MIDDELBIRGSCHE COURANT. 1901. Woensdag 17 April, NV#fc id Deze courant verschijnt d a g e I ij k s, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs, pér kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor a.ie plaatsen in Nederland franco p.p., 2.- Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. THERMOMETER ÉN VERWACHTING. 16 April8 u. vm. 44 gr., 12 u. 47 gr., av. 4 u. 46 gr. F. Verwacht: matige N. W. wind, bewolkte lucht, geringe neerslag, weinig1 verandering in temperatuur. Advertentiën20 cent per regel. Geboorte-, dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel Groote letters naar de plaats, die zij innemen. Tot de plaatsing van advertentiën en reclames, niet afkomstig uit Zeeland, betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, is uitsluitend gerechtigd het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE IiA MAR Azn., N.ï. Voorburgwal 260, Amsterdam, Agenten voor de Mtddelbwgsche cou rant zjjn in Zeeland te: Vlis3ingen 0. N. J. de Vey MestdaghGoes A. C. Boluyt firma wed. A. C. de Jonge ZierikzeeA. C. de Mooyen Oostburg firma A. J Bronswijk Middelburg 16 April. Klikken. II. (Slot). Mejuffrouw Kooistra levert over dit onder- werp, in het jongste noinmer van Beïant) en Recht, de volgende slotbeschouwing Hoé zullén wij het leelijke klikken bestrijden Zoo ergens, dan geldt hier, dat voorkómen b"et6r is dan genezen, 't Is niet in de eèrBte pl&a'ta de vraag, hoe men het kwaad zal uit roeien', als 't er eenmaal is, maar hoé zal men voorkomen, dat het ontstaat. "Klikken gebeurt vooral daar, waar nog al veel kwaad wordt gedaan, dat kan wotden oververteld, waar de kinderen niet aardig onder elkaar zjjn, maar twistziek en afgunstig, waar zjj in den opvoeder vooral den straffer van kwaad zien, bjj wien de overtreder zelf niet gemakkëlgk ter biecht gaat, maar bjj wien de anderen hem deB te liever aanklagen. Óf er in een gezin of in een klasse veel geklikt zal worden, dat hangt dus af van dén géést die er héerscht. Laat de opvoeder kwééken 'den goéden geestlaat hjj de kindéren brengen tot onderlinge welwillendheid, tot belangstellend, ordeljjk, ingespannen werken én prettige ontspanning, waarbjj voor hét kwaad maar weinig plaats overblijftlaat' hg k'wéökén waarheidsliefdelaat hij voor de kinderen wezenlijk een vriend zjjn, aan wien zjj zélf zónder te gToote moeité hun kwaad bekennen, ómdat er tusschen hen is vertrou welijkheid' én omdat er bg hem is rechtvaar- dikheid én daarmede zooveel mogelgk verge vensgezindheid. Laat hg verder de waarheidsliefde van den overtreder en den eventueelen »kliklust" van de anderen niet op een te zware proëf stélled. Een onderwgzer bjj kleine kinderen vroeg eetis in 't algemeen in zglie klasses Wie trappelde daar »Het kind, dat het kwaad"had gedaan, zei niets; maar de omgeving weeBde schuldige met de blikken aan; toen zei de onderwgzer »Neen, jullie behoeft hem niét aan te w jjzenhg zal zelf den vinger wél opsteken." Toen stak natuurljjk. de kleine jongen den vinger in de hoogte. De andere kinderen hadden hun doel bereikt en 't léék, alsof de schuldige zich zelf had aange meld. In deze klasse had de onderwgzer niet mo gen vragen »Wie deed dat?" Want de waarheidsliefde van de kinderen was daar niet gróót genoeg voor, en de «kliklust" te groot,; die werden dus op een te zware proef gestéld, 't Was ook wel wat erg van hem, eerst' het aan wjj zen uit te lokken, toen de daders te bérisjién én toch van hun mededeeling ge bruik te niakèn, alsof hjj 'fc op een andere manier wïsï. In 't gegeven geval had de onderwgzer even nadrukkelijk het trappelen moeten verbieden en daarna ooren en oogen goed openhouden, om bjj herhaling zelf den schuldige te ontdekken. Is eenmaal de, goede geest in