uwe,
Edward Granville."
»Het is heel vriendelijk van hem," zei
ik, »maar ik ken hem bjjna niet. Waarom
zou hg mg vragen
s Bekommer u daar niet over Di. Be
denk alleen dat ik u noodig heb dat gjj
voor mg van het grootste nut kunt zjjn. Gjj
moet 'bomen 1 Gjj moogt mjj in deze -moei
lijkheid niet alleen laten."