IIIDDELBLRGSCHE COURANT. N". 63. 144" Jaargang. 1901. Vrijdag 15 Maart. Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor a.Ie plaatsen in Nederland franco p.p., ƒ2.- Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. THERMOMETER EST VERWACHTING. 14 Maart8 u. vm. 40 gr., 12 u. 45 gr., av. 4 u. 50 gr. F. Verwacht: zwakke tot matige O. wind, licht bewolkte lucht, 's morgens mist, weinig verandering van temperatuur. Advertentien: 20 cent per regel. - Geboorte-, dood- en alle andere familieberichten en jen van 1—7 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel Groote letters naar de plaats, die zij innemen. Tot de plaatsing van advertentien en reclames, niet afkomstig uit Zeeland, betreflende Handel, Nijverheid en Geldwezen, ia uitsluitend gerechtigd het Algemeen Advertentie-Bureau A. BE li A MAR Azn., K.Z. Voorburgwal 266, Amsterdam. Middelburg 14 Maart. DE RIJKSMIDDELEN big ven ook in het nieuwe dienstjaar zich in goede richting bewegen. De opbrengst van Februari is 340.000 boven die in dezelfde maand van het vorige jaar. Deze vooruitgang is echter niet regelmatig over alle groepen verdeeld. Integendeel, de directe belastingen b.v. daalden ƒ22.000, ver moedelijk een gevolg van de milde vloeiing in Januari, toen ruim 42.000 meer werd be taald dan in 1900. De belemmering in het verkeer, als gevolg van den gstoestand, heeft de invoerrechten ruim 5000 doen dalen. De accijnzen stegen flink, en wel ƒ164.000, vooral te danken aan de suiker, die 135 000 meer gaf (zonder aftrek van premies); het gedistilleerd steeg 24.000, het zout 3000 bier en azjjn 7000 en het geslacht 90Ó0. Alleen de wjjn daalde ƒ5000. Een belangrijke stijging valt ook waar te nemen bij de indi recte belastingen die 134.000 meer gaven en dit terwgl de successie 5000 lager waB, Vooruit gingenzegel 103.000 registratie 27.000 hypotheek f 9000. De postergen hebben het verlies van Januari hersteld, en stonden bg het einde der tweede maand 27.000 boven de opbrengst van Januari en Februari 1900de telegraaf gaf 28.000 meer, en staat reeds 45.000 boven 1900. De loodsgelden eindelijk gaven 12.000 meer. EEN EIGENAARDIGE TAKTIEK. Het Utrechtsch Dagblad wijst erop dat tal van tegenstanders der liberalen voortdurend van twee groepen spreken in de partjj, terwgl er feitelgk drie zjjn. Het blad onderscheidt ze aldusde conservatief-Iiberaien, onder Van Houten, Röell, Mees, De Beaufort, die nimmer met de Liberale Unie te maken hadden; de gematigden onder Macalester Loup, Borgesius C.8., die in de Liberale Unie teruggebleven zjjnde radicalen, zich noemende vrjjzinnig- democraten, onder Kerdjjk, Treub, Zetvelder en hun aanhang, die uit genoemde Unie zgn uitgetreden. Het Utrechtsche blad is het dan ook niet met mr Van Houten eens, die de vrijzinnig democraten buiten de groote liberale partg wil gesloten zien. Het blad wjjst er op dat er, als men aldus wil handelen alleen een compromis zou te treffen zijn tusschen mr Van Houten c.s. en mr Borgesius c.s. en be twijfelt of daar wel veel van terecht zou komen. De overwinning bg de herstemming van 1897 is behaald doordat de geheele lin kerzijde zich vereenigde, van Mees tot Troelstra. Het blad acht het goed zich bjj de eerste stemming zooveel mogeljjk over een dergeljjke taktiek te verstaan en zoo met de toen opgedane ervaring zgn voordeel te doen. Wg betwijfelen of deze raad van het Utr. Dbld wel algemeen zal opgevolgd worden. Bg eerste stemming zal elke partg, elke groep der vrijzinnige eigen kracht willen leeren kennen, om eerst bg herstemming zich aan te sluiten by hen tot wie zjj het naast staan. Dit dunkt ons, over het algemeen, de beste tactiek - inaar veel zal afhangen van locale omstandigheden