MlÊiirgscbe Cenraat FEUILLETON. '.BIJVOEGSEL'^' VAN DE Donderdag 2 October 1902, no. 232. Middelburg I October. Bezoek van de Boerengeneraals aan Middelburg. WOENSDAG 1 0€ ff OBER. (Slot). Voor het begin zie men het bijvoegsel. IN DE KERK Na afloop van de lunch, precies te half drie, begaven de generaals zioh naar de Nieuwe Kerk, rgdende over de Burg naar de Groen markt. Voordat de vreemde bezoekers daar kwamen, hadden de gelukkige bezitters van toegangs bewijzen al de beschikbare zit- en staanplaatsen ingenomen. Vóór de komst der generaals werden door den heer A. van Os, organist der kerk, ten gehoore gebracht Andante en Allegro uit de le Sonate van Mendelssohn en Preludium II van denzelfden componist, gevolgd door varia ties op het oude Wilhelmus Karakteristiek voor de gelegenheid waren deze nummers. Zoo gaf het Andante een schildering van den tjjd vóór den oorlog, terwijl het hierop volgende Allegro den oorlog zelf teekende (het optreden van De Wet met 'n overwinnings thema is o. a zeer duideljjk). Het Praéludium geef Ij een beeld van den vrede, terwijl het oude Wilhelmus met zjjn variaties Nederland typeert. Bjj den ingang der kerk werden de heeren ontvangen door de commissie voor de kerk. Deze bestond uit de heeren N. M. de Ligt, D. Wisboom Verstegen, L. C Breebaart en C. de Broekert en zjj geleidde de generaals naar de voor h n bestemde zitplaatsen op het in den tuin aangebrachte platform. Dat platform was met een Smymatapjjt be legd en de generaals namen daarop plaats. Bjj hun binnentreden werden de heeren Botha en De la Rey begroet met de zegenbede uit Psalm 134 3 Toen zjj gezeten waren, hield de heer dr L Wagenaar op het platform eene rede tot hen. Hjj sprak het volgende »Hoog Geachte Generaals, geliefde Broeders. Hoe zal ik u vertolken, wat daar trilt in onze harten, nu wjj U ontmoeten. Ik zou uwe handen willen grjj pen en druk ken lang en mjjn hoofd leggen tegen uwe schouder en met u weenen in sprakeloos meevoelen met uw diepe smart. Weenen over uwe lieve kinderen, die, in de moordkampen opgesloten, bjj duizenden voor de oogen hunner moeders van gebrek en ellende zjjn vergaan. Weenen met uwe ouden van dagen, die,daar zoeken om het graf van zoon hjj zoon. Weenen met uwe mannen, die na jaren bal lingschap of worstelstrijd eindeljjk. weder keer den naar de plek hunner welvaart, maar waar nu alles hen aangrjjnst, verwoest en verdelgd, zoodat er nergens, nergens rund is of ooit O, als wjj Oosterlingen waren, die de hartstoch telijke uiting kennen hunner smart, we zouden roepen met een Jeremia»Och dat mjjn hoofd water ware en mjjn oog een sprinkader van tranen; nacht en dag zou ik beweenen de verbrijzeling van mjjn volk." >Daar is een stem gehoord te Barna, een gansch zeer bitter geschreeuw 1 Rachel beweent hare kinderen en ze wil niet vertroost worden, omdat ze niet meer zjjn." En ware nu slechts door dit heldenbloed en al dit onnoozel bloed de victorie gekocht ware nu door die heete, bittere tranen de onafhankelijkheid verworven, en ware door het heldhaftigst verweer, dat ooit werd aan schouwd, de overmacht gefnuikt, dan ware er vreugde na leed en op uwen arbeid loon; dan ach, dit is u en ons allen een onduidbar pjjn, die daarbinnen wroetdat uw vierkleur „is neêrgehaal" en de strjjdfereet »fer vrjj- heid en rech" is verstomd. "Wjj weten uit onze rjjke historie, dat het Hollandsch ras hoe klein in tal tot tweemaal toe het opkomen van een wereldrjjb heeft gestuit. Eerst toen Spanjes onoverwinnelijke