ïMÉinsciie Cnmi 8IJV0E&SEL V4.N DB VAN Maandag 20 Janaari 1902, uo. 16. De Gans. De papa heet ganzerik of gent. De mama gans. En de jeugdige telgen noemt men, onver schillig van welk geslacht, gansjes. Voor heel snugger gaan zjj in de menschen- maatschappij niet door, want, wanneer men vau een aankomend meisje wil getuigen, dat zy niet van de slimste is, heet zjj »een gansje," nagenoeg gelijkluidend met »onnoozele hals". Wat nu niet bewijst, dat de gansjes zoo dom zjjn, maar wel, dat zjj terecht of te on recht die reputatie hebben. De menschen veroorloven zich meer van die vergelijkingen. Een varken wentelt zich, doorgaans omdat hjj de gelegenheid mist een bad in frisch, helder water te nemen, vaak in een moddersloot, of in het vuil van een mestvaalt, om zich een weinig te verfrisschen. Dat het dier daarna eene zeer onaangename verschjjmng maakt, is duidelyk. Geur en uitzicht zijn niet om de zintuigen te streelen. Een menBcb, die te veel aan Bacchus offert en dag aan dag zjjn troost zoekt by den alcohol, komt wel eens in een goot terecht, waaruit hjj nu juist ook niet altjjd in een vertoonbaren toestand te voorschyn treedt. Die twee toppunten van vuilheid hee't men met elkander vergeleken en daarbjj de gelyke uitwerking nemende voor verschillende oorza ken, het spreekwoord in 't leven geroepen, »hy is zoo dronken (zat) als e n varken," wat voor onze dikhuidigen eene teitelyke beleedi- ging is, aangezien onder hun geslacht de dron kenschap onbekend bleef, terwjjl zjj by de redelyke wezens, die men inensch roemt, by lange geen zeldzaamheid is, en het menigen dronkaard tot eere zou strekken, als men van hem kon getuigen»hjj is zoo nuchter als een varken." Er zjjn meer van die zegswyzen, om de gansjes te troosten over de minachting, waar mede van hen gesproken wordt. Een ezel is by lange geen dom dier. Dat men daarvan overtuigd is, bewjjst het rympje Een ezel stoot zich in H gemeen Geen tweemaal aan een zelfden steen terwjjl er menschen zjjn, die, om te bewyzen dat zjj niet onder de ezels willen gerangschikt worden, zich tien- en meermalen aan denzelf den steen zeer doen. En toch wordt diezelfde ezel gebruikt, om iemands gebrek aan verstand en overleg recht duidelyk voor te stellen, als men van hem getuige»hjj is (zoo dom als) een ezel." Vrouweljjke ezels schynen ooiijker te zyn» dan hare echtgenooten, want nooit hoort men de vergelyking »zoo dom als eene ezelin." Maar we dwalen te ver van ons onderwerp. Laat ons terugkeer en tot gent, gans en gansje. De opvoeding van de gansjesis zeer eenvoudig. In die Btreken, waar men zich daarmede in 't groot bezig houdt, zooals in Mecklenburg, in Pommeren, in den Elsas, aan de boorden van de Garonne en den Tarn, vinden de dieren hun nachtverbljjf in ruime stallen met een drogen vasten bodem. Des daags gaan zjj naar de weiden, die vaak te drassig zijn om door het vee betreden te kunnen worden, en als het gras daar niet overvloedig genoeg voorkomt, krjjgen zjj, te hius gekomen, nog eenig voedsel, bestaande in graan, gekookte aardappels, gemengd met zemelen (gruis) of iets dergeljjks. Gewoonljjk heeft men éen gent op zes gan zen die van April tot Juni veertien tot acht tien eieren leggen, welke alle bestemd zjjn om te bebroeden. Het broedhok moet een afgezonderde ligging hebben, waar de broedende gans nooit ge stoord wordt en waar ook de jeugdige gansjes hunne eerste levensdagen doorbrengen. Wat voedsel en zindelijkheid betreft, eischt de broe dende gans dezelfde zorgen als het ander pluimvee. De broeitjjd duurt 30 dagen; de vogels ko men uit het ei, bekleed met