MIDDELRURGSCHE COURANT.
N°. 103.
145" Jaargang.
1902.
Vrijdag
2 Mei.
Ons Vaderlandsch Tooneel
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen,
i per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., f2.
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
THERMOMETER EN VERWACHTING.
1 Mei 8 u. vm. 48 gr., 12 u. 53 gr., av. 4 u. 51 gr. F. V e r w a c h.tmatige N. W. wind,
bewolkte lucht, weinig verandering in temperatuur.
Advertentiën20 cent per regel. Geboorte-, dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 1—7 regels f 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclamens 40 cent per regel.
Groote letters naar de plaats, die zij innemen.
Tot de plaatsing van advertentiën en reclames, niet afkomstig uit Zeeland, betreffende
Handel, Nijverheid en Geldwezen, is uitsluitend gerechtigd het Algemeen Advertent le-Bureuu
A. BR I<A HAR Azn., N.Z. Vourbnrgwal 266, Amsterdam.
beleeft weêr eigenaardig moeilijke dagen.
Zooals ieder jaar in den tijd dat nieuwe
contracten met de leden van een ge
zelschap moeten afgesloten worden, rijzen
er moeielijkheden tusschon hen en de direc
ties, die vooral te ernstiger worden wan
neer er plannen in de lucht hangen voor
nieuwe combinaties.
Dan is er natuurlijk gereede aanleiding
voor hen, die meer financieel voordeel wen-
schen, om aan hun eischen kracht en klem
bjj te zetten.
Hun valt dit niet kwalijk te nemen.
Een mensch, ook een tooneelspeler, is
zoo niet of hij ziet gaarne zijn geldelijke
positie verbeteren, liever dan achteruitgaan.
En als men dan aan de andere zijde
hem lokt met voordeeliger aanbiedingen,
dan zou hij al een bijzondere persoonlijk
heid moeten zijn wanneer hij daarvoor on
gevoelig bleef.
Toch rijst de vraag of men daardoor wel
altijd zjjn eigen belang ten volle behartigt.
Allicht ziet men voor de allernaaste toe
komst de verdere over het lioofd, voor een
tijdelijk financieel voordeel andere gewich
tige factoren voorbij, die van niet minder
belang' zijn voor een blijvende, zich zeiven
waardige positie.
Maar dit alles raakt het bijzonder be
lang van de betrokken personeneen
belang waarover een niet geroepen derde
geen advies heeft uit te brengen.
Alleen de belangen der kunst geven
recht van meespreken aan ieder die daar
voor hart gevoelt.
En al vindt een stem uit de verte in het
belang van het Vaderlandsch Tooneel, dat
toch in elk geval gemeengoed is, wellicht
niet zoo veel gehoor bij hen die in hoofd
kringen zoo hoog opgeven van hun liefde
voor het tooneel, zij behoeft daarom nog
niet te zwijgen.
Zij, die van verre staan, zien vaak de
zaken ook van onpartijdiger standpunt, en.
waar zij zeiven in eigen kring zoo weinig
genieten van den arbeid van goede tooneel-
gezelschappen, pleit hunne belangstelling in
elk geval voor hunne belangeloosheid
Vooral een onpartijdige mag wel eens iets
zoggen op een gebied, waar een onbevangen
oordeel soms ver
Onlangs lazen wij in de Opr. Haarl. Crt
eene mededeeling uit Amsterdam, die aldus
aanving
„De sedert geruimen tijd bij velen geves
tigde opinie, dat een hervorming op tooneel-
gebied noodzakelijk wordt en dat, zal er van
het tooneel eene opvoedende kracht uitgaan,
voor de artisten en de artistieke verzorging
van de door hen te vertolken werken heel
wat meer dient gedaan te worden dan tot
heden het geval was, heeft de aandacht ge
trokken van een aantal ernstige mannen,
die hart voor de kunstontwikkeling in ons
land hebben en die bereid zijn voor dit doel
offers te brengen.
