IHIDDELBIRGSCHË COURAIVT. H'. 1S3, I4S' Jaargang, 1902, Vrijdag 4 Juli, Alweer een teleurstelling Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s, met uitzondering van Zon- Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., f 2. Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. THERMOMETER EN VERWACHTING. 3 Juli 8 u. vm. 59 gr., 12 n. 63 gr., av. 4 u. 65 gr. F. Verwaoht: zwakke wind, bewolkte lucht, droog weer, geringe toename in temperatuur. Advertentiën20 cent per regel. Geboorte-, dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 1—7 regels f 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclamens 40 cent per regel. Groote letters naar de plaats, die zij innemen. Tot de plaatsing van advertentiën en reclames, niet afkomstig uit Zeeland, betredende Handel, Nijverheid en Geldwezen, is uitsluitend gerechtigd het Algemeen Advertentie-Burenu A. DB 3LA MAK Aan., N.Z. Voorburgwal 266, Amsterdam. In de naaste toekomst. 27 Juni is een gedenkdag geweest. De dag die, zegt De Standaardhet vorig jaar „een ommekeer bracht in onze politieke verhoudingen." Ware dit het geval niet geweest, wij zouden het niet wagen ditmaal, in deze dagen, waarin over niets anders gesproken of gedacht wordt dan over examens, over plannen tot uitspanning en ontspanning, over het lang verwachte schoone zomer weer, waarvan ieder op zijne wijze wil genieten, over het tragische tooneel dat in Engeland plaats greep, en over zooveel behalve juist over dat waarop wij even wen- schen te wijzen den politieken toestand van ons land, wij zouden het niet wagen te schrijven over de vooruitzichten van de vrijzinnigen in Nederland, in hunne ver schillende schakeeringen. De politiek is in ons land nu eenmaal een stiefkind, dat weinig of geen belangstelling wekt, waarnaar het meerendeel van ons volk slechts omziet wanneer er sprake is van het al of niet te steken in een nieuw buiten haar en hare partij-actie om, ter verklaring van de overwinning, den ver- igden clericalen partijen verschaft, de leiders, de pers der anti-revolutionnairen mogen ook voor een deel wel met voldoe ning op de vrucht van hun arbeid terug zien. Maar recht heeft de redactie van De Standaard niet om, op de wijze zooals zij doet, zich te verheffen op de gevolgen die de behaalde overwinning had. Daarvoor is er nu reeds gebleken van te groote verdeeldheid, van te geringe homo geniteit bij de bondgenooten, van onhan digheid bij de vrienden, van teleurstel ling bij eigen partijgenooten. Volharden hij het ideaal11. Aan die woorden, in 1901 te Utrecht sproken door den voorzitter van het Centraal Comité, thans minister Kuyper, herinnert het hoofdorgaan van zijne party. En het wekt „ons volk", d. w. z. zijn aanhang, op, dat ideaal niet uit het oog te vereenigingen nog in 1902 voor dit doel in eene buitengewone vergadering saam te roepen." Nu herinneren wij tevens dat in diezelfde bijeenkomst de heer Ruijsch als voorzitter is afgetreden, de heeren Goeman Borgesius en Lely, die buiten den vorigen strijd in die Unie stonden, als bestuurslid zijn gekozen en als zoodanig nu zijn opgetreden, zoodat wij bij die Unie voor een eenigszins veran derden toestand staan. En dan nog volhardt een deel in zijne onverschilligheid, omdat het, naar zijne meening, „precies hetzelfde is, wie aan het roer zijnde liberalen of de anderenbe talen moet men toch." Alsof dit, hoe belangrijk ook, het eenige is dat een burger belang inboezemen moet. Men kan natuurlijk niet van hen, wier hoofdtaak is te zorgen voor hun bestaan, die opgaan in hun dagelij ksche beslom meringen voor hun levensonderhoud, waar voor de strijd hoe langer hoe moeilijker wordt, vergen dat zij steeds met hart en ziel meeleven met de staatkundige sehiedenis van hun land. Dat zou te veel gevergd zijn. Maar iets meer belangstelling ware toch gewenscht. En die op te wekken is noodzakelijk. Wij vroegen ons zeiven af of de landdag van Héssen niet een goed werk deed toen hij, zooals wij dezer dagen meldden, met 29 tegen 14 stemmen besloot tot invoering van de verplichte stemming voor de