M1DDELBURG8CHË COURAI\T. N». I>9. 1901. Maiui'lag li Maart. Ware dit niet beter? I Jaargang, Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s, met u'J zonae van Zon- en Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor a.Ie plaatsen in Nederland franco p.p., 2.- Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. THERMOMETER ENT VERWACHTING. 9 Maart8 u. vm. 42 gr., 12 u. 42 gr., av. 4 u. 41 gr. F. Verwacht: zwakke tot matige N. wind, zwaar bewolkt, weinig verandering van temperatuur. Advertentiën20 cent per regel. Geboorte-, dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per reg Groots letters naar de plaats, die zij innemen. Tot de plaatsing van advertentiën en reclames, niet afkomstig uit Z e e 1 a n dbetreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, is uitsluitend gerechtigd het Algemeen Advcrtentie-Bureao A. DE LA MAfi Azn.} N.S. Voorbargwal 206, Amsterdam. Bij deze courant behoort een Bijvoegsel. Middelburg 9 Maart. Het zou onbillijk zijn wanneer wij onze lezers, nadat wij meermalen aan de hand van Henri Borel hen wezen op de mis bruiken, die door zendelingen en door an deren van het zendingswerk worden ge maakt, niet eenigszins op de hoogte stelden van hetgeen daartegen is aangevoerd dooi den heer dr J. R. Callenbach, predikant te Doorn. En vooral nu in 't bijzonder door een zijner geestverwanten onze aandacht is ge vestigd op diens pleidooi tegenover Henri Borel's bekend opstel in De Gids, over de Chineesche kwestie. De heer Callenbach had ook aan zijne voordracht, te Amsterdam voor het Java- comité en elders gehouden, zoo gaarne een plaats zien afgestaan in hetzelfde maand schrift, maar diens redactie vond zijn be toog èn te veel polemisch èn te veel in den vorm van een toespraak om aan zijn wensch te voldoen. Die vriendelijke afwijzing nu bewoog den heer Callenbach zijn toespraak afzonderlijk in het licht te geven. Eu wij lazen haar met belangstelling. Er spreekt warmte en overtuiging uit hetgeen de Doornsche predikant betoogt. Hij neemt met ridderlijkheid den handschoen op voor de zending en vooral voor de Pro- testantsche zendelingen, tegenover de aanval len van den heer Borel, in wiens oogen de Katholieke zendelingen „veel serieuser, veel meer ter goeder trouw zijn, al blijft hij hun doel leelijk vindon." Tussehen het standpunt van beide pleit bezorgers ligt een zeer diepe klove, die wel niet te overbruggen zijn zal. De sym pathie aan de eene zijde staat veel te scherp tegenover do antipathie aan den anderen kant. Henri Borol legt den zendelingen veel leelijks, veel slechts ten lastede heer Callenbach beweert dat 'al dat slechte en leelijke niet de schuld is van de zendelingen zeiven, maar van anderen, van wier hande lingen zij de dupe worden, terwijl hun werk gebruikt wordt als dekmantel om zich achter te verschuilen. De heer Borel beroept zich op eigen ervaring, ter plaatse opgedaan de predikant te Doorn kan dat niet, maar toetst diens beweringen aan de historie. Hij beroept zich op inlichtingen van iemand die wel in China is geweest, zeer tot oordeelen bevoegd mag heeten en van de zending blijkbaar meer afweet dan de heer Borel. Volgens den heer Callenbach blijft de heer Borel zóó absoluut staan bij den buitenkantdringt hij zóó nooit iets verder door dan tot het alleroppervlakkigste, dat hij iemand doet denken aan de menschen, die een kerk nooit anders dan van buiten zagen en nu weten te vertellen„dominé, dat's een baantjeóen uur in de week een beetje praten, en daarmee is zijn geld verdiend." Henri Borel verweert zich door op te merken dat hij het ware christendom in geenen deele minacht, maar alleen „de farizeeërs, die van dat christendom misbruik maken om er baantjes uit te scheppen en zich apostel Gods te noemen tot verblinding van anderen." Hij merkt op dat juist het boeddhisme deernis en medelijden als eersten plicht houdt, vóel meer dan het zgn. christendom dat onder óen hoedje ligt mot het kapita lisme, „dat den arme uitzuigt." Juist omdat hij het ware christendom