MIDDELRGRGSCHE COURANT. tf°. 276. 144s Jaargang. 1901. Vrijdag 22 November. Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s, met u.tzonderïng van Zon- en Feestdagen. Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor aJe plaatsen in Nederland franco p.p., f 2.- A.fzonderlijke nummers kosten 5 eent. THERM OMETER EN VERWACHTING. 21 Nov.: 8 n. ra. 52 gr., 12 u. 52 gr., av. 4 u. 52 gr. F. Verwacht: matige W. wind. zwaar bewolkte lucht, regenachtig weer, weinig verandering in temperatuur. Advertentiün20 cont per regel. Geboorte-, dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. KeclameB 10 cent per regel Groote lettors naar de plaats, die zij innemen. Tot de plaatsing van advertentiën en reclames, niet afkomstig uit Zeeland, betreffende Handel, Njjverheid en Geldwezen, is uitsluitend gerechtigd het Alg®ra®es2 Adw«rtesi«yie-I5aressjs A. HE LA MLAM Aam», N.R. ^s^Asygwoll Amstord&m, Middelburg 21 November, Zonderlinge redeneering. Naar aanleiding van het in do afdeelingen der Tweede Kamer uitgesproken verlangen naar vrjj vervoer of een goedkoop abonnement op de spoorwegen voor de leden der Tweede Karaer, wordt in de Prov, GronCt. gewaar schuwd tegen het uitbreken van de koorts der lotsverbetering" ook naar die zjjde. In dit verband wordt 0. a. daarin hefc vol gende gezegd «Geen grooter gevaar voor eene goede samen stelling der Kamer dan het najagen van het lidmaatschap om de daaraan verbonden voor- deelen. Wordt het Kamerlidmaatschap een werkkring, begeerljjk vanwege de wedde, die er aan vast is, dan ontstaat de klasse der beroeps-kamerleden, de gevaarlijkste van alle; dan wordt het lidmaatschap een levensberoep, misschien wel het dertiende ongeluk na het twaalfde ambachtdan doemt naast de amb telijke- de parlementaire bureaucratie op dan komt bjj de algemeene verkiezingen ook de vraag van het medeljjden een element in de beslissing over de herkiezing vormen, een Factor die onder de tegenwoordige omstandig heden bjj de laatste aftreding reeds een oogen- blik dreigde mede te spreken en de objecti viteit van het oordeel vergiftigt". De schrjjver van dit opstel, tegen wiens redeneeringen wjj al eens meermalen zijn op gekomen, acht het voor de stelling der afge vaardigden tegenover het volk van het hoogste belang, dat bjj hen elke gedachte aan winst bejag voor uitgesloten wordt gehouden. En voor de samenstelling der Kamer is er alles aan gelegen, dat niemand in verzoeking worde gebracht, het mandaat van afgevaardigde te betrachten als middel om aan den bost te komen. Dit is, dunkt ons, eene zonderlinge rede neering. In ons nommer van 11 November wezen wjj in een opstel over onvereenigbaarheid van sommige betrekkingen met het lidmaatschap der Tweede Kamer op het feit dat dit laatste nu, meer dan vroeger, is een werkambt, dat den g e h e e 1 e n persoon eischt. Gaat men nu, zooals velen wenBchen, be perken den kring van hen die zulk een lid maatschap kunnen waarnemen, dan sluit men daarvan allicht uit zeer bekwame, zeer geschikte mannen En neemt men nu het standpunt in van den schryver in de Prov. Gron. Crt., dan gaat men nog veel verder en behartigt men, dunkt ons» niet de belangen van het landdan reageert men tegen den democratischen stroom van onzen tyd, die zich vooral ook openbaart in het streven naar sociale hervormingen, en naar uitbreiding van bet kiesrecht. Wil men de eersten in goeden zin tot stand brengen, dan moeten daaraan deelnemen alle standen der maatschappijmannen die op de hoogte van de sociale nooden zijn die het volk, d. w. z. alle partyen, alle lagen ervan, kennen in hun doen en laten. De schryver in het Groningsche blad ver langt nu dat velen van het lidmaatschap