IIIDDELBLRGSCHE COURANT.
N". 63.
144" Jaargang.
1901.
Vrijdag
15 Maart.
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon-
Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor a.Ie plaatsen in Nederland franco p.p., ƒ2.-
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
THERMOMETER EST VERWACHTING.
14 Maart8 u. vm. 40 gr., 12 u. 45 gr., av. 4 u. 50 gr. F. Verwacht: zwakke tot matige
O. wind, licht bewolkte lucht, 's morgens mist, weinig verandering van temperatuur.
Advertentien: 20 cent per regel. - Geboorte-, dood- en alle andere familieberichten en
jen van 1—7 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel
Groote letters naar de plaats, die zij innemen.
Tot de plaatsing van advertentien en reclames, niet afkomstig uit Zeeland, betreflende
Handel, Nijverheid en Geldwezen, ia uitsluitend gerechtigd het Algemeen Advertentie-Bureau
A. BE li A MAR Azn., K.Z. Voorburgwal 266, Amsterdam.
Middelburg 14 Maart.
DE RIJKSMIDDELEN
big ven ook in het nieuwe dienstjaar zich in
goede richting bewegen. De opbrengst van
Februari is 340.000 boven die in dezelfde
maand van het vorige jaar.
Deze vooruitgang is echter niet regelmatig
over alle groepen verdeeld. Integendeel, de
directe belastingen b.v. daalden ƒ22.000, ver
moedelijk een gevolg van de milde vloeiing
in Januari, toen ruim 42.000 meer werd be
taald dan in 1900.
De belemmering in het verkeer, als gevolg
van den gstoestand, heeft de invoerrechten
ruim 5000 doen dalen.
De accijnzen stegen flink, en wel ƒ164.000,
vooral te danken aan de suiker, die 135 000
meer gaf (zonder aftrek van premies); het
gedistilleerd steeg 24.000, het zout 3000
bier en azjjn 7000 en het geslacht 90Ó0.
Alleen de wjjn daalde ƒ5000. Een belangrijke
stijging valt ook waar te nemen bij de indi
recte belastingen die 134.000 meer gaven
en dit terwgl de successie 5000 lager waB,
Vooruit gingenzegel 103.000 registratie
27.000 hypotheek f 9000. De postergen
hebben het verlies van Januari hersteld, en
stonden bg het einde der tweede maand
27.000 boven de opbrengst van Januari en
Februari 1900de telegraaf gaf 28.000 meer,
en staat reeds 45.000 boven 1900. De
loodsgelden eindelijk gaven 12.000 meer.
EEN EIGENAARDIGE TAKTIEK.
Het Utrechtsch Dagblad wijst erop dat tal van
tegenstanders der liberalen voortdurend van
twee groepen spreken in de partjj, terwgl er
feitelgk drie zjjn. Het blad onderscheidt ze
aldusde conservatief-Iiberaien, onder Van
Houten, Röell, Mees, De Beaufort, die nimmer
met de Liberale Unie te maken hadden; de
gematigden onder Macalester Loup, Borgesius
C.8., die in de Liberale Unie teruggebleven
zjjnde radicalen, zich noemende vrjjzinnig-
democraten, onder Kerdjjk, Treub, Zetvelder
en hun aanhang, die uit genoemde Unie zgn
uitgetreden.
Het Utrechtsche blad is het dan ook niet
met mr Van Houten eens, die de vrijzinnig
democraten buiten de groote liberale partg
wil gesloten zien. Het blad wjjst er op dat
er, als men aldus wil handelen alleen een
compromis zou te treffen zijn tusschen mr
Van Houten c.s. en mr Borgesius c.s. en be
twijfelt of daar wel veel van terecht zou
komen. De overwinning bg de herstemming
van 1897 is behaald doordat de geheele lin
kerzijde zich vereenigde, van Mees tot
Troelstra. Het blad acht het goed zich bjj de
eerste stemming zooveel mogeljjk over een
dergeljjke taktiek te verstaan en zoo met de
toen opgedane ervaring zgn voordeel te doen.
Wg betwijfelen of deze raad van het Utr.
Dbld wel algemeen zal opgevolgd worden.
Bg eerste stemming zal elke partg, elke
groep der vrijzinnige eigen kracht willen
leeren kennen, om eerst bg herstemming zich
aan te sluiten by hen tot wie zjj het naast
staan.
