MIDDELRURGSCHE 4 01 li VM
Vrijdag
20 December.
Dr. Bronsveld's verweer
tï°. 300.
144e Jaargang,
1901.
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen,
Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor aie plaatsen in Nederland franco p.p., f 2.—.
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
THERNOMBTBR EN VERWACHTING.
19 Dec.8 u. vm. 32 gr., 12 n. 34 gr., av. 4 u. 35 gr. F. Verwacht: zwakke tot matige Z.
wind, bewolkte lucht, weinig verandering van temperatuur.
AdvertentiSn20 cent per regel. Geboorte-, dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 sent per regel
©roote letters naar de plaats, die zij innemen.
Tot de plaatsing van advertentiën en reclames, niet afkomstig nit Zeeland, betreffende
Handel, Njjverheid en Geldwezen, is uitsluitend gerechtigd het Algemeen AdwertaïsHe-RureMu
Ad S>S ïiA 38AB Asaa., SLS. 300, Amsterdam
Middelburg 19 December.
Kameroverzicht.
Zitting van Woensdag morgen en middag.
Heden morgen heeft de kamer een aanvang
gemaakt met de behandeling van de begroo
ting voor «Waterstaat", waarmede zjj, toen wjj
om halt zes weer uiteengingen, tot art. 109
is gevorderd. Het schiet dus nog al op, en
de waarschjjnljjkheid wordt grooter, dat de
kamer met de begrooting op tjjd klaar komt.
Nu mag het zeker, met hét oog op de be
perkte plaatsruimte, van schrjjver dezes niet
verlangd worden, hier alle onderwerpen, meest
van locaal belang, die heden ter sprake
werden gebracht, één voor één te behandelen.
Immers van hoe geringer belang de zaak
ia, des te meer ruimte vereischt het om aan
te toonen, waar het op aankomt, en in hoe
verre de quaestie van gewicht is. En daar
de meeste zaken, bjj «Waterstaat" aan de
orde, van dien aard zijn, zouden voor een vol
ledig overzicht kolommen nooüig zyn.
Volstaan wjj dan ook met de vermelding
van enkele indrukken en de opsomming van
oenige zaken, die den lezers meer direct belang
zullen inboezemen.
De indruk, dien de minister heden by de
verdediging zjjner begrooting maakte, was over
het algemeen genomen een gunstige. Hjj bleek
van de meeste zaken goed op de hoogte te
zjjn en er degelyke studie van gemaakt te
hebben. Als spreker viel hy echter minder
mede. Wel is waar staat zjjn welsprekendheid
boven het peil van zjjn vriend en ambtgenoot
van buitenlandsche zaken, maar het gaat hem
toch niet vlot af; hy spreekt te veel met
tusschenpoozen, en daarbjj zakt en ryst zjjn
stem gedurig, zoodat het soms lastig is hem
geregeld te volgen.
Overigens is het een correct man, iemand
die zich niet spoedig vergalloppeeren zal, voor
zichtig maar toch ferm en degelyk. Juist de
man, die voor «buitenlandsche zaken" als ge
knipt zou zjjn. Daar wordt echter voortge
sukkeld met zyn «vriend en ambtgenoot" Brn.
Van Lynden, tot tjjd en wjjle het dr Kuyper
verveelt.
Maar keeren wjj tot «waterstaat" terug.
Uit de verschillende antwoorden van den
minister is van algemeen belang wat hy zeide
over de bevordering van de belangen van de
Nederlandsche njjverheid en zyn verklaring
inzake de haven in Delfzyl.
