MIDDELRIRGSCHE CO! RV\T.
N°. 30.
144" Jaargang.
Dinsdag
12 Februari.
Oawil of Onkunde?
1001.
Deza couraut verschijnt dagelijks, met v. J zondering van Zon- en xeesxaagen.
Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor a.Ie plaatsen in Nederland franco p.p., ƒ2.-
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
Thermometer.
Middelburg 11 Fëbr. 8 u. vm. 38 gr. 12 u, 41 gr.
av.4d.39g^. F.Verw. mat.N. w. bew. nachtv. w.v.v.ti
Agenten.
Te Vlissingen: C. N. J. de Vet Mestdagh; te
Goes: A. C. Boluyt, firma Wed. de Jonge.
Advertentien 20 cent per regel. Geboorte-, dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regels
Groote letters haar de plaats, die zij innemen.
Tot de plaatsing van advertentiën en reclames, niet afkomstig uit Zeeland, betref!endo
Handel, Nijverheid en Geldwezen, is uitsluitend gerechtigd het Algemeen Advertentie-llnrenn
A. DE LA MAR Azn., N.Z. Voorburgwal 266, Amsterdam.
Nog is er uitweg om de Noord
Wie weet, hoe rasch die sluit.
Nu zoowel uit hetgeen dienaangaande
van Rëgeeringswege bij de jongste begroo-
tings-debattén is medegedeeld, als uit hetgeen
daaromtrent verder bij de behandeling van
Hoofdstuk IX waterstaat) der Staatsbegroo-
ting voor 1901 is gezegd, blijkt, hoe men nog
steeds in de meening schijnt te verkeeren,
dat alleen Dordtsche belangen eene ver
betering van het Hellegat vorderen, achten
wij het onzen plicht hier nogmaals duidelijk
uiteen 'te zetten welke enorme belangen
daarbij voor de gebeele scheepvaart van
Zeeland, de Zuid-Hollandsche eilanden en
een deel van Brabant op het spel staan,
in de hoop dat men toch eindelijk ook eens
open oog zal krijgen voor het groote gevaar,
dat hier dreigt en dat binnen betrekkelijk
korten tijd moet leiden tot den onver-
mijdelijken ondergang van de geheele
scheepvaart in dit even grillige en gevaar
lijke als onmisbare vaarwater.
Tot recht begrip een woord vooraf.
Mag het bekend heeten dat onze zeewe
gen grootendeels op de gewenschte diepte
worden gehouden door de inwerking van
eb en vloed, minder algemeen weet men,
dat de ebstroom daarbij verreweg de meeste
waarde bezit, waartoe tweeërlei oorzaken
samenwerken.
Berstens ligt dit aan het zoogenaamde
opperwater, waaronder men het water ver
staat, dat, door den uit zee komenden vloed
tegengehouden en als het ware opgestuwd,
na het intreden van de eb met des te groo-
ter kracht zijn bestemming tracht te vol
gen, en voorts doordien op het oogenblik
dat de eb het hardst gaat, de z. g. platen
of banken boven komen, waardoor het wa
ter, dat eerst over de geheele stroombreedte
kon afvloeien, nu gedwongen wordt zich een
weg te banen door de nauwe geulen, welke
tusschen die platen gespaard bleven, waardoor
de snelheid en kracht van den stroom aan
zienlijk wordt verhoogd. Een enkele blik op de
figuren A en B zal dit terstond begrijpelijk
maken waarbij
A
den stroom voorstelt, terwijl de platen nog
onder zijn en het water de geheele breedte
der bedding inneemt, en
dienzelfden stroom aangeeft, nadat de platen
C en D zijn bovengekomen en het water dus
üog alleen een uitweg kan vinden tusschen
de zich daarbinnen bevindende opening.