kiezers. Wie wegblijft van de stembus, wordt ge straft met geldboete, subsidiair met hechtenis. Dwang lacht ons niet toe, maar als men langs dien weg de kiezers kan opwekken belang te stellen in de algemeene zaak, waarover zij bij stemmingen uitspraak zullen moeten doen, dan heeft een dwang als in Hessen zal worden uitgeoefend zijne goede zijde. Allicht denkt men dan na, spreekt men meer over de zaken des lands. Ten onzent zijn het hoofdzakelijk de bladen die belangstelling moeten opwekken. Besturen van kiesvereenigingen worden slechts ijverig, in verkiezingsdagen. Onzerzijds verheugden wij ons er dan ook in dat wij in dit zittingjaar van onze Tweede Kamer iemand op de perstribune daar konden doen plaats nemen, die op onderhoudende wijze zijne indrukken weer geeft van hetgeen daar voorvalt en, wat vooral veel zegt, volgens ons gegeven getuigenissen daarvoor de aandacht ver wierf van zeer velen uit onzen lezerskring. Hierdoor kan bevorderd worden dat men nagaat, wat onze vertegenwoordigers doen en of zij handelen in 's lands belang. Op het punt van politieke actie, van opwekking en aansporing tot belangstelling in de staatkunde, die op het welzijn van een land zooveel invloed uitoefent, geeft de tegenpartij dit zij te harer eere ge zegd ons, vrijzinnigen, een goed voor beeld. Zij versaagt nooit, zij volhardt steeds. Let op den ijver der leiders, die her en1 der zich laten hooren, op de werkzaam heid van hare persorganen. Is het dan wonder dat De Standaard herinnerde aan dien 27 Juni van 1901, waarin, zooals wij reeds aanhaalden, „de stembus-worsteling eindigde die een omme keer bracht in onze politieke verhoudingen." Zijne redactie heeft reden gehad om te juichen toen en aanleiding om te geden ken thans. En al zijn er tal van andere redenen, Laat ook ons dien herinneringsdag even gedenken. En dan vallen van zelf ons in het oog de zwakke zijden van het tegen woordig bewind, de scheuren die daar reeds gebleken zijn, de onmacht, waartoe het krachtens zijne samenstelling is gedoemd, en die het zelf erkend heeft in menig woord, in menig geschrift. Den echten Calvinisten vooral zullen die ten deel vallen. Dat is echter hun, niet onze zaak. Wij, vooruitstrevenden, hebben een ander, een veel belangrijker punt in 't oog te houden. Wij dienen, vooruit ziende, ons voor te bereiden op het herwinnen wat ons in 1901 is ontgaande macht tot regeeren. Want ontegenzeggelijk zal aan de huidige regeeringspartijen, zoo zonderling samen gesteld, die macht te eeniger tijd ontvallen. En hoe zal het dan gesteld zijn met de organisatie en de kracht van hen die het bestuur des lands in werkelijk democrati sche richting willen geleid zien? Zullen zij dan gereed bevonden werden om de regeerings-taak over te nemen Dat is voor ons eene belangrijke vraag, waarop thans nog geen antwoord is te geven; Maar een enkel teeken wijst er reeds op, dat men in die richting toch het oog reeds heeft gevestigd. Nog altijd hadden wij geen te wijzen op hetgeen onlangs in de jongste vergadering van de Liberale Unie is voor- Namens het bestuur legde toen de voor zitter, dr Ruysch, de volgende verklaring af. „Niet door woorden, maar door daden moet en zal de Liberale Unie toonen, dat niet mindere belangstelling in het kiesrecht- vraagstuk voor haar richtsnoer van handelen Deze verklaring, gezien onder het licht van hetgeen in het vorig jaar plaats had, toen de zoo geruchtmakende maar eveneens zoo noodzakelijke scheiding plaats had, legt wanneer wij althans hierbij niet alleen te doen hebben met woorden maar met eene overtuiging, die waarborgt dat gevolgd zal worden door een daad getuigenis af van eene bekeering, van een streven tot toenadering, van eene erkenning dat men, achteraf beschouwd, toch terug wil keeren op den verlaten weg. Als zoodanig heeft zij hare goede zijde? haar lichtpunten. Eu om nu te toonen dat het ernst is met zijn stréven heeft het bestuur dier Unie in dezelfde vergadering verklaard, dat het „reeds enkele maanden geleden eene commissie aangewezen heeft die haar werk heeft aangevangen en omtrent algemeen