MIDDELBURGSCHE COURANT.
tï°. 304.
144e Jaargang.
1901.
Woensdag
25 December.
KerstRianHen op het Binnenbof-
Deze courant verschijnt d a g e I ij k s, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor a.le plaatsen in Nederland franco p.p., f 2.-
Afzon derlijke nummers kosten 5 eent.
THERHODIETER EN TERWACHTIKG.
24 Dec.: 8 u. ra. 37 gr., 12 u. 40 gr., av. 4 u. 41 gr. F. Verwacht: matige Z. W. wind,
bewolkte lucht, neerslag, dooiweer.
Advortentiën20 cent per regel. Geboorte-, dood- ®n alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Eeclames 40 coat por regel
Groots letters naar de plaats, die zij innemen.
Tot de plaatsing van advertentiën en reclames, niet afkomstig nit Zeeland, betroBendt
Handel, Ng verheid en Geldwezen, is uitsluitend gerechtigd het AlgantMO ^,dv»r<ftiatle-B«r«»u
A. 1MB RA MAM Assn>* Yecrtoiwrgw»! 900, Aumli-rd *3®
Met Kerstmis Woeusrfug en Don
derdag verschijnt <le Middelburgsche
Courant niet.
Bij deze courant behoort een Bijvoegsel.
III.
{Slot),
En van stonden aan was daar met den
Engel eene menigte des hemelschen heir-
legerft, prijzende God, en zeggende:
Eere zjj God in de hoogste hemelen,
en vrede op aarde in demenschen een
welbehagen
Lucas 2 vers 13 en 14.
Geen godsdienst heeft hg die geen
humaniteit heeft.
Arabische spreuk.
En toen stak de storm op!
Nadat de minister van oorlog Maandag
avond zijn rede ter beantwoording van de
verschillende sprekers had geëindigd en ge
zinspeeld had op „de welsprekende rede
van den heer Talma", wat werkte als olie
in het vuur, kwam de heer Melchers weer
aan het woord.
Hij verweet den heer Talma dat hij, die
als redacteur van Patrimonium voor de
rechten der democraten in de anti-revolu-
tionnaire partij moest opkomen, bij verschil
lende gelegenheden had gezwegen.
Hij wees er uitdrukkelijk op, dat de
heer Talma, nu het militairisme aan de
orde kwam, een zaak, welke door het volk
wordt gevoeld als een zware last, hem op
de schouders drukkend, welke het volk,
wanneer het zijn belang goed begreep, niet
zou begeeren; en nu de sociaal-democraten
op de sociaal-eoconomische beteekenis van
het militairisme wezen, uit den hoek kwam
maar niet om het op te nemen voor de
zaak van het volk, maar om op te treden
tegen de socialistenen dat hij, de predi
ker van het Evangelie, dat deed onder een
geweldig applaus van de beroepsmilitairen
op de gereserveerde tribune.
En de heer Melchers legde daarbij den
nadruk hierop dat men, blijkens de rede
van den heer Talma, van Christelijke zijde
uit den Bijbel wel weet op te halen de
teksten waarmede men het militair isme,
dat machtsmiddel in de handen der bezit
tende klasse, verdedigen kan, maar dat
men links laat liggen en niet leest en niet
uitlegt de woorden van Jezus, die een
veroordeeling van het militairisme zijn, en
dat de heer Talma in zijn rede den per
soon van Jezus op zoodanige wijze in debat
heeft gebracht, dat niet alleen hij (de heer
Melchers) maar vele andere leden der Ka
mer gedacht hebbenwanneer de heer
Talma gelijk heeft, dan was Jezus een
militairist.
De afgevaardigde van Leeuwarden aan
vaardde niet de wijze, waarop de heer
Talma had gesproken over de woorden
„Yrede op aarde". Die vrede wordt zoo
maar tot iets buitengewoons, iets hemelsch
gemaakt, dat in de harten nederdaalt.