Dit dunkt ons, over het algemeen,
de beste tactiek - inaar veel zal afhangen
van locale omstandigheden en politieke toe
standen.
Weer een minieter van oorlog af!
De Arnh. Ct., wier oordeel te meer waarde
heeft en te meer aandacht verdient, omdat
daarvan hoofdredacteur is de heer mr J. A.
van Gilse, het lid der Tweede kamer, dat het
amendement voorstelde, waarvan de aanne
ming den minister Eland noopte zgn ontslag
te nemen, schrijft:
Er is alle reden den loop te betreuren, dien
de behandeling der leger wetten in de Kamer
genomen heeft, omdat nu opnieuw de poging
is mislukt om tot eene eenigszins bevredigende
regeling der levende strijdkrachten en harer
organisatie te geraken, waarvan reeds bg de
mobilisatie van 1870 de noodzakelijkheid is
gebleken en waardoor o. m. ook de beweging,
welke tot de Grondwetsherziening van 1887
geleid heeft, gevoed geworden is. Dubbel is
dit te betreuren, nu dit negatief resultaat
alleen het gevolg is van de geheel onver
klaarbare houding van den minister van oor
log, die van de erkenning in de wet van eer
beginsel, waarvoor hg gedurende ruim 3 jaren
met bewonderenswaardige volharding en on
danks een krachtige tegenkanting in het legei
gestreden heeft, eene portefeuille-quaestie
maakteDe verantwoordelijkheid van het
Dinsdag gevallen votum rust dan ook niet op
de meerderheid, die zich voor het amendement-
Van Gilse c. s. verklaarde, want in werkelijk
heid was dit zoo ministerieel mogelijk, maar
op den minister van oorlog, die zonder eenig
deugdeljjk motief weigerde de consequentie
te aanvaarden van zijn eigen sedert drie jaren
ten aanzien van den eerste-oefeningstgd aan
genomen standpunt, waarvan de logica eischte
dat, juist om den tegenstand der hoogere be
velhebbers in het leger, de korte eerste-oefening
als regel in de wet zou worden opgenomen.
Of echter ook zonder de aanneming van het
amendement-Van Gilse c. s., de Legerwetten
tot stand gekomen zouden zgn? Het is zeer
twijfelachtig, vooral ook wêer na hetgeen er
Dinsdag aan de stemmingen over de verschil
lende amendementen op de artt. 2, 3, 120 en
122 der Militiewet is voorafgegaan. Maandag
avond was er eene vierde Nota van Wij
ziging namens den Minister in druk rondge
deeld, die voor de zooveelste maal de zwak
heid van Generaal Eland als parlementair
tacticus in het licht stelde. Daarin werd
weder voor een zeer belangrjjk deel terugge
nomen het voorrecht, dat op initiatief
van den heer Tjjdeman door den Minister was
toegekend aan de vóorgeoefenden in den zeer
korten vier-maandschen oefeningstjjd van de
aanvullingsreserve van 5200 man van elk jaar
contingent, door hen te bestemmen voor her
halingsoefeningen welke hoofdzakelijk be-
Btaan zouden in het verrichten van corveeën
en wachtdiensten gedurende den tjjd, dat de
nieuwe lichting geoefend wordt in de recruten-
school. De bestrijding, welke van de zjjdeder
heeren Kuyper en Van Karnebeek dit terug- j
komen op eene vroegere concessie ontmoette,
voorspelde ook niet veel gunstigs voor de
aanneming van art. 125, terwgl in 't algemeen
ook weder door deze nieuwe volte-face de in
druk in 'de Kamer zeer versterkt was, dat
Generaal Eland oen sympathiek en burgerlijk-
democratisch, haast zouden wg zeggen anti
militaristisch Minister van Oorlog moge wezen,
maar niet de man is van krachtig initiatief en
van organiseerend talent, om een flinke leger-
inrichting in elkaar te zetten en met vaste
hand door de parlementaire golven heen te
sturen.
Naar het oordeel der Zutph. Crt. zal de dag
van Dinsdag in onze parlementaire geschiede
nis geboekstaafd worden als een dag van
groote politieke kortzichtigheid.