vloten in gindsche wateren vergingen en zjjn jjzeren veteranen vielen op Turnhouts heide, en aan Nieuwpoorts strand, of versmoorden in de schoren rondom Sluis. En opnieuw toen Lodewgk XIV 's maar schalken werden teruggeworpen door Oranje's getrouwen en des Franschen konings droom van wereldheerschappij verging. Zoo nu zoo hoopten wij zou ten eerde male het dappere Hollandsche ras in u verjongd zjjn uitverkoren, om het Imperium, dat met zjjn koloniën half een aardbol omsluit en met zjjn vloten alle zeeën beheerscht, te knakken in zjjn groei. Zooals een kleine dorsehslede, die scherpe pinnen heeft, bergen koren vermaalt, zoo hoopten wjj, dat gjj vernielen zoudt Engelands kracht. Helaas, die hope is neen, ik zeg nog niet vergaaD, maar ten verren horizon vervlogen en alle uitgestelde hope krenkt het hart. O, als ik me indenk, wat jubel ons zou heb ben verrukt, als wjj u hier als overwinnaar hadden mogen groeten, hoezeer zouden wjj uw God hebben grootgemaakt. Uw nationale on dergang is ons een ontzettende beproeving des geloofs geweest. In onze ooren was het boon geroep van den geest des twjjfels, die sarrend vroeg: »Waar is nu uw God?" En eerst, waar we onze en onzer vaderen zon den zagen, die riepen om kastjjding, en op nieuw verstonden, hoe alle rjjker leven op standing is uit den dood, ook voelden het ge vaar der vergoding van U, die als de heides uit Homerus'epos traadt voor onzen geest, daar luwde 't in Jt beroerde hart en in groote stilte klonk ons tegen het woord, eens bjj het ljjk van dien Lodewgk, dien ik noemde, ge sproken »God alleen is groot Waar dit geloove leeft, veert de hope! Hjj die de eeuwen overziet, kent zjjn tjjd. Het licht is voor den rechtvaardige gezaaid en blijd schap voor den oprechte van harte. De land man beidt in hope. 't Onrecht valt. De vrjj- heid komt. Vene Christe Remunerator 1 Broeders! in dezen prachtigen tempel, waar 't praalgraf der Evertsen u van onzer vaderen heldenstrjjd tegen Engeland spreekt, groet u Zeelands volk. 't Is een volk, u nauw verwant, 't Heldenbloed der Walen en der Hugenooten e zich met dat der oude Watergeuzen van Oranje en tot in ons taaleigen toe^na- deren we U. Ook onze Zeeuwen zeggenons voor wjj. »Ons groeten die generaals Generaal Botha. Uw naam leeft in ons aller hart, als die van den Chriaten-held van Tugela; als van den bezieler uws volks tot nieuwen moed na Paardenbergs-rampals van den overwinnaar bjj uw Middelburg en bjj Bel fast, Delmoutha, Machadodorp en Spitsbop, wat Bulier heugtWjj zjjn u gevolgd naar Don- kerhoek en Balmoral, „naar Bronkhorstspruit en Tjjgerkloof, en wjj dachten aan de helden uit on» Richterboek, die zoo aangegrepen werden door den Geest van 't heilig heroïsme dat het Boerenhart op eens veranderde in het hart van een generaal- Generaal De la Reg, ook uw beeld leeft in onze i onzer kinderen hartenals van den zwaar getroffen vader, die zjjn deel in de glorie van Magerfontein kocht met zjj us eerstgeboornens bloed van den onvermoeide die met uw trouwe commando's, allen helden der guerilla de bracht des vjjands wist uit te putten, zjjn dapperen te slaan en zjjn vreesachtigen te beschamen en niet 't minst als van den Edel moedige, die den gevangen Methuen weder- een kroon op de doorgaande mensch- lavendheid, die getoond heeft, hoe een volk, dat Christus eert in den gewonden vjjand, den mensch leert lief te hebb9n en te handelen óm met la moderne épopee van Montoya te sprekenSelon la Bible. Hoe droef, dat onze be wegel jjke generaal