MIDDELBURGSCHE COURANT
144' Jaargang.
Zaterdag
31 Augustus.
Wat Oost-Indië te
wachten heeft.
N#. 205.
1901.
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor a;le plaatsen in Nederland franco p.p., f 2.—.
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
THERMOMETER EN VERWACHTING.
30 Aug.8 u. vm. 60. gr., 12 u. 62 gr., av. 4 u. 67 gr. F. —Verwacht: matige Z. W. wind,
zwaar bewolkte lucht, regen en weinig verandering in temperatuur.
Advertentiên20 cent per regel. Sfeboorts-, dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Réclamés 40 cent per regel.
Stroote letters naar de plaats, die zij innemen.
Tot de plaatsing van advertentiên en reclames, niet afkomstig uit Zeeland, betreffende
Handel, Njjverheid en Geldwezen, is uitsluitend gerechtigd het A5geaa®ec Advertentie-Bureau
DE £,A SfJJBS Asm., N.8. VworibraïgW©! 36©, Amsteffdana»
II.
(Sloi.)
In het derde hoofdstuk beantwoordt mr
Brooshooft de andere vraag, tegenoverge
steld aan de eerste, nl.„Wat doen wij
voor den Inlander
En het antwoord daarop luidt kort en
goedwij duwen hem in den afgrond. Wij
drijven hem in denzelfden poel van ellende
die in de Westersche maatschappij millioenen
tot aan den hals houdt omsloten: uitbui
ting van den man die niets heeft dan zijn
arbeid door den bezitter van het kapitaal,
dat is van de macht.
Allereerst geschiedt dit door ouzo land
bouwpolitiek die den Javaan noemenswaar
dige winst nit zijn eigen rijken bodem
onthoudt.
Maar ook in velerlei ander opzicht draagt
de Indische politiek een sterk kapitalistisch
karakter, waaronder de heer Brooshooft
verstaat de neiging om vermogenden en
machtigen te bevoordeelen of te ontzien,
daarentegen van den kleinen man te halen
wat van hem te halen is of zijne belangen
slecht te behartigen.
Zelfs een liberaal man als de heer Z. 11 Ka
merling, sinds vele jaren gezeten Padangsch
burger, president van de Kamer van Koop
handel, van de spaar- en hulpbank, van
de Fröbelschool, getuigde eenmaal„het
Eui'opeesch kapitalisme buit Indië uit."
De mijnwet van minister Cremer was,
volgens mr Brooshooft, kapitalistisch, en
de reorganisatie van het binnenlandsch
bestuur, van die van de rechtelijke macht
niet minder.
Over de invoering van de Rijkspost
spaarbank in Indië is de heer Brooshooft
evenmin goed te spreken. Hij neemt er
een loopje mee.
„Ik wil zoo schrijft hij maar eens
aannemen dat het goed bedoeld is geweest,
en dat die heele enkele in de desa, die,
als boven gezegd, een klein vergaderd
schatje door slechte politie zoo slecht be
veiligd ziet, het nu naar de spaarbank kan
brengen. Maar waarlijk het is of een come-
die öf een druppel water in de zee. De
jongste opgaaf van het aantal inleggers
heb ik hier niet bij de hand, maar in ieder
geval is het nog beneden de 10.000 inlan
ders, op eene bevolking (voor Java alleen)
van Hi 26 millioen. En dan, wie zijn die
inleggers Het is geen grap maar een feit,
dat in enkele districten desahoofden
wien de zaak was aanbevolen door hunne
wedono's om op het rapport te ver
schijnen met een factuurtje inleggers, hunne
onderhebbenden dreigden met straf indien
zij niet wilden sparen, en dat vele loerahs
zelf om dezelfde reden een kleinigheid in
brachten. Zelfs werd mij verzekerd dat
districtshoofden, om te kunnen doen wat
zij van den ass-resident duidelijk hadden
gemerkt dat het kandjeng Goevernemen
aangenaam zou zijn, van Ghineezen tegen
woekerrente geld opnamen, om dit in te
brengen in de spaarbank."