Wat de Nederlandsche njjverheid betreft,
was door den heer Van Wjjek geklaagd over
het de voorkeur geven aan ingevoerd bazalt-
steen boven gebakken steen. Zoo ook over
het verwerken van Belgische steen voor de
sluis te Terneuzen. Hierop antwoordde de
minister dat hy met veel genoegen had ver
nomen, dat de nationale ny verheid zulke warme
voorstanders in de Kamer bezat, en dat men
meer en meer begint in te zien, dat de nati
onale arbeid zooal niet beschermd dan toch
zeker niet verwaarloosd mag worden. In dien
geest aandrang by hem uit te oefenen ware
enfoncer une porte ouverte. In verband hiermede
wees hjj dan ook op de bestaande aansehrjjvmg
om zooveel mogelyk in plaats van bazalt ge
bakken steen te gebruiken. Nu was voor de
sluis te Terneuzen van dezen regel afgeweken,
maar daarbjj moest men niet vergeten, dat
dit werk voor rekening van de Belgische re
geering werd gemaakt. Verder beloofde de
minister, dat hjj in de toekomst zeer zeker
rekening zou houden met de belangen van de
nationale industrie.
En nu een haven van Delfzyl. De heer
Schaper had gewezen op het belang van ver
beteringen aldaar aan te brengen, vooral met
het oog op hetgeen de Duitsche regeering
voor het concurreerende Emden doet. Deze
opmerking ontlokte aan den minister de ver
klaring, dat het hier niet geldt een concur
rentie aan te binden met Emden, want die
moet gezocht worden te Amsterdam en te
Rotterdam. De haven te Delfzjjl staat meer
in verband met de Ooster spoorwegljjnen. In-
tusschen zal hy voor Delfzyl doen wat hy kan.
De aandaeht van de kamer was niet groot.
Anders had deze verklaring zeker nog wel tot
een uitvoerige beschouwing aanleiding gege
ven. By een volgende begrooting zal zjj
zeker nogmaals ter sprake komen. Nu bestond
daartoe evenwel lust noch tjjd.
Met grooten spoed gingen de verschillende
art. onder den hamer van den voorzitter door.
Kwam er een spreker aan het woord, gehoor
had hjj niet of heel weinig. Het hield zóo op,
ziet u, en de leden verlangden naar het eind.
Zy waren nu bezig zichzelf dood te praten.
Vrooljjk werd het voor een oogenblik, toen
de luitenant Dymaer van Twist het over
baggermolens, en in ótawdaard-styl het over
«ons christalyk volk" te Vollenkoven en Blok-
zjjl had. Hjj werd doodeenvoudig uitgelachen,
en by het eind met een ironisch «bravo" voor
zjjn voordracht bedankt. Dit lid mag wel zeer
voorzichtig zyn, anders wordt er van zjjn
«redevoeringen" gewoon eon relieve gemaakt.
Een voorbeeld in zake het bepleiten van
locale belangen mag by wel aan den heer
Hennequin nemen, die het over de haven-
werkén te Terneuzen had. In een zaakryb
betoog, zonder bombastische omhaal van
groote woorden, eenvoudig maar duidelyk en
degelyk drong de afgevaardigde voor Oostburg
er bjj den minister op aan, dat deze werken
spoedig moesten uitgevoerd worden, en wel
zoodanig, dat de belangen van Terneuzen en
van geheel Staats-Vlaanderen daarvan profijt
trokken. Hoewel de minister in zyn antwoord
verklaarde, dat hy meer licht omtrent den
economischen toestand aldaar moest hebben,
slaagde de heer Hennequin toch in zooverre,
dat de minister de toezegging deed er spoedig
eens zelf poolshoogte te gaan nemen. Al zoo:
bewoners van Terneuzenopgepast bij het a.s.
bezoek van den minister.
Verder werd nog door den heer Pompe
van Meerdervoort aangedrongen op het op-1
ruimen van wrakken in het Haringdiep en
Volkerak. Antwoord van den minister er is
al in de laatste jaren voor ruim 4 ton aan
het opruimen besteed; zyn aandacht bljjft op
de zaak gevestigd.
