MIDDELBURGSCHE COURANT.
N°. 62.
Vrijdag
14 Maart.
1415° Jaargang,
1902.
Deze courant verschijnt d a g o 1 ij fc s, saet uitsondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs, per kwartaal, souwei voor Middelburg als voor ail® plaatsen In Nederland franco p.p., ƒ2.-
Afzonderlijke nummers kosten 5 osat»
THERMOMETER EN VERWACHTING.
13Maart 8 u. vm. 37 gr.. 12 u. 51 gr., av. 4 ti. 53 gr. F. Yarvscht: zwakke tot matige Z.
wind, licht bewolkte lucht, droog weer, vorst.
AdvortentiSn 20 eont per regel. Sebsorto», dood" «a alle andere familieberichten on
Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50; elk® regel meer 20 cent. Reclames 40 sent per regel
fteooie letters naar d® plaats, die zij Innemen.
Tot do plaatsing van advertenties en reclames, niet afkomstig uit Zeeland, betreffende
Handel, Nijverheid en Geldwezen, is uitsluitend gerechtigd het AlgesaieoBi A&VMrësaa&a-BwMa
A. DE ÏA MAR ft**-., S.S. V»»efrKiTw»I 260,
Middelburg 13 Maart.
Kameroverzicht.
Zitting van "Woensdag.
Dinsdag was de kamer wanhopig, de minis
ter wanhopig, het publiek wanhopig, dat naar
het verhandelde had te luisteren en trachten
moest er uit wjjs te worden, en voor van daag
was het er al niet veel beter mede gesteld.
Het was even vervelend, even langdradig, de
discussie was even verward, de amendementen
waren nauwelijks ingediend of ze werden we
der verworpen, precieB als de vorige dagen,
en het resultaat was weder, dat op het eind
de minister, die van de zaak bljjkbaar meer
weet dan alle deskundigen te samen, zjjn
redactie, zjjn inzicht, zjjn meening gehandhaafd
ziet. Toch geraakt hg niet uit de plooi, noch
uit zgn humeur als het een of ander kamerlid
met een amendement komt aandragen, waar
van de afgevaardigde van te voren weet, dat
het verworpen zal worden. Hg kgkt gewoonlgk
niet eens op van de ministertafel als de voor
zitter voor de zooveelste maal aankondigt, dat
het amendement, voorgesteld door den heer
zus of zoo, voldoende ondersteund wordt, dus
een onderwerp van beraadslaging uitmaakt.
üok blflft zgn Excellentie tamelgk onver
schillig wanneer de voorzitter, ook weder voor
de zooveelste maal, mededeelt, dat het amen
dement van den geachten afgevaardigde is
ingetrokken, dus geen onderwerp van beraad
slaging meer uitmaakt. Heel kalmpjes, maar
recht als een kaars zit hg in zgn zetel, doet
net alsof hg aandachtig naar al de wgsheid,
die vooral dooreen piepjong luitenantje en een
paar politieke domino's over het ingewikkelde
pensioenvraagstuk wordt ten toon gespreid, zit
te luisteren, speelt ondertusschen een beetje
met een potlood op een groot stuk blank
papier, dat voor hein ligt en waarin, als
ons niet vergissen, gaatjes geprikt, worden,
kgkt bg wjjlen naar zgn collega van marine,
wien een ontzagwekkende verveling op het
gelaat staat te lezen, naast hem gezeten met
een gezicht alsof hg zeggen wil«Nou, col
lega, wat zeg je wel van de volksvertegen
woordiging? Zgn dat geen knappe dominé's,
die je haarfijn het verschil uitleggen tusschen
gratificatie, onderstand, schadeloosstelling en
tegemoetkoming En wat een magnifieke
instelling was die Pupillenschool te Nieuwer-
sluis, die een luitenant als de heer Duymaer
van Twist heeft afgeleverd Wjj Btaan er niet
onvoorwaardelijk voor in dat hg dit in deze
bewoordiDgen zóó gezegd zou hebben. Maar
gedacht heeft hg het zeker wel eens. Daarvoor
is hg veel te leuk, schuilt er te veel gevoel
voor het komieke in hem, ondanks zgn droge,
saaie voordracht, zgn kalmte, zgn berusting in
zgn lot om beschouwingen te moeten aanhoo-
ren over het causaal verband" van den eerwaar
den ds Schokking, die van aandoening met de
schouders schokt, als hg van deze plaats
bede richt tot Z. Excellentie", of om onder het
gehoor te moeten zitten van den heer Duy
maer van Twist, die het genre haute mnique
beoefent, en praat over pensioen verleenen in
geval van verwonding", hetgeen kolonel Seret,
die de parmantige manieren van zgn partij
genoot maar zóó-zóó vindt, overbodig achtte.