Stiefmoederlijk is in Indië de kleine
man bedeeld op het gebied der openbare zorg
voor de gezondheidvan openbare werken;
van het onderwijs voor den inlander.
De zorg voor de halve inlanders, kinde
ren van een Inlandsche moeder en Euro
peesehen vader, de z. g. Indo's of inlandsche
kinderen, laat evenzeer veel te wenschen
over.
Slechts ter loops wijst de heer Broos
hooft ook op de behartiging der Europee-
sche belangen in Indië.
Hij schrijft daaromtrent o. a.
„Dat echter ook hunne behartiging is
gehouwd op de onedele kapitalistische grond
gedachte zooveel mogelijk voor den groote.
zoo weinig mogelijk voor den kleine, zou,
evenals reeds uit de vermelde algeheele
onthouding van staatshulp aan den nood-
Indo, ook blijken uit tal van
Een enkele tegenstelling
uit den laatsten tijd, nu dan niet den
inlander betreffende, wil ik hier meedeelen
als besluit voor dit deel van mijn geschrift
In Augustus des vorigen jaars werd de
hulppostcommies A. te X. (om den man
mogelijk niet nog meer te benadeelen
verzwijg ik de namen) met een groot gezin
en bezoldiging van f 35 's maands, na
tienjarige trouwe plichtsvervulling, door een
ernstige ziekte gedwongen een kort verlof
te nemen. De aanvrage daartoe, benevens
de noodige stukken om het baantje door
zijne vrouw te doen waarnemen, kostte
hem eenige zegeltjes van f 1-.50. Na
genezing werd hij in zijne betrekking her
steld, maar op een traktement van
slechts f 20 's maands, wijl bij besluit van
12 Maart 1892 no. 161 de toelage van den
hulp-commies te X. was verlaagd tot f 20,
in te gaan bij het optreden van een nieuwen
functionaris en A. nu, na kortstondig verlof
wegens ziekte, om den staat 15 's maands
uit te sparen, werd beschouwd als hieuw-
opgetreden. Omstreeks denzelfden tijd,
Juli 1900, werd de luitenant-kolonel der
artillerie P. C. van der Willigen, zwager
van den leger-commandant, aan boord van
een oorlogsschip, waar hij geen cent behoefde
te verteren, naar China gezonden met een
dageljksche toelage van f 25 boven zijn
gewoon ruim traktement. En ongeveer een
jaar tevoren waren de finantiën des lands,
die in Aug. 1900 de'beknibbeling van f 15 op
het hongerloon van een hulppostcommiesje
eiséhten, ruim genoeg om den aftxedenden
gouv.-generaal Van der Wijck nog op de
valreep aan zijn particulieren vriend, den
oud-resident J. Faes, te doen toeleggen de
som van dertig duizend guldenvoor
diens bemoeiingen als lid eener commissie
voor de herziening van het reglement op
de particuliere landerijen, die hare voor
stellen nog niet had ingediend maar voor
welke de heer Faes reeds een concept
reglement met uitvoerige toelichting en een
geschiedenis der particuliere landerijen had
opgesteld. Bij zijn ruim pensioen als oud
resident bad bij hiervoor sinds'jaren ƒ100
's maands genoten voor „schrijfbehoeften,"
benevens reisdeclaratiën bij zijne bezoeken
aan de landen en f 20 vacatiegeld voor
iedere bijgewoonde „vergadering", te zamen
ƒ5480, Zelfs de Indische Rekenkamer vond
deze begunstiging toch wat kras en had den
zedelijken moed, de Regeering eenige toelich
ting van hare ongewone mildheid te vragen.
