MIDDELBIRGSCHE COURANT.
1901.
Woensdag
17 April,
NV#fc id
Deze courant verschijnt d a g e I ij k s, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs, pér kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor a.ie plaatsen in Nederland franco p.p., 2.-
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
THERMOMETER ÉN VERWACHTING.
16 April8 u. vm. 44 gr., 12 u. 47 gr., av. 4 u. 46 gr. F. Verwacht: matige N. W. wind,
bewolkte lucht, geringe neerslag, weinig1 verandering in temperatuur.
Advertentiën20 cent per regel. Geboorte-, dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel
Groote letters naar de plaats, die zij innemen.
Tot de plaatsing van advertentiën en reclames, niet afkomstig uit Zeeland, betreffende
Handel, Nijverheid en Geldwezen, is uitsluitend gerechtigd het Algemeen Advertentie-Bureau
A. DE IiA MAR Azn., N.ï. Voorburgwal 260, Amsterdam,
Agenten voor de Mtddelbwgsche cou
rant zjjn in Zeeland te: Vlis3ingen 0. N.
J. de Vey MestdaghGoes A. C. Boluyt
firma wed. A. C. de Jonge ZierikzeeA.
C. de Mooyen Oostburg firma A. J
Bronswijk
Middelburg 16 April.
Klikken.
II.
(Slot).
Mejuffrouw Kooistra levert over dit onder-
werp, in het jongste noinmer van Beïant) en
Recht, de volgende slotbeschouwing
Hoé zullén wij het leelijke klikken bestrijden
Zoo ergens, dan geldt hier, dat voorkómen
b"et6r is dan genezen, 't Is niet in de eèrBte
pl&a'ta de vraag, hoe men het kwaad zal uit
roeien', als 't er eenmaal is, maar hoé zal
men voorkomen, dat het ontstaat.
"Klikken gebeurt vooral daar, waar nog al
veel kwaad wordt gedaan, dat kan wotden
oververteld, waar de kinderen niet aardig
onder elkaar zjjn, maar twistziek en afgunstig,
waar zjj in den opvoeder vooral den straffer
van kwaad zien, bjj wien de overtreder zelf
niet gemakkëlgk ter biecht gaat, maar bjj
wien de anderen hem deB te liever aanklagen.
Óf er in een gezin of in een klasse veel
geklikt zal worden, dat hangt dus af van
dén géést die er héerscht. Laat de opvoeder
kwééken 'den goéden geestlaat hjj de kindéren
brengen tot onderlinge welwillendheid, tot
belangstellend, ordeljjk, ingespannen werken
én prettige ontspanning, waarbjj voor hét
kwaad maar weinig plaats overblijftlaat' hg
k'wéökén waarheidsliefdelaat hij voor de
kinderen wezenlijk een vriend zjjn, aan wien
zjj zélf zónder te gToote moeité hun kwaad
bekennen, ómdat er tusschen hen is vertrou
welijkheid' én omdat er bg hem is rechtvaar-
dikheid én daarmede zooveel mogelgk verge
vensgezindheid.
Laat hg verder de waarheidsliefde van den
overtreder en den eventueelen »kliklust" van
de anderen niet op een te zware proëf
stélled.
Een onderwgzer bjj kleine kinderen vroeg
eetis in 't algemeen in zglie klasses Wie
trappelde daar »Het kind, dat het kwaad"had
gedaan, zei niets; maar de omgeving weeBde
schuldige met de blikken aan; toen zei de
onderwgzer »Neen, jullie behoeft hem niét
aan te w jjzenhg zal zelf den vinger wél
opsteken." Toen stak natuurljjk. de kleine
jongen den vinger in de hoogte. De andere
kinderen hadden hun doel bereikt en 't
léék, alsof de schuldige zich zelf had aange
meld.