Dit alles, wg verzekeren het den lezer, is
lang met voor de poes. Dergelijke »sprekers"
te mogen hooren, hun hoogen gedachtengang
te mogen volgen, is zeker de moeite waard.
Maar nog interessanter, althans voor heden,
vonden wg den minister. Want maakt hg zich
niet druk om het gepraat van sommige afge
vaardigden: hg luistert terdege als een der
hoofdmannen het een of ander in het midden
heeft te brengen.
En als de heer De Savornin Lohman
bezwaar heeft, de heer Goeman Borgesius zgn
meening uiteen zet, de heer Van Dedern, na
mens de Commissie van Rapporteurs, het
woord voert, is dè minister er als de kippen
bg. Hij doet onB dan telkens denken aan wat
wjj eena in V&lentjjn's werk Oud' en Nieuw
Oost-Indië over den gouverneur-generaal Maet-
suyker lazen. Deze aohrjjver qualificeeit Maet-
suyker als een looze vos en deze omschrgving
past ook uitnemend voor den minister van
oorlog. Hg weet heel netjes de val, die
hem laten wjj zeggen, zonder booze bedoe
ling gezet is, te ontloopen, praat nog eens
over de «moeiljjkheid", »de praktjjk", als hg
zgn oplossing al lang duideljjk gemaakt heeft,
kgkt dan heel leuk in het rond met een
zicht, alsof bg van een dier »bezwaren", zoo
even aangevoerd, niets begrgpt, en de heeren
nu wel ingezien zullen hebben, dat het niet
anders kan dan zooals hg dat uitgelegd
en dat alles met een bedaardheid, rustige
manieren van demonsbreeren dab in al de
wir-war van het debat, het doolhof van
dementen weldadig aandoet, en tevens den
indruk geeft, dat men hier met een slimmert
te doen heeft, die zich niet spoedig laat ver
schalken.
Handig was het in elk geval wat hg heden
j de behandeling van art. 5 (oorzaak van
ziels- en lichaamsgebreken, die recht geven op
pensioen, en die erkend moeten worden bg ge
neeskundig onderzoek) vertelde. De Kamer
had zich moe gepraat. Eerst al bg art. 4 met
de daarbjj behoorende amendementen, vervol
gens bg art. 5 met de daarbg ingediende
amendementen. Dit erkend gaf aanleiding tot
allerlei bezwaren. Men zag er in de onherroe
pelijke ■uitspraak van een geneeskundige corn-
is. Dit vonden sommige leden verkeerd.
Vooral de heer Staalman, die evenveel van
ministers van marine als van de geleerde zonen
van Esculapus houdtten minste als deze den
militairen rok dragen, kan hg zich daarmede niet
vereenigen.. Ook de heeren Borgesius, Lohman,
Fokker en nog anderen hadden het een en
ander op te merken. Het begon er dus weder,
evenals verleden ween, bg art. 2, wanhopig uit
zien. De discussie werd al meer en meer
verward. Het begon zelfs de helderstzienden
te schemeren voor de oogen.