Op dit verzoek van 31 October 1899
bleef het antwoord uit tot 13 Maart 1900,
toen werd de „toelichting" gegeven
onder voorwaarden dat zij bij het verslag
der Rekenkamer niet zou worden gepubli
ceerd (hetgeen dan ook niet is geschied)
maar alleen voor de leden der 2de Kamer
ter griffie gedeponeerd. Ik ben echter in
staat den hoofdinhoud der regeerings-
opheldering mede te deelen, en wel dat
20.000 van de genoemde som strekte ter
vergoeding van door den heer Faes wegens
ziju opdracht geleden „ffuantieel nadeel"
(o. a. door verhuizing van Soekaboemi naar
Buitenzorg), welk nadeel door hem in een
brief aan zijn vriend, den Gou v.-Generaal
Yan der Wijck „ten diens genoegen" was
t; en dat de resteerende f 10.000
wel is waar waren uitgekeerd voordat de
commissie eenig voorstel had ingediend
waarop de Rekenkamer terecht had gewezen
als op een zonderlinge afwijking van den
dat gratificatiën voor opgedragen
werkzaamheden eerst worden uitbetaald
na afloop daarvan maar dat de afwijking
in casu werd gerechtvaardigd door het vele
dat de heer Faes reeds had gepraesteerd,
waarvan" zegt de Regeering naïef
afgetreden landvoogd geheel op de
Hony soit qui mal y pense. Ik voor mij
neem echter de schande van hierover slecht
te denken gaarne op mij. Ik vind dat
postkommiesje, met zijn uitgehongf
kindertjes, en dien voor 30.000 nu en
dan wat kosteloos reizenden en in zijn
studeerkamer zittenden oud-resident een
paar pendantstukjes, die ik door een onzer
moderne kunstenaars zou willen doen
schilderen en doör iederen vijand van
maatschappelijk onrecht boven zijn schrijf-
of werktafel opgehangen."
En wat is nu de oorzaak van al de
ellende in Indiëvooral voor de Inlanders
Geldgebrek 1
Dit toont mr Brooshooft aan in het
vierde of laatste hoofdstuk van zijn be
schouwing, getiteld De Nervus Reivm.
Zelfs voor de dringendst noodige zaken
tot verbetering zijn de middelen niet te
vinden.
Dat moet veranderen
Aan de voor Indië zoo hoog noodige
hervormingen moet de hand geslagen
worden.
Over de defensie, waarop de heer Broos
hooft ook wijst niet éen haven is be
hoorlijk beschermd, zegt hij kunnen wij
zwijgen.
De zorg daarvoor behoort thans tot de
bijzondere taak van den tegenwoordigen
gouverneur-generaal.
Maar wat zal er geschieden' tegenover
andere punten van groot belang?
Valt er tot verbetering van een en ander,
iets te wachten van het huidige ministerie-
Kuyper
Op die vraag geeft mr Brooshooft ant
woord in de laatste twee bladzijden van
zijn brochure in deze woorden
Ziedaar het trouwe beeld van Indië's
tegenwoordigen toestand. Men moge over
het meer of min dringende van sommige
der genoemde voorzieningen van meening
verschillen dat de toestand allergebrek
kigst is zal zeker wel de hoofdindruk zijn
van ieder die dit geschrift met eenige aan
dacht heeft willen lezen. Ook zal men
begrijpen dat zonder aanvangskapitaal,
zonder teruggave van een deel der gelden,
die Nederland aan Indië heeft onttrokken,
aan eenige afdoende verbetering zelfs niet
kan worden gedacht. Afdoening der door
Yan Deventer in "het politieke strijdperk j
geworpen „eereschnld" is een conditio sine
qua nonom Indië in zijn val te stuiten.