Datzelfde opperwater nu, dat op voor
schreven wijze den ebstroom aanzienlijk ver
sterkt, breekt in den aanvang de kracht
van den vloed, juist wanneer deze zijn
grootste uitwerking kon hebben, doordien
de zandbanken dan geheel boven zijn. En
later wanneer de vloedstroom zoo krachtig
is geworden dat doordoor de drang van
het rivierwater gemakkelijk wordt over
wonnen, dan zijn ook de banken weder
ondergeloopen en heeft de stroomver-
brceding stroomverzwakking als natuurlijk
Slaan wij nu eens een blik op onder
staand kaartje, teneinde na te gaan welken
invloed èb en vloed op het Hellegat uit
oefenen, in den staat waarin zich dat vaar
water tegenwoordig bevindt.
9hz.<x.&am-cL
Bij het intreden van de eb (dus op het
oogenblik dat de platen nog geheel onder
zijn) vloeit het uit het Hollandsch Diep
komende water met de bekende neiging der
stroomen om zich zooveel mogelijk in rechte
lijnen voort te bewegen, nagenoeg geheel
naar het Haringvliet af, waarbij het onop-1 land verbindt,
houdelijk langs de noordzijde van de zich En bracht de vloed nu nog
behoeft waarlijk geen deskundige te zijn
om zich een begrip te kunnen vormen van
hétgeen dit zeggen wil voor den nagenoeg
eenigen waterweg die Zeeland, de Zuid-
Hollandsche eilanden en een deel van Bra
bant met het overige deel van het vader-
bij den ingang van het Hellegat bevindende
zandplaten schuurt, waardoor deze aan die
zijde dan ook meer en meer afnemen, (zie
de pijltjes A A).
Is de eb meer doorgekomen en daardoor
de waterstand in Krammer en Volkerak
aanmerkelijk gedaald, dan wordt het water
uit het Hollandsch diep gedeeltelijk als het
ware daarheen getrokken, en aangezien in
middels de platen zijn bovengekomen,
schuurt het ebwater dan met groote kracht
door het Hellegat heen, om verder (zie
pijltjes B. B.) langs Dintel naar den Bra-
bantschèn wal over te steken, ter hoogte
van den zoogenaamden Carolinepoldev.
Hier aangekomen verspreidt zich de eb
stroom op eens over de geheele breedte,
die het Volkerak daar heeft, hetgeen de
stroom zoodanig verzwakt, dat op verschil
lende jfiaatsen slib en zand wordt afgezet,
waardoor tal van verondiepingen ontstaan.
En deze ondiepten zullen moer en meer
toenemen, naarmate de noordzijde van bo
venbedoelde platen meer wordt afgeschuurd,
hetgeen ten slotte ertoe moet leiden dat de
zuidelijke ingang van het Hellegat op di
terwijl het stil weder is, of de wind in
Noordelijke dan wel Noord-Oostelijke rich
ting waait.
Van den ebstroom gebruik maken om door
het Hellegat te komen, kan dat vaartuig
niet, omdat die stroom aanvankelijk, zoo
als wij hiervoren hebben gezien, bijkans
uitsluitend in de richting van het Haring
vliet vloeit.
Het moet daarom beginnen met eerst
stellig een paar uur voor anker te liggen
en als het dan eindelijk van de eb gebruik
kan maken om door het Hellegat te komen
is het goede getij grootendeels verloopen,
wanneer het schip ter hoogte van den
Caroline-polder is aangekomen.
En hoe dan de reis te vervolgen? Ën
waarheen te vluchten, als men door mist
of storm wordt overvallen Nergens in
de nabijheid eenige bereikbare reede of
wijkplaats en bij plotselingen hevigen storm
(wat bij onze Zuidweste winden waarlijk
geene zeldzaamheid ismag men van ge
luk spreken als het schip niet verloren
gaat. En toch blijft men blind voor de
gevaren waaraan al die vaartuigen zijn
blootgesteld en doet men het voorkomen
als was eene verbetering van het Hellegat
voor de binnenvaart volstrekt niet noodig!
