MIDDELBURGSCHE COURANT. N°. 62. Vrijdag 14 Maart. 1415° Jaargang, 1902. Deze courant verschijnt d a g o 1 ij fc s, saet uitsondering van Zon- en Feestdagen. Prijs, per kwartaal, souwei voor Middelburg als voor ail® plaatsen In Nederland franco p.p., ƒ2.- Afzonderlijke nummers kosten 5 osat» THERMOMETER EN VERWACHTING. 13Maart 8 u. vm. 37 gr.. 12 u. 51 gr., av. 4 ti. 53 gr. F. Yarvscht: zwakke tot matige Z. wind, licht bewolkte lucht, droog weer, vorst. AdvortentiSn 20 eont per regel. Sebsorto», dood" «a alle andere familieberichten on Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50; elk® regel meer 20 cent. Reclames 40 sent per regel fteooie letters naar d® plaats, die zij Innemen. Tot do plaatsing van advertenties en reclames, niet afkomstig uit Zeeland, betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, is uitsluitend gerechtigd het AlgesaieoBi A&VMrësaa&a-BwMa A. DE ÏA MAR ft**-., S.S. V»»efrKiTw»I 260, Middelburg 13 Maart. Kameroverzicht. Zitting van "Woensdag. Dinsdag was de kamer wanhopig, de minis ter wanhopig, het publiek wanhopig, dat naar het verhandelde had te luisteren en trachten moest er uit wjjs te worden, en voor van daag was het er al niet veel beter mede gesteld. Het was even vervelend, even langdradig, de discussie was even verward, de amendementen waren nauwelijks ingediend of ze werden we der verworpen, precieB als de vorige dagen, en het resultaat was weder, dat op het eind de minister, die van de zaak bljjkbaar meer weet dan alle deskundigen te samen, zjjn redactie, zjjn inzicht, zjjn meening gehandhaafd ziet. Toch geraakt hg niet uit de plooi, noch uit zgn humeur als het een of ander kamerlid met een amendement komt aandragen, waar van de afgevaardigde van te voren weet, dat het verworpen zal worden. Hg kgkt gewoonlgk niet eens op van de ministertafel als de voor zitter voor de zooveelste maal aankondigt, dat het amendement, voorgesteld door den heer zus of zoo, voldoende ondersteund wordt, dus een onderwerp van beraadslaging uitmaakt. üok blflft zgn Excellentie tamelgk onver schillig wanneer de voorzitter, ook weder voor de zooveelste maal, mededeelt, dat het amen dement van den geachten afgevaardigde is ingetrokken, dus geen onderwerp van beraad slaging meer uitmaakt. Heel kalmpjes, maar recht als een kaars zit hg in zgn zetel, doet net alsof hg aandachtig naar al de wgsheid, die vooral dooreen piepjong luitenantje en een paar politieke domino's over het ingewikkelde pensioenvraagstuk wordt ten toon gespreid, zit te luisteren, speelt ondertusschen een beetje met een potlood op een groot stuk blank papier, dat voor hein ligt en waarin, als ons niet vergissen, gaatjes geprikt, worden, kgkt bg wjjlen naar zgn collega van marine, wien een ontzagwekkende verveling op het gelaat staat te lezen, naast hem gezeten met een gezicht alsof hg zeggen wil«Nou, col lega, wat zeg je wel van de volksvertegen woordiging? Zgn dat geen knappe dominé's, die je haarfijn het verschil uitleggen tusschen gratificatie, onderstand, schadeloosstelling en tegemoetkoming En wat een magnifieke instelling was die Pupillenschool te Nieuwer- sluis, die een luitenant als de heer Duymaer van Twist heeft afgeleverd Wjj Btaan er niet onvoorwaardelijk voor in dat hg dit in deze bewoordiDgen zóó gezegd zou hebben. Maar gedacht heeft hg het zeker wel eens. Daarvoor is hg veel te leuk, schuilt er te veel gevoel voor het komieke in hem, ondanks zgn droge, saaie voordracht, zgn kalmte, zgn berusting in zgn lot om beschouwingen te moeten aanhoo- ren over het causaal verband" van den eerwaar den ds Schokking, die van aandoening met de schouders schokt, als hg van deze plaats bede richt tot Z. Excellentie", of om onder het gehoor te moeten zitten van den heer Duy maer van Twist, die het genre haute mnique beoefent, en praat over pensioen verleenen in geval van verwonding", hetgeen kolonel Seret, die