Daarop kwam de minister aan het woord-
Hij had hei middel gevonden om de duisternis
op te klaren. Eerst een wanhoopsuitinghg
moest erkennen, aldus de minister, dat het
niet gemakkelijk is, wetten te maken, indien
zoo maar midden in het debat amendementen
worden voorgedragen en denkbeelden worden
ontwikkeld. Maar daarom stelde hg voor de
beraadslaging over art. 5 te schorsen en met
die over de andere artikelen voort te gaan.
Later kan dan het debat over art. 5 worden
hervat. Conform dezen wensch werd besloten,
en vorderden wg voor heden tot art. 23. Wat
van art. 5 nog te recht komt, is niet te
zeggen. Waarschgnlgk zal het daarmede wel
net zoo gaan als met art. 2, dat ook bgna
in de oorspronkelijke redactie na een tweede
langdurige beraadslaging werd goedgekeurd.
Intusschen het was knapjes vervelend 1
Over de vereeniging der goede eigenschappen
van vier oud-Ministersin dr Kuy per zou nog al
wat te zeggen vallen, maar een dichter moet men
grooter vrijheid laten, naarmate bij vooral in
gezwollen taal zjjne kracht zoekt. Jammer echter
is 't dat de schrjjver met seen meer dan twintig
jarig parlementair leven achter zich" niet met
een enkel voorbeeld zgn lezers heeft getoond
wa&r hij dan «den greep van den leeuw" gezien
heeft. Natuurijjk in welke daden In woorden
daaraan twijfelt niemand heeft dr Kuyper
bg de begrootingsdiscussiën zelf zijnen lofrede
naar zoo mogelijk nog overtroffen. Een man met
nog langer parlementaire.er varing dan dr Schaep-
inan, de oud-voorzitter der Tweede kamer mr
Gleichmaa, en zeker velen met hem, - is
elfs niet in geslaagd te ontdekken, welke
daden, als regeeringsman. van dr Kuyper zgn
te verwachten; om da «brokstukken"
reeds te zien was voor een gewoon
inensch toch ook inderdaad de tjjd nog te
kortSprekende van de bekende beschou
wingen in de gewisselde stukken over de
christelijke beginselen, waarvan de Regeering
zich de draagster noemt, zeide mr Gleichman
■Leerzaam heb ik daarvan kennis genomen
en heb ik getracht te weten te komen, waarop
wg óns, wat de toepassing dier beginselen
betreft, hebben voor te bereiden. Maar heel
veel wjjzer ben ik niet geworden. «Aan alle
dweepziek drjjven zich spenend," zoo heet het
de Memorie van Antwoord, maar ik voeg
bg, bgwglen in nog ai duistere taal zich
vermeiend, steekt de Regeering van wal."
Men ziet 't, de «Staatsman van hooger orde"
i zelfs voor mannen van langdurige parle
mentaire ervaring, dr Kuyper nog niet, en dr
Schaepman zou nu juist de man geweest zgn
om, rekenschap gevende van zjjne «eerbiedige
bewondering," zgn woord waar te maken. Nu
hg zich echter in zgn lofspraak ook slechts
vermeit in duistere taal," wordt men onwille
keurig herinnerd aan het oud-Hollandsch
spreekwoordGoede wjjn "behoeft geen krans.
Dat wg dit met de Arnkemsche courant eens
zgn, behoeven wg onzen lezers wel niet te
Goede wijn behoeit geen krans.
In zjjn jongste Chronica, waaraan wjj reeds
zjjne beschouwing over Fransen van de Putte
ontleenden, steekt dr Schaepman nog den lof-
trompret over het Ministerie, «dat zgn eerste,
zgn vuurproef heeft doorstaan" maar wat van
het geheele Ministerie geldt «geldt op de
eerste plaats, geldt in het bjjzonder van den
Minister dr Kuyper" en hoewel dr Schaepman
verzekert «in het minst geen volger te zgn
van de eeredienst van 't genie," en e^
geaard «Carlyle's Heroëncultus met beide
handen te omhelzen" geeft hg niettemin op
gewone, juist niet door eenvoudigheid
uitblinkende wjjze uiting aan zjjne gewone
eerbiedige bewondering" voor dr Kuyper. Als
werkeljjk eenvoud het kenmerk der waarheid
is, dan zou de premier waarljjk wel eenig<
aanleiding hebben zgn lofredenaar te verzoe
ken zich in. zjjne «eerbiedige bewondering"
wat te matigen.