Zij hebben zich vereenigd en besloten tot
oprichting van eene Waarborg-vereeniging
Veredeling door Kunstmet het doel uit
voerende gezelschappen op vocaal-dramatisch
en dramatisch gebied, die zich aan hare
beginselen en aan eene door haar te
noemen intendantuur willen onderwerpen,
financieel te steunen.
Nu heeft men een begin van uitvoering
aan het doel dezer Nieuwe Vereeniging ge
geven, door aan de directie van het Amster-
dam8ch Lyrisch Tooneel steun toe te
Dit bestuur heeft zich aan
voorwaarden onderworpen en zal nu voor
taan, naast het opera- en operette-gezelschap;
ook een tooneelgezelschap doen optreden,
samengesteld nit de beste oudere en jongere
krachten in Nederland onder leiding van
den Obeiregisseur (dramaturg) en een prac-
tisch ontwikkeld 2de-regisseur.
Op deze wijze hoopt men van het tooneel
en de tooneelspeelkunst te maken hetgeen
behoorlijkerwijze verwacht mag worden, want
dan alleen zal een beschavende, veredelende
invloed uitgeoefend kunnen worden."
Wij hebben hier alzoo te doen met „ern
stige mannen" die als tooneelhervormers
In de hoofdstad zal men de namen dier'
heeren wel kennen, en dus kunnen nagaan
of zij door hun persoon de waarborgen ge
ven voor den ernst van hun pogen, en voor
de zekerheid dat zij in de toekomst het
Tooneel zullen verheffen.
Wij hebben geen enkele reden om aan
hunne goede bedoelingen te twijfelen, hun
ernst te verdenken, maar stout om het
zachtste woord te gebruiken vinden wij
toch hun beweren dat er meer moet gedaan
worden voor het Tooneel dan tot heden.
Dat lied kennen wij al jaren elk,
die een nieuwe poging waagt in het belang
van de kunst, meent dat zij niet goed ge
diend wordt.
Maar is zulk eene bewering geen mis
kenning van het vele goede dat ver
richt is en nog gedaan wordt dooi
de Koninklijke Vereeniging Het Neder-
landsch Tooneel, de Nederlandsche Tooneel-
vereeniging, met hare goed verzorgde voor
stellingen de eerste van Shakespeare's
werken, o. a. nu weer onlangs van Julius
Ceusarde tweede van Heyerman's penne-
vruchten, om van andere niet te spreken
en door het Rotterdamsche tooneelgezel-
schap-Van Eysden?
Het volmaakte gaven ook zij niet; maar
zouden de thans opgestane hervormers
meenen dat hun dit voorrecht zal beschoren
wordendat zij niet te strijden zullen
hebben met tegenspoed, met critiek, partij
dig en onpartijdig, maar lastig en veel-
eisehend.
Nu reeds zij zijn nog niet eens be
gonnen wordt de door hen toegezegde
leiding van een Oberregisseur mooi
woord voor een Nederlandsch gezelschap
veroordeeld en de verzuchting geslaagd
bewaar ons voor de Duitsehe romantiek.
Wij hebben zooveel goeds aanschouwd
in de dagen van Albregt, Van Ollefen en
Moor; van Le Gras, Haspels en Van Zuylen;
van De Vos en Van Korlaarvan de Ko
ninklijke Vereenigingvan het gezelschap
Van der Horst en Chrispijnmaar telkens
moest er wat anders komen; en telkens
had men te kampen met de onverschillig
heid van het publiek, dat op zijn beurt
ook dikwijls recht van beklag had, omdat
de directies vaak te eenzijdig waren en te
veel wilden toegeven aan de eischen van
critici, die hun kunst op den voorgrond
wenschten geplaatst te zien.
v
En met welke moeielijkheden een directie
heeft te strijden, wy schreven het ruim drie
en wij herhaalden het twee jaar geleden,
toen wij, een paar beschouwingen wijdende
aan Het Nederlandsch Tooneelhet volgende
de Vereeniging bestookten en dat zij met
tal van tegenspoeden liad te kampen."