zoo vereert, haat hij zoo „het schandelijk geïntrigeer der zendelingen in China, hun arrogant optreden en hun heerschzucht." En tevens verklaart hij dat zijn oordeel over de zendelingen is dat van bijna alle diplomaten en sinologen over de geheele wereld. Hij was de eerste, zegt hij, die het in 't Hollandsch zeide, maar vóór hem zeiden vele anderen het in andere talen. Niets moeilijker dan tussehen die twee personen, die op zoo'n geheel ander stand punt staan, te rechten; partij ie kiezen. Daartoe beho- k<n\ studie en een onbevangen - >r Wij zullen ons dan ook niet wagen aan het onmogelijke: een beslist oordeel nit to spreken wie in deze gelijk heeft. "V* ij wen- schen alleen onzen lezers, die in dit lastige en toch voor de wereldgeschiedenis zoo ge wichtige vraagstuk belang stellen, aan te raden beider betoog, èn dat van Borel èn dat van dr Callenbach, met aandacht te lezen; en verder enkele opmerkingen hier neer te schrijven, die ons bij het lezen van de brochure van laatstgenoemden in de ge dachten kwamen. Als de tegenstander van den heer Borel erop wijst dat de zendelingen in China geen kwaad doen, al zijn er evengoed „onhan dige zendelingen als onhandige zendings bestrijders en -verdedigers", dan generali seert hij onzes inziens evenzeer als Borel zelf wanneer deze de schuld van alle on gerechtigheden in China en elders werpt op de zending, al leert de historie ook, vooral van Engeland's optreden in de laatste jaren, dat het ongelijk niet geheel aan Borel's zijde is. Toch staan beiden niet zoo ver van elkaar als zij zeiven wel denken. De zendelingen hebben, volgens den heer Callenbach, steeds, zelfs al schenen er uit gebeurtenissen voor de zending voordeelen te behalen, verklaard dat eene vermenging van religie en politiek steeds schade oplevert voor den godsdienst. Maar wat is er gebeurd? De Europeesche staatslieden hebben steeds gaarne de zending misbruikt om hunne doeleinden te bereiken. En wat merkt de heer Borel op „De zendelingen zijn, met of zonder hun weten, gobruikt als óelaireurs door het kapitalisme, dat van de opstootjes, door hen veroorzaakt, gebruik maakt om te rooven. En het kruis is misbruikt als wegbaner voor opium, brandy en alle andere fraaiig heden der „beschaving". Met of zonder hun weten." Wij willen, ter eere van de zendelingen, aannemen dat het meerendeel, in hun ijver, grooten ijver, overdreven ijver, er is geen terrein waarop men zoo spoedig tot uiter sten overslaat als op dat van den godsdienst niet geweten heeft, waarvoor men hen gebruikte. Maar dat ze gebruikt werden, erkent toch ook de heer Callenbach. Welnu, daarin schuilt het groote kwaad dat zooveel ellende heeft teweeg gebracht. De Engelsche natie, die zoo gaarne de vrome, de bij uitstek godsdienstige uithangt, heeft vooral op dit punt zwaar gezondigd en doet het nog. En het is een vloek voor het christen dom, voor de zending op zich zelve, dat dit geschiedt. „De zending tracht o ja heel uit de verte en heel gebrekkig en heel zwak maar toch zij tracht iets te zijn van wat Christus was; zij wil niet voorbij gaan aan ellende, zonde, onwetendheid." Zoo schrijft de heer Callenbach op blad zijde 23 van zijne brochure. Wij gelooven dat gaarnein Indië en elders is daarvan voldoende gebleken. Wij maken daarbij zelfs geen onderscheid tussehen Protestantsche of Katholieke zendelingen, al plaatsen de laatsten zich ook op een ander standpunt en verliezen zij bij het zendings werk de wereldsche zaken en het opper gezag van den Paus in aardsche aangele genheden niet uit het oog, zooals de heer Callenbach beweert. Maar bij al die verheven eigenschappen, die goede bedoelingen, de philantropische werken, die zij verrichten, zooals door de oprichting van hospitalen, blijven die zen delingen toch menschen, die aan allerlei invloeden blootstaan, die zwakheden hebben, waarvan anderen trachten voordeel te trekken. Dit leert de historie van de vorige eeuw. De heer Callenbach schrijft zelf: De Europeesche staatslieden hebben steeds gaarne de zending misbruikt om hunne doel einden te b>"'' iken. Toch had mer oen eersten oorlog van Engeland tegen China de zending niets te malcen. Frankrjjk is met het bedoelde misbruik -egouisen in 1356 en heeft datweii- in 1860 voortgezet. 