MIDDELBURGSCHE COURANT.
N°. 201.
144e Jaargang.
1901.
Dinsdag
27 Augustus.
Middelburg 26 Augustus.
UIT STAD ER PROVINCIE.
Deze oourant verschijnt d a g e 1 ij k s, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor a Je plaatsen in Nederland franco p.p., f 2,
Afzonderlijke nummers kosten 5 oent.
THERMOMETER EST VERWACHTING.
26 Aug.8 n. vin. 67 gr., 12 u. 66 gr., av. 4 u. 64 gr. F. —Verwacht: matige W. wind,
zwaar bewolkte lucht, buiig weder en geringe afname in temperatuur.
AdvertentiSn20 cent per regel. Geboorte-, dood- en alle andere familieberichten ©e
Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Eeclames 40 cent per regel.
Groots letters naar d© plaats, die zij Innemen.
Tot de plaatsing van advertentiè'n en reclames, niet afkomstig uit Zeeland, betreffend^
Handel, Nijverheid en Geldwezen, is uitsluitend gerechtigd het Algemeen AdvertenUe-Bnrean
A. DB TA MAR Ann., N.I. Voorburgwal 366, Amsterdam*
Gemeente-ambtenaren -kamer
leden.
Wö deelden dezer dagen mee dat het ge
meentebestuur van Delft ongeneigd is te
voldoen aan het verzoek van den heer Ter
Laan, het bekende hoofd eener school, tot lid
der Tweede kamer voor Hoogezand gekozen,
om hem te veroorloven het kamer-lidmaat
schap tegeljjk met zjjn gemeentelijk ambt te
bekleeden. Burg. en weth. weigerden hem
het gevraagd tjjdeljjk verlof voor elke kamer
zitting, «-in de hoop", zooals zjj zeiden, »dat
de heer Ter Laan dan voor 't mandaat zou
bedanken, daar zjj hem ongaarne als hoofd
der school missen."
Nu heeft, volgens Het Volk, de heer Ter
Laan verzocht voor de vier jaar van zjjn lid
maatschap een bevoegd plaatsvervanger te
mogen stellen. Hierop is nog geen bescheid.
Als ook dit wordt geweigerd, zal hjj toch, om
zyn kiezers niet te leur te stellen, zyn ontslag
als hoofd der school nemen, al is dit een zeer
gewaagde stap, daar het hem de kans doet
loopen dat by na hoogstens vier jaar op
straat staat zonder iets.
Zooals onze wetgeving op dit oogenblik daar
ligt, is tegen het geval weinig te doen. Ge
meentebesturen hebben formeel de bevoegdheid
het mandaat van volksvertegenwoordiger ón-
vereenigbaar te verblaren met een ambtelijken
werkkring in dienst der gemeente.
Dit dunkt ons, in 't algemeen, noodzakelijk
omdat een gemeentebestuur de macht moet
bezitten om te voorkomen dat onder de waar
neming van eene andere betrekking, gelyk
met eené gemeentelijke, de laatste schade lydt.
Dat kan alleen zulk een bestuur beoordeelen.
En men mag daarom niet te spoedig het ge
meentebestuur van Delft van zulk een weige
ring een verwjjt maken. Deze is, naar bljjkt,
een compliment aan den heer Ter Laan, dien
genoemd bestuur gaarne als hoofd behoudt.
Zelfs een afwijzing van zyn nu nog hangend
verzoek om een bevoegd plaatsvervanger te
mogen stellen, zou niet euvel geduid kun
nen worden. Het gansche onderwys aan een
school lydt allicht onder verwisseling van
personen.
Maar vooral is begrypelyk de weigering van
een tjjdeljjk verlof voor elke kamerzitting.
De taak van een kamerlid is tegenwoordig
geen sinecureeene richtige vervulling ervan
eischt veel tjjd van voorbereiding en ook om
in Den Haag te zyn bet grootste deel van
het jaar is tegenwoordig er mee gemoeid;
zoodat een tydelyk verlof van zeer langen
duur iB.