en politieke toe standen. Weer een minieter van oorlog af! De Arnh. Ct., wier oordeel te meer waarde heeft en te meer aandacht verdient, omdat daarvan hoofdredacteur is de heer mr J. A. van Gilse, het lid der Tweede kamer, dat het amendement voorstelde, waarvan de aanne ming den minister Eland noopte zgn ontslag te nemen, schrijft: Er is alle reden den loop te betreuren, dien de behandeling der leger wetten in de Kamer genomen heeft, omdat nu opnieuw de poging is mislukt om tot eene eenigszins bevredigende regeling der levende strijdkrachten en harer organisatie te geraken, waarvan reeds bg de mobilisatie van 1870 de noodzakelijkheid is gebleken en waardoor o. m. ook de beweging, welke tot de Grondwetsherziening van 1887 geleid heeft, gevoed geworden is. Dubbel is dit te betreuren, nu dit negatief resultaat alleen het gevolg is van de geheel onver klaarbare houding van den minister van oor log, die van de erkenning in de wet van eer beginsel, waarvoor hg gedurende ruim 3 jaren met bewonderenswaardige volharding en on danks een krachtige tegenkanting in het legei gestreden heeft, eene portefeuille-quaestie maakteDe verantwoordelijkheid van het Dinsdag gevallen votum rust dan ook niet op de meerderheid, die zich voor het amendement- Van Gilse c. s. verklaarde, want in werkelijk heid was dit zoo ministerieel mogelijk, maar op den minister van oorlog, die zonder eenig deugdeljjk motief weigerde de consequentie te aanvaarden van zijn eigen sedert drie jaren ten aanzien van den eerste-oefeningstgd aan genomen standpunt, waarvan de logica eischte dat, juist om den tegenstand der hoogere be velhebbers in het leger, de korte eerste-oefening als regel in de wet zou worden opgenomen. Of echter ook zonder de aanneming van het amendement-Van Gilse c. s., de Legerwetten tot stand gekomen zouden zgn? Het is zeer twijfelachtig, vooral ook wêer na hetgeen er Dinsdag aan de stemmingen over de verschil lende amendementen op de artt. 2, 3, 120 en 122 der Militiewet is voorafgegaan. Maandag avond was er eene vierde Nota van Wij ziging namens den Minister in druk rondge deeld, die voor de zooveelste maal de zwak heid van Generaal Eland als parlementair tacticus in het licht stelde. Daarin werd weder voor een zeer belangrjjk deel terugge nomen het voorrecht, dat op initiatief van den heer Tjjdeman door den Minister was toegekend aan de vóorgeoefenden in den zeer korten vier-maandschen oefeningstjjd van de aanvullingsreserve van 5200 man van elk jaar contingent, door hen te bestemmen voor her halingsoefeningen welke hoofdzakelijk be- Btaan zouden in het verrichten van corveeën en wachtdiensten gedurende den tjjd, dat de nieuwe lichting geoefend wordt in de recruten- school. De bestrijding, welke van de zjjdeder heeren Kuyper en Van Karnebeek dit terug- j komen op eene vroegere concessie ontmoette, voorspelde ook niet veel gunstigs voor de aanneming van art. 125, terwgl in 't algemeen ook weder door deze nieuwe volte-face de in druk in 'de Kamer zeer versterkt was, dat Generaal Eland oen sympathiek en burgerlijk- democratisch, haast zouden wg zeggen anti militaristisch Minister van Oorlog moge wezen, maar niet de man is van krachtig initiatief en van organiseerend talent, om een flinke leger- inrichting in elkaar te zetten en met vaste hand door de parlementaire golven heen te sturen. Naar het oordeel der Zutph. Crt. zal de dag van Dinsdag in onze parlementaire geschiede nis geboekstaafd worden als een dag van groote politieke kortzichtigheid. Een amendement, door de democratische liberalen voorgesteld, heeft den minister van oorlog uit het zadel geworpen, omdat het, na door den minister onaannemeljjk te zgn ver