De Wet heden gebonden is aan zjjn ziebenr kamer, hoe jammer, dat we hem moeten missen. Ik had hem geschreven ,dat het Zeeuwache volk hem een dag van zielverbwibkiug zou bezorgen als hg durfde komen, ook om naar den wensch van zjjn hart met een handdruk te danken voor den arbeid, ten goede van zjjn worstelend en Ijjdend volk verricht door het comité, onze stedeljjke gloriedat de barm hartigheid van half Europa heeft gediend en gesteund. In den brief,hierop van hem ontvangen,lees ik süwe woorden hebben mg zeer getroffen. En toch is het mg onmogeljjk om aan den wensch van het Zeeuwsche volk gehoor te geven. Ik heb het zeer betreurd, dat ik niet met mjjn collega's kon meegaan op hun reis door Nederland, maar de dokter heeft het streng verboden. Ook nu nog gevoel ik mjj niet zoodanig wel om over te komen" Voorts moetik van Generaal De Wet dank en heilgroet bieden aan het Zeeuwsche volk Mjjn Boeren-vrienden Heb ik den heilgroet, die leeft in uwe harten, vertolkt Broeders- Generaals, hebben onze harten elkander ver staan en ontmoet, komt, laat ons dan samen uitgieten de weedom en hope onzer ziele, zooals die woorden vinden in den onvergeteljjk schoonen psalm van Israël, overgedrukt in ons op blz. 6. 't Heb mijn tranen, onder 't klagen, Tot mijn spjjze, dag en nacht, Daar mij spo ters dirven vragen "Waar ia God, dien gij verwacht 'k Zucht, daar kolk en afgrond loeit, Daar 't gedru sch der waatren groei1-, Daar bw golven, daar Uw haren Mjjn hena '\vde ziel verva-en. Maar de Heer zal uitkomst geven, Hij, de 's daags zijn gunst gebiedt; 'k Zal in dit vertrouwen leven En dat melden in mijn lied. 't Zal zijn lof, ze'fs in den nacht Zingen, daar ik Hem verwacht, En mijn hart, wat mij rooog' treffen, Tot den God mijns levens heffen 1 Aan dat verzoek werd natuurljjk voldaan. Na dezen tusschenzang werd aan generaal Botha gelegenheid gegeven de aanwezigen toe spreken. Na de welsprekende woorden en de prachtige taal van den zeer geachten dominé, achtte spreker het zeer moeiljjk zich voor zjjn achte toehoorders duideljjk verstaanbaar te en. Waar echter de belangen van zjjn volk hem roepen is niets hem te zwaar, We weten toch zoo ongeveer sprak Botha verder hoe Nederland zich vriend?- Jjjb heeft getoond tegenover den grjjzen pre sident; we weten ook dat het Nederlandsche volk de hand in den zak stak om ons volk te helpen, zoowel de vrouwen en kinderen in de concentratiekampen als de krjjgsgevangenen op verschillende eilanden. We weten ook hoe van dezen kant ambu lances en doctoren werden uitgezonden om de gewonden te helpen en we weten ook dat de eindbeslissing in onze zaak een groote schok voor u is geweest. Geachte toehoorders, zoo ging spreker voort, het is mjj een aangename plicht om u aller eerst te bedanken voor de vele weldaden, die gjj ons en ons volk gedurende de laatste drie jaren hebt betoond. Ik breng u den oprechten dank van het Afrikaansche volk. Waar de vorige spreker zoo even zeide dat het sluiten van den vrede den Nederlanders een schok is geweest, wees generaal Botha erop hoe bitter en zwaar het voor hem en de zjjnen was om hunne zelfstandigheid prjjs te geven en zulk een vrede te moeten sluiten. Hoe de Boeren daartoe zjjn gekomen, lichte de heer Botha in den breede toe. Hg wees erop hoe alle verbinding van de strjjdende Boeren met de buitenwereld was afgesneden en invoer van het allernoodigste onmogeljjk was gemaakt. In'dorpen was veel opgeborgen wat noodig was om in de behoeften van de commando's te