dons, evenals de eendjes, en zoeken dadelyk hun voedsel; zoo lang ze jong zjjn, gaan ze graag te water, voeden zich met hetgeen zjj daar vinden, daarin zeer verschillende met hunne ouders, die aan het gras de voorkeur geven. Intusschen kunnen jonge gansjes zeer goed opgevoed worden zonder water. Het eerste voedsel van de jeugdige ganzen dient te bestaan in eieren gemengd met gerste- of boekweite-meel, of met broodkruim, waaraan men fyn gehakte jonge scheuten van brandnetels toevoegt. Dit mengsel moet zoo droog mogelijk zjjn, immers maar even vochtig. Langzamerhand vervangt men de eieren door melk, vervolgens voegt men aan het voedsel graan toe; men laat de jongen zoo spoedig mogeljjk met de oude op de weide, en als zy een paar maanden oud zjjn, worden zy öp gelyke wjjze behandeld als de oude. Sommige ganzenkweekers, vooral in het zuiden van Frankryk, verkoopen de jongen als zy 14 dagen oud zjjn anderen, die in het bezit zjjn van goede weideplaatsen, kweeken de jongen op, tot zy drie maanden tellen en verkoopen ze dan aan poeliers om gegeten te worden, of aan personen, die zich meer in 't bjjzonder bezig houden met het mesten der ganzen. Een jonge gans van 3 maanden is eene niet te versmaden lekkernij. Zij, die zich met het mesten van ganzen bezighouden, hebben daarmede doorgaans een drieledig doelnl. den verkoop van vette gan zen, den verkeop van gerookte ganzen, of dien van ganzelever. Het mesten der ganzen neemt een aanvang in October of November. Natuurlyk zjjn de jongen van hetzelfde jaar de beste. Men laat ze los rondloopen in een niet te ruimen, eeuigs- zins donkeren stal, die betrekkelijk warm is, maar toch goed gelucht wordt. De grond moet bedekt zjjn met een droog strooisel, dat men om de drie dageD, vóór zy het morgenmaal ontvangen, vernieuwt. In het zuiden van Frankrjjk worden de ganzen vet gemaakt met maïs, vooral met de kleine gele. Gedurende drie of vier dagen ontvangen zij tweemaal per dag etendaarna driemaal, 's morgens, 's middags en 's avonds, en tegen het einde der mesting weder tweemaal. Die maaltjjden zjjn gedwongen, want de dieren worden geproptwat men in het Duitsch propfenin het Pransch gaoer noemt. Het proppen met maïs geschiedt op de vol gende wyze. De persoon, die daarmede belast is, plaatst in het hok eene horde, waardoor het in tweeën is verdeeldin het eene gedeelte bevinden zich de ganzenhet andere gedeelte is ledig. Daarin plaatst hij de ganzen, naarmate zjj gepropt zjjn. Om een gans te proppen neemt hjj het dier tusschen de knieën, opent zyn bek met de vingers, plaatst daarin de pjjp van een trech ter tot in den slokdarm, houdt met de eene hand den bek om die pyp gesloten en laat dan door den trechter een halve hand maïs korrelsgewjjze naar binnen glyden, daarna eene tweede, tot de gans twee handen vol graan ontvangen heeft. De wjjdte van de trechter- pjjp is ongeveer 2 centimers in doorsnede; by verstopping worden de korrels doorge- stooten. Nadat de maïs gevoederd is, wordt uit eene flesch, die by de hand staat, wat water achteraan gegoten en de bewerking is afge- loopen. In het eerst vinden de ganzen deze behandeling minder aangenaam,jmaar zy gewen nen daaraan zeer spoedig, zoodat geoefende lieden zich zelfs niet van een trechter be dienen, maar het graan rechtstreeks door den open gehouden bek, in de keel laten glyden. In het hok, waarin zich de dieren bevinden, moet altjjd een ondiep bakje water staan, zoodat de dieren hun dorst kunnen lesschen, als zjj daaraan behoefte gevoelen. Het mesten eischt gewoonljjk eene maand. De grootste regelmatigheid moet daarbjj