klaard, desondanks door den steun van de Roomsch-Katholieken en sociaal-democraten werd aangenomen. Hadden de voorstellers bedoeld, den minister ten val te brengen? Men mag aannemen van niet, want ten opzichte van het hoofdverschil, den duur van den oefeningstgd der miliciens, stond de minister van oorlog in beginsel ge heel aan de zjjde der voorstellers van het amendement. En niet alleen in beginsel, maar ook in de praktgk, want de minister Eland heeft gedu rende zgn ganschen bewindsfcgd, vaak tegen de adviezen der bevelvoerende officieren in, al het mogelgke gedaan om den eersten oefe ningstgd te verkorten. Na eene uiteenzetting van de bekende aan leiding tot het meening'sverschil tusschen den minister en de heeren Van Gilse c. s., zegt het Zutphensche blad Was dit verschil groot genoeg, om de leger wetten en den minister er voor ten val te brengen Zeker niet; en wij gelo oven temogen aanne men, dat de heeren Van Gilse c. s. dit ook niet bedoeld hebben. Doch zjj hebben evenmin begrepen, dat de katholieken en sociaal-deinocaten achter hen gereed stonden om hen een handje te helpen, niet zoozeer om de «hoogstens 12 en minstens 8 maanden" van den minister te veranderen in de «minstens 8'/s en hoogstens 12" van de heeren Van Gilse, c. s., maar om den minister een échec te bezorgen, dat hem tot aftreden zou noodzaken en de legerwetten va.n de baan zou brengen. Dien toeleg niet te hebben doorzien, is naar het onsvoorkomt, de fout van de heeren Van Gilse c. s. Hun kortzichtigheid heeft tengevolge ge had, dat de zooveelste poging tot herziening onzer legerwetten, is mislukt. En de bestaande zwaardere diensttijd, zoo wel als geheel ons gebrekkig militie- en le- gerstelael (de schutterjj er bg inbegrepen) bljjven voorloopig voor jaren ongewjjzigd. Het Handelsbladdat ook het voorgevallene betreurt, wil niet napleiten. Het hoopt dat de andere ministers daarin geen aanleiding zullen vinden om heen te gaan; maar het werk zullen voortzetten. Er is nog zooveel nuttigs te doen. Het Centrumhet meest gematigde katholieke bladmerkt op dat het Dinsdag gevallen votum elk politiek karakter mist. Het laat de staatkunde der regeering in 't algemeen onaangetast, maar zegt alleen, dat men den weg wilde afsluiten voor militaris tische veroveringen in de toekomst. Dit bljjkt ten duidelgkste uit de stemming, die allerminst een zuivere partjjstemming was. Aan de eene zjjde liberalen, christeljjk- historisehen en anti-revolutionnairen, stem mende tegen het amendement-Van Gilse, aan den anderen kant katholieken, liberalen, meestal geavanceerd, evenals de voorsteller, en socialisten, zich verklarend daarvoor. De stemming is in zekeren zin een verras sing, maar dan toch een aangename verrassing geweest. Het gevaar stak vooral in het on zekere, in de weigering van generaal Eland, om den verkorten oefeningstgd wettelgk te Hoe hg, als voorstander van dien oefeningB- tijd, op dit punt zoo intransigent zich toonde, komt ons niet rationeel voor. Het bewjjst, dat de minister niet erg vast stond in zijn schoenen, dat hg niet genoeg zich-zelf durfde zgn. Éen van tweeën tochde zaak is goed, of zij is het niet. In 't eerste geval behoefde er geen bezwaar te bestaan haar wettelgk te verzekeren; in 't laatste mocht de minister haar onder geen voorwendsel verdedigen. Zij 't ook, dat lokazen in de politiek een groote rol spelen, de zaak, waarover thans de strijd liep, was van te gwot en overwegend belang, om als zoodanig dienst te doen. De taak, die de heer Eland had op zich genomen, was, volgens Het Centrüm, te om vangrijk. -Zij stelde te zware eischen aan- de natie en drong ons te ver op den militaristi- schen weg, dan dat men geen reden te