Het gemeentebestuur van Delft kan dus ge
wichtige en geldende redenen, gegrond op
plaatselyke toestanden, hebben om het ver
zoek van den heer Ter Laan niet in te willigen.
Maar aan de andere zyde is het ook nood
zakelijk dat er bepalingen bestaan om wil
lekeurige handelingen in deze te beletten.
En daarop wordt nu in een blad in het
Noorden gewezen.
In de tegenover den heer Ter Laan door
het Delftsche gsmeentebestuur aangenomen
houding vindt nl. een schrjjver in de Prov.
GronCrt. aanleiding om deze vragen te stel
lenis deze toestand met den geest van ons
staatsrecht in harmonie en, zelfs indien dit
wel het geval is, de gewenschte
En by scbryft daarover het volgende
Wat de eerste van deze beide vragen be
treft: zjj schynt ons voor geene andere dan
voor eene beslist ontkennende beantwoording
vatbaar. By de grondwetsherziening van 1887
is het onderwerp der parlementaire ineompa-
tibiliteiten niet onaangevochten gebleven.
Integendeel: aan de onzekerheid, die de
grondwet van 1848 op dit punt liet bestaan,
maakte de herziening van 1887 voor goed een
einde. Dit einde, dat zjj ondubbelzinnig be
paalde, dat geen enkel ander staatsambt
onvereenigbaar zoude zyn met het lidmaat
schap der Staten-Generaal dan de zeer weinige,
die, om politieke redenen, daarmede niet
compatiebel werden geoordeeld en die zjj zelve
opsomde. Zóo beducht was de grondwet, dat
aan Staatsambtenaren door de overheid, in wier
dienst zjj staan, de weg naar het Binnenhof
misschien moeilyk zoude worden gemaakt,
dat zjj eene wet eiacht, waarin de gevolgen
van de vereeniging van het lidmaatschap van
eene der beide Kamers met uit 's lands kas
bezoldigde ambten zullen worden geregeld.
Bljjkbaar vertrouwde zjj niet voldoende de
sporadische regeling, die zjj zelve inhoudt voor
krjjgslieden in werkelyken dienst, die de hooger-
onderwjjswet bevat voor de professoren en die
het koninklyk besluit van 5 Februari 1868
Staatsblad no. 18) heeft gegeven voor de
ambtenaren, behoorende tot de departementen
van algemeen bestuur, die Kamerleden wor
den bij deze verkiezing mr Van Idsinga
en schreef zjj wettelijke regeling gebiedend voor.
Maar helaas zij bepaalde zich tot het regelen
van het onderwerp voor de Staatsambten. Om
dat zjj meende dat voor de provinciale-, ge
meente en waterschapsambten de uitsluiting
regel moest zyn V In geenen deele. Dat de
grondwetgever de stof alleen voor de Staats
ambten heeft geregeld, moet worden verklaard
uit zyn eerbied voor de zelfstandigheid der
besturen van de onderdeelen, aan wie hy in-
tusschen, door zjjne eigene regeling, eene
vingerwyziging gaf nopens de richting waarin
zjj zouden behooren te beslissen. Eene vinger
wyziging, die in het Delftsche besluit, zoo
het kort en goed afwyzend is, jammerljjk in
den wind is geslagen, tot verdriet van den
belanghebbende, die zeker zjjne taak met met
groote opgewektheid zal blijven vervullen,
zoo hy haar na dit votum ten koste van het
Kamerlidmaatschap behoudt, en tot schade
voor de publieke zaak.
Dit laatste brengt ons tot het oordeel over
tweede vraag de wenschelykheid dat
ambtenaren zitting hebben in het parlement.