voorzien. Maar toen dit in handen van den vjjand was gevallen, kon [het gouvernement niet meer voldoende helpen aan wat noodig was om den strjjd voort te zetten. Er was geen ammunitie meer, geen klee ding, geen schoeisel. Toch zjjn wjj staande gebleven. Dit alles ontmoedigde ons niet. Zulke ontberingen mochten ons niet berooven van onze onafhan kelijkheid, zoo vervolgde de spreker. Door den zege des Heeren zjjn wjj staande gebleven. De tegenpartg maakte echter den toestand mij zwaarder en zwaarder. De vrouwen en kinderen werden naar de commando's te velde gezonden, waar geen voedsel voor hen was en geen dak. Later zjjn die vrouwen en kinderen weder in handen gevallen van den vjjand, want het was ons onmogeljjk met hen rond te trekken De Engelsche hadden onze huizen verbrand en hebben onze vrouwen en kinderen, tegen hun wil veeltjjds met geweld vervoerd naar welbekende concentratiekampen. De spreker schetste het ljjden der vrouwen en kinderen in die kampen, maar wees er op hoe zjj desalniettemin niet versaagden. Zelfs toen zoovelen stierven,schreven de over- blgvenden aan hunne mannen»weest niet mismoedigwjj sterven gaarne voor onze on afhankelijkheid." Ook de kinderen toonden hun moed. Zjj schreven aan hun vader een brief, berichtende dat hun moeder was overleden, maar dat haar laatste woord was: »Yader moet bljjven buiten het kamp en atrjjden voor onze onafhankelijk heid." Zoo was de geest van het volk. En dat alles moedigde ons aan. Toen de vjjand de boeren-vrouwen op de puinboopen van haar verwoest huis liet met slechts mondkost voor enkele uren, trachten de commando's haar van voedsel te voorzien, maar daarin konden zjj niet slagen. Toch bleven zjj strjjden. Eindeljjk keerden de kaffers zich tegen ons i moesten wjj niet alleen tegen de Engel- schon vechten maar ook tegen de naturellen. Intusschen was ons getal van 20.000 strijd baren gedaald tot slechts 12.000 weerbare mannen. En toen de invallen der kaffers steeds toe namen, werd de zaak voor ons duister en donker. De kaffers vermoordden op eene plek bjj eene gelegenheid 56 brave burgers, meestal gehuwde mannen en personen met groote families. Dat alles saamgenomen, deed ons komen tot de onderhandelingen over den vrede. "Wjj moesten kiezen. En wjj kozen den vrede om daardoor het Afrikaansche volk te redde», want wjj waren zoo zwak dat wjj het grootste gedeelte der republieken moesten heb genomen. Daarom slechts een kort woord. Ik spreek tot U in naam van de Zeeuwen uit Walcheren, Zeeuwsoh Vlaanderen i Schouwen en Duiveland. Wjj brengen U onzen dank. Wjj danken u voor alles wat gjj ons hebt sleerd gedurende den langen en bangen strjjd, door U en Uw volk gestreden tegen een krach- tigen vjjand en voor hetgeen gjj ons thans te aanschouwen geeft. Toen Uw volk naar de wapenen greep, heeft gansch de wereld den moed bewonderd en in den strjjd toondet gjj te vertrouwen op uwen God, Bterk en groot. Gjj, met uw volk, hebt geworsteld met schier bo venmenschel jjke kraoht. Gjj kondet niet loslaten, gjj hieldt vol en dwongt den zegen af. Gjj ondervondt het: God was met u, Hg was Uw sterkte. Hoe menigmaal weerklonk het lied ter eere des Heeren en dan ging het ten strjjde. In de ziel der helden leefde zoo vaak de toon van het lied Roem, Christenaan mijn alinke En Rechterzijd' is God Waar 'k magtloos nederz'nke, Of bi1 ter lijd' is God; Waar trouwe vriendenhandeu Niet redden, daar is God In dood en doodsche banden, Ja, overal is God! Wat hebben wjj, Nederlanders, en ook wjj