Dr. Kuyper zoo schryft dr. Schaepman
a. is een machtig man. Een nieuw
man als men wil, maar die een vol stuk
volkshistorie in zich draagt. En dat niet in
kleinen zin. Niet in den zin van consistorie
of conventikel, van partjj of richting. Hjj is
van oude huize, al sohjjnt hjj evenzeer een
van morgen als van gisteren en al is
het allernieuwste hem niet ongewoon. Hg
heeft zgn besliste, gewilde, welbewuste
zjjdigheid. maar deze maakt het hem mogeljjk
breed te zgn.
Van zgn daden, als regeeringsman, kan men
eigenljjk nog slechts in brokstukken spreken.
Maar hier en daar ziet men reeds den greep
van den leeuw. Wil men hem goed zien, dan
moet men hem zien in het parlement, dan
moest men hem zien bg deze begrootingen.
Hg was van alle bg zonderheden op de hoogte.
Hg liet, zooals men dat noeaxt, hg het breien
met de artikelen geen steek vallen. Hg toonde
de vlugge vaardigheid van Borgesius, de stoere
kracht van Van Houten, de stalen lenigheid,
Izgdige slagvaardigheid, zelfs de hooge
hoffeljjkheid van Van Lgnden en in handige
bedrevenheid kwam hjj soms den Heemskerk
met de twee rechterhanden wel eens éene
veel den Heemskerk uit de dagen der
Grondwetsherziening nabjj. Maar als zjjne
welsprekendheid zich verhief in de hoogten
der bespiegeling, als hg verrees als de strjjder
voor beginselen, dan was hg werkelgk groot.
Dan bleek hg toch een Staatsman van hooger
orde, niet een Staatskunstenaar.
«Er waren soms zwakker oogenblikken. Dat
was een voordeel. Zoo bleef hg menscheljjk,
een inensch onder menschen. Maar d
mesne indruk was die van grootheid en kracht
en ik verheug mjj van harte deze te hebben
aanschouwd".
Door de arr.-rechtbank te Utrecht is, ter
vervulling der vacature van kantonrechter te
Woerden, opgemaakt de navolgende alphabeti-
sche Ijjst van aanbevelingmr J. C. baron
Creutz, griffier bg het kantongerecht te Gel-
dermalsenmr F. L. J. G. Dikema, griffier
bg bet -kantongerecht te Meppelmr B. J.
Rasch, kantonrechter te Heusden.
DE RIJKMIDDELË9I.
De afgeloopen maand Februari steekt, wat
de opbrengst van 's rjjfes middelen aangaat,
gunstig af bjj haar voorgangster. Bleef
Januari 1902 bgna 4 ton achter bij haar naam
genoot van het vorig jaar, Februari 1902 is
bjjna 2 ton hooger dan Februari 1901, zoodat
de opbrengst over de beide eerste maanden
van dit jaar nog slechts een ongunstig ver
schil van 2 ton bjj die van verleden jaar
aanwjjst.
Februari 1902 gaf een opbrengst van
9.089.277.72 tegen 8.909.668.87 in Februari
1901, terwjjl de twee eerste maanden te zamen
respectievelijk in'" beide jaren opbrachten
f 18.323.971.18 en 18.524.328.525.
Het resultaat over de beide eerste maanden
,n dit jaar zou gestegen zjjn ver boven dat
van 1901, indien ook in Februari de directe
belastingen niet veel minder hadden opge
bracht dan verleden jaar. Moesten wg voor
Januari een lagere opbrengst constateeren van
bgna 4 ton, Februari 1902 bleef bgna 3 ton
beneden de correspondeerende maand van 1901.