Onze grondwet heeft in dit opzicht in 1887
liever aan het Duitsche dan aan hetFransche
voorbeeld zich gespiegeld. Terwjjl in Frankrjjk
de regel is een regel intusschen waarop de
wet menigvuldige uitzondering toelaat dat
bezoldigde ambtenaren niet.'tegeljjk'parlements-
eden kunnen zyn, zegt de Duitsche Beichs-
•erfassung met zoovele woordenambtenaren
hébben geen verlof noodig om in den rijksdag zit
ting te nemen. Niemand twyfelt er aan dat
onder het begrip «ambtenaren" ook gemeen
teambtenaren begrepen zyn. En schoon de grond
wet het stilzwjjgen bewaart over de vraag
wie de kosten hunner vervanging moet dragen
en zelfs een amendement om die kosten ten
laste van den staat of de gemeente te bren
gen is verworpen, is het toch vaste regel dat
deze den last dragen en dat de ambtenaar
met geen uitgaven voor zjjne eventueele ver
vanging wordt bezwaard. Voor de rijksbeamb
ten heeft de wet dit zelfs uitdrukkelijk be
paald. Terecht naar het ons voorkomt. Aai
den verklaarden wil der kiezerB behoort door
het bestuur geen belemmering in den weggelegd
te worden, die zoo vaak uit andere dan uit
sluitend aan het algemeen belang, ontleende
overwegingen voortkomt. Het is ook slecht
gezien het parlement te versteken van
kennis en ervaring der ambtenaren. Terwjjl
dan nog daarbjj komt dat, waar het kiesreeht
uitgebreid is en daarmede de invloed der
politici van professie gestadig wast, het toe
laten van ambtenaren in de vertegenwoordi
ging de kans op hare deugdelijk samenstelling
verhoogt in niet geringe mate.
Onze grondwet heeft dit alles, evengoed als
de Duitsche, uitnemend begrepen. Alleen
maar: zjj heeft het gezonde denkbeeld te be
nepen uitgewerkt. Nu, naar in Delft schynt
te blijken, de gemeentebesturen daarvan ge
bruik maken hare bedoeling te verjjdelen, ii
er groote haast bjj de wet, door artikel 96 der
grondwet gevorderd en op welke wy, gelyk
op zoo menige andere wet die van de her
ziene grondwet het uitvloeisel wezen moet,
nu reeds veertien lange jaren zitten te wach
ten. Zekerde grondwet eischt alleen een
wet, die de gevolgen regelt van de vereeniging
van het kamerlidmaatschap met een uit
's lands kas bezoldigd ambt. Maar die wet kan
ook de gevolgen regelen van de vereeniging
van het lidmaatschap met een gemeente ambt.
Zjj moet het doen, nu het Delftsche geval er
ligt en de heer Ter Laan daarvan wellicht de
dupe wordt. In welke richting zy het doen
kan, wjjzen de hoogeronderwjjswet en het
koninklyk besluit van 1869 aan. Beter ware
het, als de wetgever nog vrijgeviger zich be
toonde tegenover de ambtenaren kamerleden
dan die regelingen het zyn en kort en goed
de Duitsche bepalingen op onzen bodem
overplantte. In dit land van vryheid en
volksregeering behoeft men in het samenstel
len van het parlement toch niet exclusiever
te zjjn dan in Duitschland. En zegt men dat
een parlement met veel ambtenaren een ge
vaar kan opleveren voor zyn onafhankelijk
heid, dan is het antwoord dat men aan de
kiezers de zorg kan toevertrouwen daartegen
op hun hoede te zyn.
Aldus de schryver in het Groninger blad.
In menig opzicht zyn wjj het met hem eens,
maar hy beschouwt, dunkt ons, dezaak toch
wel wat te veel van éen standpunt, nl. van
dat der gekozen ambtenaren en van het
belang der volksvertegenwoordiging, wier
«deugdelijke samenstelling in niet geringe
mate wordt verhoogd door het daarin toelaten
van ambtenaren."
Dat kan, wy gelooven het met hem, waar zjjn.
Maar er is nog een ander, een gewichtig
punt, dat in deze niet over het hoofd mag
worden gezien. Wy bedoelen het belang van
de gemeenten en de provinciën.
Over hetgeen ook in deze kwestie dit belang
meebrengt, kunnen hoofdzakelijk gemeente-
provinciale besturen oordeelen. En nu
gaat het naar onze mening niet aan om,
op het voetspoor van Duitschland, den rjjks-
wetgever te doen ordonneeren dat ambtenaren,
in dienst van provincie -of gemeente, geen
verlof noodig hebben om in de Tweede kamer
zitting te nemen.