Maar staat er niet „op aarde" Het is zoo
duidelijk mogelijk dat hier een aardsch
ideaal bedoeld wordt.
„Ik zie hier duidelijk een groot verschil,"
zeide de heer Melchers. „Wanneer de heer
Talma en ik aan het uitleggen gaan, dan
komen er twee uitleggingen tegenover el
kander te staan, de een waarbij het militai
risme niet, en de andere waarbij het wèl
veroordeeld wordt. Dit komt hier vandaan
dat hier tegenever elkander staan de wereld
beschouwingen van de bezittende klasse on
die van de arbeidende klasse."
En zoo ging het voort van de zijde der
socialisten, die telkens den heer Talma bij
zijn repliek in de rede vielen.
Het bleek weer voor de zooveelste maal
hoe prikkelend het behandelen van gods
dienstige vraagstukken werkt en hoe ras de
kalmte verdwijnt wanneer deze aan de
orde komen.
„Het was vrij wat beter dat gjj van beide
kanten Jezus hier buiten debat liet," riep
midden onder de beraadslagingen do heer
Lieftinek uit.
Hij gaf natuuilijk geen redenen op voor
die beweringhet was slechts een los
daarheen geworpen woord maar wij hadden,
toch gaarne van hem wel eens willen ver
nemen op welke gronden die meening
steunde.
Waarom mocht in eene vergadering, voor
het overgroote deel bestaande uit mannen
die bij nitstek als christelijk zich hebben
voorgedaan, waar aan de groene tafel een
christelijk kabinet zetelt, niet genoemd
worden de naam, en niet aangeroepen
worden de geest van hem wien te belgden
eene eere en plicht wordt genoemd.
En waarom mocht dit niet thans, juist
nu eene getuigenis werd afgelegd door een
belijder bij uitnemendheid, een voorman der
tegenover wie anderen steeds
staan gebrandmerkt als ongeloovigen
Ons dunkt: daar moest juist in deze
dagen gewezen worden op den plicht van
eiken christen om te protesteeren tegen wat
de menschen ongelukkig maakt en op wat
iu strijd is met de leer van den stichter
van het Christendom.
Het verwondert ons dat niet een dei-
sprekers de woorden waarover gesproken
werd, volledig aanhaalde en wees op het
geen uitdrukkelijk op het „Yrede op aarde"
volgt; op het „In mensehen een welbeha
gen."
Hoe rijmt zich daarmee het betoog van
den heer Talma?
Hoe is het mogelijk dat hij, die een pre
diker van liefde en humaniteit moest zijn,
in de allereerste plaats krachtens zijn vroe
ger ambt, dat hij ook nu nog voor een deel
uitoefent, in de tweede plaats als de pleit-
voor het volk, zulk een spitsvon-
uitleg gaf aan de heerlijke woorden,
die als 't ware een der fundamenten vormen
voor de Christelijke leer.
Hoe gevoelde hij lust op te treden als
verdediger voor militaire zaken, waarvan
hij zelf verklaarde niet op de hoogte te
zijn, en daarbij zoo ironisch te spreken
over de vredelievende middelen ter voor
koming van den oorlog
Heeft de politiek hem nu reeds doen
afwijken van den weg om, getrouw aan de
roeping, eenmaal op zich genomen, vooral
het verhevene, het ideale uit de christelijke
leer hoog te houden en als apostel daarvoor
te strijden
Hij ontzenuwde niet de beweringen van
den heer Yan der Zwaag, die zeer
•em andere opvattingen omtrent het „Vrede
op aarde" stellende tegenover die van den
heer Talma er op wees dat de
Bergrede één doorloopende zaligspreking is
van de zachtmoedigen, de vreedzamen, de
barmhartigen, de lijdzamen, de vervolgden
om der gerechtigheid wil, de gesmaden.