De verbetering van den Dordtschen water
weg werd nog door den heer Van Gjjn ter
sprake gebracht, maar slechts met eenige
woorden. In de opnemingen en peilingen
tusschen Dordrecht en Brouwershaven zag hjj
een gunstig teeken. Dat was alles.
En wat nu verder in debat kwam, de loonen
der sluiswachters, de wachthuisjes op de brug
gen, de bevaarbaarmaking der rivieren in
Limburg, de verlegging van den Maasmond en
nog vele andere zaken mag ik zeker wel
overslaan.
Belangwekkend was deze zitting niet. Al
dat gepraat over die materieele onderwerpen.
Hoe is het mogelyk, daar nog zooveel tjjd aan
te wjj dendacht de heer Schokking wellicht,
die van de honderd vroede vaderen misschien
wel het meest doordrongen is van de gedachte,
dat hier onze vaste verblijfplaats toch niet te
zoeken is. Nu, opgewekt zat hjj er zeker niet
by. Het is te begrjjpen. «Waterstaat" is zyn
fort niet.
Morgen voortzetting der beraadslagingen
over «Waterstaat".
TWEEDE HAMER.
Terneuzen als vesting.
Bjj de behandeling der Vestingbegrooting,
Dinsdag avond, besprak de heer mr P. C. J.
Hennequin de werken aan de Wester-Schelde.
Bjj de Vestingwet werd indertjjd verworpen
een amendement-De Roo om die werken uit
de wet te lichten. Diens scherpe bestrjjding
is nog altoos juist. Devesting Terneuzen
is een nuttelooze verspilling van onze strijd
krachten. Het geldt hier enkel handhaving
onzer internationale verplichtingen op de
Schelde.
Door den heer Fokker is aangetoond dat
de neutraliteit van België reeds verzekerd is
door traotaatdat de vraag is of het volken
recht een neutralen Staat kan verplichten de
neutraliteit van een achterliggend gebied te
beschermen en ten slotte dat België op eigen
stroomgebied veel beter in staat is aan vreemde
schepen den doortocht te beletten dan wjj.
De heer Hennequin ging nu na of de vesting
Terneuzen inderdaad geschikt is om de neutra
liteit van België te handhaven. Hy kwam tot
een ontkennende beantwoording. De schepen
kunnen langs een anderen weg België binnen
komen. De vestingwerken zyn zeer onvoldoen
de het personeel bestaat uit twee man. Het
voordeel is dat de kosten zeer gering zyn. De
gebouwen worden eens opgeverfd, en de in
specteur komt eens kjjken of de twee man er
zyn. Maar het nadeel iB dat de werken de
zich ontwikkelende gemeente Terneuzen in
een keursljjf binden. De gemeente heeft 7
hectaren afgestaan en het Dep. v. Oorlog houdt
die vast en geeft aan Terneuzen 2 man. Er
is overleg geweest over het bouwen van een
kustbatterjj, maar er is niet tot een resultaat
gekomen.
De afgevaardigde voor Oostburg zou meenen,
dat zoo spoedig mogelyk een einde moest
gemaakt worden aan die schijnvesting, waar
door de belangen der burgermaatschappij met
de militaire eischen zouden overeengebracht
worden.
In zyn antwoord aan de verschillende spre
kers zeide de minister ten opzichte van hetgeen
door den heer Hennequin was aangevoerd dat
Terneuzen alle waarde heeft verloren voor
evontue§l6 handhaving onzer neutraliteit, even
als het fort Ellewoutsdjjk. Bjj Terneuzen zou
een eenvoudige battery geschikt kunnen vol
doen.
De minister aal zich gelukkig rekenen als
hjj er in slaagt met Terneuzen tot een resultaat
te komen. Een bepaalde belofte kan hjj niet
afleggen. Er is correspondentie gaande. De
zaak. zal een punt van nadere overweging uit
maken en hy hoopt dat ze zal slagen.
WET OP DE MIDDELEN.