over had tot bezorgdheid. Daarom zal het blad het niet betreuren, wan neer de legerwetten worden ingetrokken en generaal Eland, hoe bekwaam en respectabel hij overigens moge zijn, de rg der oud- ministers gaat versterken, die struikelden over een zoo moeilijken arbeid als de reorga nisatie onzer strijdkrachten. De Maasbode en De 'lijd laten zich in eenigs zins anderen geest uit. Het eerstgenoemde blad merkt op dat in het gebeurde veelzjjdige leering ligt opge sloten. Eerstens dat men met schipperen enlavee- ren, zonder beslist koers te durven houden, ten slotte met den steven in het biezenbosch vastzeilt. De val van dezen minister van oorlog als perBoon beschouwd, buiten het politiek verband geeft geen reden tot vreugd. Ge neraal Eland was geen militarist in de Feld- weM-beteekenie van het woord. Hg had. meer dan zjjne voorgangers, een oog voor de eischen en nooden van de burgerljjke maat schappij, uit welke en voor welke het leger zgn eenigen bestaansgrond vindt. Hg heeft echter den moed gemist omtot het einde toe, met ijzeren wilskracht en volhar ding, de doffe maar rustelooze tegenwerking van de militaristische professionals het hoofd te bieden. Hg schoof' zijne portefeuille nü naar de voorstanders van het volksleger, dan naar de vereerders van den kazemedienst. En beide groepen hebben ze met zooveel kracht aangevat, dat in den tegenstrgdigen ruk de portefeuille doormidden is gescheurd. Van nu af aan, en dit is de tweede leering, schjjnt de macht van het militarisme in de Tweede kamer gebroken. De meerderheid heeft haar bekomst van het dure drillen zon der resultaat en drjjft zachtkens naar een stel sel, tusschen bet Zwitsersche en het Trans- vaalsche in, dat met minder kosten en geringer last niet tienduizenden maar honderdduizenden weerbaar maakt. Dat is de goede richtingons vaderland sterker maken, zonder de vrjjheid der burgers langen tgd op te hangen aan de kapstokken eener onderofficierskamer. VoortB mag met vreugde geconstateerd wor den het feit, te weinig in de laatste jaren br gewichtigde stemmingen voorgekomen, dat nu althans, by het naderen der algemeene ver kiezingen, de Kath. kamerleden als eene wer kelijk aaneengesloten en eensgezinde partg hebben gestemd. Dit laatste wordt den anti-revolutionnairen nog eens uitdrukkelijk voorgehouden en hun erop gewezen dat de Katholieken zich geens zins geneigd betoonen om met hen door dik en dun te gaanen de Katholieke partg hare volle zelfstandigheid zal blgven handhaven. Het is mooi gezegd, maar nu de praktgk in Juni De Maasbode houdt alvast wgselgk een achterdeur open door ook op te merken»in Juni zal onzerzgds een hernieuwd samengaan allicht niet geweigerd worden, wanneer men gene zijde de laatste alinea van haar program-art. 21 niet te benepen opvat". Ten slotte schrijft hetzelfde blad; »Met dat al staat de regeering thans drie maal geslageneerst door het plaatsmaken van den heer Jansen voor den heer Roëll als minister van marine; dan door het tuimelen van den titularis van koloniën alB Kamer- candidaatthans door het vallen van den minister van oorlog als zoodanig. En de macht over het leven van dit kabi net is van links verplaatst naar rechts. Ziedaar dan het einde eener vierjarige periode, die met luid anti-clericaal geschreeuw en loozen eenheidsschjjn was ingezet. Daarmee is de tactiek van mr Van Houten om hals gebracht." Volgens De ïijd lag, naast onvastheid in zijne overtuiging, onvastheid in zgn willen en bedoelen bg den minister, de hoofd reden der gevallen beslissing in het karak ter van onoprechtheid, hetwelk van den be gin af aan de ingediende legerontwerpen verbonden was. Hiermede zij, zoo merkt het blad op, geen blaam gemeend