in acht genomen worden, om de rantsoenen te kunnen regelen naar den eetlust. Zoodra het dier vetter begint te worden, wordt het ook luier; gedurende de laatste dagen der mesting beweegt het zich bjjna in het geheel niet meer. ir In den Elsas worden de ganzen in de eerste dagen der mesting gevoed met groote boonen, daarna met maïs, die men in warm water heeft laten weeken. In andere streken plaatst men ze in een meBtkooi, om daardoor, even als by de kapui- nen, alle beweging te voorkomen. Nog anderen voegen een weinig antimonium, kiezel of houtskool by het eten, om daardoor de verteerbaarheid van het voedsel te bevor deren. De duur der mesting zoude daardoor met 5 dagen kunnen verkort worden. In Engeland is de gans het .Kerstmaal; in Straatsburg komen in December, Januari en Februari meer dan drie maal honderdduizend vette ganzen aan de markt en meer dan 250 inwoners van deze stad leven van den handel irn ganzen en ganzelevers. In Nederland wordt weinig gedaan aan de gan zenteelt, toch zyn daar ongetwijfeld ook streken, waar zy by meer bekendheid, zou bljjken loonend te zjjn. Middelburg 18 Januari. REKENKAMER. Door de algemeene rekenkamer is aan de koningin de volgende candidatenlyst aan geboden ter verkiezing van een secretaris van het college, ter vervanging van jhr mr Van Reenen, die als lid is afgetredenG. O. baron van Asbeck, raad-adviseur bjj de Rekenkamermr A. S. Miedema, commies bjj het departement van oorlog, en mr J. E. Boddaert, secretaris van curatoren der rijksuniversiteit te Leiden. BENOMEIGM JKMZ. Bjj kon. besluit: ia aan mr A. A. Weve, op zyn verzoek, eervol ontslag verleend als president der arr.- rechtbank te 's-Gravenhage, onder dankbetui ging is aan den hoofdcommies bij het departement van justitie, mr A. E. Bles, de titulaire rang van referendaris verleend is aan A. of A. P. Tjepkema, deurwaarder der dir. bel., pensioen verleend ad 1600 zyn ook in hun rang overgeplaatst by het reg. gren. en jagers, de eerste-luit. jhr V. E. A. Boreel, van den staf der inf., werkzaam bjj de Kon. Mil. Academie, en P. F. W. van Ra- mondt, van het 2e- reg. inf. is de duur der detacheerïng by de landmacht in W.-I. van den eerste-luit. der inf. J. M. Herold, met drie maanden verkort en alzoo nader bepaald op drie jaren en negen maanden. Sollicitanten voor de betrekking van 2de essaieur der generale contröle by 's rjjks munt moeten hunne, op zegel gestelde verzoekschrif ten, vergezeld van een bewjjs van goed afge legd examen, bedoeld by art. 7 der wet van 1 Juni 1850 en van verdere diploma's of stuk ken, die tot hunne aanbevelin g kunnen strek ken, vóór 1 Februari 1902r tracktvrjj in zen den aan den controleur-generaal by 's Ryks munt te Utrecht. KORTE MEDEDEELINGEN VERGADERINGEN. Op een dezer dagen door den Bond van Christelijke, harmonie- en fanfarecorpsen in Zuid- HollandNoord-Brabant en Zeeland te Cbarlois gehouden eerste gewone algemeene vergadering bleek uit bet verslag van den secretaris, dat I de bond nog skchts 10 maanden oud is, by de oprichting uit 8 corpsen bestond en er nu 12 telt, waaronder 3 harmoniegezelschappen. In samenwerking met bonden in Friesland en Groningen is er eene commissie gevormd, die zich ten doel stelt om Christelyke muziek voor Christelyke corpsen te verkrygen. Algemeen werd aangenomen om in 1902 weer een wedstryd te houden, zooals er 8 Aug. 11. een te Dordrecht plaats had, met, zoo mo geljjk, eene afzonderlijke afdeeling voor har moniegezelschappen. RECHTSZAKEN. Airondissements-Bechtbank te Middélourg. MEINEED. (Slot.) By het voortgezet getuigenverhoor in de zaak