In zyn antwoord op het voorloopig verslag,
zegt de minister van financiën, dat voor ver
wezenlijking van het denkbeeld om de mutatie-
rechteii weder op te voeren tot het vóór 1893
geheven bedrag, de tegenwoordige omstandig
heden weinig gunstig zjjn te achten.
Wat na tariefsherziening op het gebied der
belastingwetgeving zal moeten of kunnen ge
schieden, laat zich op 't oogenblik nog niet
bepalen. De minister zou zich verheugen wan
neer de toestand van 's Rjjks financiën hem
dan veroorloofde afschaffing van bestaande be
lastingen voor te stellen, maar hjj ontveinst
zich" toch ook de mogelykheid niet, dat er uit
sluitend van verzwaring en niet van gelykty-
dige daartegen opwegende verlichting van
belastingdruk sprake zou kunnen zjjn.
Het streven der Regeering zal zyn te komen,
tot afschaffing der Staatsloterij, doch langs
geleidelyken weg, met inachtneming, zooveel
mogelyk, van de daarbjj betrokken bijzondere
belangen.
Maatregelen tot verscherping van het toe
zicht op de collecteurs der Staatsloterij zjjn
niet noodig.
De minister is met zjjn ambtgenoot van
Justitie in overleg getreden omtrent de vraag
of de bestaande strafbepaling tot wering van
de buitenlandsche loteryen als voldoende kan
worden beschouwd.
zich wat te herstellen. Maar zjj houden het
beginsel vast.
«Hier te Utrecht zyn wjj nog vol moed,"
aldus eindigt hy. «Laat dit ministerie een
poosje aan het werk zyn en de liefde voor
ons protestantsch volkskarakter zal tot krach
tige daden in staat stellen. Wij zijn niet van
plan het. liberale regime zonder meer te 'doen
herleven. Van een man als de heer Mees,
hoe bekwaam ook en talentvol, gaat zoo weinig
kracht mees uit. Zjjn houding tegenover dit
ministerie wat bljjkt zjj, volgens zyn pas
gehouden rede, zwak en weifelend te wezen
Wjj zien uit naar mannen, die de vryheid
aandurven, maar niet naar Rome uitzien om
hulp die vertrouwen hebben in de macht der
waarheid, in de kracht der heerljjke beginselen,
die het Evangelie van Jezus Christus bevat,
welk nog steeds het richtsnoer moeten wezen
van een eerljjke, rechtvaardige staatkunde".
Met eenige scherpe woorden aan het Jezu-
iptisine en de ultramontanen eindigt dr Brons-
vjejd.
op de verschillende aanvallen in De Stan
daard, Tijd enz., in verband met de scheuring
in den Christelijk-B.istarisnli.ev Inezersbond, bomt
voor in de Kroniek van het jongste nommer
der Stemmen voor Waarheid en Vrede. Hjj stelt
daarin zijn lezing van hetgeen is voorgevallen
tegenover die van zyn bestryders. Ook de
aanvallen op zyn persoon, op zjjn »te ver
gedreven individualisme" slaat hjj af, waar
hy de lykrede, reeds door de Standaard op
hem gehouden hjj waardeert het voorrecht
op deze wjjze zyn eigen lykrede te kunnen
beantwoordenaan critiek onderwerpt.
«Maar aldus vervolgt hy, onze per
soon is in dezen strjjd niets. Het geldt hier
de vraag naar onze beginselen. Zal Neder
land een protestantsch land bljjven, ja of neen?
Dit is de groote kwestie. Er is nu groot
gevaar, dat onze vryheid al meer zal worden
gekortwiekt. Dr Schaepman, die in de Tweede
Kamer, geljjk die nu is samengesteld, en
tegenover dit ministerie zoo recht in zyn
element zich gevoelt, heeft het dezer dagen
meer dan eens op het Binnenhof uitgespro
ken wjj, roomseh-katholieken en anti-revolu
tionairen, zyn het eens, en het zal u, libera
len, niet gelukken ons weder te scheiden. Ik
vrees ook dat wij in de naaBte toekomst
zullen overgeleverd zjjn aan de kerkelyke
partjjen; want al heet dit ministerie «cfaris-
teljjk", voor roomschen is er geen christen
dom dan hun kerk en de belangen van die
kerk zal dr. Kuyper met de zijnen moeten
dienen op proeve van te worden uitgeworpen."