Wij hebben gegrond vermoeden dat wij
over eenige jaren eene zelfde schets zullen
kunnen geven uit de levensgeschiedenis van
het nieuwe gezelschap, dat „ernstige man
nen" willen steunen en dat gevormd zal
worden uit de „beste oudere en jongere
krachten in Nederland".
Als die zich dan maar laten vinden 1
Tot heden zijn er onder de aangeslotenen
zeer verdienstelijke krachten, die wij per
soonlijk kennen en die zeer goed weten hoe
wij over hen denkendames en heeren in
wier voorspoed wij ons ten zeerste zouden
verheugen.
Maar dat telkens veranderen, dat ver
brokkelen van krachten, het is ten;
nadeele van ons Vaderlandsch Tooneel.
Het schijnt onvermijdelijk te zijn, vooral
ook in deze moeilijke dagen, die het Tooneel
doorleeft, gevolg van de verflauwende be
langstelling van het publiek, maar dat neemt
niet weg dat er toch wel eens ernstig
gedacht mocht worden aan middelen om
dit te voorkomen, om bij elkaar te houden
wat langen tijd bij olkaar is gebleven en
nog moest blijven.
De ïllusiën van hervormers, och, wij
hebben ze, uit ervaring, op de juiste waarde
leeren schattenhaar macht leeren kennen.
Zij verdwijnen helaas! vaak als rook voor
den wind.
Straks komen er weer stuurlui aan den
wal of anderen die eens deel uitmaakten
van de bemanning, om hunne theorieën te
verkondigen en af te breken wat gewrocht
en dan luide te verklaren dat het
met die mooie plannen toch eigenlijk niet
het rechte was on mot o .- uitvoering ervan
nog veel minder.
„Het was bij haar optreden haar ernstig
voornemen om tot verheffing van het tooneel
te werkenmaar, zooals het altijd
gaat met idealistische plannen, de werke
lijkheid was daar om aan de volledige uit
voering ervan hinderpalen in den weg t<
Niet allen, die de Vereeniging zeker
gaarne onder hare vanen had vereenigd,
wilden aan haar roepstem gehoor gevenniet
onmogelijk dat ook daarbij van hare zijde
misgrepen zijn gedaan. Wie vooral op
fied die wereld vol intriges
maar ook vol van vriendschappelijke toe
wijding; vol jaloezie maar ook vol harte
lijke belangstelling eenigszins bekendis,
weet maar al te goed hoeveel teere plan
ten, hoeveel „kruidjes-roer-mij-niet" men
daar aantreft.
Wij zullen aan de gansche geschiedenis
der Vereeniging niet herinneren; maar wil
len alleen er op wijzen, dat er van een
deel der andere ondernemingen op tooneel-
gebied, om gemakkelijk te vermoeden rede
nen, verzet tegen haar ontstonddat er
waren die haar pogen in een verkeerd licht
stelden dat idealisten der Vereeniging een
verwijt er van maakten dat zij niet geheel
voldeed aan hunne idealendat anderen
haar dreven op een gevaarlijk terrein om
nog hooger idealen te verwezenlijken,
getuige de onderneming, met goede bedoe
ling op touw gezet, om te Rotterdam eene
afdeeling te stichten, dat er, wat bij
zulke ondernemingen voor de hand lag,
fouten zijn begaandat velen, waaronder
I enkelen uit persoonlijke veeten, voortdurend
verbonders hunne algemeene vergadering
houden, vindon zij misschien een oogenblik
om dit punt eens aan te roeren, althans
ter tafel te brengen.
Niet onmogelijk dat er dan stemmen op
gaan om het hoofdbestuur op te dragen
over dit punt eens nader overleg te plegen
met de directies der voornaamste tooneel-
gezelschappen en met de hoofdpersonen onder
de leden, b.v. met het eerelid der Amster-
damsche afdeeling van het Verbond.
TOESTAND DER KONINGIN.
Heden seint men ons
Het L o o 's morgens te negen
uur.
»De ziekteverschijnselen gedurende de laatste
agen bjj H. M. de Koningin toonen aan dat
ook het tegenwoordige tijdperk der ziekte naar
wensch verloopt.