zullen worden uitgesloten, omdat bun financieele toe stand hen belet dit waar te nemen. Dit is althans het consequente gevolg van zjjne redeneering. Hjj zelf scbjjnt ook iets te gevoelen voor die bezwaren, want tegenover zjjne bewe ring dat eigenlyk de waardigheid van het parlement en de onafhankelijkheid tegenover de kiezers er slechts bjj winnen zouden, als het een zuiver eereambt ware, merkt hij zelf op Maar dat zou feiteljjk neerkomen op zulk een ernstige beperking der verkiesbaarheid, dat men dit schier nergens heeft aangedurfd. De vergoeding moet echter een matige zjjn. Ten slotte behalen toch zjjne, laten wjj mo gen zeggen, aristocratische ideeën de overhand. Wij zyn van een andere meening. Bjj de eischen, die tegenwoordig aan een lid der Tweede Kamer worden gesteld; bjj de plichten die op hem rustenbjj het streven om onze volk svertegenwoordiging eene trouwe afspiegeling te doen zyn van het volk in het algemeen; dienen er zoo min mogeljjk hinderpalen te bestaan om ook minvermogende of niet vermogende bekwame mannen daar zitting te doen nemen. Het is toch al een groot bezwaar dat men als lid der Kamer gevaar loopt, na vier jaar allicht weer op zjj gezet te worden ook al een reden, waarom menigeen eene bijbe trekking moet vervullen om gedekt te zyn, en dus niet geheel aan het ambt zich kan wijden. Bemerkt men dat er niet eens eene behoor lijke vergoeding voor arbeid en tydverlies wordt geschonken, dan wordt ten slotte het Kamerlidmaatschap eenvoudig een eeseambt voor gefortuneerde personen. Voor het najagen der betrekkingen om de wedde en de nadeelige gevolgen daarvan, behoeft men waarlyk niet bevreesd te zyn in dezen tyd. En om winstbejag te behalen, daarvoor moet er nog heel wat anders als belooning verstrekt worden. Zoo ver zal men wel nooit komen, wat trouwens ook niet noodig is. De teiten wijzen het uit dat dit gevaar denkbeeldig is. Er zyn nu reeds mannen, b.v. onder de so ciaal-democraten, die een voordeeliger ambt, als predikant, lieten varen. Maar bovendien, bij de verkiezingen doen toch de kiezers uitspraak en het is nog dezen zomer gebleken zjj laten zich zelfs bjj eene herstemming door zulke argumenten niet afbrengen van hun standpunt, terwjjl er waarlyk groote keuze genoeg is. j Wjj vreezen, niet voor gevaren van het kamer-lidmaatschap als levensberoep. Inte gendeel, wjj zien daarin juist vele lichtzjjden men zal zich des te beter toeleggen op bet goed vervullen van die taak, op krachtige werkzaamheid, op geheele toewjjding. De tjjd van het komen en het gaan hangt van den gekozene toch niet af, wel van hen die hem kiezen. Het verwondert ons dat de door ons bestre den redeneering weer komt uit het hooge Noorden, uit een stad en een district als Groningen, waar de democratische richting de bovenhand heeft en dat vertegenwoordigd wordt door den vrjjzinnig-democratischen prof. Druoker, die deze, onzeB inziens zonderlinge opvatting zeker niet onderschrijven zal, al staat hjj persoonlyk geheel buiten de kwestie. Wij zouden zulk een verouderd standpunt eer verwachten van een schryver, opgevoed cn Zich bewegend in de aristocratische of oud-liberale feringenlin de residentie. Kameroverzicht. Zitting van Woensdag. Wie heden de debatten over de Indische begrooting volgde, kon zich moeiljjk voorstel len, dat de 100 Kamerleden verdeeld zyn in verschillende politieke partjjen, elk met een afzonderljjk program, dat weer beginselen van wjjd uiteenloopende strekking bevat. Gp den heer Van Kol na, die nu eenmaal gaarne m de contramine is, waren de zes sprekers, die hem voorafgingen, zoo eens van zin over de onbaatzuchtige politiek" (onthoudt dezen naam goed, lezers, ge zult dien nog menigmaal