een gezin of in één klasse, is er genoegzame waarheidsr liefde, dan zal op de vraag van den opvoeder, wié dit of dat heeft gedaan, door den schul dige zelf antwoord worden gegevenof gebeurt dat niet, dan zal de publieke opinié zich tegen hem keeren en hjj zal door haar worden gedwongen tot bekennen. Een geval als het beschrevene met dien leeraar is dan eenvoudig ondenkbaar. Trouwens ook die leeraar heeft niet paedagogisch gehandeld. Zelfs wanneer hjj den geest in zjjne klasse hoog schatte, had hg .zóo niet mogen doen. Toen de jongen, die hem met een prop had gegooid, niet bekende, had hg èn dien jon gen tjjd moeten geven, om tot,, zjjn plicht té komen, èn de publieke opinie, om hem zoo veel noodig te bewerken. Hg had bv. kun nen zeggen»'t Spjjt me, dat de jongen, die 't gedaan heeft, het kwaad verergert, door 't hjet te bekennen. Ik zal hem tot twee uur tjjd geven, om 't nog te doen. Als 't hem héél moeiljjk valt, mag hjj 1t schriftelijk doen." Gebeurt dit dan niet, hoewel de andere jon gens hém hebben aangemaand en gewaarschuwd, dan is voor die anderen plicht, om na waar schuwing en mededeeling aan den overtreder, den leeraar te zéggen, wie 't gedaan heeft: zjj mogen zich niet medeplichtig maken aan bedrog, aan het beleedigen van hun opvoeder. Dit zal natuurljjk maar zelden noodig zjjn- Tot die verhouding moet de opvoeder het onbereikbaar ideaal, in goede gezinnen en goede scholen ontstaat zjj werkelijk. Groote voorzichtigheid big ft ons in, een geval als het bovenstaande aanbevolen. Want aan het dwingen tot bekentenis van een me deleerling k&n hetzelfde egoïsme ten grondslag liggen als aan het leelijke klikkenis dat zoo, dan is het te gevaarljjker, omdat het een mooien scbjjn heeft. Hoe minder het noodig is, hoe eenvoudiger en gemakkelijker het be kennen door den schuldige zelf kan gaan, eh hoe minder ook dit behoeft voor te komen vooral in 'tbijzjjn van andere kinderen, des te beter. Een leerling had eens kwaad gedaan, en dit verergerd, door het te doen in 't geniep, - zoodat het grootste kwaad lag in de oneer- ljjkheid. De onderwijzeres ontdekte het niet toen werd het kwaad erger en de oneerljjk- heid grooter en brutaler. Eindelijk merkte zjj het op, en toen schrok ze van den om vang en de brutaliteit, die langzamerhand dé oneerlijkheid had gekregen, en ook door dé gedachte aan de gevolgen, die het kwaad zelf op den duur had kunnen hebben, als het niet nog tijdig was ontdekt en gestuit. Toen vroeg zjj aan een paar ontwikkelde, betrouw bare medeleerlingen»Wist jullie niet, dat dit gebeurde »Jawel." »Heb je niets gedaan, om het meisje van't kwaad terug te houden, heb je haar niet gewezen op het leeljjke, achterbaksche van haar handelwjjze •Jawelmaar ze wou 't voor ons niet laten." •Heb je er nooit over gedacht, dat ik het dan moest weten in 't belang van 't meisje zelf, om haar van erger kwaad te kunnen terughouden »Ja, wjj hoopten, dat u 't zoudt ontdekken maar wjj vonden het naar om te klikken." Vond je 't dan beter, dat het meisje zich zelf hoe langer hoe meer benadeelde, door kwaad te doen, dan dat je in haar belang tjjdig diegene waarschuwde, die het immers et haar meende en haar op den goeden weg kon terugbrengen •Néén, maar wanneer hadden we het dan moeten zeggen Jullie hadt eerst alles moeten doen, om haar van 't kwaad af te brengen; als dat ge lukt was, Had ér van oververtellen geen sprake behoeven te zjjn. Als het niet gelukte, mocht je niet denkenik wasch mjjn handen in schuld maar je moest haar zeggen hoor eens, als jé 't niet kunt laten, zullen we 't aan de juffrouw vertellen of jjj moet het haar zelf zeggen. En als ook dit niet hielp, nu, dan moest je 't, na mededeeling aan haar, aan mjj vertellen. Dit niet in 't geniep oververtellen