Deed men dit, om »aan den verklaarden wil
der kiezers geen belemmering in den weg te
men zou bjj het bestuur van gemeente
of gewest allicht moeilijkheden ondervinden.
Een stellig voorschrift in zulk een geest
komt ons al even bedenkelijk voor als een
positief verbod om dien ambtenaren te be
letten lid eener volksvertegenwoordiging te zyn.
Er hangt in deze zooveel af van plaatselyke
of gewestelyke toestanden, omstandigheden en
van de personen zelven, dat er byna
algemeene regelen te stellen zyn.
Maar meer vryheid in deze voor hoogere
autoriteiten om eene regeling te maken, wan
neer een gemeentebestuur in zulk een geval
van kleingeestigheid bljjk mocht geven en
dit de door den rjjkswetgever gegeven vinger
wijzing niet opvolgt, komt ook ons nuttig voor.
Een middenweg zou in deze kunnen zyn
eene bepaling in de nog te wachten wet, die
de gevolgen regelt van de vereeniging van het
Kamerlidmaatschap met een uit 's lands kas be
zoldigd ambt, in dien zin dat daarby ook gere
geld worde een vereeniging van zulk een lid
maatschap met een ambt in dienst van gemeen
ten of provincie. In dien zm echter dat een
hoogere autoriteit kan tusschenbeide treden,
meentelyke en provinciale besturen,
zonder hunne zelfstandigheid in deze te veel
aan banden te leggen, kan dwingen aan bil-
ljjke verzoeken van hunne ambtenaren in
dergeljjke gevallen te voldoen.
De omstandigheden op dit punt zyn in de
laatste jaren zoozeer veranderd dat de be
staande wet in deze zeer zeker dringend her
ziening en aanvulling eischt.
Maar daarvoor is, dunst ons, in de eerste
plaats weer noodig grondwetsherziening, daar
zonder eene wijziging van paragraaf 2 van
art. 96 dier wet eene afdoende i
niet is te maken, en de wet anders in strijd
met onze grondwet zou komen.
De bepaling «uit 's lands kas" zou moeten
worden aangevuld met de woorden «provin
ciale en gemeentekas" of geheel weggelaten
dienen te worden.
Dit alles geldt ambtenaren van provinciën
en gemeenten in 't algemeen.
Wat nu het bjjzondere geval met den heer
Ter Laan, hoofd eener school te Delft, betreft,
kwam de vraag by ons op of art. 86 der wet
op het lager onderwys in deze niet reeds
voorziet.
Daarby wordt bepaald dat het den onder
wijzers op straffe van ontslag verboden is
ambten of bedieningen te bekleeden van welk
verbod vrijstelling kan worden verleend door
Gedeputeerde Staten, den districts-schoolop-
ziener gehoord.
Het lidmaatschap der Tweede kamer mag
toch wel onder de ambten gerekend worden.
De heer Ter Laan hadt, dunkt ons, een
verzoek om vrystelling van dit verbod moeten
richten tot Gedeputeerde Staten van Zuid-
Holland, aan wie de beslissing is.
Had hjj zich dan bjj hun uitspraak niet
willen neerleggen, hem bleef dan noghooger
beroep bij de Koningin over.
In dat geval ware de kwestie in het hoogste
ressort uitgemaakt.
STAAT BBS TEVENS.
Volgens eene mededeeling in De Standaard
is de uitdrukking: «mitsdien overgaande tot
een anderen staat des levens" niet door dr
Kuyper gebezigd maar door den heer W. H.
Gispen, predikant te Overschie. Als steller
van het kerkeraads verslag van de Amsterdamsche
Kerkbode had deze prediker van het Evangelie
die fovmule gebezigd.
MEETVEBVATSCHINGEN.
Wy meenen te kunnen mededeelen, dat.de
commissie uit het Ned. Landbouwcomité, be
last met het onderzoek naar meelvervalschin-
gen, na kennis genomen te hebben van de haar
verstrekte gegevens, tot het resultaat is geko
men dat de algemeen heerschende meening om
trent die vervalschingen, voor zoover het uit
het buitenland ingevoerd meel betreft, grooten-
deels onjuist is en dus vervalscht meel propor
tioneel geen noemenswaardig deel van den in
voer uitmaakt. NLandb. Wbl.)