Dit maakt te zamen het niet onbelangrgk
verschil van ruim 623.000 ten nadeele van
1902.
Was het in de vorige maand uitsluitend de
bedrijfsbelasting, die dit verschil veroorzaakte,
nu had ook de grondbelasting haar aandeel in
lagere opbrengst der directe belastingen,
nl. met 100.000, terwijl de rest van het
verschil (meer dan 1 ljs ton) weder aan de
bedrjjfsbelasting was te wjjten.
De betrekbelg k goede uitkomsten van
Februari, ondanks deze lagere opbrengst der
directe belastingen, weid dan ook veroorzaakt
door een stjjging in verschillende andere
rubrieken, vooral in die van de wisselvallige
successierechten. Dezen brachten een som van
ruim 4 ton meer dan in Februari van het vorig
jaar m de schatkist 1.258.633.17 in Februari
1902 tegen 824.661.15 in Februari 1901).,
De schommelingen in de overige cjjfers
waren niet van bgzondere beteekenis. Een
meerdere opbrengst van den auikeraccjjns van
70.000, werd gedeeltelijk te niet gedaan door
oen mindere van den accjjns op het gedistilleerd
van ongeveer 30.000.
Vermelding verdient voorts de verblgdende
stjjging der opbrengst van de postergen van
f 784.000 op 801.000, waartegenover echter
een geringe daling (van 4000) voor de rijks
telegraaf. De loodsgelden vermeerderden met
11.000.
De maand Februari mag dus ten opzichte
van 'srjjks schatkist een betrekkelijk bevre
digende worden genoemd. Zjj heeft ten minste
een deel van den achterstand van Januari
ingehaald. (N. Crt.)
Wijziging Examens Middelbaar
Onderwijs.
Wjj hebben reeds medegedeeld dat de eom-
rnissie, aan wie door den minister van
binnenlandsche zaken waB opgedragen het
voorbereiden van voorstellen tot wjjziging van
de artikelen der wetten tot regeling van het
middelbaar en hooger onderwijs, betrekking
hebbende op de akten van bekwaamheid tot
het geven van middelbaar onderwjjs, met uit
zondering van die voor het schoolonderwijs
in de land- en tuinbouwkunde en in het
handteekenen, het rechtljjnig teekenen en de
perspectief, met hare taak gereed is.
De commissie bestond uit de heeren dr J.
Campert, inspecteur van het middelbaar onder
wgs te 's Gravenhage, als lid en voorzitter, en
verder K. ten Bruggencate, inspecteur van het
M. O. te 's Gravenhage; dr B. Symons, hoog
leeraar aan de rjjks-universiteit te Groningen
dr J. Woltjer, hoogleeraar aan de Vrjje Uni
versiteit te Amsterdamdr A. L. Lamers,
directeur der rjjks-hoogere burgerschool te
s Hertogenboach dr H. Brongersma, directeur
der hoogere burgerschool met vgf-jarigen
cursus te Haarlem, en dr H. F. Jonkman,
directeur der rjjks-hoogere burgerschool te
Utrecht.
Door de commissie is de vrucht harer werk
zaamheden neergelegd in voorstellen iot her
ziening van de desbetreffende artikels der
wetten tot regeling van het middelbaar en
onderwgs, benevens, ter uitvoering
daarvan, in ontwerpen van algemeen maatre
gelen van bestuur en examen-programma's tot
omschrgving van de eischen ter verkrjjging
van de verschillende akten van bekwaamheid.
ontwerpen met de daarbg overgelegde
memorie van toelichting zgn opgenomen in de
Staatscrt. no. 57.