van den van meineed beklaagden jeug digen werkman P. N. te IJ z e n d y k e, die Vrydag voor bovengenoemde rechtbank werd behandeld, verklaarde F. L. Simonse, boeren knecht te Biervliet, in den avond van 13 Oct. in de herberg van Brakke te zyn geweest. Toen de marechaussees kwamen, liep hy uit de herberg. Hjj werd aangehouden en zjju naam is opgeschreven. Hy hoorde rumoer op den grintweg en ging er heen. Daar zag by B., rond wien de marechaussees en de veld wachter stonden. Hy heeft niet gezien dat er met de sabels geslagen werd en ook niet dat die wapens getrokken zynby is ook niet geslagen. Niettegenstaande dat heeft hy toch aan verschillende personen verteld dat hij met een sabel is geslagen. Waarom hy dit deed, kon hy niet goed duidelyk maken. Hjj had van anderen gehoord dat er met een sabel was geslagen en toen heeft hy »zoo maar" gezegd dat hy ook ge slagen was. Aan wien hy dat op den weg gezegd beeft, weet by niethet was te donker om iemand te herkennen. De president merkte beklaagde op dat hjj waarschynlyk door het zeggen van dezen ge tuige ertoe gekomen is, om te beweren dat er geslagen is, zonder het echter zelf gezien te hebben. De beklaagde maakte van deze gelegenheid om zyn verklaring in te trekken geen gebruik. Hy bleef er bjj goed gezien te hebben wat er gebeurd was en zeide niet anders te kun nen zeggen dan wat hjj verklaard had. A. B. Blaakman, werkman te IJzendjjke, heeft ook het gebeurde op den djjk bygewoond. Hjj zag niet dat er geslagen is. De brigadier is gekomen na de marechaussees. A. van Die, werkman te Biervliet, die ook het gebeurde op den grintweg bjj woonde, ver klaarde eveneens dat de brigadier, met wien hjj meekwam, eerst bjj B. gekomen is toen de marechaussees en de veldwachter er reeds waren. B. speelde erg op. Getuige heeft niet gezien dat er met de sabels geslagen is. A. Dellaert, voerman te IJzendyke, een der getuige a décharge, verklaarde dat in den morgen van den 14 Oct. N. bjj hem op het land gekomen is en hem verteld beeft dat den vorigen avond B. met de politie doende is geweest en van deze op zjjn broek heeft ge had, d. w. z. geslagen. Bekl. had den gebroken stok op de plaats, waar de slagen gevallen waren, zien liggen. Ook zeide bjj daar een rood lapje gevonden te hebben. Op een vraag van den ambtenaar van het O. M. preciseerde getuige zyn verklaring na der, dat N. hem gezegd had gezien te hebben dat B. op zjjn broek kreeg. Ook beweerde getuige dat over het roode lapje denzelfden morgen, niet later,is gesproken. A. van den Ameele, wachtmeester der marechaussee te IJzendyke, heeft beklaagde naar aanleiding van het gebeurde op den djjk gehoord. Dit geschiedde in getuige's woonkamer en beklaagde verklaarde toen dat B. door de mare chaussees geslagen is, die daartoe hun sabels getrokken hadden. Hij beeft verklaard dat alleen de twee ma rechaussees toen by B. waren en niet de bri gadier, evenmin als de veldwachter. Getuige heeft de verklaring aan N., na die opgeschreven te hebben, voorgelezen. Getuige beeft nimmer gezien dat de veld wachter aan zyn sabel een rood lapje badde marechaussees hebben dat niet. De bekl., gewezen op het verschil in zyn verklaring aan den wachtmeester en die ter terechtzitting, beweerde dat hy aan den wacht meester hetzelfde heeft gezegd als hjj hier opgeeft. Hy verhaalde hetgeen ten huize van den wachtmeester is voorgevallen. Deze heeft zyn verklaring opgeschreven en hem die voor gelezen. Maar de verklaring, die de wachtmeester in zyn proces-verbaal gezet heeft, is niet dezelfde als door beklaagde voor hem is afgelegd. Hjj zou de