vernemen, want die politiek komt in de mo de dat de minister van koloniën, ook voor stander van deze staatkunde, amper een woord van critiek te hooren kreeg. Noch van links, noch van rechts. Dit laatste spreekt natuur lijk van zelf. Het was dan ook tusschen de heeren onder ling, en ook in hunne houding tegenover den minister, zooals dat héét, botertje tot op den boom. Zoo vriendeljjk, zoo aangenaam, by na barteljjk ging het toe, dat de personen, die Indië buiten den partjjstrjjd wenschen testel len, wel tevreden mogen zyn. Het begon al met den eersten spreker, den heer mr D. Koek. In een wel wat lange speech, maar degelyk van inhoud en met een flinke stem uitgesproken, gaf hy aan wat zyn beginselen en wenschen op koloniaal gebied waren, die zich in hoofdzaak aansloten met de beginselen, door den minister van koloniën in zyn memorie van toelichting uitgesproken. Over de zending, het bedenkelybe punt in de mmisteriëele politiek, dacht de Rotter- damsche afgevaardigde niet kwaad. Integen deel, hy was hieromtrent door den minister ge rustgesteld. Het zou zoo'n vaart niet loopen, meende hjj, als de minister van de zendelin gen maar geen ambtenaren maakt. En dat heeft jhr Van Asch van Wjjck plechtig be loofd niet te zullen doen. Verder werd door den heer Fock de regeling van de rechtspo sitie der inlandsche Ohristenen ter sprake ge bracht. Ook die zaak verontrustte hem niet. En zoo ging het doorheerendiensten, koffie cultuur, afschaffing vau pachten, landbouw- crediet, irrigatiewerken, over al deze onder werpen uitte bij zijn wenschen, om ten slotte voor zyn hobby horse: den Kolonialen Raad een goed woord te doen. Daarna kwam de heer Pynacker Hordjjk aan het woord. Deze spreker was ook zeer welwillend gestemd. De minister moest zich eerst «ingewerkt" hebben, en dan had hjj de beste verwachtingen van den toekoinstigen arbeid van den nieuwen bewindsman op bet Plein. Vervolgens sprak de heer Van Limburg Stiruni over de regeling der rechtspositie van den inlandschen Christen. De minister zou zich toch vooral niet laten verleiden om de in landsche Ohristenen uit het dessa-verband los te rukken. Een regeling hunner positie was goed maar niet zoo éenwaarbij de spreker nog even ondeugend herinnerde, dat de ambt genoot van den minister, dr Kuyper, het in dit opzicht met hem, Van Limburg Stirum, eens was, en niet met den heer Van Asch van Wijck. Dat bleek heel duidelyk uit hetgeen hierover door dr Kuyper ten vorige jare in de Kamer was gezegd. Een ondeugende zet van den vrjj-anti-revolutionnairen graaf. En toch was het wel aardig om aan te hooren. Zoo heel evenijes, een kleine wenk, die deminis- ter wel begrepen zal hebben. Wat de goedige heer Roessingh nog in het midden bracht, getuigde ook al weer van een welwillend afwachtende houding tegenover den minister, loyalen steun, enz, enz., die aan den minister ook toegezegd werden van de zjjde van den heer Cremer. Er was tjjdens de redevoering van dezen Amsterdamschen afgevaardigde een oogenblik dat pijnljjk voor den minister moet geweest zyn. Over de opleiding vau Indische ambte naren kwam het aan. In Juni had de heer Van Asch van Wyck in de Eerste kamer gesproken van voorwendselen," door den toen- nvaligen minister van koloniën gezocht om zyn ontwerp, regelende deze materie, urgent te verklaren. Nu moest het oud Eerste kamer lid deze zelfde zaak regelen, en verzocht de heer Cremer den minister hem wel te willen mededeelen, indien hjj iets vond, dat deze «voorwendselen" zou kunnen rechtvaardigen. Het werd even stil in de kamervele leden keken opeens den minister strak aan. Wer- kelyk, het was een pjjnlyk oogenblik. Vooral na de voorafgaande verklaringen van den