En nog een ander klemmend argu
ment tegen de opvatting van den heer
Talma is, dat juist op Gethsémané, op het
oogenblik, dat de krijgsknechten Jezus
overvielen en een zijner discipelen naar het
zwaard greep, omdat hij toen verdedigen
wilde wat hem het dierbaarste was op de
wereld, zijn Meester en Heer, dat toen juist
uit Jezus mond de waarschuwing werd
gehoord„Keert uw zwaard weder in zijne
plaatswant allen die het zwaard nemen
zullen er door vergaan."
Op dit alles bewaarde de heer Talma
het stilzwijgen.
Hij wilde wel antwoorden, maar op eene
andere plaats.
Waarom was hij dan ingegaan op de
woorden van de heeren Melchers en Van
der Zwaag?
Zijn zwijgen was nu teekenend.
Wij hadden zoo de heer Talma niet
door een welsprekend stilzwijgen, veel wel
sprekender nog dan zijne woorden, had
willen getuigen uit zijn mond eene an
dere uitspraak verwacht.
Wij hadden juist van hem eene verkla
ring willen hooren dat hij uit noodzakelijk
heid zich neerlegde bij de eischen, die op
dit oogenblik ter wille der onafhankelijkheid
van ons land worden gesteld.
Als men woont in een stad, waar dief
stallen aan de orde van den dag zijnaan
slagen op de vrijheid onophoudelijk geschie
den; recht en vrijheid worden miskend of
met de voeten getreden, dan verzekert en
beveiligt men zich tegen dit alles.
Zoo ook in het groot.
Wij weten genoeg uit de geschiedenis
van den dag hoe de vorsten, de staatslie
den en voor een deel ook de volkeren,
daartoe aangezet door verkeerde voorstel
lingen, onaandoenlijk zijn voor edele gevoe
lens hoe de veroveringspolitiek de boven
hand heeft; hoe de belangen van het volk
worden opgeofferd aan de eerzucht en win
zucht van hoogen in rang en van speculanten.
Daarom dienen wij voorbereid te zijn op
eiken aanslag die allicht op onze vrijheid
kan worden gedaan.
Maar daarnaast hadden wij uit den mond
van den heer Talma willen vernemen eene
welsprekende welsprekend zooals hij kan
wezen peroratie over den vrede, over het
streven om dien vrede te brengen onder
de menschen.
Dat ware stellig eene schoone Kerstpreek
Dan had hij getoond te beliooren tot de
mensehen die zijn van goeden wille", over
wie het „Yrede op aarde" is uitgesproken.
Toen wij zijn rede lazen in de Handelingen
dachten wij onwillekeurig aan Multatuli.
Wij sloegen diens ideeën over Jezus op en
wij vroegen ons zeiven afwat zou Jezus,
zoo hij op aarde terugkwam, zeggen van
woorden als op het Binnenhof zijn gesproken?
Aan welke zijde zou hij zich scharen
Zou hij zich niet verwonderen over velen
die zich naar hem noemen?
wij dachten aan tiet anathema over
hen die Heere Heero roepen.
Nog liever is ons een idealist als Tolstoi,
een aristocraat van huis uit, die het voor
het volk opneemt, dan een democraat die,
zooals de heer Talma, de toejuichingen
inoogst van eenige mannen, die zich slechts
blind staren op eene instelling welke in
principe niet meer is van dezen tijd maar
die wij allen, en vooral de geestelijke lei
ders door de gansche wereld, moeten trach
ten onnoodig te maken.
Als die leiders steeds hun plicht hadden
sdaan, tegenover vorsten en grooten wa
ren opgekomen voor de belangen en het
welzijn van de volkeren, den strijd hadden
aangebonden tegen het militairisme, tegen
den oorlog, tegen dat gruwelijk, ellende,
dood en verderf brengend stelsel, dat on
christelijk en onmenschelijk is wij waren
al reeds veel verder geweest.