van den minister van oorlog of van een der andere onderteekenaars van de bedoelde, wetsontwerpen persoonlijk. Wg verdenken geen van hen, bg hun voorstellen ens en willens aan de waarheid te kort te hebben gedaan of die opzettelgk te heb ben verduisterd. etgeen wg het karakter van onoprechtheid dier voorstellers noemen, lag in de tegenstrij digheid van hetgeen men trachtte daarin te vereenigen. Men wilde hebben een (voor Nederland) krachtig en talrjjk legerde militie moest van 5 x 11.000 (volgens de tegenwoordige nood wetten 7 X 11.000 man) tot 8 X 17.500 man versterkt worden, om van de landweer, den nog in petto gehouden landstorm enz. niet te spreken. En toch die ontzaglijke uitbreiding onzer levende weerkrachten mocht geen geld kosten Wg hebben er vroeger reeds op gewezen, hoe volstrekt onbetrouwbaar de berekeningen van den minister van oorlog omtrent de kos ten, aan zijn reorganisatie verbonden, moeBten geacht worden. De Minister heeft zich zeiven in de Kamer meermalen genoemd »een goed- koope minister van Oorlog." Hg meende dit oprecht en wilde dien naam, dien hg als een eerenaam beschouwde, ook verdienen. In het en het andere schuilde niet weinig zelf bedrog. Waren de plannen van den Minister tot uitvoering gekomen, het zou spoedig ge noeg gebleken zgn. Het zal volgens De Tijd een lastige zaak wezen een bekwaam bewindsman voor oorlog te vinden, die met kans en vertrouwen van slagen de portefeuille zal aanvaarden. De anti-revolutionnaire bladen betuigen over het geheel hun leedwezen over het ge vallen besluit. Wg bepalen ons daarom alleen tot De Standaard, wiens redactie schrgtt: Niet genoeg kan de nederlaag, door den Minister van Oorlog geleden, in het belang van het Vaderland worden betreurd. Heel een reeks van jaren is poging na poging aangewend, om ons land in behoorlijken staat van verdediging te brengen, en slag op slag zgn de pogingen mislukt. Ditmaal daaren tegen stonden de voorteekenen gunstiger dan ooit. Het gevaar, waaraan ons land bloot staat, werd na wat in Zuid-Afrika, met het Igdeljjk gedogen der Mogendheden, geschied is, veel sterker dan vroeger gevoeld. Zelfs van mannen die eertjjds zich onder de meest besliste anti militaristen schaarden, waren ditmaal uitingen gehoord, waarin de wil sprak, om ons verweer op beteren voet te brengen. En het geluk wilde, dat de leiding bjj Oorlog juist thans in handen van een Generaal was, die door zgn mildere inzichten aller sympathie had gewonnen. Na eene uiteenzetting der oorzaken van het nu gebeurde, zegt het blad ten slotte Thans is de toekomst donker In officieele stukken staat thans de verkla ring der regeering, dat ons land met de m beschikbare weermiddelen niet te verdedigen is. Toch zal die onvoldoende toestand thans voortduren, en is niet recht in te zien, hoe we in de eerste jaren tot regeling van onze militaire macht geraken zullen. Dit jaar komt er in geen geval ietB meer van, en ook in de nieuwe vierjarige periode, die half September aanvangt, zal de Regeering licht geneigd zgn, deze netelige zaak nogmaals naar het einde der nieuwe periode tte ver schuiven. Zoo gaan allicht nogmaals vier jaren'voorbjj, zonder de minste zekerheid dat we ook dan slagen zullen. En dat terwgl, al staat de organisatie in het Staatsblad, het nog altoos vgfbien jaar duurt, eer ze in vgftien lichtin gen voltooid is. En dat waar Europa zoo snel leeft, de ge zichtseinder verre van onbewolkt is, en niet licht zoo gunstig psychologisch moment voor de aanneming van een legerwet terngkeert. Dit toch staat wel vast. Ware het scheepke van Generaal Eland maar even over deze bank heengeweest, dan ware het vrjj *zeker, onder bjjna algemeene toejuiching, veilig de