In deze klasse had de onderwgzer niet mo
gen vragen »Wie deed dat?" Want de
waarheidsliefde van de kinderen was daar niet
gróót genoeg voor, en de «kliklust" te groot,;
die werden dus op een te zware proef gestéld,
't Was ook wel wat erg van hem, eerst' het
aan wjj zen uit te lokken, toen de daders te
bérisjién én toch van hun mededeeling ge
bruik te niakèn, alsof hjj 'fc op een andere manier
wïsï.
In 't gegeven geval had de onderwgzer even
nadrukkelijk het trappelen moeten verbieden
en daarna ooren en oogen goed openhouden,
om bjj herhaling zelf den schuldige te ontdekken.
Is eenmaal de, goede geest in een gezin of
in één klasse, is er genoegzame waarheidsr
liefde, dan zal op de vraag van den opvoeder,
wié dit of dat heeft gedaan, door den schul
dige zelf antwoord worden gegevenof
gebeurt dat niet, dan zal de publieke opinié
zich tegen hem keeren en hjj zal door haar
worden gedwongen tot bekennen. Een geval
als het beschrevene met dien leeraar is dan
eenvoudig ondenkbaar.
Trouwens ook die leeraar heeft niet
paedagogisch gehandeld. Zelfs wanneer hjj
den geest in zjjne klasse hoog schatte, had
hg .zóo niet mogen doen.
Toen de jongen, die hem met een prop had
gegooid, niet bekende, had hg èn dien jon
gen tjjd moeten geven, om tot,, zjjn plicht té
komen, èn de publieke opinie, om hem zoo
veel noodig te bewerken. Hg had bv. kun
nen zeggen»'t Spjjt me, dat de jongen, die
't gedaan heeft, het kwaad verergert, door 't
hjet te bekennen. Ik zal hem tot twee uur
tjjd geven, om 't nog te doen. Als 't hem
héél moeiljjk valt, mag hjj 1t schriftelijk doen."
Gebeurt dit dan niet, hoewel de andere jon
gens hém hebben aangemaand en gewaarschuwd,
dan is voor die anderen plicht, om na waar
schuwing en mededeeling aan den overtreder,
den leeraar te zéggen, wie 't gedaan heeft:
zjj mogen zich niet medeplichtig maken aan
bedrog, aan het beleedigen van hun opvoeder.
Dit zal natuurljjk maar zelden noodig zjjn-
Tot die verhouding moet de opvoeder het
onbereikbaar ideaal, in goede gezinnen en
goede scholen ontstaat zjj werkelijk.
Groote voorzichtigheid big ft ons in, een
geval als het bovenstaande aanbevolen. Want
aan het dwingen tot bekentenis van een me
deleerling k&n hetzelfde egoïsme ten grondslag
liggen als aan het leelijke klikkenis dat zoo,
dan is het te gevaarljjker, omdat het een
mooien scbjjn heeft. Hoe minder het noodig
is, hoe eenvoudiger en gemakkelijker het be
kennen door den schuldige zelf kan gaan, eh
hoe minder ook dit behoeft voor te komen
vooral in 'tbijzjjn van andere kinderen,
des te beter.
Een leerling had eens kwaad gedaan, en
dit verergerd, door het te doen in 't geniep, -
zoodat het grootste kwaad lag in de oneer-
ljjkheid. De onderwijzeres ontdekte het niet
toen werd het kwaad erger en de oneerljjk-
heid grooter en brutaler. Eindelijk merkte
zjj het op, en toen schrok ze van den om
vang en de brutaliteit, die langzamerhand dé
oneerlijkheid had gekregen, en ook door dé
gedachte aan de gevolgen, die het kwaad zelf
op den duur had kunnen hebben, als het niet
nog tijdig was ontdekt en gestuit. Toen
vroeg zjj aan een paar ontwikkelde, betrouw
bare medeleerlingen»Wist jullie niet, dat
dit gebeurde
»Jawel."
