MIDDELBIRGSCHE COURANT
y
N°. 281.
144" Jaargang.
Donderdag
28 November.
1901.
Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s, niet uitsondering van Zon- ©n Feestdagen.
Prijs, per kwartaal, zoowol voor Middelburg als Yoor a Je plaatsen in Nederland franco p.p., f 2.-
AJzonderlijke nummers kosten 5 cent.
THERMOMETER BW VERWACHTING.
27 Nov.8 u. vm. 36 gr., 12 u. 37 gr., av. 4 u. 36 gr. F. Vetwaoht: zwakke wind. bewolkte
lucht, miat, weinig verandering in temperatuur.
Advertentien i 20 eent per regel, Geboorte-, dood- §n alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Beolames 40 cent per regel
Groots letters naar de plaats, die zjjj innemen.
Tot de plaatsing van advertentiën en reclames, niet afkomstig uit Zeeland, betreflende
Handel, Njjverheid en Geldwezen, is uitsluitend gerechtigd het Algcssesn Advwtessgss-JtSas'eeiui
IMS 3LA MAR As»,, N.S. Amsterdam*
Middelburg 27 November.
MT WIM/CS WIJ WEL O EI. O O VICX.
De Standaard zegt aan het slot van een op
stel over «Antecedenten"
«Vast staat echter bij ons, dat het alsdan
nog duidelijker zal worden, dat geen dezer
antecedenten, waaraan een of meer Ministers
zullen worden herinnerd, in strjjd is met wat
het Kabinet voorstaat on wenscbt tot 9tand
te brengen.
Laat men zich haver met de beginselen der
partyen, dan met de antecedenten van personen
bezighouden
WH willen gaarne gelooven dat dit laatste
De Standaard en zjjn vrienden veel welgeval-
liger is.
Het is niet aangenaam telkens herinnerd te
worden aan vroeger beleden beginselen, waar
door aan het licht komt hoe men zich heeft
moeten draaien en keeren om bondgenooten
te verwerven, teneinde zich van het gezag te
kunnnen meester maken.
Het is zulken lieden veel welgevalliger
wanneer over dat yerleden en over hunne in
consequenties een sluier wordt geworpen
Kameroverzicht.
Zitting van Dinsdag.
De zitting van heden was een genot voor
de heeren koloniale specialiteiten, en vooral
voor de heeren Van Limburg Stirum en
Van Kol.
Men kon het eerstgenoemde aanzien, dat hjj
zich in zjjn element voelde. Met zjjn aantee-
kenboekje inde hand, snelde hy van den eenen
spreker naar den ander, koos zich een goed
plaatsje uit vlak by den afgevaardigde, die het
woord voerde, en bleef dan een en al oor,
aandachtig luisterend naar hetgeen er over de
heerendiensten, hoofdgeld, en dessadienBten
in het midden werd gebracht. Geen woord
ontsnapte hem. Hjj ging geheel in het onder
werp op. Gisteren had hjj de heeren vergast,
vandaag zou hy eens smullen.
Ook de afgevaardigde van Enschedé genoot
in hooge mate. Blykbaar het meest, toen hjj
in den namiddag zjjn motie verdedigde,
waarbjj de «Iandroof", onder welk voorwendsel
en onder welken vorm ook, werd afgekeurd.
By zulke gelegenheden is hy goed op dreef.
Er is dan iets klagends in zjjn stemmen
krijgt den indruk, dat hjj als het ware op dat
oogenblik de «verdrukten," voor wie bij op
komt, voor zich ziet in al hun ellende en
kommer; hjj gaat uit van een eerlijke sug
gestie, en als hy dan aan het «brandmerken'"
begint van al degenen, die voor dit onheil
door hem verantwoordeljjk worden gesteld,
dan is hjj in zjjn volle kracht. Dan is er geen
houden aan. Dan wordt het «kapitalistisch
bedrjjf" in de koloniën eens ter dege onder
handen genomen, en ziet hy in alle voorge
stelde maatregelen slechts het boos opzet van
die gewetenlooze menschen.
Volgens hem was de annexatie van Nieuw-
Guinea ook een daad, waarachter een kapita
listische toeleg verborgen was. Er zjjn op de
begrooting gelden aangevraagd voor de vesti
ging van ambtenaren aldaar, benevens voor
een schip ten dienste van deze ambtenaren,
dat pl. m. 3 ton kost. Nu vroeg de heer Van
Kol welke rechtstitels Nederland bezat," om
zoo maar mir nicht^dir nicht een gedeelte van
Nieuw-Guinea in bezit te nemen. De regee
ring had dit beleid verdedigd met het oog op
de vreemde mogendheden, wier bezittingen
op dat eiland aan de onze grenzen. Dat was
echter voor hem geen afdoend argument. Hjj had
een formeel en principieel bezwaar tegen die
handeling. Formeel in zooverre, dat Nieuw-
Guinea niet in Azië is gelegen, en Nederland
dus in verband met art. 1 van het regeermgs-
reglement geen Indische gelden voor dat doel
mag gebruiken, en principieel omdat die daad
een imperialistisch karakter droeg.
De minister bestreed zoowel het een als het
ander. Hy merkte daarby op, dat het zeer
onbestemd is wat onder Azië en wat onder
Australië moet gerekend worden, en verder
stelde hjj in het licht, dat onze vestiging
langs de kust aldaar juist in het belang van
de bevolking is. De motie, in stemming ge
bracht, werd verworpen met 74 tegen 6 stem
men. De 6 leden, die;voor stemden, waren alle
socialisten, met uitzondering van den heer
Lieftinck.
Vóór de behandeling dezer motie had er
nog een uitvoerig debat plaats over heeren
diensten, dessadiensten, hoofdgeld, landbouw-
crediet en woekerrente, waaraan de heeren
Pjjnacker Hordjjk, Fock, Cremer, Van Vljjmen
en de minister deelnamen. Vóór de pauze waren
wy daarmede ten einde gekomen; toen de
motie over Nieuw-Guinea van den heer Van
Kol, en ten slotte kregen de koffie en kina en
het Inlandsch onderwjjs een beurt. De koffie
werd grondig behandeld door den heer Van
Limburg Stirum, die de drie verschillende
soorten van koffie-aanplant uiteenzettede
kina nam de heer Van Kol onderhanden, en
het Inlandsch onderwijs namen de heeren
Idenburg en Hugenholtz voor hun rekeniEg;
laatstgenoemde om te verzekeren, dat de
Inlanders aanschouwelijk onderwjjs, zg. wan-
delonderwjjs noodig hadden. Zjjïmoeten de na
tuur meer leeren bespieden. Zulks was indertijd
door den heer Van Kol noodig geacht; zijn
partijgenoot kwam daar thans nog eens op
terug. Wy gelooven anders, dat de Inlanders
het al een heel eind gebracht hebben in die
richting en de hen omringende natuur vry
grondig kennen.
Morgen voortzetting der debatten bij onder-
afdeeling 61.
BEVOORRECHTING.
Verschillende bladen maken er terecht aan
merking op, dat De Standaard in den laatsten
tjjd in de gelegenheid wordt gesteld, belangrjjke
staatsstukken eerder te publiceeren dan andere
bladen. Dit was het geval met de Memorie
van Antwoord op de Algemeene beschouwin
gen, en weer inet de Memorie van Antwoord
op het hoofdstuk «Binnenlandsche Zaken.1'
Deze laatste stond' zelfs in genoemd blad vóór
zij aan de Kamerleden was uitgereikt. Zater
dagavond 5 uur publiceerde De Standaard bet
stuk, en eerst 's avonds half 10, dus 47s uur
daarna, werd Int aan de Kamerleden verzon
den. Eerst daarna was het op de landsdruk
kerij voor de pers verkrygbaar.
Steeds is door anti-revolutionnaire bladen
hard geroepen over bevoorrechting, op ver
schillend gebied door de liberalen in toepas
sing gebracht, o. a. ook ten opzichte de?
courantenvoor wie zjj het eerst en het meest
in en buiten allerlei collega's om gelijkstel
ling vroegen. Wjj weten dit uit eigen om
geving.
Nauwelyks hebben zjj het gezag in handen
of hunnerzjjds wordt een nooit voorgekomen
bewys van bevoorrechting gegeven.
Alles bomt bij hen eenvoudig neer op hetj
belang van zich zeiven en de vriendjes.
Het dient echter geboekstaafd dat ook cle-
ricale bladen, o. a. de R. K. 'Residentiebode en
De Nederlander, zich tegen zulk eene bevoor
rechting verzetten.
Laatstgenoemd blad, het orgaan van jhrmr
A. F. de Savornin Lohman, schrijft o. a.«Alle
vriendendienst op dit stuk zijn contrabande."
TWERBE KAMERVERKIEZING.
Behalve de heer A. L. J. van Waesberghe
zjjn in het district Tilburg nog officieel can-
didaat gesteld voor de vervulling der vaca-
ture-Jansen de heeren A. H. A. Arlo, J. A.
Bergmeyer en mr A. L. N. baron Sloet tot
Everlo.
Van Daalen te Goelaboh is aangekomen, na
tevergeefs getracht te hebben Tjoet Nja Din
gevangen te nemen. De vjjand had in het
geheel 45 dooden.
Er loopt een gerucht, dat de sultan in de
Gajoelanden gedood is.
Zooals bekend is, vervolgt majoor Van Daalen
met 12 brigades marechaussees den sultan en
diens volgelingen in het gebied van de Gajoes.
Een maand of drie geleden vernam men van
Atjehers en Gajoes, dat de sultan voor de
marechaussees was gevlucht naar het gebied
van den Radja Boebit, in de Gajoelanden,
met wien hjj in aanraking wenschte te komen.
Hjj had 80 man in zijn gevolg, grootendeels
met geweren gewapend, bovendien een zestig
tal vrouwen en kinderen, onder wie de vrouw
van Polim en andere voorname vrouwen. Te
Tjaloeng bad zich by den sultan aangesloten
Tjoet Nja Din, de weduwe van Toekoe Oemar,
met baar zoon Radja Batta en 30 met geweren
gewapende volgelingen,. Vermoedelijk hadden
onze troepen aanwijzing gekregen, waar Tjoet
Nja zich roet haar bende bevond, maar voor
't oogenblik is zij ontsnapt.
Het Hbld teekent by het bericht aan
1t Merkwaardigste van den tocht van majoor
Van Daalen is, dat bjj met zjjn colonne zoo
ver Zuidelyk doordringende, in onbekende
streken, waarbeen vivres moesten worden
medegenomen, uit bet gebied van Pidië (Pedir),
ten slotte weder aan de Westkust is aan
gekomen.
8Ea«BMISHEA' KSZ.
Bjj kon. besluit
zjjn benoemd bjj het wapen der infanterie
bjj het 4e reg., tot eerste-luit. de tweede-luit.
H. G. Winkelman, van het korps; by het 8e
reg., tot kap. de eerste-luit. A. Copes van
Hasselt, van het 6e reg.; bjj het wapen der
art.: by bet le reg. veld-art., tot eerste-luit.,
de tweede-luit. E. D. Bezoet de Bie, van het
korps bjj bet 2e reg. veld-art., tot eerste-luit.,
de tweede-luit. H. A. F. G. van Ermel Scherer,
van het korps bjj het korps rydende-art, tot
eerste-luit.. de tweede-luit. O. C. G. Beelaerts
van het korps bjj het le reg. vesting-art.,
tot eerste-luit., de tweede-luit. J. G, Tinber
gen, van het korpsbjj het 4e reg. vest.-art.,
tot kap., de eerste-luit. J. C. P. W. A. Steen
kamp, van het le reg. vest.-art., en tot eerste-
luit., de tweede-luit. H. G. Sadée, van het
korps en zjjn op non-activiteit gesteld de
kaps. J. H. Arendsen Hein, van het 8e reg.
inf. en P. G. A. van der Hoff, van het 4e reg.
vest.-art., alsmede de eerste-luit. S. H. F.
Hoffman, van laatstgenoemd reg.
Door de arr.-rechtb. te Rotterdam is, ter
vervulling der vacature van kantonrechter te
Schiedam, opgemaakt de navolgende alphabe-
tische ljjst van aanbevelingmr E. J. H. M.
van Rjjckevorsel, ambtenaar van het O. M.
bjj de kantongerechten in het arr. Rotterdam,
voor het kanton Rotterdam no 2: mr J. C.
von Briel Sasse, kantonrechter te Woerden
en mr J. Th. F. Telting, kantonrechter te
Ridderkerk.
AT JE H.
De Hollandsche bladen hebben, zooals in
ons vorig nomtner nog in het kort is vermeld,
uit Batavia bericht ontvangen dat dekolonno
Landbouw Regeeringszorg
Aan dat onderwerp wjjdt de Nieuwe Rott.
Crt. een uitvoerig opstel, dat aldus aanvangt
Toen in Juli II. aan dr Kuyper werd opge
dragen een nieuw Kabinet te formeeren, had
men vry algemeen verwacht, dat de acht
departementen van algemeen bestuur met éen
zouden worden vermeerderd, dat een nieuw
ministerie van «Onderwüa en Arbeid" zou
worden ingesteld en de Kabinetsformateur zich
zelf met de leiding van dat nieuwe departe
ment zou belasten. Bekend is, dat dit plan
ook werkeljjk heeft bestaan en dat het alleen
is afgestuit op de onmogelijkheid om een ge-
schikten titularis te vinden voor het departe
ment van Binnenlandsche Zaken, waarvan het
gevolg was, dat dr Kuyper zich verplicht
achtte zelf die portefeuille te aanvaarden.
Thans bljjkt uit de Memorie van Antwoord
op Hoofdstuk V, dat er ook ernstig sprake ge
weest is van de instelling van een afzonder
lek departement van Landbouw. «De Land
bouw zoo leest men daar kan niet
duurzaam afdeeling bljjven, en Onderwjjs en
Arbeid nemen zoo gestadig in omvang toe, dat
vermoedeljjk ook deze belangen na verloop
van tjjd saam een eigen Departement zullen
vragen. Bjj de Kabinetsformatie is ernstig over
wogen of een wyziging in die richting reeds
n* ware tot stand te brengen, doch het voor
nemen daartoe is afgestuit op de moeilijkheid
van de keuze der titularissen. Althans de eerste
maal zou voor het hoofd van een op te rich
ten Departement van Landbouw een man
moeten optreden, die geacht kon worden een
program te zjjn. Nu kon de toenmalige direc
teur-generaal van Landbouw, boe geacht ook,
daarvoor niet worden aangezocht, wjjl hy be
hoorde tot eene andere politieke richting, dan
die groepen, waarop het nieuwe Ministerie
moest steunen, terwjjl onder die groepen zelve
niemand was aan te wyzen, die op het stuk
van landbouw zijne sporen in dien zin ver
diend bad, dat hy metterdaad geacht kon wor
den in zjjn persoon een algemeen bekend pro
gram mede te brengen."
Met andere woordenonder de anti-revo
lutionairen en onder de katholieken was geen
geschikt minister van landbouw te vinden, en
in een kerkeljjk Kabinet kon toch geen libe
raal ministerie van landbouw worden op
genomen.
Met dit laatste zjjn wjj het volkomen eens,
maar toch heeft het ons bevreemd deze ver
klaring te zien neergeschreven in de door den
Kabinetsformateur geteekende Memorie; want
deze zal toch bezwaarlijk kunnen ontkennen,
dat hy, zjj het ook voor een ander departe
ment, wel vrjjheid vond bij een liberaal,
het ook te vergeefs, aan te kloppen.
Wy zelf zouden niet den moed gehad hebben
te beweren, dat er onder de groepen der
rechterzyde niemand was te vinden, alleszins
geschikt om aan het hoofd van dezen tak van
staatsdienst te staan, maar als dr Kuyper het
zelf zegt, zal het wel zoo zjjn. Trouwens,
onderaan op dezelfde bladzjjde zjjner Memorie
klaagt hij nog eens over de «zeer beperkte
keuze" bjj de Kabinetsformatie. Het beeft er
veel van, alsof hy er prjjs op stelt by her
haling in bet publiek te verkondigen, dat
vooral daarom in Juli'- ll. zjjne taak zoo
moeilyk is geweest, omdat er onder zjjne
eigen geestverwanten zoo weinigen waren, die
voor een ministerieelo portefeuille in aan
merking konden komen.
Er zou voor ons geen aanleiding zjjn op eue
en ander de bijzondere aandacht te vestigen,
ware het niet, dat de minister als afgevaardigde
van Sliedrecht zelf de vorige regeering heeft
hard gevallen, omdat zjj naar zjjne meening
te weinig antirovolutionnairen voor belangrjjke
betekkingen in aanmerking bracht. De ver
dediging van den toemaligen premier, dat
alleen gelet werd op geschiktheid en niet op
party richting, vond hy geheel onvoldoende.
Zijn nu de bovenaangehaalde aanhalingen uit
de Memorie geen voldoende verklaring voor
hetgeen de heer Kuyper destyds in de houding
der vorige regeering zoo verkeerd vond Wy
hebben niet de moeite genomen na te gaan
antirovolutionnairen, hoevele katho
lieken en hoeveel liberalen tot gewichtige
staatsambten zjjn benoemd, want dit laat ons
vry koud, maar indien bet waar is wat wy
betwjjfelen dat werkeljjk de antirevolution
airen onder die gelukkige rari aves waren,
dan ware dit immers geheel gerechtvaardigd
indien werkeljjk in die groep de keuze van
geschikte titularissen «zeer beperkt" is.
Nu wy toch het punt der benoemingen heb-
sn aangeroerd, wenscben wjj er ook op te
wyzen, dat in deze zelfde Memorie op bladz.
7 ook volkomen wordt gerechtvaardigt de
houding, door bjjna alle liberale ministers van
binnenlandsche zaken voorgestaan en verdedigd
inzake de benoeming van burgemeesters. Meer
malen werd hun door woordvoerders van de
rechterzjjde verweten, dat zjj geheel in strjjd
met de bedoeling van den gemeentewetgever
telkens aan uitwonenden boven de ingezetenen
der gemeente de voorkeur gaven. Thans
wordt met zoovele woorden door den pas op
getreden minister verklaard, dat het juist in
het stelsel der wet moeilyk anders kon. Het
stelsel zelf keurt hy niet goed, maar daarop
laat hjj volgen«De moeilijkheid om in plat
telandsgemeenten altoos geschikte personen
voor het ambt van burgemeester te vinden,
hangt met het boven besproken stelsel van
Gemeentewet samen. Juist toch de uit
voering van de Rykswetten stelt te hooge
eischen van bekwaamheid en van bekendheid
met die wetten. Daarby maakt de groote in
vloed en macht, waarover de burgemeester
krachtens dit stelsel beschikt, in gemeenten
waarin twee of drie groepen van ingezetenen,
in politieken, economischen of kerkeljjken zin,
scherp tegenover elkander staan, de benoeming
van een burgemeester uit één van die groepen
vaak bedenkeljjk".
Precies hetzelfde wat jaar op jaar by de
begrooting door liberale ministers werd ge
zegd, maar toen als een uitvlucht of althans
niet ter zake afdoende gebrandmerkt. Wel
voegt de minister Kuyper er aan toe, dat des
niettemin, waar de bezwaren niet al te over-
zjjn, getracht wordt ingezetenen der
zoo deze solliciteeren, voor te
dragen, maar uit de benoemingen, in de laat-
maanden gedaan, bljjkt reeds, dat ook in
oog die bezwaren in vele gevallen wel
overwegend zijn.
Daarna bespreekt het Rotterdamsche blad
de verschillende motieven die, volgens de
memorie van antwoord op het voorloopig
verslag der Tweede kamer over de begrooting,
hebben geleid tot de overbrenging van de
afdeeling «Landbouw" van «Binnenlandsche
zaken" naar «Waterstaat."
Sommige komen zij a redactie niet afdoende
voor, en vooral de bewering van dr Kuypor,
dat hy op het gebied van den landbouw «ten
eenenmale vreemdeling is" schjjnt haar be
denkeljjk.
Als voelde de minister zelf dat men zal
zeggen, dat de indeeling der departementen
toch niet afhankelijk mag zjjn van persoonljjke
voorkeur van tydelyke titularissen, laat hy op
die bewering terstond volgen, dat men dit per-
soonlyk motief wel ban ignoreeren, maar dat
het bjj Kabinetsformatie met zeer beperkte
keuze toch noodzakelykerwyze meetelt. In
die woorden moge min of meer verontschul
diging schuilen, zeker is het, dat in dergelijke
aangelegenheden persoonlyke overwegingen
niet den doorslag mogen geven. Van een mi
nister is overigens niet te vergen, dat hy ii
elk onderdeel der regeeringsbemoeiingen, onder
zjjn departement ressorteerende, evenzeer op
de hoogte zal zjjn. Is niet juist daarom aan
het hoofd van de afdeeling «Landbouw" oon
directeur-generaal gesteld met byzondere be
voegdheid, omdat men wel begreep, dat slechts
bjj uitzondering de minister, tot wiens ressort
die afdeeling behoort, landbouw-specialiteit
zou zjjn? Het is echter o. i.,afgescheiden van
bijzondere omstandigheden, een bedenkeljjk
precedent het persoonlijk motief mee oji den
voorgrond te brengen. Als het gewoonte werd
bjj een Kabinetsformatie de verdeeling van de
verschillende takken van staatsdienst over de
verschillende departementen in verband te
brengen met en te laten afhangen van persoon
lyke voorkeur der titularissen, die men in het
ministerie wenscht op te nemen, dan zonden
verhuizingen van het eene departement naar
het andere telkens voorkomen, en dat kan
zeker niet in 's lands belang zjjn.
Intusschen moet worden erkend, dat in dit
geval voor de overbrenging van de afdeeling
«Landbouw" ook een zakeljjke reden wordt
opgegeven. Ze komt hierop neer, dat Handel
en Njjverheid nu reeds tot «Waterstaat" be-
hooren en dat het wenscheljjk is de regee-
ringstaak met betrekking tot alle bronnen van
ons volksbestaan onder éen hoofd te brengen
Toch ook dit argument gaat niet geheel
opzegt de N. R. Crt. want zulk een combi
natie heeft ook zjjn bedenkeljjke zjjde. Ter
wjjl alle takken van onderwjjs onder «Binnen
landsche Zaken" zjjn gebracht, wordt het
landbouw-onderwjja daaraan onttrokken.
En dit is een bezwaar, geenszins uitsluitend
van theoretischen aard. Vooreerst wordt een
deel van het landbouw-onderwys gegeven aan
de lagere school, en men kan er natuurlyk
niet aandenken ook dat onderwjjs naar «Wa
terstaat" over te brengen. Maar er is meer.
De inspecteur van het landbouw-onderwys is
volgens de wet inspecteur van het middelbaar
onderwjjs, dat onder «Binnenlandsche Zaken"
ressorteert. Ja zelfs in een deel van bet onder
wjjs, dat aan de grootste landbouwschool in
ons land, te Wageningen, wordt gegeven, ge
woon burgerschool-onderwjjs een school
vier klassen, waar aanstaande leerlingen
voor de. landbouwschool worden gevormd,
maar evenzeer tal van leerlingen, die er vol
strekt niet aan denken zich later op den land
bouw te gaan toeleggen. Het kan dus niet
anders of de splitsing van de verschillende
takken van onderwjjs over meerdere departe
menten moet tot administratieve en niet alleen
tot administratieve bezwaren aanleiding geven.
Dat is dan ook de reden, waarom men liet.
steeds als vaststaande heeft aangenomen, dat
zelfs zeevaart-onderwys, vakteeken-onderwjjs
bjj «Binnenlandsche Zaken" moesten bljj
ven, ofschoon toch Handel en Nijverheid onder
•Waterstaat" ressorteeren.
Een meer afdoende reden voor de verande
ring, waartoe thans werd besloten, zou zjjn,
dat het depart, van «Binnenlandsche Zaken"
met werkzaamheden reeds overbelast is en
dat het daarom wenschelijk kon zjjn éen of
meer afdeelingen naar een ander minder be
last departement te doen verhuizen. Deze
regeering kon echter op dit argument geen
beroep doen, omdat «Binnenlandsche Zaken",
Landbouw verliezende, er terstond weder de
afdeeling Arbeid bjj heeft gekregen en deze
jeling in den tegenwoordigen tyd van niet
minder grooten omvang is. Reden te meer
om aan te nemen, dat het persoonlyk motief,
al wordt het in de Memorie niet het eerst
genoemd, weikelyk op de genomen beslissing
den meesten invloed heeft geoefend.
Het zou echter overdrjjving zjjn te willen
sweren, dat de belangen van den landbouw
onder het ministerie van «Waterstaat, Handel
en Nijverheid" niet tot hun recht kunnen
komen. Waar de minister van Binnenlandsche
Zaken, na eerst de wenschelykheid van de
verhuizing naar «Waterstaat" betoogd te heb
ben, verder verklaart, dat het er in 1897
minder toe deed, bjj welk departement de af
deeling Landbouw onder dak werd gebracht,
daar bunnen wjj een heel eind met hem
medegaan. Echter niet om de door hem aan
gegeven reden. Toen deed het er minder toe,
zoo schryft bij, omdat toen aan het hoofd der
afdeeling een directeur-generaal werd geplaatst,
die zelf in de Kamer eventueele wetsontwer
pen kon verdedigen. Is dat de erkenning, dat
thans een directeur-generaal is benoemd, die
niet in staat is den minister in de verdedi
ging bjj te staan 'i En zoo ja, waarom dan
niet iemand voorgedragen, die daartoe wel in
staat is Of was ook hier weer de zeer be
perkte keuze de schuldige
Hoe dit zjj, naar onze vaste overtuiging is
voor den landbouw van meer belang wie aan
bet hoofd staat van dezen diensttak dan onder
wolk departement de afdeeling ressorteert. De
vorige directeur-generaal, mr Sickesz, stond
hoog aangeschreven, maar wjj hebben goeden
moed, dat ook de nieuwe titularis, de heer
Lovink, zal toonen ten volle voor zjjn taak
berekend te zjjn. üit de Memorie blykt, dat
het zjjn voornemen is de regeering spoedig in
Btaat te stellen een wetsontwerp tot invoering
van een vertegenwoordiging voor den Land
bouw bjj de Tweede kamer aanhangig te ma
ken. Een niet al te moeilyke taak, omdat»
zoo wy goed zjjn ingelicht, de vorige regee
ring in hare nalatenschap een reeds geheel