aanteekeningen wel eens willen zien, waarnaar dat. proces-verbaal is samengesteld. E. Vrjjses, huisvrouw van den vorigen ge tuige, waB tegenwoordig toen haar man N. verhoorde. Zy heeft gehoord dat deze verklaarde dat er bjj B. twee marechaussees waren, maar geen brigadier of veldwachter. De wachtmeester heeft de verklaring van N. opgeschreven en hem die daarop voorgelezen. Zjj heeft niet gehoord dat N. daarop aan merking maakte. De beklaagde zeide dat deze getuige, even als haar man, leugen sprak. Op een vraag van den verdediger verklaarde getuige dat zjj in den regel niet tegenwoordig is wanneer haar man iemand verhoortdat was geheel toevallig. J: C. van Blankenberg, arbeider te Biervliet, de volgende getuige, heeft op een morgen in Octobèr op het land den vader van N. gespro ken. Deze liet hem een gebroken stok zien dien hjj gevonden had en welke stok aan B. behoorde. Van een rood lapje is geen sprake geweest. Zoover getuige weet, heeft de bekl. zelf toen niets gezegd. Ja. van- Blankenberg, arbeidster te Biervliet, dochter van den vorigen getuige, verklaarde in denzelfden geest als haar vader. Zjj had bovendien ook bekl. over den gevonden stok hooren spreken. Van een rood lapje was niets gezegd. De bekl. beweerde dat aan deze beide ge tuigen ook van de vondst van het" roode lapje mededeeling is gedaan. F. J. M. Bevin, gemeente-secretaris te IJzen dyke, verklaarde dat de vader van N. niet eervol ontslagen gemeente-veldwachter is. Hy verklaarde verder dat het geen gewoonte is dat de veldwachters een rood lapje aan hun sabel dragen. Een twintig jaar terug droeg de toenmalige veldwachter dat wel. E. F. Pycke, klompenmaker te IJzendjjke, is 18 Octin gezelschap van de gebroeders Vermeersch, op den djjk geweestN. heeft hjj daarbjj niet gezien. Getuige heeft op den djjk gezien dat de twee marechaussees, de briga dier en de veldwachter bjj B. Btonden. Hjj weet niet of er sabels getrokken zjjn. Getuige is met N. teruggegaan en deze beeft met hem niet over het gebeurde gesproken. Thans werd overgegaan tot het verhoor der overige getuigen ter ontlasting. R. Bertou, werkman te IJzendjjke, heeftin den morgen van 14 Oct. den beklaagde en diens vader ontmoet. De vader liet hem een kapotten stok zien, dien hjj gevonden had, en de zoon zeide dat B. door de politie was geslagen. Ook is gesproken over het gevonden rood lapje, dat aan getuige is vertoond in den middag van denzelfden dag. Getuige herkende den hem vertoonden stok en het lapje. F. van Bchoote, ook werkman te IJzendyke, de laatste getuige, was in den morgen van den 14en Oct. ook op het land waar de vader van N. met zyn zoon werkte. De zoon ver telde dat B. mishandeld was door de politie. Verder werd gezegd dat de gebroken stok van B. langs den weg gevonden was. Die stok werd hem vertoond. Ook werd 's avonds gesproken van een ge vonden sabel lapje; dat had getuige echter niet gezien. Alsou werd de beklaagde gehoord. De president bracht hem onder het oog dat de verklaringen der gehoorde getuigen niet in zyn voordeel zyn. In de eerste plaats is niet gebleken dat er geslagen is; daarin zyn al de getuigen een stemmig. Verder wordt weersproken de bewering van bekl. dat er drie politiebeambten waren toen er geslagen zou wezen. Eindelyk staat vast dat de brigadier het laatst gekomen is op den grintweg. Vreemd is voorts dat na het gebeurde op den djjk door beklaagde met zyn kameraden, met wie hy huiswaarts ging, geen enkel woord gesproken is over het slaan met de sabels door de marechaussees. Dit was toch wel een feit dat zeker zou besproken zijn indien het was