aan mg terwille van je vriendinnetje zelf zou geen klikken zjjn geweest." En wanneer een kind ter zake v ander kind kwaad vertelde aan den opvoeder, zonder het eerst aan dat andere kind te heb ben meegedeeld, dan zou de opvoeder moeten begrijpen, hoe moeiljjk het voor een kind is, om den zedelijken moed te hebben tot het doen van 't goede trots de mogeljjke vjjand- schap van anderen. Dien zedelijken moed moeten wjj het leeren verwervenonderstellen kunnen wjj hem in den regel niet. Zoo kan dus het ongevraagd oververtellen ook plicht zjjn. Maar 't spreekt van zelf, dat dit voor den opvoeder zeer teere zaken zjjn', dat hjj de kinderen wel goed moet kennen', ze over dezen plicht te bunnen spreken; dat hg, met het oog op minder goede bijbedoelingen, die altjjd zich met een goedé hoofdbedoóling kunnen vermengen, zooveel mogelgk moet vermjjden, het eene kind te sn tot het oververtellen van kwaad, dat het andere bedreven heeft. Uit al het voorgaande blijkt, dat overver- tellén van door een ander bedreven kwaad lang niet altjjd verkeerd, soms zelfs plicht is| terwjjl een goede algemeene opvoeding het beste middel is, om het leeljjke klikken tegen te gaan. Het woord klikken zou ik uit de opvoeding willen verbannende kinderen generaliseeren te veel en passen het toe op alle oververtel len van kwaad, vooral wanneer dit overver tellen hun niet aangenaam is. Niet in het oververtellen ligt het kwaad, maar in de be doelingen. Laat het heétenoververtelleneh laat men in ieder geval beoordeelen, óf het kwaad is of niet. Het herkennen van de bedoelingen is ver bazend moeiljjk. Elk geval moet men beschou wen in 't licht, dat het karakter van 't kind er op werpt. Is dé opvoeder bij de kinderen niet geacht omdat hij niet heeft een groote mate van wel willend toegepaste rechtvaardigheid, dan is 11 I heel natuurlijk, als de o.ndere kinderen hém niét Men dient dus het kind goed te kennen, om eenigszins te weten, welke bedoelingen het kan hebben gehad. Dit gaat in het huisgezin veel gemakkelijker dan op school, waar de onderwijzer zooveel meer kinderen onder zijn hoede heeft. Samenwerking van huis en school en van de onderwijzers onderling, vooral weder- keerige mededeelingen zijn dus ook al weer bij een goede bestrijding van het leelijke over vertellen hoog noodig. Is een kind egoïstisch, kwaadsprekerig, eer zuchtig, wraakgierig, dan denkt men bij het oververtellen ook licht aan die eigenschappen als drijfveerenheeft het die eigenschappen niet in aanmerkelijke mate, maar is het mondje gauw, dan geeft deze eigenschap misschien den sleutelis het door en door eerljjk, kan het dus geniepigheid niet uitstaan, dan werpt dit op zoogenaamd «klikken" meestal een helder licht. Toch moet men natuurlijk, ook, wanneer men het kind meent te kennen, voorzichtig zjjn in de beoordeeling en dus niet generali seeren. Ook de wijze, waarop wordt over verteld, dient bjj de beoordeeling in aanmer-, king te komen. Komt een kind vleierig bij u staan praten en spreekt het daarna met een vriendeljjk lachje kwaad van een ander kind, dan is de zaak meestal niet pluis. Ongeveinsde verontwaardiging bij 't over vertellen wjjst licht op beleedigd rechtsge voel of op behoefte aan bescherming, telkens en telkens de kleinste dingen oververtellen op behoefte aan wat zeggen of op een manie om te klagen. Is egoïsme, leedvermaak, eerzucht of wraak gierigheid de oorzaak van het klikken, dan moet het kind ernstig onder handen worden genomen, niet over het leeljjke van 't over vertellen, dat immers niet absoluut leeljjk is, maar over dat nare egoïsme, dat leeljjke kwaad gunnen aan een ander. De kinderen zelf moeten leeren beseffen, dat er onderscheid ïb tusschen oververtellen en oververtellen. Over de