»Heb je niets gedaan, om het meisje van't
kwaad terug te houden, heb je haar niet
gewezen op het leeljjke, achterbaksche van
haar handelwjjze
•Jawelmaar ze wou 't voor ons niet laten."
•Heb je er nooit over gedacht, dat ik het
dan moest weten in 't belang van 't meisje
zelf, om haar van erger kwaad te kunnen
terughouden
»Ja, wjj hoopten, dat u 't zoudt ontdekken
maar wjj vonden het naar om te klikken."
Vond je 't dan beter, dat het meisje zich
zelf hoe langer hoe meer benadeelde, door
kwaad te doen, dan dat je in haar belang
tjjdig diegene waarschuwde, die het immers
et haar meende en haar op den goeden
weg kon terugbrengen
•Néén, maar wanneer hadden we het dan
moeten zeggen
Jullie hadt eerst alles moeten doen, om
haar van 't kwaad af te brengen; als dat ge
lukt was, Had ér van oververtellen geen sprake
behoeven te zjjn. Als het niet gelukte, mocht
je niet denkenik wasch mjjn handen in
schuld maar je moest haar zeggen hoor eens,
als jé 't niet kunt laten, zullen we 't aan de
juffrouw vertellen of jjj moet het haar zelf
zeggen. En als ook dit niet hielp, nu, dan
moest je 't, na mededeeling aan haar, aan mjj
vertellen. Dit niet in 't geniep oververtellen
aan mg terwille van je vriendinnetje zelf zou
geen klikken zjjn geweest."
En wanneer een kind ter zake v
ander kind kwaad vertelde aan den opvoeder,
zonder het eerst aan dat andere kind te heb
ben meegedeeld, dan zou de opvoeder moeten
begrijpen, hoe moeiljjk het voor een kind is,
om den zedelijken moed te hebben tot het
doen van 't goede trots de mogeljjke vjjand-
schap van anderen. Dien zedelijken moed
moeten wjj het leeren verwervenonderstellen
kunnen wjj hem in den regel niet.
Zoo kan dus het ongevraagd oververtellen
ook plicht zjjn. Maar 't spreekt van zelf, dat
dit voor den opvoeder zeer teere zaken zjjn',
dat hjj de kinderen wel goed moet kennen',
ze over dezen plicht te bunnen spreken;
dat hg, met het oog op minder goede
bijbedoelingen, die altjjd zich met een goedé
hoofdbedoóling kunnen vermengen, zooveel
mogelgk moet vermjjden, het eene kind te
sn tot het oververtellen van kwaad, dat
het andere bedreven heeft.
Uit al het voorgaande blijkt, dat overver-
tellén van door een ander bedreven kwaad
lang niet altjjd verkeerd, soms zelfs plicht is|
terwjjl een goede algemeene opvoeding het
beste middel is, om het leeljjke klikken tegen
te gaan.
Het woord klikken zou ik uit de opvoeding
willen verbannende kinderen generaliseeren
te veel en passen het toe op alle oververtel
len van kwaad, vooral wanneer dit overver
tellen hun niet aangenaam is. Niet in het
oververtellen ligt het kwaad, maar in de be
doelingen. Laat het heétenoververtelleneh
laat men in ieder geval beoordeelen, óf het
kwaad is of niet.
Het herkennen van de bedoelingen is ver
bazend moeiljjk. Elk geval moet men beschou
wen in 't licht, dat het karakter van 't kind
er op werpt.
Is dé opvoeder bij de kinderen niet geacht
omdat hij niet heeft een groote mate van wel
willend toegepaste rechtvaardigheid, dan is 11
I heel natuurlijk, als de o.ndere kinderen hém niét
Men dient dus het kind goed te kennen, om
eenigszins te weten, welke bedoelingen het
kan hebben gehad. Dit gaat in het huisgezin
veel gemakkelijker dan op school, waar de
onderwijzer zooveel meer kinderen onder zijn
hoede heeft. Samenwerking van huis en school
en van de onderwijzers onderling, vooral weder-
keerige mededeelingen zijn dus ook al weer
bij een goede bestrijding van het leelijke over
vertellen hoog noodig.