VERZEKERING
VAN TOONTREKKBNDEN.
Door bet bestuur van de Liberale Unie is,
in den vorm van een vlugschrift, tot de aan
gesloten kiesvereenigingen het verzoek ge
richt, het vraagstuk der verzekering van
loontrekkenden tegen invaliditeit en
lukken in hunne vergaderingen aan de orde
te stellen als een zaak van hooge urgentie en
beteekenis, en alle krachten in te spannen,
opdat ten opzichte van de pensioenverzeke
ring eene oplossing in de door de L. U. aan
gegeven richting wordt voorbereid.
Zooals men weet, werd indertjjd door de
L. U. een commissie benoemd, bestaande uit
de heeren mr E. Fokker, mr J Kruseman, mr
W. L. P. A. Molengraaf! en J. W. C. Teilegen,
die met den wiskundige, dr W. A. Poort,
te Middelburg, een rapport samenstelden,
dat in 1899 verscheen en gevolgd werd door
een nota van dr Poort, waarin plannen voor
pensioenverzekering werden becyferd en
toegelicht.
KORTE MBDBDRBTSNGEN
VERGADERINGEN.
In de te Baarn gehouden algemeene ver
gadering van de Nederlandsche vereeniging voor
gemeentebelangen werd de rekening over 1900
goedgekeurd, in ontvangst 3492.74, in uit-
2152.39, met een batig saldo van
1340.35, en de begrooting voor 1902, in ont
vangst en uitgaaf aanwijzende een bedrag van
3540.35.
Een der punten van de agendaZekerheid
stelling door gemeente-ontvangers, welk onder
werp door den heer De Vulder van Noorden,
secretaris der vereeniging, zooals onze lezers
weten, in een uitvoerig stuk is behandeld,
gaf den voorzitter aanleiding den secretaris
dank te brengen voor zyn arbeid en de ver
gadering voor te stellen het bestuur te machti
gen, te gelegener tyd zich met de regeering
in verbinding te Btellen om de denkbeelden, in
het stuk vervat, te eeniger tjjd tot uitvoering
te brengen. Dit voorstel werd aangenomen.
Inzake het schrijven van het bestuur der
Utrechtsche Provinciale Vereeniging van Burge
meesters en Gemeente-secretarissen, waarin ver
zocht wordt pogingen te doen om eene alge
meene rjjkswet op de keuring van
vleeach te ktjjgen, werd besloten de zaak voor-
loopig aan te houden, omdat een dergeljjke
wet reeds bjj de regeering in behandeling is.
BENOEMINGEN ENZ.
Bjj kon. besluit:
zyn benoemd tot lid der hoofdcommissie
voor de herziening van de belastbare opbrengst
der gebouwde eigendommen F. H. Umbgrove
te Zutphen, thans als zoodanig benoemd door
Gedeputeerde Staten der provincie Gelderland,
en uit de leden der hoofdcommissie aange
wezen als voorzitter F. H. Umbgrove, met
gelyktydige toekenning van eervol ontslag als
plaatsvervangend voorzitterals plaatsvervan
gend voorzitter G. J. L. Bos, te Zoetermeer
het 5de reg. inf., op aanvraag op pensioen ge
steld ad 1779 's jaars
is de majoor van den provincialen staf A.
Breeman, provieiale-adjndant in Noord-Brabant,
op aanvrage op pensioen gesteld ad 1600
's jaars, en dien hoofdofficier de rang ver
leend van luit.-kol.
De minister van justitie en van oorlog ver-
leenen deze week g e en audiëntie.
Het besluit der Staten van Zeeland
tot wjjziging van het reglement op de wegen
en voetpaden, waarvan wij kort geleden breed
voerig melding maakten, treedt morgen (Dins
dag) in werking.
Dit vooral tot naricht van de wielryders.