voorgevallen. De beklaagde hield vol dat hjj gezien heeft dat er geslagen is. De ambtenaar van het O. M., de heer mr Turk, begon met te herinneren aan het geding tegen B en de verklaring, toen door den beklaagde van thans afgelegd, die in lynrechten stryd was met wat door de andere getuigen werd medegedeeld. De beklaagde is toen daarop gewezen, doch heeft volhard bjj hetgeen eens door hem was verklaard. Daarop is een onderzoek ter zake van mein eed geopend en thans is die behandeld. Uit de afgelegde getuigenverklaringen is, meende de ambtenaar, thans wettig en over tuigend gebleken dat de beklaagde in de zit ting van November meineed beeft gepleegd. Hjj zette dat in den breede uiteen en stelde vooral in het licht, dat meer dan een getuige verklaard heeft dat het onmogelyk is dat de brigadier bjj de mishandeling zou kunnen tegenwoordig zyn geweest. Alleen is in het voordeel van bekl. de ver klaring van getuige Van Gjjs, die beweert sabelgekletter geboord te hebben, maar die verklaring weegt by den ambtenaar niet veel. Daaruit toch blykt volstrekt niet dat met de sabels geslagen ishet gekletter kan zeer goed op andere wjjs verklaard worden. Beklaagde eindelyk is zich niet steeds ge- lyk gebleven, wat de ambtenaar, aantoonde door te wyzen op het verschil in zjjne opgaven aan den wachtmeester en die voor de rechtbank. Op grond van een en ander vroeg de amb tenaar, die bet ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen achtte en bet gepleegde feit van zeer ernstigen aard beschouwde, schuldig verklaring van beklaagde en zjjn veroordeeling tot een jaar gevangenisstraf. De verdediger, de heer mr J. J. Hejjse, begon met te zeggen dat het naar zyn idee vaststaat dat beklaagde zich in zijne opgaaf in zoover vergist dat de brigadier er niet bjj is geweest toen de mishandeling van B. plaats greep. Dit echter zou niet zjjne veroordeeling wet tigen. Tot de zaak zelve komende, zeide de ver- dediger dat eerst; dient uitgemaakt te wordeu dat er met geslagen is; en hy geloofde niet dat dit uit hetgeen door de getuigen is ver- klaard vast staat. Daarna besprak de verdediger de mogelyk- of da beklaagde in de gelegenheid is ge veest iets te zien van slagen, indien die ge vallen zyn. Ben der getuigen heeft een metaalklank gehoorddie kan niet veroorzaakt znn door e s epen der sabeis en ook niet door het kletteren van de nestels tegen de uniform- knoopen. Aan de verklaring van de gebroeders Ver word? 18 t6el waarde gehecht worden: die maken den indruk idioten te zyn. klaagd™" 1>lei'6r hB' °pzet "e" Hjj meende dat dit hier niet bestaat, waar zeker een gedeelte waar i, van hetgeen door beklaagde i9 verklaard. Eon drietal getuigen, die kort na het ge beurde met bekl. spraken, verklaren dat deze aan ieder hunner toen reeds heeft gezegd dat er door de politie geslagen is. De pleiter trachtte verder nog aan te toonen dat de mogelijkheid bestaat dat de wacht meester by het opmaken van zjjn proces verbaal niet de portee heeft begrepen van hetgeen verklaard werd. Voor hem was het.laan hoofdzaak, niet hoeveel personen erbjj waren. Eindelyk stelde de veidediger in het licht dat de bekl. van een meineedige verklaring geenerlei voordeel trekken kon. Het is niet inogelyk aan te nemen dat tus schen bekl. en B. een afspraak beslaan heeft dat de eerste in hot voordeel van den laatste ZOU getuigen. ^Daarvoor verschillen heider verklaringen te Er is op gezinspeeld dat de vader van be klaagde de politie baat toedroeg, maar, vroeg spreker, zou er eeu vader zjju, die aan zoo- damgen haat zjjn jeugdigen zoon zon opoiferen 'f De