haven binnengekomen- In Het Nederiandsch Dagblad, Christelijk Historisch, schrjjft V. Wij betreuren het zeer, dat het zoo geloo- pen is. De ingediende legerwetten hebben wg nooit bewonderd, maar het bestaande is nog Blechter. Wg hadden die wetten dus gaarne aangenomen gezien. Het amendement- Van Gilse, om den achtmaandeljjkschen dienst- tgd in de wet vast te leggen, heeft onze instemming niet, maar toch komt het ons voor, dat de minister wat minder vasthoudend had kunnen zgn. Eene wet is nog geen grond wet. Wat eenmaal in de wet is opgenomen kan er naderhand weer worden uitgelicht, ah de proef niet meevalt. De heer Yan Gilse zelf bovendien wilde voor achterlgken een langoren diensttgd toe staan. Er moet thans eindelgk worden door getast. Het oogenblik is gunstig en de minister had beter gedaan, als hg wat mee gaande was geweest en van het goede oogen blik beter partjj had getrokken. Dit oordeel van V., den man met wien wjj het maar hoogst zelden eens zgn en die vaak vrjj onverstandige dingen schreef, komt ons juist voor; en daarmee stemmen wjj grooten- deels in. Stellig is het onzes inziens onbillgk de schuld van het gebeurde te geven aan de heeren Yan Gilse c. s. en aan hen die voor het amendement stemden. Op dit punt staan wg geheel aan de zjjde der Arnh. Crt. BEN OEMIN GEN ENZ. Bg kon. besluit is in zijn rang overgeplaatst bjj het reg. gren. en jagerB de kap. L. J. L. Schas, van het 5de reg. inf.; is de rijkscommissaris voor de gesubsidieerde tramwegen, H. de Mol van Otterloo, benoemd tot rijkscommissaris voor spoorwegen met be perkte snelheid. TWEEDE MAM1R. Notarisambt. Aan den wensch der leden tot overlegging van den tekst der wet op het Notarisambt, zooals deze thans luidt met de bg het ont werp voorgestelde wijzigingen, is door den minister van justitie bij zjjne memorie van antwoord op de wijziging van de wet op het Notarisambt voldaan. Het oordeel van vele leden dat de voorgedragen regeling eene te beperkte strekking heeft, kan door den mi nister niet worden beaamd en de juistheid der bedenking dat de voorgestelde wijzigin gen van weinig of geene beteekenis zouden, zjjn voor de belangen van het publiek en meerendeels slechts strekken tot verheffing van het ambt en tot bevordering van de be langen van het notariaat, kan in geen enkel opzicht door den minister worden toegegeven. De aangebrachte wgzigingen zgn weldegeljjk in het belang van het publiek, daar voldoende notarieele bijstand er door wordt verzekerd. Juist het doel van deze wetsvoordracbt is om bestaande misbruiken tegen te gaan. Waar onedele concurrentie wordt uitgeoefend zal het nieuwe toezicht, juist om zijne samen stelling, beter tot oordeelen in staat zjjn en werkzamer daartegen kunnen worden opge treden dan zulks onder het bestaande toezicht mogeljjk is. Dat de goede bedoeling, die tot verlaging der mutatierechten geleid heeft, door de hooge belooningen der notarissen zoude zgn verjjdeld is ten eenenmale onjuist. De minister betwijfelt of het vrjje notariaat zou kunnen strekken als middel om verkeerd heden te bestrijden en de minister schaart zich aan de zjjde van hen die het vrjje notariaat bestreden. Het notarisambt tot be- i zoldigd staatsambt te maken komt den minister, op verschillende gronden, niet wenscheljjk voor. De in het Voorl. Yerslag aangegeven voorzieningen tegen misbruiken in het stelsel der bestaande wet, komen den minister niet afdoende voor, evenmin uitbreiding van den wetteljjken werkkring van den notaris. Het zich inlaten met het drjjven van bankiers-, kassiers- en andere geldzaken neemt I bg de notarissen steeds af en verbodsbepalin-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1901 | | pagina 1