De toekomst, die dr Bronsveld voor zich
ziet, wordt aldus geschetst
«Roomsche lagere en hoogere scholen zullen
(wjj wjjzen nóg eens op dit gevaar) naast
tallooze kloosters verrijzen. De vrienden van
christelyk (ik moet nu duidelijkheidshalve
zeggenvan niet specifiek roomsch) onderwys
dansen om het gouden kalf van de rjjkssubsidie
en verkoopen hun eerstgeboorterechtsubsidie
zal ook aan de protestantsche zending geen
goed doen, en deze regeering zal het den
roomschen missionarissen niet verhinderen te
gaan eoncurreeren met onze zendelingen op
benoemingen by voorkeur van roomschen in
alle mogelijke betrekkingen kan worden staat
gemaakt, en zyn de nieuwe titularissen nie
roomsch, dan moeten zy toch een voetvat
hebben gedaan voor den pastoor. Zulke pro
testanten doen aan de roomschen nog meer
diensten dan leden der pauselyke kerk. Met
het woord «christelyk" zal men zaken gaan
doen, en de zaak, die oorspronkelijk door dit
woord wordt aangeduid, zal wegslinken en
'zinken in het sljjk. Wat de Jezuiëten aan
raken, blyffc niet ongerept en zij zyn het,
die thans het roer in handen hebben."
Dr B. benijdt de achtergeblevenen van den
Christelijk Hislorischen Bond niet.
Met bedachtzaamheid wil hy hen, die trouw
aan het program bleven, verzamelen. De mees
ten hunner hebben een weerzin in politiek,
welke de karakters bederft, en die weerzin is
er dit jaar niet op verminderd. Zjj zjjn diep
teleurgesteld en hebben tjjd van noode om
Vrijzinnig-democratische bond
Bjj de door ons gemelde beginselverklaring
geeft het bestuur de volgende toelichting
De Vrijzinnig-democratische Bond staat op den
bodem van onzen tegenwoordigen regeerings-
vorm, zooals die in de Grondwet is omschre
ven met rechten en verplichtingen van Kroon
en volk. Zjjn streven is niet gericht op ver
andering in de verhouding tusschen die beide,
maar hierop, dat gansch het volk op den gang
van wetgeving en staatsbestuur den invloed
erlange, welke tot dusver slechts aan een be
voorrecht deel ervan is toegekend. Met andere
woorden zyn beginsel is algemeen kiesrecht
voor alle vertegenwoordigende liohamen het
democratische beginsel van geljjk recht voor
alle staatsburgers, zoodat de stem van allen
worde gehoord over hetgeen allen raakt.
Dat beginsel wordt niet aangetast, wanneer
aan bepaalde personen, zoo vaak en zoolang
nauwkeurig omschreven omstandigheden
verkeeren, de uitoefening van het kiesrecht
wordt ontzegd. Doch onvereenigbaar ermede
is een kiesrecht-regeling, die de kiesbevoegd
heid bindt aan belastingbetaling, aan bewyzen
van bezit, aan een examen, aan hetbekleeden
van een ambt, en die de vrouw stempelt tot
een minderwaardig lid der sfcaatsgemeenschap.
Afgezien van het verder liggende doel, ter
bereiking waarvan hjj algemeen kiesrecht het
onmisbare middel acht, verlangt de Bond de
invoering ervan op grond van blllykheid en
recht.