Een amendement, door de democratische
liberalen voorgesteld, heeft den minister van
oorlog uit het zadel geworpen, omdat het, na
door den minister onaannemeljjk te zgn ver
klaard, desondanks door den steun van de
Roomsch-Katholieken en sociaal-democraten
werd aangenomen.
Hadden de voorstellers bedoeld, den minister
ten val te brengen? Men mag aannemen van
niet, want ten opzichte van het hoofdverschil,
den duur van den oefeningstgd der miliciens,
stond de minister van oorlog in beginsel ge
heel aan de zjjde der voorstellers van het
amendement.
En niet alleen in beginsel, maar ook in de
praktgk, want de minister Eland heeft gedu
rende zgn ganschen bewindsfcgd, vaak tegen
de adviezen der bevelvoerende officieren in,
al het mogelgke gedaan om den eersten oefe
ningstgd te verkorten.
Na eene uiteenzetting van de bekende aan
leiding tot het meening'sverschil tusschen den
minister en de heeren Van Gilse c. s., zegt
het Zutphensche blad
Was dit verschil groot genoeg, om de leger
wetten en den minister er voor ten val te
brengen
Zeker niet; en wij gelo oven temogen aanne
men, dat de heeren Van Gilse c. s. dit ook niet
bedoeld hebben.
Doch zjj hebben evenmin begrepen, dat
de katholieken en sociaal-deinocaten achter
hen gereed stonden om hen een handje te
helpen, niet zoozeer om de «hoogstens 12 en
minstens 8 maanden" van den minister te
veranderen in de «minstens 8'/s en hoogstens
12" van de heeren Van Gilse, c. s., maar om
den minister een échec te bezorgen, dat hem
tot aftreden zou noodzaken en de legerwetten
va.n de baan zou brengen.
Dien toeleg niet te hebben doorzien, is naar
het onsvoorkomt, de fout van de heeren
Van Gilse c. s.
Hun kortzichtigheid heeft tengevolge ge
had, dat de zooveelste poging tot herziening
onzer legerwetten, is mislukt.
En de bestaande zwaardere diensttijd, zoo
wel als geheel ons gebrekkig militie- en le-
gerstelael (de schutterjj er bg inbegrepen)
bljjven voorloopig voor jaren ongewjjzigd.
Het Handelsbladdat ook het voorgevallene
betreurt, wil niet napleiten. Het hoopt dat
de andere ministers daarin geen aanleiding
zullen vinden om heen te gaan; maar het
werk zullen voortzetten. Er is nog zooveel
nuttigs te doen.
Het Centrumhet meest gematigde katholieke
bladmerkt op dat het Dinsdag gevallen
votum elk politiek karakter mist.
Het laat de staatkunde der regeering in 't
algemeen onaangetast, maar zegt alleen, dat
men den weg wilde afsluiten voor militaris
tische veroveringen in de toekomst.
Dit bljjkt ten duidelgkste uit de stemming,
die allerminst een zuivere partjjstemming was.
Aan de eene zjjde liberalen, christeljjk-
historisehen en anti-revolutionnairen, stem
mende tegen het amendement-Van Gilse,
aan den anderen kant katholieken, liberalen,
meestal geavanceerd, evenals de voorsteller,
en socialisten, zich verklarend daarvoor.
De stemming is in zekeren zin een verras
sing, maar dan toch een aangename verrassing
geweest. Het gevaar stak vooral in het on
zekere, in de weigering van generaal Eland,
om den verkorten oefeningstgd wettelgk te
Hoe hg, als voorstander van dien oefeningB-
tijd, op dit punt zoo intransigent zich toonde,
komt ons niet rationeel voor. Het bewjjst,
dat de minister niet erg vast stond in zijn
schoenen, dat hg niet genoeg zich-zelf durfde zgn.
Éen van tweeën tochde zaak is goed, of
zij is het niet. In 't eerste geval behoefde
er geen bezwaar te bestaan haar wettelgk te
verzekeren; in 't laatste mocht de minister
haar onder geen voorwendsel verdedigen. Zij
't ook, dat lokazen in de politiek een groote
rol spelen, de zaak, waarover thans de strijd
liep, was van te gwot en overwegend belang,
om als zoodanig dienst te doen.
De taak, die de heer Eland had op zich
genomen, was, volgens Het Centrüm, te om
vangrijk. -Zij stelde te zware eischen aan- de
natie en drong ons te ver op den militaristi-
schen weg, dan dat men geen reden te over
had tot bezorgdheid.