Wg ontleenen aan de memorie van toelich
ting het volgende
Na gewezen te hebben op de groote moei
lijkheden van haar taak als gevolg van het
gebrek aan verband in onze wetgeving tusschen
verschillende takken van onderwgs en
de wenschelgkheid om over het geheele gebied
van het onderwijs een onderscheid te maken
tusschen meer algemeen ontwikkeld onderwgs
vakonderwjjs, wordt door de commissie
betoogd, dat drie eischen moeten worden ge
steld aan hen die voor het geven van middel
baar onderwjjs in aanmerking wenschen te
komen
a. een voldoende algemeene ontwikkeling
en voorbereiding voor de beoefening der
vakken, waarin men een examen verlangt af
te leggen
b. een doeltreffende en, voor zoovemoodig.
wetenschappelijke opleiding
c. een paedagogische voorbereiding voor het
leeraarsambt.
Met bet oog op de eischen, die het maat
schappelijk leven aan de middelbare scholen
stelt, heeft de commissie gemeend, verschil te
moeten maken met betrokking tot de vorming
voor de leeraren aan de hoogere burgerschool
met 5-jarigen cursus en die met 3-jarigen
cursus. De laatste heeit een andere
stemming dan de eerste, zjj moet voor een
groot deel jongelieden opleiden, die later een
werkkring zullen vinden op kantoren
fabrieken. De hoogere burgerschool met 8-
jarigen cursus heeft zeker daar, waar zjj
naast een school met 5-jarigen cursus staat
een doel in zichzelf en moet dus een afgesloten
ontwikkeling geven, terwjjl de hoogere burger
school met 5-jarigen cursus tegenwoordig niet
alleen voorbereidt voor hooger vakonderwjjs,
maar vele harer leerlingen ook het onderwgs
aan de universiteit volgen.
De wjjze waarop de bevoegdheid tot het
geven van middelbaar en gymnasiaal onder,
wjjs in de tegenwoordige wetten gere
eischt op verschillende gronden dringend her
ziening.
Is de bevoegdheid tot het geven van dit
onderwgs, aan het bezit van een graad of van
een getuigschrift toegekend, soms te ruim, in
andere gevallen is die zeker te beperkt. Zoo
heeft hjj,. die het candidaats-examen heeft af
gelegd in de aard- en delfstofkunde, dat toe
gang geeft tot alle doctorale examens in
faculteit der wi3- en natuurkunde, geen be
voegdheid tot het geven van onderwgs in
plant- en dierkunde, niëttegenstaande hg in
deze vakken een examen heeft afgelegd, zelfs
dan niet als hg later den graad van doctor
in de wis- en sterrenkunde, van doctor in de
wis- en natuurkunde, of van doctor in de
scheikunde heeft verkregenterwjjl van den
anderen kant hg, die slechts het candidaats-
examen heeft afgelegd in de Nederlandsche
letterkunde, de bevoegdheid heeft om aan hoo
gere burgerscholen, zelfs met 5jarigen cursus,
onderwgs te geven, behalve in dit vak en in
de geschiedenis, ook nog in de aardrijkskunde,
zonder dat bjj in belangrijke onderdoelen daar
van een examen heeft afgelegd, zelfs zonder
dat men eenigen waarborg heeft dat hg daarin
ooit onderwijs heeft; ontvangen.
Met betrekking tot de bevoegdheden, toe
gekend aan het bezit van sommige akten, bljjkt
bovendien in de toepassing onzekerheid te be
staan, Voorts worden in de overgangsbepalin
gen, die nog altijd van kracht zgn, voor som
mige vakken bevoegdheden toegekend aan
bezitters van graden of goHiigschriften, die
hoe gewenscht dit ook bjj het in werking
treden der wet geweest moge zjjn thans
geen aanspraak meer daarop kunnen doen
gelden, wanneer men let op de eischen, welke
men t egenwoordig, om onderwgs in die vakken
te kunnen geven, stelt.
Is het om verschillende redenen gewenscht,
aan een leeraar het onderwgs in meer dan één
vak te kunnen opdragen, de bepalingen der
wet hebben met dit belang niet of niet
voldoende rekening gehouden, wat ook nadeel
heeft, dat de uitgaven voor het öhderwgs
daardoor onnoodig worden verhoogd.