Zeeuwen met U gebeden en daardoor ge hoopt. Soms riepen wjj, zoo weinig wetende, wat zoo ver van ons gebeurdeZjj zullen overwinnen 1 Het recht zal zegevieren 1 Wjj riepen dat toen het U en Uw volk hoe langer hoe duisterder en moeieljjker werd. Totdat op eenmaal wjj hoorden Gjj hadt Uw zwaard en Uw vlag neergelegd. De strjjd was uitHet vrede- Uw volk was overwonnen! Wjj stonden verstomd en het was alBof onze ziel het uitschreeuwen moestneen, zoo is het niet Wjj konden alleen big ven in een deel van het land waar wjj voedsel vinden konden; en ook daar werd door de kaffers alles wat velde stond verwoest. Het was een pjjnljjke zaak voor ohb vrede te moeten sluiten na zooveel opoffering, na zoo veel geloof en zooveel gebed, maar we moesten het doen om ons volksbestaan behouden, Het Afrikaansche volk zal zich houden aan de beloften, namens dat volk afgelegd door hun leidslieden en voormannen. Het zal dus opnieuw woningen moeten ichten en arbeiden aan zjjn vooruitgang, En dat moet spoedig gebeuren, want ons volk niet stilstaan, niet bljjven zooals het is, want stilstaan is achteruitgang. Daarom zjjn wjj naar Europa gekomen om ild bjjeen te brengen teneinde ons volk voor waarts te brengen-, Het is geheel verarmd. De gener.aal wees verder op de inoeiijjkè tjjden, die voor de deur staan, en vroeg hun die kunnen helpen dat te doen, want het Afrij kaansche volk is waard om geholpen te worde». Hoe donker de dagen voor dat volk ook zjjn, zal het toch vastberaden big ven, wetende dat, al is alles ontnomen, God toch nog leeft Daarna dankte de heer Botha zjjn gehoor voor de hem geschonken aandacht en het comité voor de den generaals geboden gelegen heid om de Zeeuwen te leeren kennen. De betoonde sympathie met hen en hun volk was hun een sterke opbeuring om den ingeslagen weg om 't Afrikaansche volk op te heffen, te big ven volgen. Een luid applaus volgde op deze, zeer dui deljjk en. goed verstaanbaar uitgesproken rede- Hierna betrad ae heer N. M. de Ligt, vice- voorzitter van het Christ. Nat. Boeren-Comité, het platform. Generaals 1" zoo zeide hjj. »Na al wat gesproken is, zou ik thans liever zwjjgen ea een indruk medenemen van het geho Maar mg is een taak opgedragen, die ik op En nu komt gjj tot ons en zegt: het is wél edl want God wil het, God eisebt het zoo. Om der wille van onze arme vrouwen en kin deren, opdat ons geslacht niet uitgeroeid worde en wegsterve, daarom bogen wjj onB. Gods raad, Gods wil is goed. Wjj danken U. Gjj leerdet ons wat ver trouwen op God beteekent, maar nog wat meer, nog wat grooters laat gjj ons thans zien. Het was een behoefte U te volgen bjj Uwe krijgstochten, als wjj wisten waar gjj waart of als wjj bezorgd vroegenwaar is die of die generaal, waar is De Wet bv.? De strjjd is ge ëindigd. En nu, gjj en uw volk buigt zich 1 Dat is groot. Buigen is veel zwaarder dan strjjden. Daarvoor is nog veel meer gebeds noodig. Wjj zien onze broeders, de helden, die wjj liefhebben, zwjjgen, knielen, aanbidden en de gansche wereld verwondert zich. Wjj zien sterke helden knielen en het is ons als hoorden wjj hen bidden: Vader, niet mjjn wil, maar da Uwe geschiedde." En voor ons oog rjjst het kruis van den Christus, wiens ver- brjjzeld worden de overwinning der wereld was die de kracht wil schenken, aan wie Hem volgen, een kruis te dragen. En de helden geuzen in bedelaarsgewaden. Gjj hèbt. kracht noodig bjj voortduring om eens willend te bljjven en te- dienen. Dank dat gjj ons zulk een vertrouwen op den levenden