heer Cremer, dat hjj den minister zou steunen, en hy dankbaar was voor den steun, hem eertyds in de Eerste kamer door den tegenwoordigen minister gegeven. Het was zoo welwillend mogeljjken nu er op eens aan herinnerd te worden dat hy zich daar, in Juli, in de Eerste kamer leeljjk versproken had Gelukkig duurde het niet langen toen ten slotte de heer Van Kol de koloniale begin selen de »eenige" beginselen van de sociaal-democratische arbeiderspartij in een rede, die van kwart voor drieën tot over vieren duurde, ging ontvouwen, en op zyn eenige manier eens uitpakte over de hebzucht, den honger, de ellende, de woordbreuk, de meineed, de gruwelen enz. enz., en minister Kuyper den welgemeenden raad gaf eens een nieuwen leermeester, nl. Mahomed, te con sulteeren, toen was men deze stekelige woor den reeds geheel vergeten. De minister heeft een «goeden dag" gehad. Dat is, in korte woorden samengevat, wat er over de zitting van heden te zeggen valt. NEERLAND'» LIEFDADIGHEID. In het jongste nommer van het lijdschrift voor Armenzorg schryft de heer R. C. Verweyck aan het slot van zjjn beschouwingen over Armenzorg in verband met den Afrikaanschen oorlog Zjj de Nederlandsche barmhartigheid heeft in de twee jaren, die de oorlog nu duurt, doen zien waartoe ze in staat is. Zjj bracht ruim 1.400.000 alleen bjj de in deze artikelen genoemde vereenigingen bjj elkaaruit de overige deelen van de wereld kwamen naar Nederland voor dit doel ongeveer f 241.000 en daaronder uit Engeland en Ierland 18.000. De Nederlandsche lief dadigheid heeft zich dus schitterend staande gehouden, wat dan ook niet te verwonderen is. Maar meer dan zjj deed, zal nog worden geeëiacht. Verheugd over de warme sympathie, die zich in deze tijdelyke en vreemdsoortige «Armenzorg" uitsprak, zou het ons leed doen indien de Nederlandsche armen daaronder moesten ljjden. En gelukkig zou de schryver dezer regelen zjjn, indien zjj, die de gegevens daarvoor be zitten, konden aantoonen, dat de tijdelijke «Armenzorg voor Zuid-Afrika" aan de verzor ging onzer Nederlandsche gebreklyders geen schade had gedaan. ZAAK-DOMELA NIEUWENHUIJS. Be Standaard schryft De tegenspraak van de K. Roti.. Ct. tegen de bekende correspondentie in de Indép. Beige ging, zoo we wel ingelicht zjjn, te ver. Het verleenen van verlof aan onzen consul te Pretoria stond, naar het schjjnt, niet buiten alle verband met moeiljjkheden van diploma- tieken aard. En evenmin kan gezegd worden, dat de te Pretoria gevoerde processen er niets mee uitstaande hadden. Zoowel ter zake van deze aangelegenheid als in verband met de schadeloosstellingen, was het misschien niet zoo geheel onjuist, van eenigszins gespannen verhoudingen te spreken. TEGEN ENGELAND. De metaal bewerkers vereenigingen Rotterdam en Charlois besloten niet mede te gaan met het N. A. S. in zake den boycot, doch spraken zich uit voor het boycotten alleen van de Engelsche schepen. Het Volk deelt mede dat de Utrechtsche studenten van plan zyn om, wanneer de boycot doorgaat, een uitsluitend boycot-blad uit te geven zonder parfcykleur, dat over het geheele land zal verspreid worden. De heer Tak heeft zich bereid verklaard de redactie op zich te nemen en personen van allerlei kleur zullen uitgenoodigd worden in de redactie zitting te nemen; genoemd worden de heeren Troelstra, Vliegen, Mendels, Talma, Van Vliet, Nolens. Arriëns, Plate, Borgesius, Treub en Kerdjjk, Maandag a. s. zou op een inter-universitaire vergadering te Utrecht een definieve regeling getroffen worden. Volgens een te Antwerpen verschijnend socialistisch blad is in België de beweging inzake den boycot nul. Vl(iegen) wydt in Hel Volk nog een opstel aan «Wibaut's