Voegt men hieraan nog toe, dat het gebrek
aan leeraren voor de wis- en natuurkundige
wetenschappen en ook voor sommige letter
kundige vakken van dien aard is, dat in de
vervulling van een opengevallen betrekking
niet zelden door de benoeming van een wet
telijk onbevoegde moet worden voorzien, dan
het duidelgk, dat een herziening der be
voegdheden, welke aan deze bezwaren tegemoet
komt, niet langer mag worden uitgesteld.
In verband met de denkbeelden, in het voor
gaande ontwikkeld, heeft de commissie een
stelsel van bevoegdheden ontworpen, dat door
haar vervolgens wordt medegedeeld.
In overeenstemming met de denkbeelden,
door de Groninger hoogleeraren in de moderne
talen in hun schrgven van Juni 1899 ontwik
keld, wenscht de commissie, voor zoover niet
tot het stelsel van éen algemeen doctoraat in
de letteren mocht worden teruggekeerd, het
instellen van doctoraten voor de moderne talen.
behoeft dit punt niet nader toe te lichten,
maar kan volstaan met naar dat schrgven te
verwjjzen. Met die doctoraten heeft zjj reeds
rekening gehouden bjj de regeling van dit ont
werp; evenwel moet de commissie hierbjj de
opmerking maken, dat de voorgedragen rege
ling kan bljjven, ook als de nieuw-voorgestelde
doctoraten niet aanstonds mochten worden
ingevoerd.
De commissie heeft in haar ontwerp ook een
doctoraat in de geschiedenis opgenomen. Bjj
het overwegen van de mogeljjkheid van een
doctoraat in de aardrjjkskunde stuitte de com
missie echter op groote moeilgkhedan. Het is
niet onmogeljjk voor de aardrijkskunde een
wetenschappelijk examen voor een staatscom
missie behoorijjk te regelen, Ben iaoulteits-
examen in dit vak achjjnt echter vrgwel on
denkbaar, zoolang de tegenwoordige splitsing in
vjjf faculteiten bljjft bestaan, aangezien zoowe
de wis- en natuurkundige als de literarische
faculteit er bg te pas zouden moeten komen.
Hoewel derhalve de commissie gemeend heeft
geen doctoraat in de aardrijkskunde te moeten
voorstellen, is zjj toch overtuigd, dat een meer
academische opleiding ook voor den aanstaan
den leeraar in de aardrijkskunde noodig is.
Voor allen, die leeraar bjj het middelbaar
en gymnasiaal onderwgs wenschen te worden,
acht de commissie het noodzakelijk, dat zg niet
alleen algemeen ontwikkeld en wetenschappelijk
gevormd, maar ook praccisch bekwaam zgn.
Daarom heeft zjj in haar ontwerp een bepaling
opgenomen, dat zjj, die in het bezit zgn van
een der bevoegdheden tot het geven van mid
delbaar onderwgs, om tot leeraar aan een
hoogere burgerschool benoemd te kunnen wor
den, een getuigschrift moeten overleggen'
waaruit bljjkt, dat zjj tot het geven van
schoolonderwijs, 'ook uit een paedagogisch
oogpunt, voldoende theoretisch en practisch
zgn voorbereid.
Om dit getuigschrift te kunnen verkrggen,
moet de aanstaande leeraar een cursus over
opvoedkunde geregeld hebben gevolgd, en ge
durende eenigen tgd een practische voorberei
ding hebben ontvangen aan een hoogere bur
gerschool of aan een gymnasium onder leiding
van het hoofd der inriohting, welke daarin wordt
bjjgestaan door hiervoor bepaaldeljjk aange
wezen leeraren.
Ook vestigt de commissie de aandacht op de
wenschelgkheid van het geven van beurzen.
Zjj acht voor vele aanstaande leeraars een
buitenlandsch verblgt zeer noodig. Zjj heeft
hierbjj niet het oog op beurzen van 800,