Is een kind egoïstisch, kwaadsprekerig, eer
zuchtig, wraakgierig, dan denkt men bij het
oververtellen ook licht aan die eigenschappen
als drijfveerenheeft het die eigenschappen
niet in aanmerkelijke mate, maar is het mondje
gauw, dan geeft deze eigenschap misschien den
sleutelis het door en door eerljjk, kan het
dus geniepigheid niet uitstaan, dan werpt dit
op zoogenaamd «klikken" meestal een helder
licht.
Toch moet men natuurlijk, ook, wanneer
men het kind meent te kennen, voorzichtig
zjjn in de beoordeeling en dus niet generali
seeren. Ook de wijze, waarop wordt over
verteld, dient bjj de beoordeeling in aanmer-,
king te komen.
Komt een kind vleierig bij u staan praten
en spreekt het daarna met een vriendeljjk
lachje kwaad van een ander kind, dan is de
zaak meestal niet pluis.
Ongeveinsde verontwaardiging bij 't over
vertellen wjjst licht op beleedigd rechtsge
voel of op behoefte aan bescherming, telkens
en telkens de kleinste dingen oververtellen
op behoefte aan wat zeggen of op een manie
om te klagen.
Is egoïsme, leedvermaak, eerzucht of wraak
gierigheid de oorzaak van het klikken, dan
moet het kind ernstig onder handen worden
genomen, niet over het leeljjke van 't over
vertellen, dat immers niet absoluut leeljjk is,
maar over dat nare egoïsme, dat leeljjke
kwaad gunnen aan een ander. De kinderen
zelf moeten leeren beseffen, dat er onderscheid
ïb tusschen oververtellen en oververtellen.
Over de andere gevallen is al gesproken.
Bovenal staat dit vaBt: de opvoeder heeft
te eerbiedigen en te kweeken de waarheids
liefde, het rechtsgevoeluit het kind die
edele gevoelens op een verkeerde wjjze, hg
wjjst een betere maniermaar de goede be
doelingen heeft hg te waardeeren.
Een moeilijk punt is ook nog, of men ge
bruik zal maken van een mededeeling, dié
men heeft verkregen door het leeljjke klikken",
of men een kind, waarvan men op deze
wjjze iets kwaads te weten is gekomen, zal
berispen of straffen, zooals men zou doen, als
men er zonder die mededeeling achter was
gekomen.
Om het kind, dat heeft geklikt,4 er geen
voldoening van te geven, zou men het beris
pen of straffen liefst achterwege laten, en
velen doen dit ook. Toch schjjnt het mjj be
denkelijk. Wanneer wg aannemen, dat men
met berisping of straf niet bedoelt vergelding
van bedreven kwaad, maar een medicijn, die,
al is ze bitter, toch geen kwaad is, maar een
wanneer wjj aannemen, dat die be
risping of die straf niet zou zgn toegediend
zonder noodzaak, dan zgn wg niet gerechtigd,
om deze noodzakelijke medicijn terug te hou-
wanneer wg op een ongewenschte manier
achter de kwaal zgn gekomen, al zou de kleine
overtreder er zeker niets tegen hebben, de
medicjjnen niet te moeten innemen.
Naar mijn meening moet men een berisping
of straf, die men noodzakelijk acht, dus niet
terughoudenmaar mén moet ze toedienen
buiten de tegenwoordigheid en buiten weten
van het kind, dat het kwaad heeft meegedeeld.
Trouwens in 't algemeen moet men bg
berispen en straffen er voor waken, dat
leedvermaak van de kinderen zoo weinig
mogelgk wordt opgewekt.
of te groote welwillendheid tegenover een
zoogenaamd bevriende regéering in 't spel is.