tweede artitel." Hjj bestrydt daarin de bezwaren, door dezen tegen den boycot ingebracht, ingaande op eventualiteiten, die hy zelf uitgesloten acht en schrjjft ten slotte Als alles zyn gewone gangetje gaat, ligt in dezen winter, tegen Januari, minstens 50pCt. der schepen ongebruikt tegen den waldat is mjj niet alleen bier, doch ook in Hamburg5 door tegenstanders en voorstanders van den boycot, verzekerd. En nu is het voor my geen vraag meer wat er gebeuren zal als de scheepvaart gestremd wordt, want door den boycot wordt de scheep vaart niet gestremd. Komt er geen boycot, dan zullen Engelsche en niet-Engelsche sche pen tegen den wal liggen komt de boycot, dan zullen de Engelsche schepen alleen tegen den wal liggen en de niet-Engelsche zullen varen. Dat zal de toestand wezen en dan ver valt de vraag of Engeland grooter schade zal ljjden dan het vasteland, want de sohade zal, wanneer we het geheel voor ons nemen, uit sluitend voor Engeland zyn. Eenige vastelandsfirma's zullen sthade ljjden, maar de vastelandsreederyen zullen er voordeel bjj hebben, daar dan schepen, die anderB tegen den wal zouden gelegen hebben, bevracht zyn. Als Wibaut eischt, dat wjj rekenkundig be- wjjzen dat Engeland voor den boycot zal moeten zwichten, dan eischt hjj iets onmoge- ljjks. Van geen enkelen ernstigen strjjd is ooit precies te zeggen hoe bjj zal eindigen. Maar in Wibaut's redeneering, en in die van vele anderen ligt toch een tegenspraak, die hy ook moet voelen. Als men het er over heeft wat voor effekt de boycot zal hebben voor zjjn doelde beëin diging van den Zuid-Afeikaanschen oorlog, dan doet men alsof Chamberlain en Rhodes genoe- geljjk grijnslachend de heele boycot langs hun kouwe kleeren zullen laten afdruipen, alsof't heele ding eigenlyk neerkomt op het verlies van eenige shillings aan vracht. Maar heeft men het erover wat voor effekt de boycot aan den anderen kant zal hebben, aan den kant der op-touw-zetters, dan veran dert plotseling het tooneel en krijgen we, in plaats van de twee hier bovengenoemde, ge- noegeljjk grynslachende typen, een heele in de war geschopte maatschappy, gesloten fa brieken, vermoorden handel, lamgeslagen ar beid, en de rest. Zulk een redeneering kan geen ernst wezen, en slaat niet in. Wibaut's bezwaren tegen de manier van werken van het comité, dat niet éérst de zaak in een soort van besloten kringetje heeft op pooten gesteld, alvorens er mede in 't publiek te bomen, heeft mjj getroffen. Niet om het bezwaar zelf, maar om het feit dat ik by alle tegenstanders van het plan, die ik er over sprak, in buiten- en binnenland, ditzelfde be zwaar heb ontmoet. Bjj hen allen heerscht een zekere vrees voor de massa, een zekere zucht deze zaak te onttrekken niet alleen aan den invloed van het groote, als onnadenkend beschouwde publiek, maar zelfs aan dien der massa van de georganiseerde transportarbeiders. Laat ons daar toch niet aan meedoenAls een massa in beweging komt voor een doel, dat door allen verheven en schoon wordt ge vonden, dan moet de sociaaldeniokratie het niet zyn die de brandspuit laat aanrukken om het vuur te dooven en daarmede te beletten dat het verheven doel wordt bereikt. De massa raakt niet in beweging voor een hersenschim. Zjj wordt slechts gepakt door reëele dingen, door zaken die ze helder voor zich ziet. Maar reëele dingen kunnen tot hersenschim gemaakt worden, als voor de oogen der massa onoverkoineljjke bezwaren- barrikaden geworpen worden. Dan schrikt ze misschien terug, en laat het verheven doel in den steek, omdat ze niet weet dat die bezwaren-barrikaden niet van pantserplaat, maar van jjzerklenrig papier zjjn. Trouwens, uit Wibaut's slotwoord blykt me, dat zyn