de parmantige manieren van zgn partij genoot maar zóó-zóó vindt, overbodig achtte. Dit alles, wg verzekeren het den lezer, is lang met voor de poes. Dergelijke »sprekers" te mogen hooren, hun hoogen gedachtengang te mogen volgen, is zeker de moeite waard. Maar nog interessanter, althans voor heden, vonden wg den minister. Want maakt hg zich niet druk om het gepraat van sommige afge vaardigden: hg luistert terdege als een der hoofdmannen het een of ander in het midden heeft te brengen. En als de heer De Savornin Lohman bezwaar heeft, de heer Goeman Borgesius zgn meening uiteen zet, de heer Van Dedern, na mens de Commissie van Rapporteurs, het woord voert, is dè minister er als de kippen bg. Hij doet onB dan telkens denken aan wat wjj eena in V&lentjjn's werk Oud' en Nieuw Oost-Indië over den gouverneur-generaal Maet- suyker lazen. Deze aohrjjver qualificeeit Maet- suyker als een looze vos en deze omschrgving past ook uitnemend voor den minister van oorlog. Hg weet heel netjes de val, die hem laten wjj zeggen, zonder booze bedoe ling gezet is, te ontloopen, praat nog eens over de «moeiljjkheid", »de praktjjk", als hg zgn oplossing al lang duideljjk gemaakt heeft, kgkt dan heel leuk in het rond met een zicht, alsof bg van een dier »bezwaren", zoo even aangevoerd, niets begrgpt, en de heeren nu wel ingezien zullen hebben, dat het niet anders kan dan zooals hg dat uitgelegd en dat alles met een bedaardheid, rustige manieren van demonsbreeren dab in al de wir-war van het debat, het doolhof van dementen weldadig aandoet, en tevens den indruk geeft, dat men hier met een slimmert te doen heeft, die zich niet spoedig laat ver schalken. Handig was het in elk geval wat hg heden j de behandeling van art. 5 (oorzaak van ziels- en lichaamsgebreken, die recht geven op pensioen, en die erkend moeten worden bg ge neeskundig onderzoek) vertelde. De Kamer had zich moe gepraat. Eerst al bg art. 4 met de daarbjj behoorende amendementen, vervol gens bg art. 5 met de daarbg ingediende amendementen. Dit erkend gaf aanleiding tot allerlei bezwaren. Men zag er in de onherroe pelijke ■uitspraak van een geneeskundige corn- is. Dit vonden sommige leden verkeerd. Vooral de heer Staalman, die evenveel van ministers van marine als van de geleerde zonen van Esculapus houdtten minste als deze den militairen rok dragen, kan hg zich daarmede niet vereenigen.. Ook de heeren Borgesius, Lohman, Fokker en nog anderen hadden het een en ander op te merken. Het begon er dus weder, evenals verleden ween, bg art. 2, wanhopig uit zien. De discussie werd al meer en meer verward. Het begon zelfs de helderstzienden te schemeren voor de oogen. Daarop kwam de minister aan het woord- Hij had hei middel gevonden om de duisternis op te klaren. Eerst een wanhoopsuitinghg moest erkennen, aldus de minister, dat het niet gemakkelijk is, wetten te maken, indien zoo maar midden in het debat amendementen worden voorgedragen en denkbeelden worden ontwikkeld. Maar daarom stelde hg voor de beraadslaging over art. 5 te schorsen en met die over de andere artikelen voort te gaan. Later kan dan het debat over art. 5 worden hervat. Conform dezen wensch werd besloten, en vorderden wg voor heden tot art. 23. Wat van art. 5 nog te recht komt, is niet te zeggen. Waarschgnlgk zal het daarmede wel net zoo gaan als met art. 2, dat ook bgna in de oorspronkelijke redactie na een tweede langdurige beraadslaging werd goedgekeurd. Intusschen het was knapjes vervelend 1 Over de vereeniging der goede eigenschappen van vier oud-Ministersin dr Kuy per zou nog al wat te zeggen vallen, maar een dichter moet men grooter vrijheid laten, naarmate bij vooral in gezwollen taal zjjne kracht zoekt. Jammer echter is 't dat de schrjjver met seen meer dan twintig jarig parlementair leven achter zich" niet met een enkel voorbeeld zgn lezers heeft getoond wa&r hij dan «den greep van