God toont, hetzjj dam strjjdende of berustende in wat God u oplegt. Hoe kunnen wjj onze dankbaarheid toonen zoo vroegen wjj. Wat kunnen wjj doen voor hen met wie wjj mede ljjdenhoe kunnen wjj smart verzachten en het juk drageljjk makenhoe kunnen wjj de maatscbappeljjke nooden helpen lenigen, de verweesden en verweduwden steunen, de verliezen helpen dragen Ons antwoord wasGod roept ons tot het brengen van offers. Wjj hebben in onze naaste omgeving zooveel nooden te lenigen en toch zjjn wjj big dat wg iets voor u mogen doen. Zjj, die hier onze hulp noodig hebben, zul len niet ljjden immers van hetgeen wjj u willen afstaan. Daarom vragen wjj u: mogen wjj u iets geven? Wilt gjj w.at van ons aannemen Naast ;onze dank, ons offer Aanvaardt dan, van de bewoners van Zuide- 1 jjk en Westeljjk Zeeland deze gave voor uw fondshet Generale Boeren hulpfonds 1 Wjj bieden u aan ƒ10.000. Donderend applaus) God zegene deze gave en doe U, waar .gjj DE VIS6ERT0PPEE. Hen wan de verwonderlijkste proeven van Diane Marburg, het orakel van Maddonstreet. 1 it het Engélsch. van ROBERT EUSTACE. Ik zat op; een warmen Juümiddag in mgn salon toen Kate Trevor werd aangédiend. Juist had ik met mgn broeder Rupert zitten bepraten waar wjj de vacantie zouden door brengen j maar wg waren nog tot geen besluit gekomen en de verschijning van Kate was ons dus zeer welkom. »Hoe heerljjk dat ik je thuis vind, Dig!" riep zjj uit. »Hoe maakt gjj het, mijnheer Marburg?" vervolgde zjj en reikte mgn broe der de hand. »Ik wa3 bang dat gjj reeds zoudt gevlogen zjjn, evenals de meeste ken nissen." »Wjj weten nog geen van beiden waar wjj heen zullen gaan", antwoordde hg. »Het vasteland lacht ons niet toewant wjj hebben geen tjjd en geen geld om ver te gaan." »Waar; gaat gjj heen?" vroeg ik. >Gg ziet er wel uit, alsof gjj een vacantie noodig hadt gjj zjjt bleek en mager. Scheelt er iet* aan Zjj bloosde even en keek naar Rupert. »Wil ik maar liever weggaan vroeg hjj, stond op en verliet de kamer. vMet uw gewone doorzicht, Diana, ziet gjj dieper dan de oppervlakte. Ja, er is iets, en ik vrees ik vrees waarljjk dat ik mgn verstand zal verliezen als er niet gauw veran dering komt." Terwjjl zjj sprak, vulden hare lieve oogen zich met tranenhet bloed steeg haar naar de wangen en daarna werd zjj nog bleeker dan te voren. »Gjj ziet er ziek uit", zei ik. »Wat hebt gjj toch?" »Ik kan het u met een paar woorden zeggen. Mjjn moeiljjkheden en mgn verdriet zjjn alledaagsch genoeg. Ik sta op het punt om mg met iemand te verloven, fcerwjjl ik in mgn hart van een ander houd." »Gjj bemint kapitein Cunnyngham, dat weet ik heel goed. Ik heb hem gezien en keur het goed. Gjj zult als zjjn gade een van de benjjdenswaardigste vrouwen van de wereld zjjn." Terwjjl ik sprak, zag ik haar vol bewonde ring aan. Kate was mgn vriendin, maar ik wist weinig van haar familie of afkomst, doch men behoefde haar slechts in. die mooie, donkere «ogen te zien om te weten dat zjj door een harer voorvaderen Zuideljjk bloed in de aderen Jiad. Geen ander klimaat dan het zonnige Zuiden kon zulk zwart haar en zulk een donkere ge laatskleur voortbrengen. Hare trekken waren regelmatig en fijn, de lippen rood als koralen en de tanden alB twee rjjen parelen. Nu werd het lieve gezichtje pjjnljjk ver trokken en de roode lippen hingen droefgeestig neer. »Gjj zjjt verloofd met kapitein Cunnyg- ham," zei ik. »Houdt gjj dan niet meer van hem, dat gjj zoo over uw verloving spreekt." »Neen mgn verloving met Jim is