Daarom zal het blad het niet betreuren, wan
neer de legerwetten worden ingetrokken en
generaal Eland, hoe bekwaam en respectabel
hij overigens moge zijn, de rg der oud-
ministers gaat versterken, die struikelden
over een zoo moeilijken arbeid als de reorga
nisatie onzer strijdkrachten.
De Maasbode en De 'lijd laten zich in eenigs
zins anderen geest uit.
Het eerstgenoemde blad merkt op dat in
het gebeurde veelzjjdige leering ligt opge
sloten.
Eerstens dat men met schipperen enlavee-
ren, zonder beslist koers te durven houden,
ten slotte met den steven in het biezenbosch
vastzeilt.
De val van dezen minister van oorlog
als perBoon beschouwd, buiten het politiek
verband geeft geen reden tot vreugd. Ge
neraal Eland was geen militarist in de Feld-
weM-beteekenie van het woord. Hg had.
meer dan zjjne voorgangers, een oog voor de
eischen en nooden van de burgerljjke maat
schappij, uit welke en voor welke het
leger zgn eenigen bestaansgrond vindt. Hg
heeft echter den moed gemist omtot het
einde toe, met ijzeren wilskracht en volhar
ding, de doffe maar rustelooze tegenwerking
van de militaristische professionals het hoofd
te bieden. Hg schoof' zijne portefeuille nü
naar de voorstanders van het volksleger, dan
naar de vereerders van den kazemedienst.
En beide groepen hebben ze met zooveel
kracht aangevat, dat in den tegenstrgdigen
ruk de portefeuille doormidden is gescheurd.
Van nu af aan, en dit is de tweede leering,
schjjnt de macht van het militarisme in de
Tweede kamer gebroken. De meerderheid
heeft haar bekomst van het dure drillen zon
der resultaat en drjjft zachtkens naar een stel
sel, tusschen bet Zwitsersche en het Trans-
vaalsche in, dat met minder kosten en geringer
last niet tienduizenden maar honderdduizenden
weerbaar maakt.
Dat is de goede richtingons vaderland
sterker maken, zonder de vrjjheid der burgers
langen tgd op te hangen aan de kapstokken
eener onderofficierskamer.
VoortB mag met vreugde geconstateerd wor
den het feit, te weinig in de laatste jaren br
gewichtigde stemmingen voorgekomen, dat nu
althans, by het naderen der algemeene ver
kiezingen, de Kath. kamerleden als eene wer
kelijk aaneengesloten en eensgezinde partg
hebben gestemd.
Dit laatste wordt den anti-revolutionnairen
nog eens uitdrukkelijk voorgehouden en hun
erop gewezen dat de Katholieken zich geens
zins geneigd betoonen om met hen door dik
en dun te gaanen de Katholieke partg hare
volle zelfstandigheid zal blgven handhaven.
Het is mooi gezegd, maar nu de praktgk
in Juni
De Maasbode houdt alvast wgselgk een
achterdeur open door ook op te merken»in
Juni zal onzerzgds een hernieuwd samengaan
allicht niet geweigerd worden, wanneer men
gene zijde de laatste alinea van haar
program-art. 21 niet te benepen opvat".
Ten slotte schrijft hetzelfde blad;
»Met dat al staat de regeering thans drie
maal geslageneerst door het plaatsmaken
van den heer Jansen voor den heer Roëll als
minister van marine; dan door het tuimelen
van den titularis van koloniën alB Kamer-
candidaatthans door het vallen van den
minister van oorlog als zoodanig.
En de macht over het leven van dit kabi
net is van links verplaatst naar rechts.
Ziedaar dan het einde eener vierjarige
periode, die met luid anti-clericaal geschreeuw
en loozen eenheidsschjjn was ingezet.
Daarmee is de tactiek van mr Van Houten
om hals gebracht."
Volgens De ïijd lag, naast onvastheid in
zijne overtuiging, onvastheid in zgn willen
en bedoelen bg den minister, de hoofd
reden der gevallen beslissing in het karak
ter van onoprechtheid, hetwelk van den be
gin af aan de ingediende legerontwerpen
verbonden was.