kiesrecht, evenredige vertegenwoordiging en samenstelling der Eerste kamer en nog andere vraagpunten, daarmede in verband staande, zal rapporteeren. Dat rapport zal in handen van het hoofdbestuur worden gesteld en, zoodra het onderzoek ook in den boezem van het bestuur is afgeloopen, zullen voorstellen daaromtrent aan de goed keuring der algemeene vergadering worden onderworpen. Wanneer dat zal kunnen zijn, is niet met zekerheid te zeggen. Toch hoopt het Unie- bestuur de afgevaardigden der aangesloten Over deze verklaring van het Unie-be stuur nu is in de pers een uitvoerige pole miek gevoerd. Er zijn er geweest die daarin heel wat zen, het bestuur om zijne goede bedoe ling hemel hoog verhieven. Anderen vonden die verklaring bedenkelijkweêr anderen hechten er weinig of geen waarde aan, omdat omtrent de verwezenlijking van de daarin aangegeven ideeën nog zoo weinig te zeggen valt en over de hoofdkwestie de urgentie van grondwetsherziening niets positiefs gemeld wordt. Niet van het bestuur maar van de leden der Unie hangt die verwezenlijking ten slotte af. En die laatste opvatting is juist. Zal onder de leden dier Unie thans eene meerderheid te vinden zijn, bereid om stel dat het rapport der commissie en het advies van het bestuur aanwijst den weg der Vrijzinnig-democraten in te slaan ook te ijveren voor die urgentie en goed te maken wat in 1901 is bedorven omdat men toen den geest van den tijd niet begreep Het is te hopen. De voorzitter sprak, tot toelichting van het voorstel, het volgend-.1 „Het is niet voldoende te zeggen dat meii wenscht Grondwetsherziening ten einde alge meen kiesrecht mogelijk te maken. Wil de Liberale Unie met goed gevolg den strijd aanvaarden, dan moet zij zich ook vooraf de vraag hebben gesteld, hoe het kiesrecht behoort te worden omschreven, met andere woorden, welke uitzonderingen op het alge kiesrecht behooren te worden toege laten. Het is niet voldoende, dat men zegt: wij wenschen een proportioneele vertegen woordiging men moet ook weten welk stel sel van evenredige vertegenwoordiging het aan werkelijk nationale behoeften voldoet. Het is niet genoeg, dat men zegt wij wenschen verandering in de samenstel ling van de verkiesbaarheid van de Eerste Kamer, het is ook noodig in hoofdtrekken te kunnen aanwijzen welke veranderingen er worden gewenscht." Dit klinkt voorzeker heel fraaimaar de grooi» kwestie is toch wil men grondwets herziening zoo spoedig mogelijk? Vast staat toch het feit, dat verandering in het kiesstelsel en in de samenstelling dei- Eerste Kamer niet te bereiken is zonder die herziening. Zij is en blijft dus het hoofdpunt Over de kwestie der uitvoering, over die der uitzonderingen kan men later beslissen en overleg plegen. Laat men over die urgentie dan liever eerst een besluit uitlokken van de Unie- weer te herstellen wat in onzen politieken toestand bedorven is. Wij leven nu iu afwachting. De Unie bedenke echter dat er geen tijd te verliezen is. Waarlijk een jaar is niets en vliegt omen drie jaren zijn spoedig voorbij. Men houde daarom vooral vast aan het idee dit jaar nog in deze te be slissen. Voor beide partijen: voor haar. zelve en voor de Vrijzinnig-Democraten, die zich destijds afscheidden, is dat ge wenscht. Men weet dan aan beide zijden wat men aan elkaar voor de aanstaande campagne heeft. In elk geval nu geen halfslachtigheid, maar flink kleur bekenneneene formeele, dui delijke verklaring, of men al of niet ur gentie wil; dan staan wij op vaster bodem. Ons zou het aangenaam wezen wanneer de Liberale Unie kwam in het spoor der, Vrijzinnig-democraten en er wêer ontstond een sterk lichaam, dat ten opzichte van het kiesrecht-vraagstuk één lijn trok. Dan alleen is het mogelijk dat in 1905 een krachtige actie ontsta, die een einde maakt aan het stelselloos, vruchteloos samengaan van clericale partijen, wier regeering, naar onze meening, tot heil van het land niet werkzaam kan zijn. En wat de conservatief liberalen, die ook tot de vrijzinnigen behooren, betreft, een nieuw verbond, als wij op het oog hebben, kan hun de oogen