ver broken," antwoordde zjj', »niet dat ik minder van hem houdintegendeel, ik bemin hem meer dan ooit; maar dn omstandigheden zjjn tegen ons, en Jim heeft zelf gezegd dat wjj veorloopig niet aan trouwen kunnen denken. »Maar wat beteekent h9t dan dat gjj zegt bjjna met een ander verloofd te zjjn vroeg ik. »Dat zal ik u zeggen. Het is een lang verhaal, Diana en ik kan er u slechts de om trekken van vertellen. Zob maanden geleden ontmoette ik een in Londen zeer bekend man, Sir Edward Granville. Hjj werd verliefd op mg en vroeg mg ten huwelgk. Ik wei gerde, maar hjj liet zich niet afwijzen. Hjj herhaalde zjjn aanzoek en ik zei dat ik ver loofd was met Jim. Drie maanden later verloor Jim een groote som gelds op de renbaanlater hoorde ik dat hjj het in gezelschap van Lord Edward Granville had verloren. Hjj was wanhopig en kwam bjj mjj om te zeggen dat hjj mjj vrjj liet om elke verbintenis, die er tusschen ons bestond, te verbreken. Ik stemde er in toe, want er scheen niet anderB op te zitten maar sedert heb ik er vreeseljjken sjjjt van gehad dat ik er in toegestemd heb Zoodra mgn verloving met Jim verbroken was, kwam Sir Edward op zjjn aanzoek terug. Moeder wendde al haar invloed aan om mjj te overreden om dien rjjken man aan te nemen en haar het genoegen te doen van zulk een schitterend huwelgk te sluiten. Vader, die ia den laat- sten tjjd in geldelgke moeiljjkheden verkeert, dringt er ook op aan. Tot nog toe ben ik echter standvastig gebleven, ofschoon mgn leven in de laatste maanden allerongelukkigst is geweest. Een week geleden kwam Sir Eduard weer bjj ons en verzocht mjj te spreken. Ik moest hem wel ontvangen, of schoon ik het liever niet deed. Maar tot mgn groote bljjdschap was zjjn houding tegenover mjj heel anders dan vroeger. Hjj zei ronduit dat hjj nog eens goed over de zaak gedacht had, dat hjj mjj evenzeer be minde als vroeger, maar dat hjj mjj als fat- soenljjk man niet langer wilde vervolgen. Hg verzocht mij hem volkomen te vertrouwen. Ik was dankbaar verrast en zei hem dit. Toen verzooht hjj mg om een bljjk van ver trouwen en zei dat hg voor den zomer een buitenplaats gehuurd had aan de rivier te Goring, waar hjj eenige logées dacht tev ragen, onder anderen kapitein Cunnyngham, en hg hoopte vooral dat moeder en ik hem het ge noegen zouden doen om ook een week te Goring te komen doorbrengen. Ik beloofde het; maar ik weet niet of ik daar goed of kwaad aan deed. Den eersten gaan moeder en ik er heen dus aanstaanden Donderdag. En nu komt uw rol in deze comedie of tragedie, Diana, want de hemel weet waar het op neer zal komen Sir Edward zendt u een speciale uitnoodiging. Het scbjjnt dat bjj u ergens bjj een wederzjjdschen vrien ontmoet heeft. Hier is de uitnoodiging. Gjj moet haar om. mgnentwil aannemen." Zjj gaf mg een brief, die luidde als volgt »Waarde juffrouw Marburg, Tenzg gjj uwe vacantieplannen reeds vast gesteld hebt-, bewjjs mg dan de eer om den eerBten bjj mg te Goring te bomen logeeren. Gjj zult er uw vriendin, juffrouw Trevor, ook ontmoeten. Zjj brengt u dit briefje en zal u, hoop ik, overreden om te komen. Geheel de uwe, Edward Granville." »Het is heel vriendelijk van hem," zei ik, »maar ik ken hem bjjna niet. Waarom zou hg mg vragen s Bekommer u daar niet over Di. Be denk alleen dat ik u noodig heb dat gjj voor mg van het grootste nut kunt zjjn. Gjj moet 'bomen 1 Gjj moogt mjj in deze -moei lijkheid niet alleen laten."

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1902 | | pagina 5