den leeuw" gezien heeft. Natuurijjk in welke daden In woorden daaraan twijfelt niemand heeft dr Kuyper bg de begrootingsdiscussiën zelf zijnen lofrede naar zoo mogelijk nog overtroffen. Een man met nog langer parlementaire.er varing dan dr Schaep- inan, de oud-voorzitter der Tweede kamer mr Gleichmaa, en zeker velen met hem, - is elfs niet in geslaagd te ontdekken, welke daden, als regeeringsman. van dr Kuyper zgn te verwachten; om da «brokstukken" reeds te zien was voor een gewoon inensch toch ook inderdaad de tjjd nog te kortSprekende van de bekende beschou wingen in de gewisselde stukken over de christelijke beginselen, waarvan de Regeering zich de draagster noemt, zeide mr Gleichman ■Leerzaam heb ik daarvan kennis genomen en heb ik getracht te weten te komen, waarop wg óns, wat de toepassing dier beginselen betreft, hebben voor te bereiden. Maar heel veel wjjzer ben ik niet geworden. «Aan alle dweepziek drjjven zich spenend," zoo heet het de Memorie van Antwoord, maar ik voeg bg, bgwglen in nog ai duistere taal zich vermeiend, steekt de Regeering van wal." Men ziet 't, de «Staatsman van hooger orde" i zelfs voor mannen van langdurige parle mentaire ervaring, dr Kuyper nog niet, en dr Schaepman zou nu juist de man geweest zgn om, rekenschap gevende van zjjne «eerbiedige bewondering," zgn woord waar te maken. Nu hg zich echter in zgn lofspraak ook slechts vermeit in duistere taal," wordt men onwille keurig herinnerd aan het oud-Hollandsch spreekwoordGoede wjjn "behoeft geen krans. Dat wg dit met de Arnkemsche courant eens zgn, behoeven wg onzen lezers wel niet te Goede wijn behoeit geen krans. In zjjn jongste Chronica, waaraan wjj reeds zjjne beschouwing over Fransen van de Putte ontleenden, steekt dr Schaepman nog den lof- trompret over het Ministerie, «dat zgn eerste, zgn vuurproef heeft doorstaan" maar wat van het geheele Ministerie geldt «geldt op de eerste plaats, geldt in het bjjzonder van den Minister dr Kuyper" en hoewel dr Schaepman verzekert «in het minst geen volger te zgn van de eeredienst van 't genie," en e^ geaard «Carlyle's Heroëncultus met beide handen te omhelzen" geeft hg niettemin op gewone, juist niet door eenvoudigheid uitblinkende wjjze uiting aan zjjne gewone eerbiedige bewondering" voor dr Kuyper. Als werkeljjk eenvoud het kenmerk der waarheid is, dan zou de premier waarljjk wel eenig< aanleiding hebben zgn lofredenaar te verzoe ken zich in. zjjne «eerbiedige bewondering" wat te matigen. Dr. Kuyper zoo schryft dr. Schaepman a. is een machtig man. Een nieuw man als men wil, maar die een vol stuk volkshistorie in zich draagt. En dat niet in kleinen zin. Niet in den zin van consistorie of conventikel, van partjj of richting. Hjj is van oude huize, al sohjjnt hjj evenzeer een van morgen als van gisteren en al is het allernieuwste hem niet ongewoon. Hg heeft zgn besliste, gewilde, welbewuste zjjdigheid. maar deze maakt het hem mogeljjk breed te zgn. Van zgn daden, als regeeringsman, kan men eigenljjk nog slechts in brokstukken spreken. Maar hier en daar ziet men reeds den greep van den leeuw. Wil men hem goed zien, dan moet men hem zien in het parlement, dan moest men hem zien bg deze begrootingen. Hg was van alle bg zonderheden op de hoogte. Hg liet, zooals men dat noeaxt, hg het breien met de artikelen geen steek vallen. Hg toonde de vlugge vaardigheid van Borgesius, de stoere kracht van Van Houten, de stalen lenigheid, Izgdige slagvaardigheid, zelfs de hooge hoffeljjkheid van Van Lgnden en in handige bedrevenheid kwam hjj soms den Heemskerk met de twee rechterhanden wel eens éene veel den Heemskerk uit de dagen der Grondwetsherziening nabjj. Maar als zjjne welsprekendheid zich verhief in de hoogten der bespiegeling, als hg verrees als de strjjder voor beginselen, dan was hg werkelgk groot. Dan bleek hg toch een Staatsman van hooger orde, niet een Staatskunstenaar. «Er waren soms zwakker oogenblikken. Dat was een voordeel. Zoo bleef hg menscheljjk, een inensch onder menschen. Maar d mesne indruk was die van grootheid en kracht en ik verheug mjj van harte deze te hebben aanschouwd". Door de arr.