Maar juist daarom dringen wij aan op spoedig
en helder licht.
Daarvoor iB reden, omdat voor de nog maar
korte Kamerzitting de agenda zeer is over
laden en er licht neiging zal beBtaan om, als
alweer een interpellatie wordt aangekondigd,
deze te voegen bij den overigen stapel inter
pellaties en moties, die in aanmerking komen
om ad calendas graecas te worden verdaagd.
Dat mag met deze niet geschiedenzegt
Het Vad. verder. Op de regeering mag niet
een verdenking bljjven rusten, waaruit poli
tieke munt tegen haar zal worden geslagen,
dat zij ons asylrecht niet durft hoog honden,
zoo voor die verdenking misschien geen grond
bestaat. Waar reeds eenmaal in de zaak-
Kronauer de schijn tegen haar was, klemt te
meer de noodzakelijkheid haar gelegenheid te
schenken zich te rechtvaardigen als zjj ban
En kan zij het niet, dan aarzele de Kamér
niet duidelijk te doen verstaan, dat zjj 't niét
kan goedkeuren als de. goede tradities van
ons land, dal te allen tjjde voor vervolgden
van allerlei religieuse of politieke meèmng
een toevluchtsoord bood, in al te groote ge
dienstigheden der internationale praktjjk te
loor gaan.
BENOEMINGEN ENZ.
Bg kon. besluit:
zjjn benoemd tot Staatsraad in buitenge
wonen dienst mr F. Th. Westerwoudt, lid
van Gedep. Staten van Noordholland, en mr
P. L. F. Blussé, lid van Gedep. Staten van
Zuidholland
is aan dr C. P. Tiele eervol ontslag ver
leend als hoogleeraar in de faculteit der god
geleerdheid aan de Rjjks-universiteit te Leiden,
met dankbetuigingen ïb benoemd in
plaats dr W. Brede Kristensen, lector aan de
Universiteit te Christiania
zgn benoemd tot ridder in de órde van den
Nederlandschen Leeuw: W. J. Geertsema, lid
van de Tweede kamer der Staten-Generaal,
penningmeester van de hoofdcommissie voor
de in Maart 1901 te Amsterdam gehouden
feestviering, en dr C. F. J. Bloober, wethou
der van Amsterdamin de orde van Oranjé-
Nassau: tot commandeur, S. P. van Eegheh,
voorzitter van voorn, hoofdcommissie, tot
officier, Martin Wolff, voorzitter van de commis
sie voor het huldebetoon, ter gelegenheid van
vorengenoemde feestviering, tot ridder mej.
A. W. Th. van der Marck, algem. overste der
Vereemging Zusters van Liefde te Tilburg, I.
G. den Engelse Yremans, eerst-techn. ambten.
het bureau gravure v. d. afd. Heydrogra-
phie bg het dep. v. marine, jhr mr W. F.
Röell, onder-comm. van de eerewacht ter ge
legenheid van vorengenoemde feestviering,
K. Kater, voorzitter der Christelijke Werk-
liedenvereeniging Patrimonium, M. A.J.Bauer,
kunstschilder, Ant. H. Tierie, toonkunstenaar,
beiden te Amsterdam, en is toegekend de
eere-medaille der orde van Oranje-Nassau in
goud, aan L. M. Rood, godsdienstleeraar der
Ned. Isr. gem. te Gouda, in zilver aan J. W.
Smit, voorzitter der Amsterdamsche afdeeling
van den Ned. Roomsch-Kathoheken Volksbond,
P. H. M. Schaeffer, voorzitter van den Chris-
telijken Nationalen Werkmansbond, en J. H.