openen voor het gevaar dat dreigt wanneer zij aan hun standpunt blijven vasthouden. De oud-conservatieve partij is ten onder gegaan, omdat zij haar tijd niet begreep en zich verre hield van de strooming in steeds vooruitgaande richting. Een zelfde lot wacht deze liberalen, wan neer zij tegenover het kiesrechtvraagstuk blijven vasthouden aan hunne ideeën. Eene hervorming moet en zal er komen het niet met, dan ondanks hen. mannen. In zijne toespraak gaf de voorzitter der Unie reeds blijk van toenadering tot het beginsel der urgentie toen hij 31 Mei deze woorden sprak„Van verschillende zijden wordt gevreesd, dat onder het nieuwe be wind en de nieuwe Kamer de sociale hervormingen op den achtergrond zullen aken. Blijkt dat het geval, en wordt dus het begonnen hervormingswerk toch jhorst, dan ligt uit den aard der zaak een krachtig propagandeeren voor grond- sherziening, om te komen tot een kiesrecht als bedoeld bij 1 van ons pro gram, het meest voor de hand." Welnu, die vrees zal, dunkt ons, be waarheid worden. En daarom zal die urgentie op den voorgrond moeten treden zullen de Unie- mannen moeten doen wat de voorzitter in de jongste algemeene vergadering heeft Middelburg 3 Juli. i vrienden en Gaan zij dien. weg op, dan is men nog wel even ver als in 1901dan is wel veel tijd verloren, en veel gemist, dat weer goed moet worden gemaaktmaar onmogelijk is het toch niet, zjj het ook met schade, extra-staatshulp. Ze begrjjpen dat zoo goed dat ze onnatuurljjk kalm zjjn gebleven, ondanks alle energieke pogingen om de beet- wortelsuikerfabrikanten te steunen. Zoodra evenwel door de fabrikanten éen jaar met ver lies wordt gewerkt, komen zjj direct premie» vragen van den Btaat, enz. Niet te verwonderen, dat deze woorden een ontzagljjke teleurstelling waren voor de verte genwoordigers der protectionistische katholieke fabrikanten, die dezen minister nog wel als een redder uit den nood hebben begroet Bovendien ergerden zich de heerfn Sassen en Van den Biesen aan de wjjze waarop de heer Harte sprakhjj behandelde, volgens hen, deze ernstige zaak a coeur léf/eren praatte er Dinsdag maar op los. Het mag dan zeker wel van den heer Sassen meer een vorm, een bonne mine a mauvais jeu genoemd worden, dat hjj Woensdag tén slotte de regeering nog dank betuigde voor de g - iven inlichtingen. Dat verwonderde ook de redactie van Het Vad., want zoo schryft zy al verklaarde de regeering by monde van den heer Harte zich bereid de Nederlandsche industrie tegen overstrooming met Duitsche en Oostenry ksche suiker in bescherming te nemen, wanneer zy tengevolge van dien invoer dreigde onder te het is in den loop der debatten voldoende gebleken dat de minister van financiën daar over zich geen oogenblik bezorgd maakt, ter- wjjl met name de heeren Van den Biesen en Sassen wel degel jjk daarvoor angst verklaarden te koesteren. Nieuwe gezichtspunten zjjn Woensdag niet geopend. Van de linkerzyde spraken twee landbouwBpecialiteiten, de heeren Breebaart Bultman de eerste wees kortelyk op de onbillijkheid den consument het gelag te laten betalen, terwyl bovendien, ging een maal de Staat de suikerfabrikanten helpen, hjj tegenover anderen, die hjj in den steek liet, schromeljjk onrechtvaardig werdde heer Bultman sprak, tot niet geringe erger des heeren Van den Biesen, tot de Re geering een woord van lof en ontkende, dat landbouw en schipperjj, nu eenmaal de bietencontracten waren gesloten, verder nadeel zouden kunnen ljjden. Maar vooral maakte hjj zich verdiensteljjk, door het misbruik» dat Dinsdag door den heer Sassen van prof. d'Aulnis' naam was gemaakt, te recti- ficeeren. De Utrechtsche hoogleeraar, onze verdienstelijke afgevaardigde ter suikercon ferentie, had allerminst beweerd, zoo kwam de heer Bultman herinneren, dat onze suiker industrie thans behoette had aan een invoer recht van 10 francsintegendeel, met het oog op Frankrjjk, Duitschland, Oostenryk had men dat bedrag gekozen, juist omdat men veron derstelde, dat in die groote ryken by zulk een invoerrecht de kartels niet zouden kunnen bljjven bestaan. Geen