Het Kerstfeest zou met veel meer opge
wektheid gevierd kunnen worden en het
Vrede op aardein de menschen een
welbehagen" zou thans niet, meer nog dan
anders, als eene bespotting klinken
Maar die toestand zal nog langen tijd,
nog eeuwen zoo blijven, vooral ook wan
neer mannen als Talma, die wegbereiders
moesten zijn, die moesten voorgaan om de
idealen hoog te houden en de gemoederen
daarvoor ontvankelijk te maken, spreken als
hij deed.
Wij betwijfelen zelfs of hij daardoor wel
de harten van vele Christenen heeft ver
warmd.
En het is toch al tegenwoordig in menig
opzicht zoo koud in deze egoïstische wereld,
dat wezenlijk heel wat warmte noodig is
om het vuur der algemeene menschenliefde
niet geheel te dooven.
Laat ons dan het bij dit Kerstfeest maar
zoeken in eigen gemoed, in het gelukkig
maken in onzen eigen kring.
Wij vergeten dan van zelf de teleurstel
lingen, die dagelijks ook op dit punt het
deel van den ernstigen mensch zijn.
Middelburg 24 December.
Kameroverzicht.
Zitting van Maandagmiddag.
Een extra saaie zitting, de laatste vergade
ring dezes jaars. hoewel drie ministers hunne
medewerking verleenden, en zeker een 12-tal
leden zich deden hooren. Aan de orde was
hoofdstuk X Koloniëndat de begrooting be
helst van Suriname en Curajao, verder, hoofd
stuk XI Onvoorziene uitgaven voor 1902); be
nevens de wet op de middelen voor 1902, en
ten slotte nog allerlei kleingoed, zooals natu
ralisation enz. enz.
Bij de »West" kwam het natuurlijk tot een
duel-Yan Kol-Van Ascb van Wyck. Van
Kol wist er alles van, friseh ingestudeerd, dat
is te begrjjpen met het oog op de «groote
wereldreis"des ministers kennis van Suri
name en zjjne bewoners was natuurlijk nog
uitgebreider, ging nog dieper, wa3 eenvoudig
onbeschrijflijk groot. In elk geval, zjj was
geperfectionneerd door zjjn verbljjf aldaar als
gouverneur
er b. v. sprake van een «kreek", die
belemmering van de passage opleverde, en
waarin dus spoedig verandering gebracht moest
worden de minister vertelde ons, dat hg er
alles van wist". Hjj was er zelf geweest,
had dien «kreek" met eigen oogen aanschouwd.
Hoe is het nu mogelijk, dachten wjj, dat de
heer Van Kol tegenover den minister nog
maar door bleef praten Hjj kon geen punt
aanroeren of de minister wist er nog meer
van dan de heer Van Kol. Het was wanho
pig. Er kwam maar geen einde aan 's minis
ters antwoorden. Zoo beknopt als de minister
bg de Indische begrooting in de laatste dagen
harer behandeling was geweest, zoo omslach
tig was hjj nuhjj leek wel een praatmachine.
Met ongekende snelheid ontrolden de woorden
zgn lippengeen oogenblik gunde de spreker
zich ook maar een simpele seconde rust,
vóórt, vóórt, ging het, zonder stemverheffing,
zonder ook maar een keer zich te verspreken
En zoo rad van tong was hg, dat wie den
moed had te luisteren, absoluut geen tgd had
de gedachten uit die woordenzee op te vïb-
schen laat staan ze voor zich zelf aaneen te
koppelen. Dat was een onbegonnen werk.