0e beide oorlogen, toen gevoerd door Engeland/ en F. sinkrijk, werden door het laatste rijk ondernomen als bescher mer der zending, maar wie ook slechts wei nig gehoord heeft van Napoleon's politiek, weet, dat dit beschermheerschap loutei als voorwendsel werd gebruikt. In 1842 had En geland belangrijke voordeelen op China be haald. In de jaren '56 en '60 werden nieuwe plundertochten ondernomen en Napoleon wil de, voor zgn rijk, deelen in de te bel alen winsten. De zending moest toen het ior- wendsel leveren om zich met de zaak te be moeien, maar wie twjjfelt er aan of a was in China nooit een zendeling gewees Frankrijk toch wel een reden zou gevonden hebben om met Engeland mee suit bescha ven" te gaan Dat het bp de heeren politici zoo en aiet anders gesteld is, daarvan spreekt zoo dui delijk de geheele Kiao-tsj.ao questie. Zeker daar is land en geld geëischt op - rond van den moord, gepleegd op twee zendelingen. Maar wat heeft de staats-secrevaria voor bui- tenlandschsche zaken Von Billow dienaan gaande in den Rjjksdag verklaard Hij zeide daar het volgende »Ik wil er aan herinneren, dat Frankrijk zich in Tonkin heeft gevestigd, dat Engeland sinds langen tijd in Hongkong zit en Rusland aan de Amoer. Zelfs Spanje, Portugal en Holland hebben in Jiet verre Oos ten eigen grond onder de voeten. Waar al deze machten zich steunpunten in het Oosten hebben verworven, daar moeten wij het ook doen, zoo wg daar niet een macht van den tweeden of derden rang willen bljjven. Waar het nu in theorie voor ons vast stond, dat wij een vast punt in Oost-Azië moesten hébben, daar kwam het voor de prakcisehe politiek er op aan, dat wg het juiste oogenblik uitkozen om ons doel te bereiken en dat zóó kozen, dat wij niet in botsing kwamen met andere belanghebbende machten in Oost-Azië". Kan duidelijker gezegd zjjn, dat Duitsch- land, zending of geen zending, een deel van China in bezit zou hebben genomen." Na deze opmerking protesteert de heer Callenbach tegen de bewering dat „de geheele Chineesche kwestie een zendelingonkwos-*' tie is". Van zjjn standpunt heeft hij daartoe het rechtmaar hij zal toch niet willen bewe ren dat de moorden, gepleegd op de zende lingen, alleen het gevolg waren van hun zijn bij en onder het volkof liever, zooals hij zoo eigenaardig weergeeft, dat zij ge beten worden evenals iemand die „een hond den kop streelt, terwijl een ander het dier bij zijn staart trekt". Onhandigheden, minder tactvol optreden, zullen toch ook meermalen aanleiding heb ben gegeven tot uitbarstingen. En daarbij aangenomen dat meergenoem de predikant gelijk heeft, dat de handelaren en de regeeringsmannen in Europa door hun handelingen, door hunne politiek, alleen schuld hebben, o. a. aan den huidigen toe stand in China, wat volgt dan daaruit? In de eerste plaats dat de mannen der zending met die politici alle connectie moesten verbreken. En in de tweede plaats dat er voor hen nog een ruim veld open ligt ter bearbeiding in Europa, onder de christenen zeiven. Juist wat wij steeds hebben beweerd. In de gansche wereld wordt onrecht waarover alle volkeren wraak roepen. Dat geschiedt onder den dekmantel van den christelijken godsdienst. Daarvoor wordt de zending als middel misbruikt. En hoe weinigen zijn er onder de predi kers van het christendomonder hen die het voorbeeld moesten geven, waar het geldt op te komen voor mensehenliefde en christenplicht, die daarvoor durven getuigen, anathema's slingeren naar de hoofden der verkrachters van het recht en der humaniteit Wie hunner bindt den strijd aan tegen oorlogen, en durft vorsten en regeeringen vóórprediken dat die een schande zijn voor de beschaving en dat b. v. het zegenen van wapenen, het afsmeken van overwinningen bij menschenslachterij een onchristelijk werk is en niet