MIDDELRGRGSCHE COURANT.
tf°. 276.
144s Jaargang.
1901.
Vrijdag
22 November.
Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s, met u.tzonderïng van Zon- en Feestdagen.
Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor aJe plaatsen in Nederland franco p.p., f 2.-
A.fzonderlijke nummers kosten 5 eent.
THERM OMETER EN VERWACHTING.
21 Nov.: 8 n. ra. 52 gr., 12 u. 52 gr., av. 4 u. 52 gr. F. Verwacht: matige W. wind.
zwaar bewolkte lucht, regenachtig weer, weinig verandering in temperatuur.
Advertentiün20 cont per regel. Geboorte-, dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. KeclameB 10 cent per regel
Groote lettors naar de plaats, die zij innemen.
Tot de plaatsing van advertentiën en reclames, niet afkomstig uit Zeeland, betreffende
Handel, Njjverheid en Geldwezen, is uitsluitend gerechtigd het Alg®ra®es2 Adw«rtesi«yie-I5aressjs
A. HE LA MLAM Aam», N.R. ^s^Asygwoll Amstord&m,
Middelburg 21 November,
Zonderlinge redeneering.
Naar aanleiding van het in do afdeelingen
der Tweede Kamer uitgesproken verlangen
naar vrjj vervoer of een goedkoop abonnement
op de spoorwegen voor de leden der Tweede
Karaer, wordt in de Prov, GronCt. gewaar
schuwd tegen het uitbreken van de koorts
der lotsverbetering" ook naar die zjjde.
In dit verband wordt 0. a. daarin hefc vol
gende gezegd
«Geen grooter gevaar voor eene goede samen
stelling der Kamer dan het najagen van het
lidmaatschap om de daaraan verbonden voor-
deelen. Wordt het Kamerlidmaatschap een
werkkring, begeerljjk vanwege de wedde, die
er aan vast is, dan ontstaat de klasse der
beroeps-kamerleden, de gevaarlijkste van alle;
dan wordt het lidmaatschap een levensberoep,
misschien wel het dertiende ongeluk na het
twaalfde ambachtdan doemt naast de amb
telijke- de parlementaire bureaucratie op
dan komt bjj de algemeene verkiezingen ook
de vraag van het medeljjden een element in
de beslissing over de herkiezing vormen, een
Factor die onder de tegenwoordige omstandig
heden bjj de laatste aftreding reeds een oogen-
blik dreigde mede te spreken en de objecti
viteit van het oordeel vergiftigt".
De schrjjver van dit opstel, tegen wiens
redeneeringen wjj al eens meermalen zijn op
gekomen, acht het voor de stelling der afge
vaardigden tegenover het volk van het hoogste
belang, dat bjj hen elke gedachte aan winst
bejag voor uitgesloten wordt gehouden. En
voor de samenstelling der Kamer is er alles
aan gelegen, dat niemand in verzoeking worde
gebracht, het mandaat van afgevaardigde te
betrachten als middel om aan den bost te
komen.
Dit is, dunkt ons, eene zonderlinge rede
neering.
In ons nommer van 11 November wezen wjj
in een opstel over onvereenigbaarheid van
sommige betrekkingen met het lidmaatschap
der Tweede Kamer op het feit dat dit laatste
nu, meer dan vroeger, is een werkambt,
dat den g e h e e 1 e n persoon eischt.
Gaat men nu, zooals velen wenBchen, be
perken den kring van hen die zulk een lid
maatschap kunnen waarnemen, dan sluit men
daarvan allicht uit zeer bekwame, zeer
geschikte mannen
En neemt men nu het standpunt in van den
schryver in de Prov. Gron. Crt., dan gaat men
nog veel verder en behartigt men, dunkt ons»
niet de belangen van het landdan reageert
men tegen den democratischen stroom van
onzen tyd, die zich vooral ook openbaart in
het streven naar sociale hervormingen, en
naar uitbreiding van bet kiesrecht.
Wil men de eersten in goeden zin tot stand
brengen, dan moeten daaraan deelnemen
alle standen der maatschappijmannen die
op de hoogte van de sociale nooden zijn
die het volk, d. w. z. alle partyen, alle lagen
ervan, kennen in hun doen en laten.
De schryver in het Groningsche blad ver
langt nu dat velen van het lidmaatschap zullen
worden uitgesloten, omdat bun financieele toe
stand hen belet dit waar te nemen.