Hoe de minister b. v. denkt over staatsex
ploitatie der mgnen in Suriname, een vraag
door Van Kol gesteld, werd in die woorden
nevel opgenomen, maar het antwoord bleef
verborgen voor wien er naar uitzag. De Hen-
zullen op dit punt licht moeten
verschaffen. Bg voorbaat vrees ik, dat het
licht niet sterk zal zgn. De minister bad
veel te zeggen *over de misbruiken der parti
culiere maatschappgen, en dat zoo noodig
staatsexploitatie zou plaats hebben, om die
misbruiken te voorkomen, maar al trok de
vurige heer Van Kol nu uit deze verklaring
de conclusie, dat de minister een «vurig voor
stander van staatsexploitatie" ia, zoo zou het
toch o. i. raadzaam zgn, eerst hier eens de
Handelingen op na te lezen. Met die «staats-
exploitatie" zal het onder dit kabinet noch
hier, noch in de Oost en evenmin in de West
zoo'n vaart loopen. Voorzeker meent de heer
Van Asch van Wgck het goed met de West,
maar al die woorden, op zgn minst voor
heden een honderd duizendtal, duiden gewoon-
ljjk niet op daden. Een regel waarop, naar
wjj hopen, de minister eene loffeljjke uitzon
dering zal maken
Een kort principieel debat werd nog over
het bestuur van Suriname gevoerd door de
heeren Goeman Borgesius, Pynacker Hordjjk,
De Savornin Lohman, aan de eene zj"
de minister aan den anderen kant. Volgens
de twee eerstgenoemde heeren stelde de mi
nister zich in deze Kamer geheel op het stand
punt van den gouverneur dier koloniemet
welke zienswgze de heer Lohman zgn instem
ming betuigde. Mocht de minister een vol
gend jaar dit standpunt weder innemen, dan
zou hg beide liberale heereD steunen om als
dan een beslissing van de Kamer op dit stuk
uit te lokken. Een kleine speldeprik, die den
vroegere «constitutioneel® vorst van Suriname'
behoeden zal om als minister niet met dezi
wgze van besturen voort te gaan. Althans
indien de minister verstandig genoeg is om in
te zien, dat de heer Lohman gewoonlgk de
daad bg het woord voegt. En dat weet de
minister ook wel.
De begrooting werd vervolgens zonder hoof-
delgke stemming aangenomen.
Met de socialisten is de minister zeer wel.
Is hg ook geen «volgeling" van dr Kuyper,
en heeft hg ook van zijn premier niet de
kunst afgezien, hoe men met de «kleine luy-
den" moet omgaan Het komt ons voor, dat
hg in dit opzicht den meester nabg streeft.
De heer Harte, dien wij na den heer Van
Asch van Wgck te hooren kregen, kan op dit
punt nog veel van zgn beide calvinistische
collega's leeren. Bg de wet op de middelen
kwam het tot een onaangename discussie tus-
schen hem en den heer Van Kol, waar hg de
heer Harte wel plechtig trachtte te doen en
zich een beetje opwond, maar toch niet de
«beau-róle" vervulde. Hjj deed wel sarcastisch
maar dat is zgn fort blgkbaar niet.
De afgevaardigde van Enschede was opge
komen tegen de slordige manier van boek
houden van Indische saldo's die tgdeljjk in
de Nederlandsche schatkist waren gestort.
De minister vond dat de heer Van Kol hier
«beschuldigingen en betichtingen" uitsprak,
die niet te pas kwamen. Vooral uiet omdat.
hem had geschreven dit onderworp niet
aan de orde te zullen stellen. Met andere
woorden: de minister wist er niets van, Van
Kol allicht iets meer, en dus wilde Z. Ex. er
niets van hooren. Dit was duidelgk. Maar
waarom hg zich nu zoo schrap zette, een be
roep deed op den heer Van Kol, om zgn hand
eigen boezem te steken", bet net deed
voorkomen, of die afgevaardigde onzin v«r
kochtdat alles was volmaakt onbegrgpelgk.
elk geval was het onhandig, en deed het
optreden in deze zgn gave van debateeren
weinig eer aan. Dr Kuyper, de minister De
Marez Oyens of de heer Van Asch van Wgck
had dit anders getracteerd.
Gelukkig voor hem verlangde iedereen naar
het eind.
De wet op de middelen werd vervolgens
zonder hoofdeljjke stemming aangenomen.
Daarop stond de minister van buitenlandscho
zaken op, en las iets voor van een stuk papier.