meer van dezen tijd "Wie durft eerlijk erkennen dat zendings werk onder de christenen en onder de hooge regeeringsmannen in de eerste plaatg een veel beter werk zou zijn dan onder de zoogenaamde heidenen, die men bekeeren TT,:»*- slotte, zooals de heer Caiienbit'h .J. de slachtoffers worden van „Europeesche heb- en heerschzucht". Wie hebben den moed om niet langer te heulen, vaak om zuiver winstbejag, om het nietig slijk der aarde of tot handhaving van eigen gezag, met de grooten der aarde, om hun de waarheid te zeggen? Daar is nog arbeid te over voor hen die „iets willen zijn van wat Christus was" en die „niet willen voorbijgaan aan ellende, zonde en onwetendheid." En dat geldt ook voor zoo menigen kleinen, maatschappelijkeu kring. Wij ontvingen dezer dagen de schetsen van M. 'J. Brusse over Godsdienst in de Zandstraat. Het Nachtwerk van Jeruel. Ze zeggen zoo veel, ze spreken zoo luide van toewijding en hulpvaardigheid, van ellende en zonde, van behoefte aan verbetering. Al zal de phantasie ook hierbij wel eens in 't spel zijn geweest, de grondtoon is waar; aan hetgeen is geschetst ligt zooveel treurigs tot fundament. De schetsen zijn met zooveel gevoel ge schreven, dat ze moeten voortkomen uit de pen van iemand die meerendeels ervoer wat hij schreef. Wat daar nog, alleen op dat gebied zelfs, te helpen en te redden valt, is ontzachlijk. En toch is het maar een klein deeltje van den socialen arbeid, die in het wereld deel, dat wij bewonen, nog te doen valt voor liefdevolle harten, voor practische christenen en humane philantropen. Daa is dus nog een stapel werk te ver richten in onze eigen christen maatschappij. Men heeft slechts te grijpen en men tast bijna telkenmale een wondeplek aan. Bij hoogen en lagen, bij rijken en armen zijn er nog in overvloed zondaars om te be- En nu vragen wij slechts Zou het ook kunnen zijn dat er nog zooveel in onze maatschappij valt te ver beteren, te verchristelijken, omdat men meer het oog heeft op de niet-christenen en zich te veel haast heidenen tot christenen te maken Wordt het dan geen tijd meer zich te wijden aan de bekeering van christenen zeiven, aan het nuttige werk hun de oogen te openen voor hun eigen fouten en de misdrijven, die zij tegenover hun eigen maatschappij plegen? Velen, die zich aan het bekeeringswerk elders wijden, doen ons denken aan de huis moeders, die haar eigen gezin verwaarloozen om zich te geven voor allerlei werken van barmhartigheid, op zichzelven heel mooi, maar die zij moesten overlaten aan anderen, op wie geen heiliger plichten rusten. De heidenen, zooals men Mohamedanen, Boeddhisten en aanhangers van andere gods diensten, welke even goed zijn als de christe lijke, gelieft te noemen, zullen er wezenlijk niet over treuren als men hen met rust laat. De vriendelijkheden, die christelijke na tiën hun bewijzen, getuigen meer van be langstelling voor haar eigen beurzen en hare politieke belangen, dan van christe lijke liefde jegens hen. Beroering en benadeeling vormen den onaangenamen nasleep, die, met of zonder het weten der zendelingen, zelfs tegen hunne bedoeling en in strijd met het doel van hun arbeid, al dat bekeeringswerk op den voet volgt. ÜIT STAD EN PROVINCIE. Vrijdag avond trad in de Noorderkerk te Middelburg, voor een niet-te-talrjjk gehoor, de heer W. Slug ter uit Kralingen op, om het goed recht te bepleiten van de nieuwe Vereeniging tot Christelijke verzorging van Zenuw lijders in Nederland. Met groote welsprekendheid, zoo schrijft men ons, teekende de heer Slugter het zenuw ljj den als de groote krankheid dezes tjjds, wiens beeld hjj vond in 't bekende hert uit Ps. en wees op de roeping der gemeente van Hom, die sprak»Komt tot Mjj, die vermoeid en belast zjjt, Ik zal u rust geven." Op de lgn dier roeping ligt de arbeid der Vereeniging, wier oprichting en inrichting spreker beschreef. Op deze rede volgde een geanimeerd debat, vooral gewezen werd op de roeping tot v ,ring en op de Bchaduwzjjden ook nog val, t Paviljoenstelsel, dat toch altoos