Hiermede zij, zoo merkt het blad op, geen
blaam gemeend van den minister van oorlog
of van een der andere onderteekenaars van
de bedoelde, wetsontwerpen persoonlijk. Wg
verdenken geen van hen, bg hun voorstellen
ens en willens aan de waarheid te kort
te hebben gedaan of die opzettelgk te heb
ben verduisterd.
etgeen wg het karakter van onoprechtheid
dier voorstellers noemen, lag in de tegenstrij
digheid van hetgeen men trachtte daarin te
vereenigen.
Men wilde hebben een (voor Nederland)
krachtig en talrjjk legerde militie moest van
5 x 11.000 (volgens de tegenwoordige nood
wetten 7 X 11.000 man) tot 8 X 17.500 man
versterkt worden, om van de landweer, den
nog in petto gehouden landstorm enz. niet te
spreken. En toch die ontzaglijke uitbreiding
onzer levende weerkrachten mocht geen geld
kosten
Wg hebben er vroeger reeds op gewezen,
hoe volstrekt onbetrouwbaar de berekeningen
van den minister van oorlog omtrent de kos
ten, aan zijn reorganisatie verbonden, moeBten
geacht worden. De Minister heeft zich zeiven
in de Kamer meermalen genoemd »een goed-
koope minister van Oorlog." Hg meende dit
oprecht en wilde dien naam, dien hg als een
eerenaam beschouwde, ook verdienen. In het
en het andere schuilde niet weinig zelf
bedrog. Waren de plannen van den Minister
tot uitvoering gekomen, het zou spoedig ge
noeg gebleken zgn.
Het zal volgens De Tijd een lastige zaak
wezen een bekwaam bewindsman voor oorlog
te vinden, die met kans en vertrouwen van
slagen de portefeuille zal aanvaarden.
De anti-revolutionnaire bladen betuigen
over het geheel hun leedwezen over het ge
vallen besluit. Wg bepalen ons daarom alleen
tot De Standaard, wiens redactie schrgtt:
Niet genoeg kan de nederlaag, door den
Minister van Oorlog geleden, in het belang
van het Vaderland worden betreurd.
Heel een reeks van jaren is poging na poging
aangewend, om ons land in behoorlijken staat
van verdediging te brengen, en slag op slag
zgn de pogingen mislukt. Ditmaal daaren
tegen stonden de voorteekenen gunstiger dan
ooit. Het gevaar, waaraan ons land bloot staat,
werd na wat in Zuid-Afrika, met het Igdeljjk
gedogen der Mogendheden, geschied is, veel
sterker dan vroeger gevoeld. Zelfs van mannen
die eertjjds zich onder de meest besliste anti
militaristen schaarden, waren ditmaal uitingen
gehoord, waarin de wil sprak, om ons verweer
op beteren voet te brengen. En het geluk
wilde, dat de leiding bjj Oorlog juist thans
in handen van een Generaal was, die door zgn
mildere inzichten aller sympathie had gewonnen.
Na eene uiteenzetting der oorzaken van het
nu gebeurde, zegt het blad ten slotte
Thans is de toekomst donker
In officieele stukken staat thans de verkla
ring der regeering, dat ons land met de m
beschikbare weermiddelen niet te verdedigen is.
Toch zal die onvoldoende toestand thans
voortduren, en is niet recht in te zien, hoe
we in de eerste jaren tot regeling van onze
militaire macht geraken zullen.
Dit jaar komt er in geen geval ietB meer
van, en ook in de nieuwe vierjarige periode,
die half September aanvangt, zal de Regeering
licht geneigd zgn, deze netelige zaak nogmaals
naar het einde der nieuwe periode tte ver
schuiven.
Zoo gaan allicht nogmaals vier jaren'voorbjj,
zonder de minste zekerheid dat we ook dan
slagen zullen. En dat terwgl, al staat de
organisatie in het Staatsblad, het nog altoos
vgfbien jaar duurt, eer ze in vgftien lichtin
gen voltooid is.
En dat waar Europa zoo snel leeft, de ge
zichtseinder verre van onbewolkt is, en niet
licht zoo gunstig psychologisch moment voor
de aanneming van een legerwet terngkeert.
Dit toch staat wel vast.