beklaagde is steeds standvastig gebleven w zyn houdingwat ook 18 getuigen ver- klaarden, hjj hield beslist vol. Spreker hoopte dan ook dat het door hem aangevoerde der rechtbank aanleiding zal ge- ven den bekl. vrjj te spreken. Op een vraag van den president verklaarde bekl. dat hjj verleden jaar in dienst geweest 's by B. en verder dat bjj op den bewusten avond met onder den invloed van sterken drank was en er dien dag niets bjjzonders ia gebeurd dat hem van streek kon brengen. De ambtenaar bleef in zyn repliek erbjj dat by beklaagde wel degelyk opzet heeft be staan om een valsche verklaring af te leggen, ofschoon ook hjj niet de motieven kon aan geven die tot den meineed moeten hebben geleid. In zjjn dupliek wees de verdediger er nog op dat niemand getuige is geweest van het ge oorde tusschen de marechaussees en B. voor dat de brigadier er by kwam. Wat betreft het in dienst zyn van bekl. bjj B. merkte pleiter nog op dat hjj wel bjj B. gewerkt heeft, maar als metselaarsknecht in dienst van een ander. Hierna werd het onderzoek gesloten en de uitspraak bepaald op Vrydag 24 Jan DIEFSTAL MOSSELZAAD. By vonnis derzelfde rechtbank van gisteren (Vrydag) werd, zooals in 'tkort reeds in ons vorig nommer is gemeld, H. van V., oud 32 jaren, schipper op het vaartuig Boa 4, geboren en wonende te Bouohaute, (Belgie) veroordeeld tot 10 boete subs. 10 d. hechtenis, ter zake dat hg den 29 September 1901, des avonds omstreeks 7'/„ ie Cadzand van een aan het strand gelegen steenenhoofd, gemerkt no 12 toebehoorende aan het calamiteuze waterschap' Tienhonderd en Zmrte eene hoeveelheid mossel zaad, toebehoorende aan D. A. Voerman, althans aan een ander als aan hem, beklaagde' met een schop afgestooten en met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening weggenomen beeft. Het vonnis berustte op de navolgende over- wegingen O. dat uit een ter terechtzitting voorgelezen amblseedig procesverbaal dd. 30 September 11. van J. A. de Smidt, rykRveldwacbter-jacht opziener te Retranchement, en J. H. Mullié gemeente- en onbezoldigd rijksveldwachter te Cadzand, is gebleken, dat de verbalisanten in den avond van 29 September 11., te omstreek. Tj, uur, onder Cadzand hebben gezien, dat vier personen, ieder met eene schop, bezig waren van het, aan 't strand gelegen steenen- hoofd no 12, toebehoorende, evenzeer als de grond waarop het rust, aan het calamiteuze waterschap Tienhonderd en Zwarte, het daaraan gegroeide mosselzaad af te steken en dit ver volgens in eene mand te werpen dat die personen op hunne nadering in het water sprongen, in eene in de nabyheid lig gende roeiboot klommen en zich daarmede verwijderden in de richting van een op stroom liggend visschersvaartuigdat zy, verbali santen, in een dier personen hebben herkend den beklaagde, terwyl zij de overigen wel van aanzien doch niet bjj name benden. O. dat de ter terechtzitting onder eede ge hoorde getuigen hebben verklaard le. I. H. Mullié overeenkomstig zyn proces verbaal en verder, dat hij den beklaagde be vorens meermalen heeft gr sproken en dat het in bovengemelden avond lichte maan was; dat hy den beklaagde heeft herkend zoowel aan de stem toen deze, aangeroepen, antwoordde dat hy dadelyk zoude komen, als aan diens' lengte en houding; 2o. G. D. A. Voerman, dat hy van voor noemd waterschap heeft gepacht het recht tot het weghalen van het mosselzaad aan de stee nen paalhoofden, waartoe ook het hoofd no 12 behoort, en dat hjj den beklaagde geene ver gunning tot diens hand eling had gegeven

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1902 | | pagina 5