Dit is althans het consequente gevolg van
zjjne redeneering.
Hjj zelf scbjjnt ook iets te gevoelen voor
die bezwaren, want tegenover zjjne bewe
ring dat eigenlyk de waardigheid van het
parlement en de onafhankelijkheid tegenover de
kiezers er slechts bjj winnen zouden, als het
een zuiver eereambt ware, merkt hij zelf op
Maar dat zou feiteljjk neerkomen op zulk een
ernstige beperking der verkiesbaarheid, dat
men dit schier nergens heeft aangedurfd. De
vergoeding moet echter een matige zjjn.
Ten slotte behalen toch zjjne, laten wjj mo
gen zeggen, aristocratische ideeën de overhand.
Wij zyn van een andere meening.
Bjj de eischen, die tegenwoordig aan een lid
der Tweede Kamer worden gesteld; bjj de
plichten die op hem rustenbjj het streven
om onze volk svertegenwoordiging eene
trouwe afspiegeling te doen zyn van het volk
in het algemeen; dienen er zoo min
mogeljjk hinderpalen te bestaan om ook
minvermogende of niet vermogende bekwame
mannen daar zitting te doen nemen.
Het is toch al een groot bezwaar dat
men als lid der Kamer gevaar loopt, na vier
jaar allicht weer op zjj gezet te worden ook
al een reden, waarom menigeen eene bijbe
trekking moet vervullen om gedekt te zyn,
en dus niet geheel aan het ambt zich kan
wijden.
Bemerkt men dat er niet eens eene behoor
lijke vergoeding voor arbeid en tydverlies
wordt geschonken, dan wordt ten slotte het
Kamerlidmaatschap eenvoudig een eeseambt
voor gefortuneerde personen.
Voor het najagen der betrekkingen om de
wedde en de nadeelige gevolgen daarvan,
behoeft men waarlyk niet bevreesd te zyn in
dezen tyd. En om winstbejag te behalen,
daarvoor moet er nog heel wat anders als
belooning verstrekt worden. Zoo ver zal men
wel nooit komen, wat trouwens ook niet
noodig is.
De teiten wijzen het uit dat dit gevaar
denkbeeldig is.
Er zyn nu reeds mannen, b.v. onder de so
ciaal-democraten, die een voordeeliger ambt,
als predikant, lieten varen.
Maar bovendien, bij de verkiezingen doen
toch de kiezers uitspraak en het is nog
dezen zomer gebleken zjj laten zich zelfs
bjj eene herstemming door zulke argumenten
niet afbrengen van hun standpunt, terwjjl
er waarlyk groote keuze genoeg is. j
Wjj vreezen, niet voor gevaren van het
kamer-lidmaatschap als levensberoep. Inte
gendeel, wjj zien daarin juist vele lichtzjjden
men zal zich des te beter toeleggen op bet
goed vervullen van die taak, op krachtige
werkzaamheid, op geheele toewjjding.
De tjjd van het komen en het gaan hangt
van den gekozene toch niet af, wel van hen
die hem kiezen.
Het verwondert ons dat de door ons bestre
den redeneering weer komt uit het hooge
Noorden, uit een stad en een district als
Groningen, waar de democratische richting de
bovenhand heeft en dat vertegenwoordigd
wordt door den vrjjzinnig-democratischen prof.
Druoker, die deze, onzeB inziens zonderlinge
opvatting zeker niet onderschrijven zal, al
staat hjj persoonlyk geheel buiten de kwestie.
Wij zouden zulk een verouderd standpunt
eer verwachten van een schryver, opgevoed
cn Zich bewegend in de aristocratische of
oud-liberale feringenlin de residentie.
Kameroverzicht.
Zitting van Woensdag.
Wie heden de debatten over de Indische
begrooting volgde, kon zich moeiljjk voorstel
len, dat de 100 Kamerleden verdeeld zyn in
verschillende politieke partjjen, elk met een
afzonderljjk program, dat weer beginselen van
wjjd uiteenloopende strekking bevat. Gp den
heer Van Kol na, die nu eenmaal gaarne m
de contramine is, waren de zes sprekers, die
hem voorafgingen, zoo eens van zin over de
onbaatzuchtige politiek" (onthoudt dezen
naam goed, lezers, ge zult dien nog menigmaal
vernemen, want die politiek komt in de mo
de dat de minister van koloniën, ook voor
stander van deze staatkunde, amper een woord
van critiek te hooren kreeg. Noch van links,
noch van rechts. Dit laatste spreekt natuur
lijk van zelf.