Ruim 4 miljoen aan rente en aflossing
zouden daardoor als uitgaaf van de begroo
ting verdwijnen. Aan een plan voor de
wijze, waarop met de overschietende 100
miljoen het best kan worden gemanoeu
vreerd, zal ik mij niet verder wagen dan
ik het hier en daar reeds heb aangegeven,
nl. kapitaals-aanwending voor irrigatie-
werken, uitbreiding der gouvernements
koffiecultuur met goede en oordeelkundige
betaling van den volksarbeid, oprichting
van Gouvernements-suikex-fabrieken, pro
gressieve winst-belasting van rijke mijn
en landbouw-ondernemingen, gemeentelijke
hoofdelijke omslagen van welgestelde Euro
peanen en vreemde Oosterlingen. Op een
basis van 100 milioen aanvangs-kapitaal
zou men, steeds weer woekerende met
door productieve uitgaven vermeer
derde inkomsten, een heel eind komen tot
herstel van Indië's welvaart. "Wanhopig is
dus de toestand niet, wanneer men slechts
het eenige afdoende geneesmiddel aandurft.
Veelbelovend te dien aanzien zijn echter
de verschijnselen der laatste dagen niet.
Bij de jongste kamerverkiezingen was Indië
bijna niet meer in tel, dan een rotte appel
bij de groenvrouw. En de uitslag brengt
een clericaal kabinet en een elericale meer
derheid aan het roer. Yan het katholieke
deel daarvan is voor Indië niets te hopen,
en de anti-revolutionnairen hebben wel in
hun algemeen program de verklaring afge-
dat wij Indië nu niet meer mogen
plukken, dat de staatkunde van exploitatie
moet plaats maken voor eene van voogdij
en zedelijke verplichtingmaar terecht wees
de heer Kielstra in het Handelsblad van 18
Februari er op, hoe weinig van die schoone
beginselverklaring terecht kwam in hun
jongste program van actie, dat slechts de
volgende drie eischen van koloniale poli
tiek bevatte
lo. Onttrekking van de inlandsche chris
tenen aan het Mohammedaansch recht
2o. bevordering van de kerstening van
Indië
3o. tegengaan van de vergiftiging dei-
bevolking door het opium.
Is zulk een, nagenoeg uitsluitend kerke
lijk, program geen bespotting van de groote
armoede der bevolking en van de dringende
behoefte aan tallooze maatregelen om Indië
voor toenemend verval te behoeden
Waarlijk, zoo in de volgende vier jaren
de gebreklijdende inlander wordt afgescheept
met het voorrecht van Christen te mogen
worden, dan wil ik voor dr Abraham Kuy-
per zoo vol liefde voor zijne Nederland-
sche kleine luyden, voor dien bakker en
dien neringdoende die toch óok van hun
wereldlijk bestuur allereerst iceréldsche voor-
deelen vragen dan wil ik voor dezen
christelijken leidsman hopen, dat hij zijn
boerenbedrog jegens den armen Javaan zal
kunnen verantwoorden voor der Christenen
God."
M
Ook onze verwachting omtrent den ar
beid van dit kabinet in het belang van
Oost-Indië is, wij schreven het in den
aanvang van onze opstellen, gering.
Het kan niet anders.
Er is voor ons eigen land zooveel nog
te doen, dat regeering en volksvertegen
woordiging voor de behandeling der kolo
niale belangen weinig gelegenheid zal wezen.
Maar er is ook een groot struikelblok
dezede kwestie der zending in Indië
levert hare eigenaardige bezwaren op tus-
schen de beide fractiesProtestanten en
Roomseh-Katholieken.
Wij zien dan ook met belangstelling de
daden van dat ministerie, ook ten opzichte
van onze Oost, te gemoet.
Dat er gehandeld moet worden is een
feit, reeds jaren bekend.
En mr Brooshooft, hij moge dan over
drijven of beschouwingen leveren, die van
eenzijdigheid niet zijn vrij te pleiten
deed een goed werk in zijn vlugschrift op
onze tekortkomingen tegen Oost-Indië nog
eens te wijzen.