-rechtbank te Utrecht is, ter vervulling der vacature van kantonrechter te Woerden, opgemaakt de navolgende alphabeti- sche Ijjst van aanbevelingmr J. C. baron Creutz, griffier bg het kantongerecht te Gel- dermalsenmr F. L. J. G. Dikema, griffier bg bet -kantongerecht te Meppelmr B. J. Rasch, kantonrechter te Heusden. DE RIJKMIDDELË9I. De afgeloopen maand Februari steekt, wat de opbrengst van 's rjjfes middelen aangaat, gunstig af bjj haar voorgangster. Bleef Januari 1902 bgna 4 ton achter bij haar naam genoot van het vorig jaar, Februari 1902 is bjjna 2 ton hooger dan Februari 1901, zoodat de opbrengst over de beide eerste maanden van dit jaar nog slechts een ongunstig ver schil van 2 ton bjj die van verleden jaar aanwjjst. Februari 1902 gaf een opbrengst van 9.089.277.72 tegen 8.909.668.87 in Februari 1901, terwjjl de twee eerste maanden te zamen respectievelijk in'" beide jaren opbrachten f 18.323.971.18 en 18.524.328.525. Het resultaat over de beide eerste maanden ,n dit jaar zou gestegen zjjn ver boven dat van 1901, indien ook in Februari de directe belastingen niet veel minder hadden opge bracht dan verleden jaar. Moesten wg voor Januari een lagere opbrengst constateeren van bgna 4 ton, Februari 1902 bleef bgna 3 ton beneden de correspondeerende maand van 1901. Dit maakt te zamen het niet onbelangrgk verschil van ruim 623.000 ten nadeele van 1902. Was het in de vorige maand uitsluitend de bedrijfsbelasting, die dit verschil veroorzaakte, nu had ook de grondbelasting haar aandeel in lagere opbrengst der directe belastingen, nl. met 100.000, terwijl de rest van het verschil (meer dan 1 ljs ton) weder aan de bedrjjfsbelasting was te wjjten. De betrekbelg k goede uitkomsten van Februari, ondanks deze lagere opbrengst der directe belastingen, weid dan ook veroorzaakt door een stjjging in verschillende andere rubrieken, vooral in die van de wisselvallige successierechten. Dezen brachten een som van ruim 4 ton meer dan in Februari van het vorig jaar m de schatkist 1.258.633.17 in Februari 1902 tegen 824.661.15 in Februari 1901)., De schommelingen in de overige cjjfers waren niet van bgzondere beteekenis. Een meerdere opbrengst van den auikeraccjjns van 70.000, werd gedeeltelijk te niet gedaan door oen mindere van den accjjns op het gedistilleerd van ongeveer 30.000. Vermelding verdient voorts de verblgdende stjjging der opbrengst van de postergen van f 784.000 op 801.000, waartegenover echter een geringe daling (van 4000) voor de rijks telegraaf. De loodsgelden vermeerderden met 11.000. De maand Februari mag dus ten opzichte van 'srjjks schatkist een betrekkelijk bevre digende worden genoemd. Zjj heeft ten minste een deel van den achterstand van Januari ingehaald. (N. Crt.) Wijziging Examens Middelbaar Onderwijs. Wjj hebben reeds medegedeeld dat de eom- rnissie, aan wie door den minister van binnenlandsche zaken waB opgedragen het voorbereiden van voorstellen tot wjjziging van de artikelen der wetten tot regeling van het middelbaar en hooger onderwijs, betrekking hebbende op de akten van bekwaamheid tot het geven van middelbaar onderwjjs, met uit zondering van die voor het schoolonderwijs in de land- en tuinbouwkunde en in het handteekenen, het rechtljjnig teekenen en de perspectief, met hare taak gereed is. De commissie bestond uit de heeren dr J. Campert, inspecteur van het middelbaar onder wgs te 's Gravenhage, als lid en voorzitter, en verder K. ten Bruggencate, inspecteur van het M. O. te 's Gravenhage; dr B. Symons, hoog leeraar aan de rjjks-universiteit te Groningen dr J. Woltjer, hoogleeraar aan de Vrjje Uni versiteit te Amsterdamdr A. L. Lamers, directeur