Verseef, voorzitter der Vereeniging Nêer-
landsch Werkman;
is aan den luit. t. z. 2e kl. C. Witsen Elias,
op verzoek, eervol ontslag uit den zeedienst
verleend, en zjjn bevorderd tot luit. t. z. 2e
kl. de adelborsten le kl. J. W. J. baron van
Haersolte en A. H. van der MerBch;
is, benoemd tot technisch ambtenaar 2de kl.
bg den raad van toezicht op de spoorwegdiens
ten, E. G. Traanboer
zgn de heeren C. Gorsira en J. E. van der
Meulen jr. benoemd tot lid van den Kolonialen
Raad in de kolonie Cura9ao.
traolitén te bréngen. Dit is volstrekt geen helpen bij het zoeken naar den schuldige.
Door vorenstaande zul len de moeilijkheden,
die zich bjj het klikken" voordoen, zeker
niet worden weggenomenmaar als het er
toe heeft meegewerkt, om de moeilijkheden te
zien, ade problemen te stellen", dan heeft
het ook iets bjjgedragen tot het denken over
't overwinnen van de moeilijkheden, het op
lossen van de problemen, in 't algemeen tot
het tegengaan van werktuiglijkheid in de op
voeding."
EEN UITZETTING.
De sociaal-democratische bladen zgn vol
over de uitzetting van den Belgischen socialist
Fabri, die op verzoek der Belgische regeering
van Nederlands gastvrjjen bodem zou zgn ver
dreven, ofschoon hg niets te zgnen laste had.
Daarover is een socialistische interpellatie
in 't vooruitzicht.
Wjj stellen op den voorgrond, dat wij niet
op de hoogte der zaak zgn en onmogelijk
kunnen beoordeelen, of onze regeering af
doende redenen had voor haar optreden, dan
gunningen, verleend gedurende den ter mg n
van 20 jaren, krachtens art. 26 litt. der wet,
voor nog enkele jaren te verzekeren. Het
antwoord hoe o,f art. 7 toepaBseljjk zal zjjn,
kan niet anders luiden dan«gedurende het
leven", maar dan moet ook noodwendig in
het geval van art. 26 b geantwoord worden
•gedurende 20 jaren". Indien het ontwerp
nieuw recht zal invoeren, zal dit zgn teu
gunste, niet ten nadeele van belanghebbenden.
Ten nadeele van belanghebbenden wordt door
dit ontwerp niets geprejndicieerd.
Eerst tegen het einde van den nieuwen
termjjn zal de verdere regeling noodig zgn
ten aanzien van de moeielijkheid, aar. wie de
dan beschikbaar komende vergunningen zul
len moeten worden verleendeerst dan zullen
aantal vergunningen ophouden te gelden,
niet nu reedsindien dit ontwerp althans
wet wordt.
Bjj eene eenvoudige verlenging met eenige
jaren van den termjjn, in art. 26 b genoemd,
zou de Regeering zich niet kunnen neerleg
gen. Om met het oog op sociëteiten een bij
zonder recht te scheppen en de werking der
wet te verslappen, komt niet wenscheljjk voor.
Aan den wensch van die leden, welke naaBt
stilzwijgende verlenging ook overdracht mo
gelijk zouden willen gemaakt zien, kan de
Regeering niet voldoen. Ook ziet zjj geen
aanleiding om den voorgestelden termjjn voor
alsnog te wjjzigen.
Indien dit voorstel niet tot wet mocht
worden verheven, zal de Regeering geene
beslissing hebben te nemen ten aanzien van
de vergunningen van art. 26 b.
IABERAI.E UNIE.
Het Bestuur der Unie heeft zich als volgt
geconstitueerddr W. P. Ruijsch, Den Haag,
voorzitter, mr H. Ph. de Kanter, Haarlem,
vice-voorzitter, A. Roodhuizen, Enkhuizen,
secretaris, W. KopB, Hoorn, penningmeester!,
A. Bouman, Den Haag, C. A. van Enschot,
Amersfoort, D. J. van Houten, Weesp, Jac.
van der Laan, Sneek, mr R. Macalester
Loup, Den Haag, J. van Ravenhorst, Apeldoorn.