volksvertegenwoordiger mag zyn stem iven, zoo verklaarde de heer Bultman met nadruk, aan een subsidie voor een groep fa brikanten uit 's lands kas. Hy en de heer Breebaart hebben inderdaad de kwestie in het hart getroffen, waartoe het dient ook dezerzjjds erkend - ook de heer Godin de Beaufort het zyne heeft bjjge- door de kwestie zuiver te stellen, al kon ons dan ook zjjn oplossing allerminst be vredigen. Niet geheel aan de zjj de van den heer Sassen bleek deze Zeeuwsche algevaardigde te staan had de suikeraccyns weinig schuld aan de bestaande overproductie. Toch had ook hy zich over het antwoord van den Minister ver baasd. Zeker, de suikerfabrikanten overdreven, maar dit nam toch niet weg, dat het zoo aan stonds aanvangende overgangsjaar 1902 1903 zeer zwaar nadeel hun dreigde toe te brengen. De overproductie immers van het buitenland kan alleen m Nederland geloosd worden en tegen dat exceptioneel gevaar waren excep- tioneele maatregelen van verweer, meende de oud-Minister van Financiën, wel degelyk op hun plaats. De heer Harte had met eenigen nadruk het debat beperkt tot de maatregelen, te nemen in het overgangsjaar. Welnu, zoo was de nern van het vraagstuk door den heer De Beaufort blootgelegd: moeten in dit overgangsjaar geen buitengewone maatregelen worden genomen? Maar die vraag laat zich niet beantwoorden buiten verband met algemeene beginselen van handelspolitiek. Wat men den een toestaat, kan men den ander niet weigeren; en daar het nu eenmaal absoluut onmogelyk is allen te helpen, komt men, den weg inslaande, dien de heer De Beaufort aanwees, onvermydelyk tot bevoorrechting aan den eenen, tot achter uitzetting aan den anderen kant, te hinder lijker, waar het gelag betaald wordt, zooals de heer Breebaart terecht releveerde, door den En dat op nieuw voor geestverwanten Ditmaal is het de minister van financiën, Harte van Tecklenburg, die m de Eerste Kamer hooge mate de ergernis van zyne politieke vrienden in 't by zonder en van de protectio- nisten in 't algemeen zal hebben gaande ge maakt door de wjjze waarop hy zich over de Nederlandsche suikerindustrie heeft uitgelaten in zyn antwoord op de interpellatie van den heer Sassen. De interpellant had Dinsdag een zeer donker gekleurd tafereel opgehangen van den toestand der Nederlandsche suikerindustrie, waarvan allen, die bjj dat vak betrokken waren, dë fabrikanten, de arbeiders,de bieten verbouwende boeren en de schippers die de bieten ver voeren, de dupes waren. Men kent zulk eene sehildering. De minister antwoordde, dat de regeering niet kan inzien, waarom de Nederlandsche suikerindustrie meer aanspraak op ondersteu ning heeft dan eenige andere ny verheid. De bestaande premie-uitkeering is gegrond op zeer byzondere omstandigheden, maar dit brengt niet mee, dat de staat gehouden is, de aandeelhouders te vry waren tegen verlies. Men stelt het voor alsof vernietiging van de Nederlandsche suikerindustrie is te verwachten. In een adres is zelf sprake van een nationale ramp. De Minister stelde echter de vraag zal zonder verhooging der premie in de tegen woordige crisis de suikerindustrie ten onder gang zyn gedoemd Met innige overtuiging antwoordde hyNeen. Ten eerste bestaat de industrie uit raffinaderijen en fabriekenten tweede hangt zy meer af van de toekomst dan van het oogenblikkelyk verlies ten derde kan die industrie niet vernietigd worden door een of twee jaren verlies. Dat is physiek on mogelyk. Het gaat hoogstens om de toekomst van eenige beetwortelfabrieken die zouden kunnen bezwjjken een groote ramp, doch geen nationale. De schuld van dien toestand ligt suikerfabrikanten, die te veel hebben geprodu ceerd. Zy hebben zelf medegewerkt tot het ontstaan der crisis. Toch is in het afgeloopen jaar door velen nog flink verdiend. Bovendien hebben de fabrikanten hunne verliezen voor 1902 reeds afgewenteld op landbouwers en I consument, die toch waarlyk zyn suiker reeds leveranciers. Deze juist zouden niet profiteeren zoo goedkoop niet krjjgt.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1902 | | pagina 1