der rjjks-hoogere burgerschool te s Hertogenboach dr H. Brongersma, directeur der hoogere burgerschool met vgf-jarigen cursus te Haarlem, en dr H. F. Jonkman, directeur der rjjks-hoogere burgerschool te Utrecht. Door de commissie is de vrucht harer werk zaamheden neergelegd in voorstellen iot her ziening van de desbetreffende artikels der wetten tot regeling van het middelbaar en onderwgs, benevens, ter uitvoering daarvan, in ontwerpen van algemeen maatre gelen van bestuur en examen-programma's tot omschrgving van de eischen ter verkrjjging van de verschillende akten van bekwaamheid. ontwerpen met de daarbg overgelegde memorie van toelichting zgn opgenomen in de Staatscrt. no. 57. Wg ontleenen aan de memorie van toelich ting het volgende Na gewezen te hebben op de groote moei lijkheden van haar taak als gevolg van het gebrek aan verband in onze wetgeving tusschen verschillende takken van onderwgs en de wenschelgkheid om over het geheele gebied van het onderwijs een onderscheid te maken tusschen meer algemeen ontwikkeld onderwgs vakonderwjjs, wordt door de commissie betoogd, dat drie eischen moeten worden ge steld aan hen die voor het geven van middel baar onderwjjs in aanmerking wenschen te komen a. een voldoende algemeene ontwikkeling en voorbereiding voor de beoefening der vakken, waarin men een examen verlangt af te leggen b. een doeltreffende en, voor zoovemoodig. wetenschappelijke opleiding c. een paedagogische voorbereiding voor het leeraarsambt. Met bet oog op de eischen, die het maat schappelijk leven aan de middelbare scholen stelt, heeft de commissie gemeend, verschil te moeten maken met betrokking tot de vorming voor de leeraren aan de hoogere burgerschool met 5-jarigen cursus en die met 3-jarigen cursus. De laatste heeit een andere stemming dan de eerste, zjj moet voor een groot deel jongelieden opleiden, die later een werkkring zullen vinden op kantoren fabrieken. De hoogere burgerschool met 8- jarigen cursus heeft zeker daar, waar zjj naast een school met 5-jarigen cursus staat een doel in zichzelf en moet dus een afgesloten ontwikkeling geven, terwjjl de hoogere burger school met 5-jarigen cursus tegenwoordig niet alleen voorbereidt voor hooger vakonderwjjs, maar vele harer leerlingen ook het onderwgs aan de universiteit volgen. De wjjze waarop de bevoegdheid tot het geven van middelbaar en gymnasiaal onder, wjjs in de tegenwoordige wetten gere eischt op verschillende gronden dringend her ziening. Is de bevoegdheid tot het geven van dit onderwgs, aan het bezit van een graad of van een getuigschrift toegekend, soms te ruim, in andere gevallen is die zeker te beperkt. Zoo heeft hjj,. die het candidaats-examen heeft af gelegd in de aard- en delfstofkunde, dat toe gang geeft tot alle doctorale examens in faculteit der wi3- en natuurkunde, geen be voegdheid tot het geven van onderwgs in plant- en dierkunde, niëttegenstaande hg in deze vakken een examen heeft afgelegd, zelfs dan niet als hg later den graad van doctor in de wis- en sterrenkunde, van doctor in de wis- en natuurkunde, of van doctor in de scheikunde heeft verkregenterwjjl van den anderen kant hg, die slechts het candidaats- examen heeft afgelegd in de Nederlandsche letterkunde, de bevoegdheid heeft om aan hoo gere burgerscholen, zelfs met 5jarigen cursus, onderwgs te geven, behalve in dit vak en in de geschiedenis, ook nog in de aardrijkskunde, zonder dat bjj in belangrijke onderdoelen daar van een examen heeft afgelegd, zelfs zonder dat men eenigen waarborg heeft dat hg daarin ooit onderwijs heeft; ontvangen. Met betrekking tot de bevoegdheden, toe gekend aan het bezit van sommige akten, bljjkt bovendien in de toepassing onzekerheid te be staan, Voorts worden in de overgangsbepalin gen, die nog altijd van kracht zgn, voor som mige vakken bevoegdheden toegekend aan bezitters van graden of goHiigschriften, die hoe gewenscht