Het was dan ook tusschen de heeren onder
ling, en ook in hunne houding tegenover den
minister, zooals dat héét, botertje tot op den
boom. Zoo vriendeljjk, zoo aangenaam, by na
barteljjk ging het toe, dat de personen, die
Indië buiten den partjjstrjjd wenschen testel
len, wel tevreden mogen zyn.
Het begon al met den eersten spreker, den
heer mr D. Koek. In een wel wat lange
speech, maar degelyk van inhoud en met een
flinke stem uitgesproken, gaf hy aan wat zyn
beginselen en wenschen op koloniaal gebied
waren, die zich in hoofdzaak aansloten met
de beginselen, door den minister van koloniën
in zyn memorie van toelichting uitgesproken.
Over de zending, het bedenkelybe punt in
de mmisteriëele politiek, dacht de Rotter-
damsche afgevaardigde niet kwaad. Integen
deel, hy was hieromtrent door den minister ge
rustgesteld. Het zou zoo'n vaart niet loopen,
meende hjj, als de minister van de zendelin
gen maar geen ambtenaren maakt. En dat
heeft jhr Van Asch van Wjjck plechtig be
loofd niet te zullen doen. Verder werd door
den heer Fock de regeling van de rechtspo
sitie der inlandsche Ohristenen ter sprake ge
bracht. Ook die zaak verontrustte hem niet.
En zoo ging het doorheerendiensten, koffie
cultuur, afschaffing vau pachten, landbouw-
crediet, irrigatiewerken, over al deze onder
werpen uitte bij zijn wenschen, om ten slotte
voor zyn hobby horse: den Kolonialen Raad
een goed woord te doen.
Daarna kwam de heer Pynacker Hordjjk
aan het woord. Deze spreker was ook zeer
welwillend gestemd. De minister moest zich
eerst «ingewerkt" hebben, en dan had hjj de
beste verwachtingen van den toekoinstigen
arbeid van den nieuwen bewindsman op bet
Plein.
Vervolgens sprak de heer Van Limburg
Stiruni over de regeling der rechtspositie van
den inlandschen Christen. De minister zou zich
toch vooral niet laten verleiden om de in
landsche Ohristenen uit het dessa-verband los
te rukken. Een regeling hunner positie was
goed maar niet zoo éenwaarbij de spreker
nog even ondeugend herinnerde, dat de ambt
genoot van den minister, dr Kuyper, het in
dit opzicht met hem, Van Limburg Stirum,
eens was, en niet met den heer Van Asch van
Wijck. Dat bleek heel duidelyk uit hetgeen
hierover door dr Kuyper ten vorige jare in de
Kamer was gezegd. Een ondeugende zet van
den vrjj-anti-revolutionnairen graaf. En toch
was het wel aardig om aan te hooren. Zoo
heel evenijes, een kleine wenk, die deminis-
ter wel begrepen zal hebben.
Wat de goedige heer Roessingh nog in het
midden bracht, getuigde ook al weer van een
welwillend afwachtende houding tegenover
den minister, loyalen steun, enz, enz., die aan
den minister ook toegezegd werden van de zjjde
van den heer Cremer.
Er was tjjdens de redevoering van dezen
Amsterdamschen afgevaardigde een oogenblik
dat pijnljjk voor den minister moet geweest
zyn. Over de opleiding vau Indische ambte
naren kwam het aan. In Juni had de heer
Van Asch van Wyck in de Eerste kamer
gesproken van voorwendselen," door den toen-
nvaligen minister van koloniën gezocht om
zyn ontwerp, regelende deze materie, urgent
te verklaren. Nu moest het oud Eerste kamer
lid deze zelfde zaak regelen, en verzocht de
heer Cremer den minister hem wel te willen
mededeelen, indien hjj iets vond, dat deze
«voorwendselen" zou kunnen rechtvaardigen.