Ware het scheepke van Generaal Eland
maar even over deze bank heengeweest, dan
ware het vrjj *zeker, onder bjjna algemeene
toejuiching, veilig de haven binnengekomen-
In Het Nederiandsch Dagblad, Christelijk
Historisch, schrjjft V.
Wij betreuren het zeer, dat het zoo geloo-
pen is. De ingediende legerwetten hebben
wg nooit bewonderd, maar het bestaande is
nog Blechter. Wg hadden die wetten dus
gaarne aangenomen gezien. Het amendement-
Van Gilse, om den achtmaandeljjkschen dienst-
tgd in de wet vast te leggen, heeft onze
instemming niet, maar toch komt het ons
voor, dat de minister wat minder vasthoudend
had kunnen zgn. Eene wet is nog geen grond
wet. Wat eenmaal in de wet is opgenomen
kan er naderhand weer worden uitgelicht, ah
de proef niet meevalt.
De heer Yan Gilse zelf bovendien wilde
voor achterlgken een langoren diensttgd toe
staan. Er moet thans eindelgk worden door
getast. Het oogenblik is gunstig en de
minister had beter gedaan, als hg wat mee
gaande was geweest en van het goede oogen
blik beter partjj had getrokken.
Dit oordeel van V., den man met wien wjj
het maar hoogst zelden eens zgn en die vaak
vrjj onverstandige dingen schreef, komt ons
juist voor; en daarmee stemmen wjj grooten-
deels in.
Stellig is het onzes inziens onbillgk de
schuld van het gebeurde te geven aan de
heeren Yan Gilse c. s. en aan hen die voor het
amendement stemden. Op dit punt staan
wg geheel aan de zjjde der Arnh. Crt.
BEN OEMIN GEN ENZ.
Bg kon. besluit
is in zijn rang overgeplaatst bjj het reg.
gren. en jagerB de kap. L. J. L. Schas, van
het 5de reg. inf.;
is de rijkscommissaris voor de gesubsidieerde
tramwegen, H. de Mol van Otterloo, benoemd
tot rijkscommissaris voor spoorwegen met be
perkte snelheid.
TWEEDE MAM1R.
Notarisambt.
Aan den wensch der leden tot overlegging
van den tekst der wet op het Notarisambt,
zooals deze thans luidt met de bg het ont
werp voorgestelde wijzigingen, is door den
minister van justitie bij zjjne memorie van
antwoord op de wijziging van de wet op het
Notarisambt voldaan. Het oordeel van vele
leden dat de voorgedragen regeling eene te
beperkte strekking heeft, kan door den mi
nister niet worden beaamd en de juistheid
der bedenking dat de voorgestelde wijzigin
gen van weinig of geene beteekenis zouden,
zjjn voor de belangen van het publiek en
meerendeels slechts strekken tot verheffing
van het ambt en tot bevordering van de be
langen van het notariaat, kan in geen enkel
opzicht door den minister worden toegegeven.
De aangebrachte wgzigingen zgn weldegeljjk
in het belang van het publiek, daar voldoende
notarieele bijstand er door wordt verzekerd.
Juist het doel van deze wetsvoordracbt is om
bestaande misbruiken tegen te gaan.
Waar onedele concurrentie wordt uitgeoefend
zal het nieuwe toezicht, juist om zijne samen
stelling, beter tot oordeelen in staat zjjn en
werkzamer daartegen kunnen worden opge
treden dan zulks onder het bestaande toezicht
mogeljjk is. Dat de goede bedoeling, die tot
verlaging der mutatierechten geleid heeft,
door de hooge belooningen der notarissen
zoude zgn verjjdeld is ten eenenmale onjuist.
De minister betwijfelt of het vrjje notariaat
zou kunnen strekken als middel om verkeerd
heden te bestrijden en de minister schaart
zich aan de zjjde van hen die het vrjje
notariaat bestreden. Het notarisambt tot be-
i zoldigd staatsambt te maken komt den minister,
op verschillende gronden, niet wenscheljjk
voor. De in het Voorl. Yerslag aangegeven
voorzieningen tegen misbruiken in het stelsel
der bestaande wet, komen den minister niet
afdoende voor, evenmin uitbreiding van den
wetteljjken werkkring van den notaris.
Het zich inlaten met het drjjven van
bankiers-, kassiers- en andere geldzaken neemt
I bg de notarissen steeds af en verbodsbepalin-