G. Schillemans, Zutphen en Hubert Veth Hzn.,
Dordrecht.
TWEEDE KAMER.
Drankwet.
De Ministers van Justitie en Binnenlandsohe
Zaken verdedigen in hunne Memorie van Ant
woord in de eerste plaats de late indiening
van het ontwerp als een gevolg van de tijds
omstandigheden en de werkzaamheden der
Kamer. Nogmaals wordt er op gewezen dat
de bedoeling van het ingediende ontwerp een
voudig is stilzwijgende verlenging van ver
UIT STAD EN PROVINCIE.
Maandag avond had in het Schuttershof
alhier de openbare vergadering plaats,
waaróp èn I. I. Samson van Den Haag èn
Keimpe Hogerhuis als sprekers optraden. Dat
de laatste, veel besproken persoon het woord
zou voeren, was zeker voor velen een aanspo
ring ter vergadering te komen. Zjj was dan
ook goed bezocht.
Het gesprokene kwam overeen met hetgeen
elders werd verteld.
Samson besprak de rechtszaak, die hjj, op
grond der door hem aangevoerde feiten, een
rechterljjke misdaad noemde, en Keimpe Ho
gerhuis deed eenige mededeelingen, die strek
ken konden om deze meening te bevestigen.
Ook verhaalde de laatste het een en ander
omtrent zgn verblgf in de gevangenis.
Aan het slot werden de hoorders, die nog
niet zgn aangesloten aan de Hogerhuis-Ver
eeniging, uitgenoodigd dien kring te versterken.
Zondagavond werd een zelfde vergadering
gehouden te Terneuzen, die ook druk
bezocht was.
Voor de aan het slot dier bg eenkomst ge
dane uitnoodiging, om ook daar een Hoger-
huis-vereeniging te vormen, bleek onder de
opgekomenen weinig lust te bestaan.
Maandagmiddag werd te Vlissingen
per loodsboot aangebracht een 30 jarige ma
troos, die aan boord van het Fransche stoom
schip Penfeld, vaB Bordeaux naar Antwerpen,
in den nacht van Zondag op Maandag uit den
mast was gevallen. Per rjjtuig werd de man-,
die belangrjjke hoofdwonden had bekomen,
naar het R. K. weeshuis ter verpleging ver
voerd. Zjj toestand moet niet levensgevaar
lijk zgn.
De heer' J. Baljé te Goes heèft op de
internationale hondententoonstelling der
Kynologenvereeniging Nederland te Rotterdam
met een Maltezer in openklasse den 2en prjjs
behaald, met een Duitschen dog in de limite-
klasse een 4en' prjjs en bovendien in de
nienwelingsklasBe een zeer eervolle vermelding.
Uit Zierikzee Bchrjjft men ons
Maandagavond vergaderde alhier de liberale
kiesvereeniging, afdeeling A. In die vergade
ring waren met bet bestuur 52 leden aanwezig.
De voorzitter, de heer J. A. de Brujjne, deelde
mede, dat de heeren mr D. van der Vliet en
J. Lammers, in de vorige vergadering tot be
stuursleden benoemd, deze benoeming hebben
aangenomen.
Hg herdacht in enkele woorden de ver
diensten van het afgetreden bestuurslid, den
heer N. Huson.
Daarop deelde hg mede, dat deze vergade
ring o. a. was belegd om candidaten te noemen
-voor de verkiezing van een lid der Pror.
Staten, ter voorziening in de vacature, ont
staan door het overigden van den heer mr J.
A. Bolle, te Renesse. In warme bewoordingen
bracht hjj in herinnering wat de heer Bolle
in die betrekking voor de publieke zaak,
welke hg een. warm hart toedroeg, is geweest'
en hoe de overledene steeds krachtig en vol
ijverig is opgetreden voor de belangen van
ons district.
Daarna werden als candidaten genoemd: