ïMÉinsciie Cnmi
8IJV0E&SEL
V4.N DB
VAN
Maandag 20 Janaari 1902, uo. 16.
De Gans.
De papa heet ganzerik of gent.
De mama gans.
En de jeugdige telgen noemt men, onver
schillig van welk geslacht, gansjes.
Voor heel snugger gaan zjj in de menschen-
maatschappij niet door, want, wanneer men
vau een aankomend meisje wil getuigen, dat
zy niet van de slimste is, heet zjj »een gansje,"
nagenoeg gelijkluidend met »onnoozele hals".
Wat nu niet bewijst, dat de gansjes zoo
dom zjjn, maar wel, dat zjj terecht of te on
recht die reputatie hebben.
De menschen veroorloven zich meer van die
vergelijkingen.
Een varken wentelt zich, doorgaans omdat
hjj de gelegenheid mist een bad in frisch, helder
water te nemen, vaak in een moddersloot, of
in het vuil van een mestvaalt, om zich een
weinig te verfrisschen.
Dat het dier daarna eene zeer onaangename
verschjjmng maakt, is duidelyk.
Geur en uitzicht zijn niet om de zintuigen
te streelen.
Een menBcb, die te veel aan Bacchus offert
en dag aan dag zjjn troost zoekt by den
alcohol, komt wel eens in een goot terecht,
waaruit hjj nu juist ook niet altjjd in een
vertoonbaren toestand te voorschyn treedt.
Die twee toppunten van vuilheid hee't men
met elkander vergeleken en daarbjj de gelyke
uitwerking nemende voor verschillende oorza
ken, het spreekwoord in 't leven geroepen,
»hy is zoo dronken (zat) als e n varken," wat
voor onze dikhuidigen eene teitelyke beleedi-
ging is, aangezien onder hun geslacht de dron
kenschap onbekend bleef, terwjjl zjj by de
redelyke wezens, die men inensch roemt, by
lange geen zeldzaamheid is, en het menigen
dronkaard tot eere zou strekken, als men van
hem kon getuigen»hjj is zoo nuchter als
een varken."
Er zjjn meer van die zegswyzen, om de
gansjes te troosten over de minachting, waar
mede van hen gesproken wordt.
Een ezel is by lange geen dom dier.
Dat men daarvan overtuigd is, bewjjst het
rympje
Een ezel stoot zich in H gemeen
Geen tweemaal aan een zelfden steen
terwjjl er menschen zjjn, die, om te bewyzen
dat zjj niet onder de ezels willen gerangschikt
worden, zich tien- en meermalen aan denzelf
den steen zeer doen.
En toch wordt diezelfde ezel gebruikt, om
iemands gebrek aan verstand en overleg recht
duidelyk voor te stellen, als men van hem
getuige»hjj is (zoo dom als) een ezel."
Vrouweljjke ezels schynen ooiijker te zyn»
dan hare echtgenooten, want nooit hoort men
de vergelyking »zoo dom als eene ezelin."
Maar we dwalen te ver van ons onderwerp.
Laat ons terugkeer en tot gent, gans en gansje.
De opvoeding van de gansjesis zeer eenvoudig.
In die Btreken, waar men zich daarmede in
't groot bezig houdt, zooals in Mecklenburg,
in Pommeren, in den Elsas, aan de boorden
van de Garonne en den Tarn, vinden de dieren
hun nachtverbljjf in ruime stallen met een
drogen vasten bodem. Des daags gaan zjj
naar de weiden, die vaak te drassig zijn om
door het vee betreden te kunnen worden, en
als het gras daar niet overvloedig genoeg
voorkomt, krjjgen zjj, te hius gekomen, nog
eenig voedsel, bestaande in graan, gekookte
aardappels, gemengd met zemelen (gruis) of
iets dergeljjks.
Gewoonljjk heeft men éen gent op zes gan
zen die van April tot Juni veertien tot acht
tien eieren leggen, welke alle bestemd zjjn om
te bebroeden.
Het broedhok moet een afgezonderde ligging
hebben, waar de broedende gans nooit ge
stoord wordt en waar ook de jeugdige gansjes
hunne eerste levensdagen doorbrengen. Wat
voedsel en zindelijkheid betreft, eischt de broe
dende gans dezelfde zorgen als het ander
pluimvee.
De broeitjjd duurt 30 dagen; de vogels ko
men uit het ei, bekleed met dons, evenals de
eendjes, en zoeken dadelyk hun voedsel; zoo
lang ze jong zjjn, gaan ze graag te water,
voeden zich met hetgeen zjj daar vinden,
daarin zeer verschillende met hunne ouders,
die aan het gras de voorkeur geven.
Intusschen kunnen jonge gansjes zeer goed
opgevoed worden zonder water.
Het eerste voedsel van de jeugdige ganzen
dient te bestaan in eieren gemengd met
gerste- of boekweite-meel, of met broodkruim,
waaraan men fyn gehakte jonge scheuten van
brandnetels toevoegt. Dit mengsel moet zoo
droog mogelijk zjjn, immers maar even vochtig.
Langzamerhand vervangt men de eieren
door melk, vervolgens voegt men aan het
voedsel graan toe; men laat de jongen zoo
spoedig mogeljjk met de oude op de weide, en
als zy een paar maanden oud zjjn, worden zy
öp gelyke wjjze behandeld als de oude.
Sommige ganzenkweekers, vooral in het
zuiden van Frankryk, verkoopen de jongen
als zy 14 dagen oud zjjn anderen, die in het
bezit zjjn van goede weideplaatsen, kweeken
de jongen op, tot zy drie maanden tellen en
verkoopen ze dan aan poeliers om gegeten te
worden, of aan personen, die zich meer in 't
bjjzonder bezig houden met het mesten der
ganzen.
Een jonge gans van 3 maanden is eene niet
te versmaden lekkernij.
Zij, die zich met het mesten van ganzen
bezighouden, hebben daarmede doorgaans een
drieledig doelnl. den verkoop van vette gan
zen, den verkeop van gerookte ganzen, of dien
van ganzelever.
Het mesten der ganzen neemt een aanvang
in October of November. Natuurlyk zjjn de
jongen van hetzelfde jaar de beste. Men laat
ze los rondloopen in een niet te ruimen, eeuigs-
zins donkeren stal, die betrekkelijk warm is,
maar toch goed gelucht wordt. De grond moet
bedekt zjjn met een droog strooisel, dat men
om de drie dageD, vóór zy het morgenmaal
ontvangen, vernieuwt.
In het zuiden van Frankrjjk worden de
ganzen vet gemaakt met maïs, vooral met de
kleine gele. Gedurende drie of vier dagen
ontvangen zij tweemaal per dag etendaarna
driemaal, 's morgens, 's middags en 's avonds,
en tegen het einde der mesting weder tweemaal.
Die maaltjjden zjjn gedwongen, want de
dieren worden geproptwat men in het Duitsch
propfenin het Pransch gaoer noemt.
Het proppen met maïs geschiedt op de vol
gende wyze.
De persoon, die daarmede belast is, plaatst
in het hok eene horde, waardoor het in tweeën
is verdeeldin het eene gedeelte bevinden
zich de ganzenhet andere gedeelte is ledig.
Daarin plaatst hij de ganzen, naarmate zjj
gepropt zjjn.
Om een gans te proppen neemt hjj het dier
tusschen de knieën, opent zyn bek met de
vingers, plaatst daarin de pjjp van een trech
ter tot in den slokdarm, houdt met de eene
hand den bek om die pyp gesloten en laat
dan door den trechter een halve hand maïs
korrelsgewjjze naar binnen glyden, daarna eene
tweede, tot de gans twee handen vol graan
ontvangen heeft. De wjjdte van de trechter-
pjjp is ongeveer 2 centimers in doorsnede;
by verstopping worden de korrels doorge-
stooten.
Nadat de maïs gevoederd is, wordt uit eene
flesch, die by de hand staat, wat water
achteraan gegoten en de bewerking is afge-
loopen. In het eerst vinden de ganzen deze
behandeling minder aangenaam,jmaar zy gewen
nen daaraan zeer spoedig, zoodat geoefende
lieden zich zelfs niet van een trechter be
dienen, maar het graan rechtstreeks door den
open gehouden bek, in de keel laten glyden.
In het hok, waarin zich de dieren bevinden,
moet altjjd een ondiep bakje water staan,
zoodat de dieren hun dorst kunnen lesschen,
als zjj daaraan behoefte gevoelen.
Het mesten eischt gewoonljjk eene maand.
De grootste regelmatigheid moet daarbjj in
acht genomen worden, om de rantsoenen te
kunnen regelen naar den eetlust. Zoodra het
dier vetter begint te worden, wordt het ook
luier; gedurende de laatste dagen der mesting
beweegt het zich bjjna in het geheel niet meer.
ir
In den Elsas worden de ganzen in de eerste
dagen der mesting gevoed met groote boonen,
daarna met maïs, die men in warm water heeft
laten weeken.
In andere streken plaatst men ze in een
meBtkooi, om daardoor, even als by de kapui-
nen, alle beweging te voorkomen.
Nog anderen voegen een weinig antimonium,
kiezel of houtskool by het eten, om daardoor
de verteerbaarheid van het voedsel te bevor
deren. De duur der mesting zoude daardoor
met 5 dagen kunnen verkort worden.
In Engeland is de gans het .Kerstmaal; in
Straatsburg komen in December, Januari en
Februari meer dan drie maal honderdduizend
vette ganzen aan de markt en meer dan 250
inwoners van deze stad leven van den handel
irn ganzen en ganzelevers.
In Nederland wordt weinig gedaan aan de
gan zenteelt, toch zyn daar ongetwijfeld ook
streken, waar zy by meer bekendheid, zou
bljjken loonend te zjjn.
Middelburg 18 Januari.
REKENKAMER.
Door de algemeene rekenkamer is aan de
koningin de volgende candidatenlyst aan
geboden ter verkiezing van een secretaris
van het college, ter vervanging van jhr
mr Van Reenen, die als lid is afgetredenG.
O. baron van Asbeck, raad-adviseur bjj de
Rekenkamermr A. S. Miedema, commies bjj
het departement van oorlog, en mr J. E. Boddaert,
secretaris van curatoren der rijksuniversiteit
te Leiden.
BENOMEIGM JKMZ.
Bjj kon. besluit:
ia aan mr A. A. Weve, op zyn verzoek,
eervol ontslag verleend als president der arr.-
rechtbank te 's-Gravenhage, onder dankbetui
ging
is aan den hoofdcommies bij het departement
van justitie, mr A. E. Bles, de titulaire rang
van referendaris verleend
is aan A. of A. P. Tjepkema, deurwaarder
der dir. bel., pensioen verleend ad 1600
zyn ook in hun rang overgeplaatst by het
reg. gren. en jagers, de eerste-luit. jhr V. E.
A. Boreel, van den staf der inf., werkzaam bjj
de Kon. Mil. Academie, en P. F. W. van Ra-
mondt, van het 2e- reg. inf.
is de duur der detacheerïng by de landmacht
in W.-I. van den eerste-luit. der inf. J. M.
Herold, met drie maanden verkort en alzoo
nader bepaald op drie jaren en negen maanden.
Sollicitanten voor de betrekking van 2de
essaieur der generale contröle by 's rjjks munt
moeten hunne, op zegel gestelde verzoekschrif
ten, vergezeld van een bewjjs van goed afge
legd examen, bedoeld by art. 7 der wet van
1 Juni 1850 en van verdere diploma's of stuk
ken, die tot hunne aanbevelin g kunnen strek
ken, vóór 1 Februari 1902r tracktvrjj in zen
den aan den controleur-generaal by 's Ryks
munt te Utrecht.
KORTE MEDEDEELINGEN
VERGADERINGEN.
Op een dezer dagen door den Bond van
Christelijke, harmonie- en fanfarecorpsen in Zuid-
HollandNoord-Brabant en Zeeland te Cbarlois
gehouden eerste gewone algemeene vergadering
bleek uit bet verslag van den secretaris, dat I
de bond nog skchts 10 maanden oud is, by
de oprichting uit 8 corpsen bestond en er nu
12 telt, waaronder 3 harmoniegezelschappen.
In samenwerking met bonden in Friesland
en Groningen is er eene commissie gevormd,
die zich ten doel stelt om Christelyke muziek
voor Christelyke corpsen te verkrygen.
Algemeen werd aangenomen om in 1902
weer een wedstryd te houden, zooals er 8 Aug.
11. een te Dordrecht plaats had, met, zoo mo
geljjk, eene afzonderlijke afdeeling voor har
moniegezelschappen.
RECHTSZAKEN.
Airondissements-Bechtbank te Middélourg.
MEINEED.
(Slot.)
By het voortgezet getuigenverhoor in de
zaak van den van meineed beklaagden jeug
digen werkman P. N. te IJ z e n d y k e, die
Vrydag voor bovengenoemde rechtbank werd
behandeld, verklaarde F. L. Simonse, boeren
knecht te Biervliet, in den avond van 13 Oct.
in de herberg van Brakke te zyn geweest.
Toen de marechaussees kwamen, liep hy uit
de herberg. Hjj werd aangehouden en zjju
naam is opgeschreven. Hy hoorde rumoer op
den grintweg en ging er heen. Daar zag by
B., rond wien de marechaussees en de veld
wachter stonden. Hy heeft niet gezien dat
er met de sabels geslagen werd en ook niet
dat die wapens getrokken zynby is ook niet
geslagen.
Niettegenstaande dat heeft hy toch aan
verschillende personen verteld dat hij met een
sabel is geslagen.
Waarom hy dit deed, kon hy niet goed
duidelyk maken. Hjj had van anderen gehoord
dat er met een sabel was geslagen en toen
heeft hy »zoo maar" gezegd dat hy ook ge
slagen was.
Aan wien hy dat op den weg gezegd beeft,
weet by niethet was te donker om iemand
te herkennen.
De president merkte beklaagde op dat hjj
waarschynlyk door het zeggen van dezen ge
tuige ertoe gekomen is, om te beweren dat er
geslagen is, zonder het echter zelf gezien te
hebben.
De beklaagde maakte van deze gelegenheid
om zyn verklaring in te trekken geen gebruik.
Hy bleef er bjj goed gezien te hebben wat
er gebeurd was en zeide niet anders te kun
nen zeggen dan wat hjj verklaard had.
A. B. Blaakman, werkman te IJzendjjke,
heeft ook het gebeurde op den djjk bygewoond.
Hjj zag niet dat er geslagen is. De brigadier
is gekomen na de marechaussees.
A. van Die, werkman te Biervliet, die ook
het gebeurde op den grintweg bjj woonde, ver
klaarde eveneens dat de brigadier, met wien
hjj meekwam, eerst bjj B. gekomen is toen de
marechaussees en de veldwachter er reeds
waren. B. speelde erg op.
Getuige heeft niet gezien dat er met de
sabels geslagen is.
A. Dellaert, voerman te IJzendyke, een der
getuige a décharge, verklaarde dat in den
morgen van den 14 Oct. N. bjj hem op het
land gekomen is en hem verteld beeft dat den
vorigen avond B. met de politie doende is
geweest en van deze op zjjn broek heeft ge
had, d. w. z. geslagen.
Bekl. had den gebroken stok op de plaats,
waar de slagen gevallen waren, zien liggen.
Ook zeide bjj daar een rood lapje gevonden
te hebben.
Op een vraag van den ambtenaar van het
O. M. preciseerde getuige zyn verklaring na
der, dat N. hem gezegd had gezien te hebben
dat B. op zjjn broek kreeg.
Ook beweerde getuige dat over het roode
lapje denzelfden morgen, niet later,is gesproken.
A. van den Ameele, wachtmeester der
marechaussee te IJzendyke, heeft beklaagde
naar aanleiding van het gebeurde op den djjk
gehoord.
Dit geschiedde in getuige's woonkamer en
beklaagde verklaarde toen dat B. door de mare
chaussees geslagen is, die daartoe hun sabels
getrokken hadden.
Hij beeft verklaard dat alleen de twee ma
rechaussees toen by B. waren en niet de bri
gadier, evenmin als de veldwachter.
Getuige heeft de verklaring aan N., na die
opgeschreven te hebben, voorgelezen.
Getuige beeft nimmer gezien dat de veld
wachter aan zyn sabel een rood lapje badde
marechaussees hebben dat niet.
De bekl., gewezen op het verschil in zyn
verklaring aan den wachtmeester en die ter
terechtzitting, beweerde dat hy aan den wacht
meester hetzelfde heeft gezegd als hjj hier
opgeeft. Hy verhaalde hetgeen ten huize van
den wachtmeester is voorgevallen. Deze heeft
zyn verklaring opgeschreven en hem die voor
gelezen.
Maar de verklaring, die de wachtmeester in
zyn proces-verbaal gezet heeft, is niet dezelfde
als door beklaagde voor hem is afgelegd. Hjj
zou de aanteekeningen wel eens willen zien,
waarnaar dat. proces-verbaal is samengesteld.
E. Vrjjses, huisvrouw van den vorigen ge
tuige, waB tegenwoordig toen haar man N.
verhoorde.
Zy heeft gehoord dat deze verklaarde dat
er bjj B. twee marechaussees waren, maar
geen brigadier of veldwachter.
De wachtmeester heeft de verklaring van N.
opgeschreven en hem die daarop voorgelezen.
Zjj heeft niet gehoord dat N. daarop aan
merking maakte.
De beklaagde zeide dat deze getuige, even
als haar man, leugen sprak.
Op een vraag van den verdediger verklaarde
getuige dat zjj in den regel niet tegenwoordig
is wanneer haar man iemand verhoortdat
was geheel toevallig.
J: C. van Blankenberg, arbeider te Biervliet,
de volgende getuige, heeft op een morgen in
Octobèr op het land den vader van N. gespro
ken. Deze liet hem een gebroken stok zien
dien hjj gevonden had en welke stok aan B.
behoorde. Van een rood lapje is geen sprake
geweest. Zoover getuige weet, heeft de bekl.
zelf toen niets gezegd.
Ja. van- Blankenberg, arbeidster te Biervliet,
dochter van den vorigen getuige, verklaarde
in denzelfden geest als haar vader. Zjj had
bovendien ook bekl. over den gevonden stok
hooren spreken. Van een rood lapje was
niets gezegd.
De bekl. beweerde dat aan deze beide ge
tuigen ook van de vondst van het" roode lapje
mededeeling is gedaan.
F. J. M. Bevin, gemeente-secretaris te IJzen
dyke, verklaarde dat de vader van N. niet
eervol ontslagen gemeente-veldwachter is.
Hy verklaarde verder dat het geen gewoonte
is dat de veldwachters een rood lapje aan
hun sabel dragen. Een twintig jaar terug droeg
de toenmalige veldwachter dat wel.
E. F. Pycke, klompenmaker te IJzendjjke,
is 18 Octin gezelschap van de gebroeders
Vermeersch, op den djjk geweestN. heeft hjj
daarbjj niet gezien. Getuige heeft op den djjk
gezien dat de twee marechaussees, de briga
dier en de veldwachter bjj B. Btonden.
Hjj weet niet of er sabels getrokken zjjn.
Getuige is met N. teruggegaan en deze beeft
met hem niet over het gebeurde gesproken.
Thans werd overgegaan tot het verhoor der
overige getuigen ter ontlasting.
R. Bertou, werkman te IJzendjjke, heeftin
den morgen van 14 Oct. den beklaagde en
diens vader ontmoet. De vader liet hem een
kapotten stok zien, dien hjj gevonden had, en
de zoon zeide dat B. door de politie was
geslagen.
Ook is gesproken over het gevonden rood
lapje, dat aan getuige is vertoond in den
middag van denzelfden dag.
Getuige herkende den hem vertoonden stok
en het lapje.
F. van Bchoote, ook werkman te IJzendyke,
de laatste getuige, was in den morgen van
den 14en Oct. ook op het land waar de vader
van N. met zyn zoon werkte. De zoon ver
telde dat B. mishandeld was door de politie.
Verder werd gezegd dat de gebroken stok van
B. langs den weg gevonden was. Die stok
werd hem vertoond.
Ook werd 's avonds gesproken van een ge
vonden sabel lapje; dat had getuige echter niet
gezien.
Alsou werd de beklaagde gehoord.
De president bracht hem onder het oog dat
de verklaringen der gehoorde getuigen niet
in zyn voordeel zyn.
In de eerste plaats is niet gebleken dat er
geslagen is; daarin zyn al de getuigen een
stemmig.
Verder wordt weersproken de bewering van
bekl. dat er drie politiebeambten waren toen
er geslagen zou wezen.
Eindelyk staat vast dat de brigadier het
laatst gekomen is op den grintweg.
Vreemd is voorts dat na het gebeurde op
den djjk door beklaagde met zyn kameraden,
met wie hy huiswaarts ging, geen enkel woord
gesproken is over het slaan met de sabels door
de marechaussees. Dit was toch wel een feit
dat zeker zou besproken zijn indien het was
voorgevallen.