Het werd even stil in de kamervele leden
keken opeens den minister strak aan. Wer-
kelyk, het was een pjjnlyk oogenblik. Vooral
na de voorafgaande verklaringen van den heer
Cremer, dat hjj den minister zou steunen, en
hy dankbaar was voor den steun, hem eertyds
in de Eerste kamer door den tegenwoordigen
minister gegeven. Het was zoo welwillend
mogeljjken nu er op eens aan herinnerd te
worden dat hy zich daar, in Juli, in de Eerste
kamer leeljjk versproken had
Gelukkig duurde het niet langen toen ten
slotte de heer Van Kol de koloniale begin
selen de »eenige" beginselen van de
sociaal-democratische arbeiderspartij in een
rede, die van kwart voor drieën tot over
vieren duurde, ging ontvouwen, en op zyn
eenige manier eens uitpakte over de hebzucht,
den honger, de ellende, de woordbreuk, de
meineed, de gruwelen enz. enz., en minister
Kuyper den welgemeenden raad gaf eens een
nieuwen leermeester, nl. Mahomed, te con
sulteeren, toen was men deze stekelige woor
den reeds geheel vergeten.
De minister heeft een «goeden dag" gehad.
Dat is, in korte woorden samengevat, wat er
over de zitting van heden te zeggen valt.
NEERLAND'» LIEFDADIGHEID.
In het jongste nommer van het lijdschrift
voor Armenzorg schryft de heer R. C. Verweyck
aan het slot van zjjn beschouwingen over
Armenzorg in verband met den Afrikaanschen
oorlog
Zjj de Nederlandsche barmhartigheid
heeft in de twee jaren, die de oorlog nu
duurt, doen zien waartoe ze in staat is. Zjj
bracht ruim 1.400.000 alleen bjj de in
deze artikelen genoemde vereenigingen
bjj elkaaruit de overige deelen van de
wereld kwamen naar Nederland voor dit doel
ongeveer f 241.000 en daaronder uit Engeland
en Ierland 18.000. De Nederlandsche lief
dadigheid heeft zich dus schitterend staande
gehouden, wat dan ook niet te verwonderen
is. Maar meer dan zjj deed, zal nog worden
geeëiacht.
Verheugd over de warme sympathie, die
zich in deze tijdelyke en vreemdsoortige
«Armenzorg" uitsprak, zou het ons leed doen
indien de Nederlandsche armen daaronder
moesten ljjden.
En gelukkig zou de schryver dezer regelen
zjjn, indien zjj, die de gegevens daarvoor be
zitten, konden aantoonen, dat de tijdelijke
«Armenzorg voor Zuid-Afrika" aan de verzor
ging onzer Nederlandsche gebreklyders geen
schade had gedaan.
ZAAK-DOMELA NIEUWENHUIJS.
Be Standaard schryft
De tegenspraak van de K. Roti.. Ct. tegen
de bekende correspondentie in de Indép. Beige
ging, zoo we wel ingelicht zjjn, te ver. Het
verleenen van verlof aan onzen consul te
Pretoria stond, naar het schjjnt, niet buiten
alle verband met moeiljjkheden van diploma-
tieken aard. En evenmin kan gezegd worden,
dat de te Pretoria gevoerde processen er niets
mee uitstaande hadden. Zoowel ter zake van
deze aangelegenheid als in verband met de
schadeloosstellingen, was het misschien niet
zoo geheel onjuist, van eenigszins gespannen
verhoudingen te spreken.
TEGEN ENGELAND.
De metaal bewerkers vereenigingen Rotterdam
en Charlois besloten niet mede te gaan
met het N. A. S. in zake den boycot, doch
spraken zich uit voor het boycotten alleen
van de Engelsche schepen.
Het Volk deelt mede dat de Utrechtsche
studenten van plan zyn om, wanneer de boycot
doorgaat, een uitsluitend boycot-blad uit te
geven zonder parfcykleur, dat over het geheele
land zal verspreid worden. De heer Tak heeft
zich bereid verklaard de redactie op zich te
nemen en personen van allerlei kleur zullen
uitgenoodigd worden in de redactie zitting
te nemen; genoemd worden de heeren Troelstra,
Vliegen, Mendels, Talma, Van Vliet, Nolens.
Arriëns, Plate, Borgesius, Treub en Kerdjjk,
Maandag a. s. zou op een inter-universitaire
vergadering te Utrecht een definieve regeling
getroffen worden.
Volgens een te Antwerpen verschijnend
socialistisch blad is in België de beweging
inzake den boycot nul.
Vl(iegen) wydt in Hel Volk nog een opstel
aan «Wibaut's tweede artitel."