Zyn naam reeds duidt aan, dat de Bond in
den diepsten grond zjjner beginselen gescheiden
is van hen, die den Staat dienstbaar willen
maken aan kerkelyke oogmerken, of die in
een Openbaring bindende regelen meenen te
vinden voor de staatkunde. Zjjn roeping is
integendeel, wanneer pogingen van reactie
tegen den vrjjzinnigen geest onzer staatsin
stellingen worden gedaan, die pogingen te
helpen weerstaan. In zóóver gevoelt hy zich
éen met de liberalen van verschillende
schakeeringen zoowel als met de sociaal-demo
craten.
Waar het daarentegen voorziening geldt in
sociale behoeften, die in het staatkundig leven
ook van ons volk meer en meer op den voor
grond treden, staan de vryzinnig-demooraten
tusschen de liberalen ter eene en de sociaal
democraten ter andere zjjde. De Bond keert
zich tegen beide met zyn eigen beginsel, het
welk totrichtsnoer strekt voor de Bociaal-
politieke maatregelen, die hy bepleit.
Tegen de sociaal-democraten aan den eenen
kant.
Wel ziet de Bond in het eigendomsrecht,
evengoed als in elk ander recht, slechts een
menschelyke instelling voor menschelyke be
langen hjj rekent de wetgevende macht be
voegd, de grenzen van dat recht te wyzigen
naar wisselende behoeften, en acht belangrijke
wyziging dier grenzen een behoefte van onzen
tjjd. Doch zyn overtuiging ia, dat de belan
gen der maatschappjj door de opheffing van
hetpersoonlyk eigendomsrecht op de productie
middelen niet gebaat, veeleer zeer ernstig ge
schaad zouden worden. Daarom wordt het
stelsel der sociaal-democraten door den Bond
afgekeurd en bestreden.
Wei ook erkent hjj het bestaan van den
klassenstrijd in dezen zin, dat in onze tegen
woordige samenleving strjjd over de voorwaar
den van den arbeid tusschen de werklieden
met niets dan hun arbeidskracht en de werk
gevers met hun kapitaal onvermydelyk is. Hjj
oordeelt het in hooge mate wenscheljjk, dat de
werklieden, door vrywillige aaneensluiting en
deugdeljjke organisatie, dien strjjd zoo krach
tig en zoo waardig mogelyk voeren. Doch de
Bond ontkent, dat belangenstrijd de eenige
drjjfkracht voor maatschappeijjken vooruitgang
I is en mag zyn, en acht den Staat geroepen
lom, met de middelen welke dezen ten dienste
staan, den strjjd te temperen en van noode-
looze scherpte te ontdoen.
En aan den anderen kant beert de Vryzin-
nig-democratische Bond zich tegen de liberalen.
Weliswaar toonen de feiten, dat de meesten
van hen aan het liberale beginsel niet conse
quent vasthouden. Maar dit beginsel zelf is,
dat de Staat zich te onthouden heeft van in
menging in de economische verhoudingen tus
schen de burgers onderling, en de ontwikke
ling ervan heeft over te laten aan de onbe
lemmerde werki g van de maatschappeljjke
krachten. Het gevolg daarvan is, dat zy, die
onder den invloed van dit beginsel bljjven,
wel somwylen daarvan afwijken, doch dan
slechts noodgedwongen en schoorvoetend met
remmende, in stede van stuwende kracht.
Eveneens toonen de feiten, dat velen onder
de liberalen hun mode-stuwende kracht schen
ken aan wetgevende daden, die met het be
ginsel vloeken. Maar juist dit bewijst, dat
zjj, zoo zy nauwgezet en onbevooroordeeld zich
rekenschap geven van hetgeen hun denkbeel
den hun ten plicht stellen, hun plaats zullen
zoeken in de gelederen der vryzinnig-demo-
cratische party, van wier beginsel zulke daden
het uitvloeisel en de toepassing zyu.