pndorach -idene zenuwlijders saambrengt. De R sint op zgn beurt toonde de veelvul dige onmogelijkheid aan om zenuwkranken in hun gezin en omgeving te laten en om andere geschikte gezinnen voor hen te vinden, en wees op de lichtzijde van 't saam brengen der patiënten onder behandeling van een des kundigen geneesheer. Hierop gaven zich eenige heeren en dames als leden op en werd een afdeeling opgericht, in wier voorloopig bestuur zitting kregen "I. D'huy en de heeren Goote, Schout, A Verhage en dr Wagenaar. In een Woensdag door de anti-revoluti- onnaire kies vereeniging Nederland en Oranje gehouden vergadering, die door ruim zestig leden werd bijgewoond, werd door den heer A. Littoog uiteen gezet, wat het concept program in de eerstvolgende toekomst aan de orde stelt. Na de toelichting der verschillende punten van het program werden enkele vragen gedaan, die beantwoord werden, terwgl eenige wenken in betrekking tot enkele punten aan het oor deel van het Centraal Comité zullen worden onderworpen. In de plaats van den heer mr C. Lucasse werd tot bestuurslid gekozen de heer W. Wis boom Verstegen, die evenwel bedankte. Eene nieuwe verkiezing werd tot de eerstvolgende vergaderingen aangehouden. In Zuid-B eve land begint het maken en dragen van wilgen klompen baan te bre ken. Vroeger werden bg uitzondering klom pen van genoemde houtsoort in den handel gebracht, omdat het Canadahout, dat de hoofd» schotel voor klompenmakers uitmaakte, veel vuldig werd aangetroffen en goedkoop was- Thans worden Canadaboomen haast overal weggehaald voor het maken van lucifers. Derhalve wilgen tronkboomen aangeplant, di8 om de vier jaar kostelijk kaphout voor mus- terd enz. opleveren Te 's-Gravenpolder is, in plaats van wjjlen den heer M. Prumers, tot lid van den raad gekozen de heer Jacob Verhuist. Donderdag geraakte een landbouwer uit Kloe tinge met paard en rjjtuig in de sloot aan den Abbekinderen zandweg, door het steigeren van het paard. Een der twee vrou wen, die met hem in het rjjtuig zaten, brak het sleutelbeen, de andere en de landbouwer zelf bekwamen eenige kwetsuren aan handen en aangezicht. De glazen van het rjjtuig en het lemoen werden gebroken. Het paard kwam er ongedeerd af. Te 's Gravenpolder vond men Woensdagmorgen zekeren B. B., oud 39 jaren, lijdende aan vallende ziekte, met het hoofd naar beneden, dood in eene waterleiding. (G. Crt.J. In de week van 28 Febr.—7 Maart zgn van I e r s e k e verzonden 390.000 leverbare oesters tegen de volgende prgzenimperialen gld., 76 Kg. 45-48 gld., 72 Kg. 36- 41 gld., 65 Kg. 23—27 gld.. 60 Kg. 15-20 gld., 50 Kg. 8—10 gld., 40 Kg. 3—5 gld.. (Iers. en 7 h. Ct.) üit Sluis is gevankelijk naar Mid delburg overgebracht een arbeider, die in België wegens 10 aanrandingen der eerbaar heid tot 10 jaar gevangenisstraf was veroor deeld. Zgn uitlevering iB door de Belgische justitie aangevraagd. De persoon C. de P., die eenigen tgd geleden een moordaanslag pleegde op den jachtopziener Bron telJzendjjke en naar België vluchtte, is thans uitgeleverd en in het huis van bewaring te Middelburg opge sloten. POST- EN TEEEGRAAFBEWEGING IN 1900. In 1900 werden door het poBt- en telegraaf kantoor te Zierikzee ontvangen: 204496 gewone brieven (van elders), 1991 kringbrieven 118200 binnenlandsche gewone briefkaarten en 851 met betaald antwoord, 294243 couran ten met '/a C0nt en 100409 met 1 cent en meer port, 196892 gedrukte stukken, 2219 monsters of stalen van koopwaren, 39741 dienstbrieven, 6389 gewone aangeteekende brie ven, 1250 aangeteekende brieven met aange geven waarde tot een bedrag van 570260.05*. 10321 aangeteekende brieven werden ver zonden. 15206 postpaketten werden ontvangen en 22202 verzonden. Aan quitantiën werd tot een bedrag vat 180130.47' ingevorderd en tot een bedrag van 66584.83 ten kantore gedeponeerd, Aan postwissels werd een bedrag gestort van 296463.13' en uitbetaald 181624.61. In de spaarbank werd 70940.53® ingelegd

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1901 | | pagina 1