Hjj bestrydt daarin de bezwaren, door dezen
tegen den boycot ingebracht, ingaande op
eventualiteiten, die hy zelf uitgesloten acht
en schrjjft ten slotte
Als alles zyn gewone gangetje gaat, ligt in
dezen winter, tegen Januari, minstens 50pCt.
der schepen ongebruikt tegen den waldat is
mjj niet alleen bier, doch ook in Hamburg5
door tegenstanders en voorstanders van den
boycot, verzekerd.
En nu is het voor my geen vraag meer wat
er gebeuren zal als de scheepvaart gestremd
wordt, want door den boycot wordt de scheep
vaart niet gestremd. Komt er geen boycot,
dan zullen Engelsche en niet-Engelsche sche
pen tegen den wal liggen komt de boycot,
dan zullen de Engelsche schepen alleen tegen
den wal liggen en de niet-Engelsche zullen
varen. Dat zal de toestand wezen en dan ver
valt de vraag of Engeland grooter schade zal
ljjden dan het vasteland, want de sohade zal,
wanneer we het geheel voor ons nemen, uit
sluitend voor Engeland zyn.
Eenige vastelandsfirma's zullen sthade ljjden,
maar de vastelandsreederyen zullen er voordeel
bjj hebben, daar dan schepen, die anderB tegen
den wal zouden gelegen hebben, bevracht zyn.
Als Wibaut eischt, dat wjj rekenkundig be-
wjjzen dat Engeland voor den boycot zal
moeten zwichten, dan eischt hjj iets onmoge-
ljjks. Van geen enkelen ernstigen strjjd is ooit
precies te zeggen hoe bjj zal eindigen.
Maar in Wibaut's redeneering, en in die van
vele anderen ligt toch een tegenspraak, die hy
ook moet voelen.
Als men het er over heeft wat voor effekt
de boycot zal hebben voor zjjn doelde beëin
diging van den Zuid-Afeikaanschen oorlog, dan
doet men alsof Chamberlain en Rhodes genoe-
geljjk grijnslachend de heele boycot langs hun
kouwe kleeren zullen laten afdruipen, alsof't
heele ding eigenlyk neerkomt op het verlies
van eenige shillings aan vracht.
Maar heeft men het erover wat voor effekt
de boycot aan den anderen kant zal hebben,
aan den kant der op-touw-zetters, dan veran
dert plotseling het tooneel en krijgen we, in
plaats van de twee hier bovengenoemde, ge-
noegeljjk grynslachende typen, een heele in
de war geschopte maatschappy, gesloten fa
brieken, vermoorden handel, lamgeslagen ar
beid, en de rest.
Zulk een redeneering kan geen ernst wezen,
en slaat niet in.
Wibaut's bezwaren tegen de manier van
werken van het comité, dat niet éérst de zaak
in een soort van besloten kringetje heeft op
pooten gesteld, alvorens er mede in 't publiek
te bomen, heeft mjj getroffen. Niet om het
bezwaar zelf, maar om het feit dat ik by alle
tegenstanders van het plan, die ik er over
sprak, in buiten- en binnenland, ditzelfde be
zwaar heb ontmoet. Bjj hen allen heerscht
een zekere vrees voor de massa, een zekere
zucht deze zaak te onttrekken niet alleen aan
den invloed van het groote, als onnadenkend
beschouwde publiek, maar zelfs aan dien der
massa van de georganiseerde transportarbeiders.
Laat ons daar toch niet aan meedoenAls
een massa in beweging komt voor een doel,
dat door allen verheven en schoon wordt ge
vonden, dan moet de sociaaldeniokratie het
niet zyn die de brandspuit laat aanrukken om
het vuur te dooven en daarmede te beletten
dat het verheven doel wordt bereikt.
De massa raakt niet in beweging voor een
hersenschim. Zjj wordt slechts gepakt door
reëele dingen, door zaken die ze helder voor
zich ziet. Maar reëele dingen kunnen tot
hersenschim gemaakt worden, als voor de
oogen der massa onoverkoineljjke bezwaren-
barrikaden geworpen worden. Dan schrikt ze
misschien terug, en laat het verheven doel
in den steek, omdat ze niet weet dat die
bezwaren-barrikaden niet van pantserplaat,
maar van jjzerklenrig papier zjjn.
Trouwens, uit Wibaut's slotwoord blykt me,
dat zyn revolutionair gevoel bjj het schryven
van zjjn artikelen geprotesteerd heeft tegen
de pen. Dat revolutionaire gevoel had geljjk.