Dit beginsel is, dat de Staat voor zyn deel
de verantwoordelijkheid draagt voor zóódanige
ongeljjkheid tusschen zyn burgers, die niet in
hun lichaamsgesteldheid, niet in hun geestes
gaven, niet in hun zedelijke geaardheid haar
oorzaak heeft, maar in de maatschappelyke
ordeningen. Het is in éen woord de onge
ljjkheid tusschen de leden van bet volk ten
aanzien van hun ontwikkelingsvootwaar.l- u
of wil men ten aanzien va» hun kansen op
volle ontplooiing van alle licham.-lyke, geeste
lijke en zedeljjke krachten Viel is die on
gelijkheid welke veel verder gaat dan de
natuur noodzakeljjk maakt. Die ongelijkheid
wordt ten deele in het leven geroepen, of
versterkt of niet naar vermogen verminderd,
door daden en tekortkomingen van wetgever
en regeering. Welnu, juist het wegnemen
van deze oorzaken der ongelijkheid door een
krachtige sociale wetgeving, door krachtige
uitvoering ervan tevens, is het doelbewuste
streven van den Vrijzinnig-democratischen Bond.
Hjj is de eerste om te erkennen, dat dit
grootsche doel misschien nooit ten volle, maar
zeker slechts van stap tot stap zal worden
bereikt. Doch terwijl eenerzyds staatkunde
de kunst is om een beginsel toegepast te
krjjgen zóóveel en zóo snel als de omstandig
heden veroorloven, heeft anderzyds een staat
kundige partjj aan haar ideaal den wil te
ontleenen tot zoo doortastend mogelyk kan-
Het gestelde doel is de inspanning
van geslachten waard aan het thans levende
geslacht de taak om alvast te doen wat het
vermag.
Uit het bovenstaande volgt, dat voor den
Vrijzinnig-democratischen Bond in de gegeven
omstandigheden op sociaal-politiek gebied
hoofdzaak is de verbetering van den toestand
der misdeelden en de verheffing van den ar
beid. Het zyn ae daartoe strekkende maat
regelen, die hy heeft neer to leggen in zyn
program.
DE ZAAK-TER LAAN.
De gronden, waarop de ongegrondverklaring
van den Hoogen raad berust van het beroep
van den heer Ter Laan tegen de afwyzende
beschikking van Ged. Staten van Zuid-Holland
op zyn verzoek om gelyktydig met zjjne
betrekking van hoofd eener openbare school
te Delft het kamerlid maatschap te mogen
bekleeden zyn de volgende:
Dat naar de beteekenis, in de Nederland
sche wetgeving aan de woorden «ambten" o f
«bedieningen" gehecht, het lidmaatschap van
de Tweede Kamer onder deze benaming valt
en de appellant dat lidmaatschap dus naar
art. 36 der wet op het lager onderwys niet
geljjktjjdig met zjjne betrekking van hoofd
der school mag bekleeden
dat Ged. Staten terecht hebben geoordeeld,
dat, nu het gemeentebestuur van Delft be
zwaar heeft een tjjdeljjke regeling te maken,
de waarneming van het lidmaatschap der
Kamer bjj de betrekking van schoolhoofd on-
mogeljjk is
dat toch het hoofd eener openbare lagere
school, ook zelfs wanneer hjj geen onderwys
aan een bepaalde klasse geeft, voortdurend op
de school dient tegenwoordig te zyn, ten einde
daar leiding te geven en toezieht uit te
oefenen
dat appellant dit niet zoude kunnen doen,
wanneer hy voor de vervulling van het lid
maatschap der Kamer soms dagen en weken
achtereen juist op de uren waarop Bchool ge
houden wordt ziek buiten de gemeente bevond;
dat dus het gelyktydig bekleeden van beide
betrekkingen door appellant zoude uitloopen
op groote schade voor dat deel van het onder
wys dat hem is toevertrouwd, omdat hjj zeer
dikwyls zyn plicht als hoofd der school door