De beklaagde hield vol dat hjj gezien heeft
dat er geslagen is.
De ambtenaar van het O. M., de
heer mr Turk, begon met te herinneren aan
het geding tegen B en de verklaring, toen
door den beklaagde van thans afgelegd, die
in lynrechten stryd was met wat door de
andere getuigen werd medegedeeld.
De beklaagde is toen daarop gewezen, doch
heeft volhard bjj hetgeen eens door hem was
verklaard.
Daarop is een onderzoek ter zake van mein
eed geopend en thans is die behandeld.
Uit de afgelegde getuigenverklaringen is,
meende de ambtenaar, thans wettig en over
tuigend gebleken dat de beklaagde in de zit
ting van November meineed beeft gepleegd.
Hjj zette dat in den breede uiteen en stelde
vooral in het licht, dat meer dan een getuige
verklaard heeft dat het onmogelyk is dat de
brigadier bjj de mishandeling zou kunnen
tegenwoordig zyn geweest.
Alleen is in het voordeel van bekl. de ver
klaring van getuige Van Gjjs, die beweert
sabelgekletter geboord te hebben, maar die
verklaring weegt by den ambtenaar niet veel.
Daaruit toch blykt volstrekt niet dat met de
sabels geslagen ishet gekletter kan zeer
goed op andere wjjs verklaard worden.
Beklaagde eindelyk is zich niet steeds ge-
lyk gebleven, wat de ambtenaar, aantoonde
door te wyzen op het verschil in zjjne opgaven
aan den wachtmeester en die voor de rechtbank.
Op grond van een en ander vroeg de amb
tenaar, die bet ten laste gelegde wettig en
overtuigend bewezen achtte en bet gepleegde
feit van zeer ernstigen aard beschouwde,
schuldig verklaring van beklaagde en zjjn
veroordeeling tot een jaar gevangenisstraf.
De verdediger, de heer mr J. J. Hejjse,
begon met te zeggen dat het naar zyn idee
vaststaat dat beklaagde zich in zijne opgaaf
in zoover vergist dat de brigadier er niet bjj
is geweest toen de mishandeling van B. plaats
greep.
Dit echter zou niet zjjne veroordeeling wet
tigen.
Tot de zaak zelve komende, zeide de ver-
dediger dat eerst; dient uitgemaakt te wordeu
dat er met geslagen is; en hy geloofde niet
dat dit uit hetgeen door de getuigen is ver-
klaard vast staat.
Daarna besprak de verdediger de mogelyk-
of da beklaagde in de gelegenheid is ge
veest iets te zien van slagen, indien die ge
vallen zyn.
Ben der getuigen heeft een metaalklank
gehoorddie kan niet veroorzaakt znn door
e s epen der sabeis en ook niet door het
kletteren van de nestels tegen de uniform-
knoopen.
Aan de verklaring van de gebroeders Ver
word? 18 t6el waarde gehecht
worden: die maken den indruk idioten te zyn.
klaagd™" 1>lei'6r hB' °pzet "e"
Hjj meende dat dit hier niet bestaat, waar
zeker een gedeelte waar i, van hetgeen door
beklaagde i9 verklaard.
Eon drietal getuigen, die kort na het ge
beurde met bekl. spraken, verklaren dat deze
aan ieder hunner toen reeds heeft gezegd dat
er door de politie geslagen is.
De pleiter trachtte verder nog aan te toonen
dat de mogelijkheid bestaat dat de wacht
meester by het opmaken van zjjn proces
verbaal niet de portee heeft begrepen van
hetgeen verklaard werd. Voor hem was het.laan
hoofdzaak, niet hoeveel personen erbjj waren.
Eindelyk stelde de veidediger in het licht
dat de bekl. van een meineedige verklaring
geenerlei voordeel trekken kon.
Het is niet inogelyk aan te nemen dat tus
schen bekl. en B. een afspraak beslaan heeft
dat de eerste in hot voordeel van den laatste
ZOU getuigen.