andere gevallen is al gesproken. Bovenal staat dit vaBt: de opvoeder heeft te eerbiedigen en te kweeken de waarheids liefde, het rechtsgevoeluit het kind die edele gevoelens op een verkeerde wjjze, hg wjjst een betere maniermaar de goede be doelingen heeft hg te waardeeren. Een moeilijk punt is ook nog, of men ge bruik zal maken van een mededeeling, dié men heeft verkregen door het leeljjke klikken", of men een kind, waarvan men op deze wjjze iets kwaads te weten is gekomen, zal berispen of straffen, zooals men zou doen, als men er zonder die mededeeling achter was gekomen. Om het kind, dat heeft geklikt,4 er geen voldoening van te geven, zou men het beris pen of straffen liefst achterwege laten, en velen doen dit ook. Toch schjjnt het mjj be denkelijk. Wanneer wg aannemen, dat men met berisping of straf niet bedoelt vergelding van bedreven kwaad, maar een medicijn, die, al is ze bitter, toch geen kwaad is, maar een wanneer wjj aannemen, dat die be risping of die straf niet zou zgn toegediend zonder noodzaak, dan zgn wg niet gerechtigd, om deze noodzakelijke medicijn terug te hou- wanneer wg op een ongewenschte manier achter de kwaal zgn gekomen, al zou de kleine overtreder er zeker niets tegen hebben, de medicjjnen niet te moeten innemen. Naar mijn meening moet men een berisping of straf, die men noodzakelijk acht, dus niet terughoudenmaar mén moet ze toedienen buiten de tegenwoordigheid en buiten weten van het kind, dat het kwaad heeft meegedeeld. Trouwens in 't algemeen moet men bg berispen en straffen er voor waken, dat leedvermaak van de kinderen zoo weinig mogelgk wordt opgewekt. of te groote welwillendheid tegenover een zoogenaamd bevriende regéering in 't spel is. Maar juist daarom dringen wij aan op spoedig en helder licht. Daarvoor iB reden, omdat voor de nog maar korte Kamerzitting de agenda zeer is over laden en er licht neiging zal beBtaan om, als alweer een interpellatie wordt aangekondigd, deze te voegen bij den overigen stapel inter pellaties en moties, die in aanmerking komen om ad calendas graecas te worden verdaagd. Dat mag met deze niet geschiedenzegt Het Vad. verder. Op de regeering mag niet een verdenking bljjven rusten, waaruit poli tieke munt tegen haar zal worden geslagen, dat zij ons asylrecht niet durft hoog honden, zoo voor die verdenking misschien geen grond bestaat. Waar reeds eenmaal in de zaak- Kronauer de schijn tegen haar was, klemt te meer de noodzakelijkheid haar gelegenheid te schenken zich te rechtvaardigen als zjj ban En kan zij het niet, dan aarzele de Kamér niet duidelijk te doen verstaan, dat zjj 't niét kan goedkeuren als de. goede tradities van ons land, dal te allen tjjde voor vervolgden van allerlei religieuse of politieke meèmng een toevluchtsoord bood, in al te groote ge dienstigheden der internationale praktjjk te loor gaan. BENOEMINGEN ENZ. Bg kon. besluit: zjjn benoemd tot Staatsraad in buitenge wonen dienst mr F. Th. Westerwoudt, lid van Gedep. Staten van Noordholland, en mr P. L. F. Blussé, lid van Gedep. Staten van Zuidholland is aan dr C. P. Tiele eervol ontslag ver leend als hoogleeraar in de faculteit der god geleerdheid aan de Rjjks-universiteit te Leiden, met dankbetuigingen ïb benoemd in plaats dr W. Brede Kristensen, lector aan de Universiteit te Christiania zgn benoemd tot ridder in de órde van den Nederlandschen Leeuw: W. J. Geertsema, lid van de Tweede kamer der Staten-Generaal, penningmeester van de hoofdcommissie voor de in Maart 1901 te Amsterdam gehouden feestviering, en dr C. F. J. Bloober, wethou der van Amsterdamin de orde van Oranjé- Nassau: tot commandeur, S. P. van Eegheh, voorzitter van voorn, hoofdcommissie, tot officier, Martin Wolff, voorzitter van de commis sie voor