Absoluut onverstaanbaar. Ik geloof echter iets
over buitenlandsche telegrammen. Heel onbe-
langrgk. Toen kwamen de naturalisatiën en
nog eens de minister van financiën met nadere
bepalingen omtrent den accgns op het gedis
tilleerd, daarna de heer Smeenge, in gekleede
jas, met verzoek om een interpellatie te houden
over een wethouderbenoeming te Kampenen
toen eindelgk vertelde ons de voorzitter, dat
het voor dit jaar gedaan was, en de Kamer
de eerste helft van Februari anno
1902 byeen zou geroepen worden. Dat was
een vreugde voor alle aanwezenden. Voorden
voorzitter, die van a tot z in die 84 zittingen
alles heeft moeten aanhooren, wat de heeren
len gesprokenvoor de leden, die naar
huis verlangden, en voor de persmensehen, die,
in deze hooge school van het luisteren gezeten,
ook verlangden naar het einde van den eersten
cursus.
En de rust zal allen goed doen om frissche
krachten te verzamelen, teneinde met Februari
de werkzaamheden met vrucht te kunuen her
vatten.
Intus8chen den lezers der Middelburgsche
Courant: een voorspoedig Nieuwjaar!
ÜIT STAD EN PROVINCIE.
Zooals gemeld, was onze schouwburg
Maandag avond stampvol bg de tweede op
voering van Elidore. Velen kwamen tevergeels
en keerden teleurgesteld huiswaarts.
De vierde rang was geheel bezet door
schoolkindereneen drietal kindervrienden
hadden aan honderd hunner dit genoegen
verschaft.
De opvoering zelve slaagde nog beter dan
Zaterdag.
an freule Schorer werd, ook als bewys van
hulde aan den schryver van het zangspel,
namens dames bestuurders van Kindervoeding
een bloemstuk aangeboden een krans, namens
dezelfde dames, bestemd voor den heer Joh.
Cleuver, kon niet worden overhandigd daar
deze niet tegenwoordig was.
g herhaald hooren komt men nog meer
tot het besef van de schoonheid van het
Aan toejuichingen geen gebrek.
Voor de opvoering van Zaterdag middag zie
men de desbetreffende advertentie in dit
nommer.
Wjj eindigen dit korte bericht met een
woord van waardeering en erkentelykheid
jegens de dame die aan alle kinderopvoerin
gen voor Kindervoeding ook een werkzaam
deel heeft genomen en, trots haar hoogen
leeftgd, niet moede wordt, daaraan baar zeer
te waardeeren hulp te verleenen. Van haar
werk getuigen de nette costuums, die steeds
het geheel zoozeer opluisteren. Het ïb waarljjk
geen lichte taak om voor zoo'n aantal kinde
ren steeds te zorgen dat zg gestoken zgn in
passende kleedg.
- Door twee onzer lezers in de stad, die
zeer veel belang stellen in al wat op indu
strieel gebied alhier voorvalt, is onze aan
dacht gevestigd op de twee jongste nommers
van Floralia, het bekend, geillustreerd week
blad voor tuinbouw, bloementeelt, boomkwee-
kery enz., dat onder hoofdredactie staat van
den heer A. Fiet, te Groningen, waarin een
zeer uitvoerige beschrgving gegeven wordt
van de kweekery van den heer W. Chr. Noske
te Middelburg.
Die beschrgving, met twee plaatjes verdui-
delgkt en naar 't ons toe schgnt vrn de hand
van den l oofdredacteur zelf, getuige van zeer
groote ingenomenheid uiet alleen met de tuin-
bouw-inriohting van onzen stadgenoot, maar
ook met hetgeen deze «bekwame jonge tuin
bouwkundige" op ander wetenschappelyk
gebied wrocht.
Het ligt buiten ons bestek om de mede-
deehngen van dezen bezoeker uit het noorden,
vakman, in een vakblad, over te nemenvoor