Dr Roessingh en arts Pot."
En middelerwijl zijn goede krachten aan
hunne omgeving, waarvan zij lang een
sieraad waren, onttrokken of scheidden zij
zich zeiven af.
De kunst treurt er om!
De kunst, die behoefte heeft aan eenheid
en kracht.
Maar het is niet anders op dit onder-
maansche, ook niet in de tooneelwereld.
Ook daar heerscht de strijd der belangen,
de strijd om het bestaan.
Mogelijk dat ook. hier nut kon hebben
een bemiddelende macht, zooals in andere
gevallen, bij lichamen van minder poëtischen
aard.
Wij zijn voldoende op de hoogte gehou
den van den strijd, die er tusschen hooge
geesten op het gebied der tooneelspeelkunst
en hunne directies is gevoerd. Zij droegen,
heel prozaïsch maar toch ook zeer begrij
pelijk menschelijk, een financieel karaktfer.
Elders, in Rotterdam, was een ander ge
schil van gansch anderen aard aan de orde.
Er was daarbij van heengaan geen sprake;
maar de harmonie bevorderen doet het
gebeurde stellig niet en wat de toekomst
brengen zal, wie zegt het
Maar in alle zulke gevallen ontbreekt
nog een onpartijdige scheidsrechter, aan
wiens oordeel men geschillen van ernstigen
aard zou kunnen onderwerpendie, in 't oog
houdend wat de kunst behoeft, beide par
ijen zou kunnen wijzen op de zwakke zij
den van hun standpunt, op hun kortzich
tigheid, op de al of niet onrechtvaardigheid
van hun handeling, op hun belang en
op al hetgeen dit meebrengt te doen.
Ons dunktdit zou een taak kunnen zijn
voor het hoofdbestuur of de afdeelingsbesturen
van het Nederlandsch Tooneelvcrbond. Zij
zouden in deze nuttig werkzaam kunnen
zijn èn voor de directies, èn voor de too-
neelisten èn voor de kunst in 't algemeen.
Eene dergelijke permanente commissie
van bemiddeling en advies zou een derde
kunnen zijn die Vel recht van meespreken
had in de gevallen, waarin de betrokken
personen dit wenschten, en die dezer dagen
een goed werk had kunnen verrichten.
Eene gemakkelijke taak zal zij niet te
vervullen hebbenwie eenigszins in de
Tooneelwereld bekend is, begrijpt dat. Maar
allicht in vele gevallen eene dankbare, om
dat zij voor ons Vaderlandsch Tooneel nut
hebben kan.
1 Als Zaterdag te Rotterdam de Tooneel-
Middelburg 1 Mei.
Kameroverzicht.
Zitting van Woensdag.
De beslissing, die heden morgen gevallen is
in de quaestie van de lichting van 1895, was
tot zekere hoogte een verrassing. Wel liet het
geen twjjfel, na den loop dien Woensdag het
debat over deze zaak nam vooral de hou
ding van den laatsten spreker van dien dag,
den heer Kolkman, voorspelde èn voor den
minister èn voor de motie-Van Alphen weinig
goeds of de Kamer was ernstig geschokt in
haar vertrouwen, dat de oproeping der mili
ciens op een volkomen wetteljjken grondslag
rustte.
Maar dat de zaak deze wending zou genomen
hebben, en, geljjk geschiedde, de drie hoofd
mannen der regeering&meerderheid de heeren
Lohman, Kolkman en Heemskerk van daag een
wetsontwerp zouden indienen, waarbjj het
bekende art. 111 der militiewet voor de lich
tingen '95 en '96 niet toepasselijk verklaard
wordt dat was zeker niet door iedereen
maar dadeljjk te voorzien.