VERGOEDING ES®. KAMERLEDEN.
Ook in verband met hetgeen wy schre
ven over eene «Zonderlinge redenee
ring", verdient zeker wel de aandacht het
volgende, door den minister van financiën ge
schreven in zyn memorie van sntwoord op 't
verslag der Kamer nopens Hoofdstuk II Hooge
Collegies
De Minister meent te moeten betwijfelen
of het bedingen van vry of goedkoop vervoer
van de leden der Kamer per spoorweg wel
zoude strooken met art. 89 der Grondwet.
Afgezien van dat Grondwettig bezwaar zou
inderdaad overeenkomstig art. 18 der spoor
wegovereenkomsten van 1890 bjj de wet kos
teloos vervoer aan de leden der Kamer in be
paald omschreven gevallen over de Ijjnen der
Staats- en Hollandsche Spoorwegmaatschap
pijen kunnen worden toegekend. De vraag rjjst
echter of er wel aanleiding bestaat juist ten
behoeve van de leden der Kamer dezen last
aan de spoorwegmaatschappijen op te leggen.
Het toekennen van de bevoegdheid om voor
bepaald aangewezen reizen vergoeding van
reis- en verbljjfkosten te declareeren welke
bevoegdheid rijksambtenaren bezitten zou
ook volgens het gevoelen van den Minister
niet zonder bedenking zyn, vermits de in art.
89 der Grondwet bedoelde schadeloosstelling
geacht kan worden mede te zyn toegekend
voor bestrijding van reiskosten in hoedanig
heid van Kamerlid. Intusschen zou naar 's Min.
oordeel bjj komende herziening der Grondwet
de bestaande regeling voor herziening vat
baar zyn.
Een wetsontwerp dat, naar het voorschrift
van art. 96 der Grondwet, de gevolgen van
de vereeniging van het Kamerlidmaatschap
met een bezoldigde rijksbetrekking regelt, ia
in voorbereiding, waarby mede zal overwogen
worden, in hoever wetteljjke bepalingen om
trent de vereeniging van bet Kamerlidmaat
schap met betrekkingen in dienst van pro
vinciën en gemeenten mogeljjk zyn zonder
inbreuk te maken op de zelfstandigheid der
gewesteljjke en plaatselyke besturen.
De betrokken Ministers zullen in nader over
leg treden, naar aanleiding van den wensch
om aan alle Kamerleden een doorloopende
machtiging te verleenen ter bezichtiging van
alle openbare rybsgebouwen en rijksinrich
tingen.
BENOEMINGEN ENZ.
Bjj kon. besluit
zyn benoemd bjj het wapen der inf., by den
staf van het wapen, tot kolonel, de luit.-kol.
van dien staf F. H. A. Sabron, gouv. der Kon.
Mil. Acad.bjj het 2de reg., tot kol., comm.
van het korps, de luit.* kol. W. J. Harms, van
het korpsbij het 3de reg., tot kapit., de
eerste-luit. G. H. Fraser, adj. bjj het 6de reg.
by het 5de reg., tot eerste-luit., de tweede-
luit. B. E. Stöver, van het korps; bjj het wa
pen der cav., by het 1ste reg. huz., tot ritm.,
de eerste-luit. jhr E. W. von Wrangel auf
Lindenberg, adj. by het 2de reg. huz.by het
2de reg. huz., tot luit.-kol., de majoor N. J,
Erzey, van het korps, en tot majoor, de ritm.
I. C. Camerling Helmolt, van het lste reg.
huz.by het 3de reg. huz., tot luit.-kol., de
majoor H. F. D. Braams, van het korps, be
last met het bevel over de rij- en hoefsmid-
school, en tot eerste-luit., de tweede-luit. jhr
J. K. van Naerssen, van het korpsis by het
wapen der iuf. belast met het bevel over een
door den minister van oorlog aan te wjj zen
bataljon, bjj het lste reg., de kap. J. F. Rap-
pold, adj. van het 7de reg. inf.
De ministers van marine, oorlog en kolo
niën verleenen deze week geene audiëntie.
In de St. Cl. van heden is opgenomen het
kon. besluit vau den 16den Nov. 1901, bepa
lende het tjjdstip van in werking treden van
de wet van 24 Juni 1901 (Stbl. no. 159), tot