^Daarvoor verschillen heider verklaringen te
Er is op gezinspeeld dat de vader van be
klaagde de politie baat toedroeg, maar, vroeg
spreker, zou er eeu vader zjju, die aan zoo-
damgen haat zjjn jeugdigen zoon zon opoiferen 'f
De beklaagde is steeds standvastig gebleven
w zyn houdingwat ook 18 getuigen ver-
klaarden, hjj hield beslist vol.
Spreker hoopte dan ook dat het door hem
aangevoerde der rechtbank aanleiding zal ge-
ven den bekl. vrjj te spreken.
Op een vraag van den president verklaarde
bekl. dat hjj verleden jaar in dienst geweest
's by B. en verder dat bjj op den bewusten
avond met onder den invloed van sterken
drank was en er dien dag niets bjjzonders ia
gebeurd dat hem van streek kon brengen.
De ambtenaar bleef in zyn repliek erbjj dat
by beklaagde wel degelyk opzet heeft be
staan om een valsche verklaring af te leggen,
ofschoon ook hjj niet de motieven kon aan
geven die tot den meineed moeten hebben
geleid.
In zjjn dupliek wees de verdediger er nog op
dat niemand getuige is geweest van het ge
oorde tusschen de marechaussees en B. voor
dat de brigadier er by kwam.
Wat betreft het in dienst zyn van bekl. bjj
B. merkte pleiter nog op dat hjj wel bjj B.
gewerkt heeft, maar als metselaarsknecht in
dienst van een ander.
Hierna werd het onderzoek gesloten en de
uitspraak bepaald op Vrydag 24 Jan
DIEFSTAL MOSSELZAAD.
By vonnis derzelfde rechtbank van gisteren
(Vrydag) werd, zooals in 'tkort reeds in ons
vorig nommer is gemeld, H. van V., oud 32
jaren, schipper op het vaartuig Boa 4, geboren
en wonende te Bouohaute, (Belgie) veroordeeld
tot 10 boete subs. 10 d. hechtenis, ter zake
dat hg den 29 September 1901, des avonds
omstreeks 7'/„ ie Cadzand van een aan het
strand gelegen steenenhoofd, gemerkt no 12
toebehoorende aan het calamiteuze waterschap'
Tienhonderd en Zmrte eene hoeveelheid mossel
zaad, toebehoorende aan D. A. Voerman,
althans aan een ander als aan hem, beklaagde'
met een schop afgestooten en met het oogmerk
van wederrechtelijke toeeigening weggenomen
beeft.
Het vonnis berustte op de navolgende over-
wegingen
O. dat uit een ter terechtzitting voorgelezen
amblseedig procesverbaal dd. 30 September
11. van J. A. de Smidt, rykRveldwacbter-jacht
opziener te Retranchement, en J. H. Mullié
gemeente- en onbezoldigd rijksveldwachter te
Cadzand, is gebleken, dat de verbalisanten in
den avond van 29 September 11., te omstreek.
Tj, uur, onder Cadzand hebben gezien, dat
vier personen, ieder met eene schop, bezig
waren van het, aan 't strand gelegen steenen-
hoofd no 12, toebehoorende, evenzeer als de
grond waarop het rust, aan het calamiteuze
waterschap Tienhonderd en Zwarte, het daaraan
gegroeide mosselzaad af te steken en dit ver
volgens in eene mand te werpen
dat die personen op hunne nadering in het
water sprongen, in eene in de nabyheid lig
gende roeiboot klommen en zich daarmede
verwijderden in de richting van een op stroom
liggend visschersvaartuigdat zy, verbali
santen, in een dier personen hebben herkend
den beklaagde, terwyl zij de overigen wel van
aanzien doch niet bjj name benden.
O. dat de ter terechtzitting onder eede ge
hoorde getuigen hebben verklaard
le. I. H. Mullié overeenkomstig zyn proces
verbaal en verder, dat hij den beklaagde be
vorens meermalen heeft gr sproken en dat het
in bovengemelden avond lichte maan was;
dat hy den beklaagde heeft herkend zoowel
aan de stem toen deze, aangeroepen, antwoordde
dat hy dadelyk zoude komen, als aan diens'
lengte en houding;
2o. G. D. A. Voerman, dat hy van voor
noemd waterschap heeft gepacht het recht tot
het weghalen van het mosselzaad aan de stee
nen paalhoofden, waartoe ook het hoofd no 12
behoort, en dat hjj den beklaagde geene ver
gunning tot diens hand eling had gegeven