Eerder had men kunnen denken aan het
indienen van een derde motie, waarmede zich
èn de verontruste juristen èn de minister hadden
kunnen vereenigen, en die voor den schijn
althans den minister zjjn zin had gegeven,
inderdaad echter aan de bezwaren, die omtrent
den wetteljjken basis der oproeping waren geop
perd, had te gemoet gekomen. Een dergeljjke
verzoeningsmotie had den toestand natuurljjk
niet zuiverder gemaakt, en een groote han
digheid vereischt om haar door de Kamer te
doen aannemen, maar de regeering was dan
voorloopig uit het dilemma gered. Haar »eere"
was dan onaangetast gebleven; zg had zelf den
van haar terugtocht kunnen aanwjjzen.
De heer Van der Zwaag had Woensdag al op
een dusdanige ontknooping gezinspeelden
waren de heer Kolkman en z'n vrienden voor
hunne remplacanten niet zoo fel in de bres
gesprongen inderdaad was de oproeping
van deze menschen een schreeuwend onrecht,
hoewel dit van de opgeroepen miliciens in
dezelfde mate gold, waarover de katholieke
afgevaardigden echter luchtig heen gleden
dan zou het met de quaeBtie der oproeping
van de lichting 1895 ook wel die richting zjjn
uitgegaan. Maar de oppositie, die vooral sterk
was op de banken rechts, had zich vastgepraat.
Na de overtuigende redevoering van den
heer Drucker, die zonneklaar aanwees dat de
regeering door zich te beroepen op art. 111
der militiewet aan dez8 wet terugwerkende
kracht verleendeen na het betoog van den
heer Lohman, die, erg voorzichtig in zjjn uit
latingen, toch ongeveer hetzelfde aantoonde,
wat door den Gronimgschen afgevaardigde was
gezegd, terwjjl de heer Mees den wettelgken
grondslag ook »zeer twjjfelachtig" had genoemd,
waren er slechts weinigen meer, die niet over
tuigd waren, dat er aam de oproeping iets
haperde. Aldus bleef er, wilde de oppositie
los van partg overwegingen consequent hande
len, wel niets anders over dan hetgeen zjj
inderdaad deed, nl. de onbilljjkheid en het
onrecht, dat aan zoovelen stond begann te
worden, finaal door wetswijziging te voorko
men. En dat de Leden rechts hiervoor niet
zjjn teruggedeinsd, uit vrees daarmee een ne
derlaag aan de hun bevriende regeering te
zullen bezorgen, strekt bun zeker tot eer. Want
een nederlaag, de eerste die het thans aan
het bewind zjjnde kabinet ljjdt, ligt zeker in
dezen stap opgesloten.
De minister handelde dus ook zeer verstan
dig door maar dadeljjk de witte vlag te hjjschen.
met de verklaring, dat hg, nu er een voorstel
tot wjjziging van de militiewet was ingediend,
de uitvoering van het kon. besluit betreffende
de oproeping der miliciens wenschte te schor
sen tot tjjd en wjjle de Kamer een beslissing
zou genomen hebben. Wat er nu verder zal
gebeuren, ligt voor de hand. De motie-Van
Alpen zal waarschijnlijk ingetrokken, die van
den heer Ter Laan, zoo bjj dit voorbeeld niet
mocht volgen, afgestemd, en het' wetsontwerp
van de drie clericale afgevaardigden aangeno
men worden. De miliciens van 1895 en 1896
zullen dus niet aan de herhalingsoefeningen
behoeven deel te nemen.
Ziedaar het verbljjdend resultaat, dat de
beslissing van heden in het vooruitzicht stelt.
Alvorens van dit onderwerp af te stappen,
moet nog opgemerkt worden, dat voor het
grootste gedeelte deze goede uitkomst niet
aan de sociaal-democratische afgevaardigden
te danken is, maar in de eerste en voornaamste
plaats aan de heeren Drucker en De Savornin
Lohman.
Er deed zich n. 1. het eigenaardig verschjjnsel
voor, dat de oppositie quand meme der heeren
socialisten de zaak weer leeljjt scheen te be
derven. Zjj baseerden voortdurend hun rede
neeringen op allerlei onbillijkheden, die van
de oproeping het gevolg zouden zijn, zonder
aan te toonen, .dat de wetteljjke grondslag
aan de oproeping ontbrak, ook al was deze
stellig in de motie-Ter Laan nedergelegd.