Er moet nu eenmaal in ons land hard
geklopt worden, wil worden opengedaan;
op hetzelfde aambeeld herhaaldelijk worden
geslagen, wil men worden gehoord.
Dit heeft de heer Brooshooft begrepen
en daaraan danken wij zijne pennevrucht,
die door voor- en tegenstanders van zijne
ideeën dient te worden gelezen.
heel andere indiscretie dan een berichtje
over Zondagsarbeid en het verklappen van
een paar begrootingsposten
Middelburg 30 Augustus.
EEN OPMERKING.
»Aan de N. R. Ct. wordt uit Arnhem ge
schreven Zijn wjj goed ingelicht, dan heeft
de minister van waterstaat de posten, die op
de begrooting van 1902 uitgetrokken zjjn
voor de verbetering van den Rjjn bjj Malbur-
11e geschrapt, wat voor de gemeente
Arnhem van groot belang zou zjjn met het
oog op de plannen voor havenaanleg met
spoorwegverbinding, welke met die verbete
ring van het vaarwater nauw verband houden."
Wjj zouden dit bericht niet hebben opge
nomen, hadde het ons niet gereede aanleiding
gegeven tot eene opmerking.
Nog altjjd is men in sommige persorganen
niet uitgepraat over eene indiscretie", die
door een onzer Haagsche correspondenten
begaan zou zjjn toen hjj schreef dat er door
den minister van binnenlandsche zaken ge
schrapt was op een paar posten van zijne
begrooting voor 1902.
Het JJtr. Dagblad is daardoor erg getroffen.
Maar wat is nu het bovenstaande
Precies hetzelfde.
En hoevele dergelijke berichten leest men
niet al sedert jaren in de bladen
Dat de anti-revolutionnaire bladen gaarne
dien stok aangrjjpen om liberale ambtenaren
te slaan en deze nietige kwestie breed uit
meten om daardoor de gedachten af te
leiden van de hoofdzaakhet doen werken
op Zondag onder een christeljjk ministerie,
laat zich begrjjpen.
Maar liberale bladen moesten die zaak la
ten rusten.
Terecht schreef de Nieuwe Crl. dan ook
dezer dagen
Wjj gelooven, dat indiscreties en mededee-
lingen als de bedoelde met liberaal of anti
liberaal niets te maken hebben. Ze kwamen
vroeger evenzeer voor als nu en men mag
toch wel niet aannemen, dat ze toen door
anti-revolutionnaire of katholieke ambtenaren
werden verstrekt. Waar tot ons leedwezen
ook het Ulr. Dagblad er de partjj-quaestie
achter meent te moeten zoeken, herinneren
wjj dat blad maar eens even aan het feit,
dat de legerontwerpen van den minister Eland
indertijd in hun geheel in de pers gepubli
ceerd zjjn, vóór ze nog bjj de Tweede kamer
waren ingekomen. Dat waB zoowaar nog een
REN BEKEERING.
Herhaaldelijk is hier te lande ach en wee
geroepen over de snoodheid van buitenlanders
die niet schroomden naar Nederland te zenden
tarwemeel, vermengd (vervalscht) met allerlei
min of meer schadelijke stoffen. Men zal zich
wellicht herinneren dat we dit voorjaar in
onze artikelenreeks «Broodbelasting" dié-bewe
ringen naar de sprookjeskamer verwezen en
aantoonden dat we bjj gebruik van buiten-
landsch (speciaal Amerikaansch) meel zelfs
meer zekerheid hebben onvervalschte waar
te ontvangen dan bet fabrikaat der inlandsche
olens bieden kan.
Een eenvoudig berichtje komt thans onze
uitspraak onderBchrjj ven. In 't Landbouw
weekblad, het officieel orgaan van 't Nederl-
Landbouw-Comité, lezen we nl.