Naar aanleiding van art. 15 van de Wet
op de paardenfokkerij 1901 zyn door Gedepu-
Staten van Zeeland tot leden van de
Provinciale regelingscommissie benoemd de
mr P. C. J. Hennequin te Aardenburg,
F. C. O. M. Hombach te Hulst, G. A. Vorster-
van Oyen te Aardenburg, C. A, H. Wagtho
te Tholen en J. J. van Weel te Wolfaartsdyk.
Aan die regelings-commissie is door den
minister van oorlog als militair lid toege
voegd de kapitein C. E. Baud en als plaats
vervangend lid de le luitenant W. C. Momma,
beiden van het 3e regiment vesting-artillerie
te Bergen op Zoom.
Het concert, dat Zondagavond door het
fanfarenkorps St. Cécüia van Soningen in den
Schuttershoftiiin alhier werd gegeven, heeft in
tweeërlei opzicht veel succes gehad. Het tal-
rjjk publiek, dat was opgekomen, genoot van
opwekkende muziek en der vereeniging
joeding, te wier bate de helft van de
entrée's werd afgedragen, zag hare kas onver
wacht weer wat versterkt. Er waren vijfhon
derd betalende bezoekers.
Namens haar werd dan ook aan den direc
teur van het korps, den luitenant-kapelmeester
van het 2e regiment jagers te voet, den heer
A. Devrin, in de pauze een fraaie bloemkrans
aangeboden.
Die attentie werd beantwoord door het spe
len van ons volkslied, op verzoek der aanwe
zigen gevolgd door de Brabanponne.
Al de ten gehoore gebrachte nommers vielen
zeer in den smaak van het publiek, niet het
minst het aardige Fete a bord van Hejjmans.
Het Blotnoramer, de origineele polka Les
allés, moest op verlangen van het gehoor ten
deele herhaald worden.
Met onze volksliederen en dat der Belgen
werd het concert besloten.
Onze zuider broeders brachten in den loop
van Zondag nu en dan op de straat een mu-
zieknommer ten gehooreook 's avonds na
afloop van het concert. Zy waren ook heden
ochtend reeds vroeg op 't pad en speelden,
daarby niet in het minst gehinderd door den
regen, er weer dapper op los.
Behalve door het fanfarecorps uit Soignies
(Soningen) werd Zondag Middelburg ook
nog bezocht door een muziekgezelschap uit
Voorst by Brussel, dat 's middags onder het
spelen van eenige muziekstukken de voornaam
ste straten doortrok en eene prettige levendig
heid teweeg bracht.
Zondagmiddag geraakte de tienjarige
knaap B., wonende in de Bellinkstraat, aan
den Kinderdjjk alhier te water, doordien
al wandelende, van een, naar het water
leidende, trap viel.
Gelukkig werd dit opgemerkt en mochten
de heeren G. en V., beiden wonende aan den
Kinderdyk, erin slagen om den jongen, die
op het punt stond te zinken, te grypen en
uit het water te redden.
Hevig bloedende werd de bewustelooze
knaap, die deerlyk aan rechterschouder, ge
laat en hoofd gewond was, bjj den heer G.
binnengedragen en daar door dezen en diens
echtgenoote liefderyk verpleegd en vervolgens
in drooge kleederen gestoken.
Hoewel nog lydende aan de gevolgen van
het ongeluk, gaat de knaap weder naar Bchool
en volgt zooveel inogelyk zyn gewone levens
wijze, in de hoop dat ernstige gevolgen van
den val mogen achterwege hljjven,
Het gebeurde bracht Zondag heel wat con
sternatie te weeg en vele mensehen op de
been.
Zekere M. H., werkman alhier, was
eenigen tyd werkzaam aan de
Hij maakte zich schuldig aan het op
brutale wijze ontvreemden en verkoopen van
oude ijzeren gasbuizen, tengevolge waarvan
tegen hem proces verbaal is opgemaakt.
Naar men zoo vnendelyk is ons te mel
den, is de collectie voorwerpen, vervaardigd
door de krijgsgevangenen in het Diyatalawa
kamp te Ceylon, een verzameling die in het
is de luit.-kol. J. van der Horst Bruyn, van j begin van Juli in de kolfbaan van de sociëteit