revolutionair gevoel bjj het schryven van zjjn artikelen geprotesteerd heeft tegen de pen. Dat revolutionaire gevoel had geljjk. VERGOEDING ES®. KAMERLEDEN. Ook in verband met hetgeen wy schre ven over eene «Zonderlinge redenee ring", verdient zeker wel de aandacht het volgende, door den minister van financiën ge schreven in zyn memorie van sntwoord op 't verslag der Kamer nopens Hoofdstuk II Hooge Collegies De Minister meent te moeten betwijfelen of het bedingen van vry of goedkoop vervoer van de leden der Kamer per spoorweg wel zoude strooken met art. 89 der Grondwet. Afgezien van dat Grondwettig bezwaar zou inderdaad overeenkomstig art. 18 der spoor wegovereenkomsten van 1890 bjj de wet kos teloos vervoer aan de leden der Kamer in be paald omschreven gevallen over de Ijjnen der Staats- en Hollandsche Spoorwegmaatschap pijen kunnen worden toegekend. De vraag rjjst echter of er wel aanleiding bestaat juist ten behoeve van de leden der Kamer dezen last aan de spoorwegmaatschappijen op te leggen. Het toekennen van de bevoegdheid om voor bepaald aangewezen reizen vergoeding van reis- en verbljjfkosten te declareeren welke bevoegdheid rijksambtenaren bezitten zou ook volgens het gevoelen van den Minister niet zonder bedenking zyn, vermits de in art. 89 der Grondwet bedoelde schadeloosstelling geacht kan worden mede te zyn toegekend voor bestrijding van reiskosten in hoedanig heid van Kamerlid. Intusschen zou naar 's Min. oordeel bjj komende herziening der Grondwet de bestaande regeling voor herziening vat baar zyn. Een wetsontwerp dat, naar het voorschrift van art. 96 der Grondwet, de gevolgen van de vereeniging van het Kamerlidmaatschap met een bezoldigde rijksbetrekking regelt, ia in voorbereiding, waarby mede zal overwogen worden, in hoever wetteljjke bepalingen om trent de vereeniging van bet Kamerlidmaat schap met betrekkingen in dienst van pro vinciën en gemeenten mogeljjk zyn zonder inbreuk te maken op de zelfstandigheid der gewesteljjke en plaatselyke besturen. De betrokken Ministers zullen in nader over leg treden, naar aanleiding van den wensch om aan alle Kamerleden een doorloopende machtiging te verleenen ter bezichtiging van alle openbare rybsgebouwen en rijksinrich tingen. BENOEMINGEN ENZ. Bjj kon. besluit zyn benoemd bjj het wapen der inf., by den staf van het wapen, tot kolonel, de luit.-kol. van dien staf F. H. A. Sabron, gouv. der Kon. Mil. Acad.bjj het 2de reg., tot kol., comm. van het korps, de luit.* kol. W. J. Harms, van het korpsbij het 3de reg., tot kapit., de eerste-luit. G. H. Fraser, adj. bjj het 6de reg. by het 5de reg., tot eerste-luit., de tweede- luit. B. E. Stöver, van het korps; bjj het wa pen der cav., by het 1ste reg. huz., tot ritm., de eerste-luit. jhr E. W. von Wrangel auf Lindenberg, adj. by het 2de reg. huz.by het 2de reg. huz., tot luit.-kol., de majoor N. J, Erzey, van het korps, en tot majoor, de ritm. I. C. Camerling Helmolt, van het lste reg. huz.by het 3de reg. huz., tot luit.-kol., de majoor H. F. D. Braams, van het korps, be last met het bevel over de rij- en hoefsmid- school, en tot eerste-luit., de tweede-luit. jhr J. K. van Naerssen, van het korpsis by het wapen der iuf. belast met het bevel over een door den minister van oorlog aan te wjj zen bataljon, bjj het lste reg., de kap. J. F. Rap- pold, adj. van het 7de reg. inf. De ministers van marine, oorlog en kolo niën verleenen deze week geene audiëntie. In de St. Cl. van heden is opgenomen het kon. besluit vau den 16den Nov. 1901, bepa lende het tjjdstip van in werking treden van de wet van 24 Juni 1901 (Stbl. no. 159), tot

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1901 | | pagina 1