»Wjj meenen te kunnen mededeelen dat de
commissie uit het Nederlandsch Landbouw-
Comité, belast met het onderzoek naar meel-
vervalschingen, na kennis te hebben genomen
van de haar verstrekte gegevens, tot het
resultaat is gekomen dat de algemeen heer-
schende meening omtrent die vervalsohingen
voor zoover het uit het buitenland ingevoerd
meel betreft, grootendeels onjuist is en dus
vervalscht meel proportioneel geen noemens
waardig deel van den invoer uitmaakt."
Zonder commentaar is dit geplaatst en
eveneens zonder commentaar door tal van
bladen overgenomen.
't Zou toch jammer zjjn als dit bericht, dat
eind maken kan en moet aan veel ver
spreide geruchten, het eene oor in en het
andere oor uitging.
Bovendien werpt 't een schel licht op de
lichtvaardigheid, waarmede af en toe geoor
deeld en gehandeld wordt, zelfs door offioieele
lichamen.
Vóór nog maar weinig maanden drong het
Nederl. Landbouw-Comité bjj de regeering aan
op 't heffen van een invoerrecht op meel, op
grond der talrjjke vervalschingen van het ge
ïmporteerd gemaal.
En thans komt hetzelfde college zonder
blikken of blozen die vervalschingen tegen-
ipreken
't Is niet onmogeljjk dat deze bekeering door
nog een andere gevolgd worden zal. 't Was
in Juni '99 bjj de behandeling der conclusies
op het adres van meelfabrikanten, dat 't Ka
merlid voor Grave de heffing van een invoer
recht op buitenlandsch meel verdedigde, want
dat Amerikaansch knoeiproduct was volgens
hem een gevaar voor de Nederlandsche gezond
heid.
Dezelfde mr Harte zal nu als minister van
financiën worden geroepen tot de herziening
van 't tarief van invoerrechten in protoctio-
nistischen zin en belanghebbenden bjj de in
landsche meelfabricage houden vol hoop op
im het oog gevestigd.
Het Ned. Landbouw-Comité zal na het com-
•onderzoea dat 't praatje der verval-
sching van buitenlandsch meel te niet doet,
wel gedrongen zjjn op het oude adres aan de
regeering terug te komen.
En ook mr Harte, die in Juni '99 klaar-
bljjkeljjk alleen afging op 't »men zegt", moge
thans inzien, dat 't beter is ten halve te kee-
ren dan ten heele te dwalen.'
Aldus schrjjft R. in Het Vad.
Men zie de Midd. Crt van Dinsdag 27 Aug.
REN GRSCHENK.
Zaterdag zal aan H. M. de koningin het
huwelijksgeschenk der ingezetenen van Suri
name, dat op den dag der echtverbindtenis
niet gereed was, worden aangeboden door den
minister van koloniën, die daartoe door het
comité is uitgenoodigd.
Het geschenk bestaat in hoofdzaak in eene
kunstig uitgevoerde plastische voorstelling
van het wapen van Suriname.
Een massief gouden schip, met groote zorg
vervaardigd naar de type der 17e eeuw en
zeilende met volle zeilen opgetuigd, in heral
disch gedreven zilveren zee, is van een zilve
ren band omgeven, waarop de wapenspreuk,
Justitia Pietas Fides in niellé is aangebracht
op eene basreliëf gedreven jardinière.
Deze allegorie rust op een zilveren voetstuk
dat aan de vóorzjjde verBierd is met de ge-
emailleerde wapenschilden en wapenspreuken
van H. M. de Koningin en Prins Hendrik,
gedekt door een massief gouden koninkljjke
kroon en geBteund door zilveren oranjetakken.
Aan de tegenovergestelde zjjde is een fraai
georneerd gouden schild en relief aangebracht,
prjjkende met het inschrift: De ingezetenen van
Suriname aan Hunne Koningin.
Ter wederzjjden prjjkten zilveren hoorns
van overvloed, gevuld met pupites en rus
tende op gedreven zilveren palmen.