het huldebetoon, ter gelegenheid van vorengenoemde feestviering, tot ridder mej. A. W. Th. van der Marck, algem. overste der Vereemging Zusters van Liefde te Tilburg, I. G. den Engelse Yremans, eerst-techn. ambten. het bureau gravure v. d. afd. Heydrogra- phie bg het dep. v. marine, jhr mr W. F. Röell, onder-comm. van de eerewacht ter ge legenheid van vorengenoemde feestviering, K. Kater, voorzitter der Christelijke Werk- liedenvereeniging Patrimonium, M. A.J.Bauer, kunstschilder, Ant. H. Tierie, toonkunstenaar, beiden te Amsterdam, en is toegekend de eere-medaille der orde van Oranje-Nassau in goud, aan L. M. Rood, godsdienstleeraar der Ned. Isr. gem. te Gouda, in zilver aan J. W. Smit, voorzitter der Amsterdamsche afdeeling van den Ned. Roomsch-Kathoheken Volksbond, P. H. M. Schaeffer, voorzitter van den Chris- telijken Nationalen Werkmansbond, en J. H. Verseef, voorzitter der Vereeniging Nêer- landsch Werkman; is aan den luit. t. z. 2e kl. C. Witsen Elias, op verzoek, eervol ontslag uit den zeedienst verleend, en zjjn bevorderd tot luit. t. z. 2e kl. de adelborsten le kl. J. W. J. baron van Haersolte en A. H. van der MerBch; is, benoemd tot technisch ambtenaar 2de kl. bg den raad van toezicht op de spoorwegdiens ten, E. G. Traanboer zgn de heeren C. Gorsira en J. E. van der Meulen jr. benoemd tot lid van den Kolonialen Raad in de kolonie Cura9ao. traolitén te bréngen. Dit is volstrekt geen helpen bij het zoeken naar den schuldige. Door vorenstaande zul len de moeilijkheden, die zich bjj het klikken" voordoen, zeker niet worden weggenomenmaar als het er toe heeft meegewerkt, om de moeilijkheden te zien, ade problemen te stellen", dan heeft het ook iets bjjgedragen tot het denken over 't overwinnen van de moeilijkheden, het op lossen van de problemen, in 't algemeen tot het tegengaan van werktuiglijkheid in de op voeding." EEN UITZETTING. De sociaal-democratische bladen zgn vol over de uitzetting van den Belgischen socialist Fabri, die op verzoek der Belgische regeering van Nederlands gastvrjjen bodem zou zgn ver dreven, ofschoon hg niets te zgnen laste had. Daarover is een socialistische interpellatie in 't vooruitzicht. Wjj stellen op den voorgrond, dat wij niet op de hoogte der zaak zgn en onmogelijk kunnen beoordeelen, of onze regeering af doende redenen had voor haar optreden, dan gunningen, verleend gedurende den ter mg n van 20 jaren, krachtens art. 26 litt. der wet, voor nog enkele jaren te verzekeren. Het antwoord hoe o,f art. 7 toepaBseljjk zal zjjn, kan niet anders luiden dan«gedurende het leven", maar dan moet ook noodwendig in het geval van art. 26 b geantwoord worden •gedurende 20 jaren". Indien het ontwerp nieuw recht zal invoeren, zal dit zgn teu gunste, niet ten nadeele van belanghebbenden. Ten nadeele van belanghebbenden wordt door dit ontwerp niets geprejndicieerd. Eerst tegen het einde van den nieuwen termjjn zal de verdere regeling noodig zgn ten aanzien van de moeielijkheid, aar. wie de dan beschikbaar komende vergunningen zul len moeten worden verleendeerst dan zullen aantal vergunningen ophouden te gelden, niet nu reedsindien dit ontwerp althans wet wordt. Bjj eene eenvoudige verlenging met eenige jaren van den termjjn, in art. 26 b genoemd, zou de Regeering zich niet kunnen neerleg gen. Om met het oog op sociëteiten een bij zonder recht te scheppen en de werking der wet te verslappen, komt niet wenscheljjk voor. Aan den wensch van die leden, welke naaBt stilzwijgende verlenging ook overdracht mo gelijk zouden willen gemaakt zien, kan de Regeering niet voldoen. Ook ziet zjj geen aanleiding om den voorgestelden termjjn voor alsnog te wjjzigen. Indien dit voorstel niet tot wet mocht worden verheven, zal de Regeering