dit ook bjj het in werking treden der wet geweest moge zjjn thans geen aanspraak meer daarop kunnen doen gelden, wanneer men let op de eischen, welke men t egenwoordig, om onderwgs in die vakken te kunnen geven, stelt. Is het om verschillende redenen gewenscht, aan een leeraar het onderwgs in meer dan één vak te kunnen opdragen, de bepalingen der wet hebben met dit belang niet of niet voldoende rekening gehouden, wat ook nadeel heeft, dat de uitgaven voor het öhderwgs daardoor onnoodig worden verhoogd. Voegt men hieraan nog toe, dat het gebrek aan leeraren voor de wis- en natuurkundige wetenschappen en ook voor sommige letter kundige vakken van dien aard is, dat in de vervulling van een opengevallen betrekking niet zelden door de benoeming van een wet telijk onbevoegde moet worden voorzien, dan het duidelgk, dat een herziening der be voegdheden, welke aan deze bezwaren tegemoet komt, niet langer mag worden uitgesteld. In verband met de denkbeelden, in het voor gaande ontwikkeld, heeft de commissie een stelsel van bevoegdheden ontworpen, dat door haar vervolgens wordt medegedeeld. In overeenstemming met de denkbeelden, door de Groninger hoogleeraren in de moderne talen in hun schrgven van Juni 1899 ontwik keld, wenscht de commissie, voor zoover niet tot het stelsel van éen algemeen doctoraat in de letteren mocht worden teruggekeerd, het instellen van doctoraten voor de moderne talen. behoeft dit punt niet nader toe te lichten, maar kan volstaan met naar dat schrgven te verwjjzen. Met die doctoraten heeft zjj reeds rekening gehouden bjj de regeling van dit ont werp; evenwel moet de commissie hierbjj de opmerking maken, dat de voorgedragen rege ling kan bljjven, ook als de nieuw-voorgestelde doctoraten niet aanstonds mochten worden ingevoerd. De commissie heeft in haar ontwerp ook een doctoraat in de geschiedenis opgenomen. Bjj het overwegen van de mogeljjkheid van een doctoraat in de aardrjjkskunde stuitte de com missie echter op groote moeilgkhedan. Het is niet onmogeljjk voor de aardrijkskunde een wetenschappelijk examen voor een staatscom missie behoorijjk te regelen, Ben iaoulteits- examen in dit vak achjjnt echter vrgwel on denkbaar, zoolang de tegenwoordige splitsing in vjjf faculteiten bljjft bestaan, aangezien zoowe de wis- en natuurkundige als de literarische faculteit er bg te pas zouden moeten komen. Hoewel derhalve de commissie gemeend heeft geen doctoraat in de aardrijkskunde te moeten voorstellen, is zjj toch overtuigd, dat een meer academische opleiding ook voor den aanstaan den leeraar in de aardrijkskunde noodig is. Voor allen, die leeraar bjj het middelbaar en gymnasiaal onderwgs wenschen te worden, acht de commissie het noodzakelijk, dat zg niet alleen algemeen ontwikkeld en wetenschappelijk gevormd, maar ook praccisch bekwaam zgn. Daarom heeft zjj in haar ontwerp een bepaling opgenomen, dat zjj, die in het bezit zgn van een der bevoegdheden tot het geven van mid delbaar onderwgs, om tot leeraar aan een hoogere burgerschool benoemd te kunnen wor den, een getuigschrift moeten overleggen' waaruit bljjkt, dat zjj tot het geven van schoolonderwijs, 'ook uit een paedagogisch oogpunt, voldoende theoretisch en practisch zgn voorbereid. Om dit getuigschrift te kunnen verkrggen, moet de aanstaande leeraar een cursus over opvoedkunde geregeld hebben gevolgd, en ge durende eenigen tgd een practische voorberei ding hebben ontvangen aan een hoogere bur gerschool of aan een gymnasium onder leiding van het hoofd der inriohting, welke daarin wordt bjjgestaan door hiervoor bepaaldeljjk aange wezen leeraren. Ook vestigt de commissie de aandacht op de wenschelgkheid van het geven van beurzen. Zjj acht voor vele aanstaande leeraars een buitenlandsch verblgt zeer noodig. Zjj heeft hierbjj niet het oog op beurzen van 800,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1902 | | pagina 1