Hoofdzaak waren voor hen allerlei grieven, die
de opgeroepenen hadden, maar met 't gebruike
lijke gezegde van den heer Schaper nu eens
dooi den heer Van der Zwaag gebezigd-»Wjj
hebben maling aan de juristen", wordt indien
geest al heel weinig bewezen. In een verga
dering als de Kamer, maken dergeljjke bewerin
gen vooral indien ze uit den treure her
haald worden en aangedikt worden met
allerlei superlatieven weinig indruk.
Het scherpzinnig juridisch betoog van den
heer Drucker en de redevoering van den heer
Lohman brachten het debat dan ook terug op
het eenige terrein, waarop deze zaak kon uit
gevochten worden, en waarop de heer Troel
stra, had hg nog zitting, zich zeker had doen
gelden, maar dat voor zjjn tegenwoordige par-
tjjgenooten in do Kamer oen terrein is vol
voetangels en klemmen. Dank zjj den Gronin-
schen en Goeschen afgevaardigde is dan ook de
overwinning behaald.
M
Nadat deze zaak afgehandeld was, werd een
begin gemaakt met de beraadslaging over het
Militair strafwetboek en de wet op de krjjgs-
tucht. Over het algemeen genomen, viel hierbjj
weinig belangrjjks voor. Het debat was vrjj
droog en eentonig. Trouwens, waar de heeren
Duymaer van Twist, Staalman en Hugenholtz
als de sprekers moeten genoemd worden, die
het meest en het langst aan het woord waren,
daar behoeft het wel geen nader betoog, indien
men aan het onderwerp in debat denkt, dat
de gedachten wisseling niet üjjster diep ging
De heer Hugenholtz bereed het bekend
sverontwaardigings" paardje met de »mi -
taristische" beentjes en den staart der »klasse-
justitie"; - de heer Staalman bewoog zich op
het gebied der christelijke beginselen, en had
een lachsucces met zjjn opportunistische" of
»principieele doodstraf," die hjj in het aanhan
gig wetsvoorstel miste (voor den ljjder toch
maar een magere troosten de heer Dymaer
van Twist las van een stuk papier een heele
lange speech voor, waarin veel voorkwam over
het groote euvel van het vloeken, of wat in
zjjn keurige beeldspraak genoemd wordt »de
bepalingen, die het vloeken strafbaar stellen",
a. w. »de hoeksteen waarop het gezag berust."
Het was dan ook geen moeiljjke taak voor
i ministers van oorlog en justitie en den
geeringscommiBsaris, prof. mr. Van der
Hoeven, om de bezwaren te weerleggen, welke
van die zjjde in overvloed waren geuit. Vooral
de professor scheen ons in zjjn betoog zeer
gelukkig. Met den armen luitenant Van
Twist, wien bij met oogen van groote verba
zing stil had zitten aanhooren, ondanks het
vervaarlijk gebrom dat nog maar steeds uit de
Kamer op3tjjgt als de afgevaardigde van Steen-
wjjk praat, nam hjj .tot groot genoegen van
de leden dikwjjls een loopje. En zoo ook
met den heer Staalman.
Morgen, bjj de voorzetting van het debat,
zullen wjj gelegenheid hebben alsnog op het
een en ander nader terug te komen.
POST-UN E HET DUITSCHIi AND.
In de Woensdag gehouden vergadering der
Kamer van koophandel te Utrecht deed de
voorzitter, de heer Van Beuningen, eenige
nadere mededeelingen omtrent de denkbeelden,
ten aanzien van een post-overeenk omst met
Duitschland. Speciaal wees hjj erop dat men,
door te spreken van een post-unie, hier en
daar zich had voorgesteld, dat dit een eerste
stap zou zjjn voor een geheele onderwerping
van Nederland aan Duitschland. Daaraan denkt
echter niemand. De Kamer wenscht alleen,
door een overeenkomst met Duitschland, in
het belang van beide Staten te komen tot een
lager port voor zware brieven, waarvoor men