geene beslissing hebben te nemen ten aanzien van de vergunningen van art. 26 b. IABERAI.E UNIE. Het Bestuur der Unie heeft zich als volgt geconstitueerddr W. P. Ruijsch, Den Haag, voorzitter, mr H. Ph. de Kanter, Haarlem, vice-voorzitter, A. Roodhuizen, Enkhuizen, secretaris, W. KopB, Hoorn, penningmeester!, A. Bouman, Den Haag, C. A. van Enschot, Amersfoort, D. J. van Houten, Weesp, Jac. van der Laan, Sneek, mr R. Macalester Loup, Den Haag, J. van Ravenhorst, Apeldoorn. G. Schillemans, Zutphen en Hubert Veth Hzn., Dordrecht. TWEEDE KAMER. Drankwet. De Ministers van Justitie en Binnenlandsohe Zaken verdedigen in hunne Memorie van Ant woord in de eerste plaats de late indiening van het ontwerp als een gevolg van de tijds omstandigheden en de werkzaamheden der Kamer. Nogmaals wordt er op gewezen dat de bedoeling van het ingediende ontwerp een voudig is stilzwijgende verlenging van ver UIT STAD EN PROVINCIE. Maandag avond had in het Schuttershof alhier de openbare vergadering plaats, waaróp èn I. I. Samson van Den Haag èn Keimpe Hogerhuis als sprekers optraden. Dat de laatste, veel besproken persoon het woord zou voeren, was zeker voor velen een aanspo ring ter vergadering te komen. Zjj was dan ook goed bezocht. Het gesprokene kwam overeen met hetgeen elders werd verteld. Samson besprak de rechtszaak, die hjj, op grond der door hem aangevoerde feiten, een rechterljjke misdaad noemde, en Keimpe Ho gerhuis deed eenige mededeelingen, die strek ken konden om deze meening te bevestigen. Ook verhaalde de laatste het een en ander omtrent zgn verblgf in de gevangenis. Aan het slot werden de hoorders, die nog niet zgn aangesloten aan de Hogerhuis-Ver eeniging, uitgenoodigd dien kring te versterken. Zondagavond werd een zelfde vergadering gehouden te Terneuzen, die ook druk bezocht was. Voor de aan het slot dier bg eenkomst ge dane uitnoodiging, om ook daar een Hoger- huis-vereeniging te vormen, bleek onder de opgekomenen weinig lust te bestaan. Maandagmiddag werd te Vlissingen per loodsboot aangebracht een 30 jarige ma troos, die aan boord van het Fransche stoom schip Penfeld, vaB Bordeaux naar Antwerpen, in den nacht van Zondag op Maandag uit den mast was gevallen. Per rjjtuig werd de man-, die belangrjjke hoofdwonden had bekomen, naar het R. K. weeshuis ter verpleging ver voerd. Zjj toestand moet niet levensgevaar lijk zgn. De heer' J. Baljé te Goes heèft op de internationale hondententoonstelling der Kynologenvereeniging Nederland te Rotterdam met een Maltezer in openklasse den 2en prjjs behaald, met een Duitschen dog in de limite- klasse een 4en' prjjs en bovendien in de nienwelingsklasBe een zeer eervolle vermelding. Uit Zierikzee Bchrjjft men ons Maandagavond vergaderde alhier de liberale kiesvereeniging, afdeeling A. In die vergade ring waren met bet bestuur 52 leden aanwezig. De voorzitter, de heer J. A. de Brujjne, deelde mede, dat de heeren mr D. van der Vliet en J. Lammers, in de vorige vergadering tot be stuursleden benoemd, deze benoeming hebben aangenomen. Hg herdacht in enkele woorden de ver diensten van het afgetreden bestuurslid, den heer N. Huson. Daarop deelde hg mede, dat deze vergade ring o. a. was belegd om candidaten te noemen -voor de verkiezing van een lid der Pror. Staten, ter voorziening in de vacature, ont staan door het overigden van den heer mr J. A. Bolle, te Renesse. In warme bewoordingen bracht hjj in herinnering wat de heer Bolle in die betrekking voor de publieke zaak, welke hg een. warm hart toedroeg, is geweest' en hoe de overledene steeds krachtig en vol ijverig is opgetreden voor de belangen van ons district. Daarna werden als candidaten genoemd:

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1901 | | pagina 1