Hebben wij dan geen recht om aan het
hoofd van dit opstel te vragenof hier aan
onwil dan wel alleen aan onkunde gedacht
moet worden? Immers wat wij hiervoren
mededeelden kon, neen moest de Regee
ring toch bekend zijn^na al de vertoogen
en rekesten, door Schuttevaer en Stoomvaart-
belangen en tal van Kamers van Koophandel
en zooveel andere corporation aan haar
Middelburg 11 Februari.
HUWELIJK DER KONINGIN,
eenige
verbetering in dien toestand, maar instede
denzelfden weg te kiezen als de eb, wordt
het vloedwater aanvankelijk door den uit
het zg. Oude Vaarwater komenden stroom
juist naar den tegenoverliggenden Flak-
keeschen wal gedreven (zie pijltjes C. C.)
om daarna in de richting van de Willem
stad over te steken (zie pijltjes D. D.) en
zich dan op eens weer te verspreiden, waar
door alle stabiliteit en verdiepende kracht
wederom verloren gaat
Hebben wij hiermede de redenen ont
vouwd waarom het Hellegat zulk een grillig
en daardoor gevaarlijk vaarwater is en hoe
dringend noodig het raag heeten door stroom-
verleiding verbetering daarin te brengen,
thans zullen wij eens nagaan hoe groot het
oponthoud en tijdverlies is, dat tal van
vaartuigen daardoor ondervinden en voor
hoevele dier schepen het nu reeds met
levensgevaar gepaard gaat van dat vaar
water gebruik te maken.
Teneinde zich hiervan een juist denk
beeld te vormen, denke men zich het vaar-
j tuig dat, uit Holland gekomen, naar Zeeland
I of België moet en bij den aanvang der eb
En nog is dit niet alles, want ook de
die, uit het zuiden komende,
wegens windstilte of tegenwind van den
vloed moeten profiteeren om door het
Hellegat te varen, kunnen slechts een zeer
beperkt gebruik van dien stroom maken,
omdat juist wanneer het getij het best is,
het vloedwater over de zandplaat bij Wil
lemstad loopt en men dan groot gevaar
loopt bij eenigen diepgang van het schip op
die bank te stranden.
En dan te bedenken dat de strekdam,
die aan al deze ellende een einde kan
maken, door den Minister van Financiën
geweigerd wordt-, omdat de Dordtsche be
langen alleen de uitgaaf daarvoor niet
rechtvaardigen
Waarlijk, men moet zich verbazen, dat
éen eerste Minister zoo weinig notitie neemt
van de innigste belangen der binnenvaart
tenzij Zijne Excellentie vermeent daarmede
in het geheel geen rekening te moeten
houden, wat wij niet mogen en ook niet
willen veronderstellen.
Maar wat hiervan ook zij, een feit is het,
dat die belangen niet bij de Regeering
hebben gewogen, toen de verbetering van
het Hellegat aan de orde werd gesteld, en
daarom is het noodzakelijk dat daarop door
alle belanghebbenden nogmaals en met nog
meer klem dan voorheen worde gewezen.
En wie zich hiervan wil onthouden,
ómdat hij ontmoedigd is en vreest dat deze
pogingen toch weer nutteloos zullen blijken,
dien antwoorden wij, dat hij zich niet mag
laten ontmoedigen en hij ter wille van de
rechtvaardige zaak, die wij voorstaan, deze
vrees als onmanlijk behoort te overwinnen.
Want zoolang onze eerste Minister nog
in den boezem onzer Volksvertegenwoordi
ging bij de overweging van de motieven
voor de verbetering van het Hellegat de
geheele binnenvaart negeert en al de Ka
merleden, behoudens een enkele (hulde
en dank zij hem daarvoordoor hun zwij
gen daarmede instemmen, zoolang is het
ons recht, neen meer nog onze dure plicht
op te komen voor de groote belangen die
ons zijn toevertrouwd en die door onwil of
onkunde op zoo schromelijke wijze worden
veronachtzaamd.
B. Van B.
Uit den thans bekend geworden tekst der
heildronken aan het huwelyksmaal van H. M.
de Koningin blijkt, naar men ons heden uit
's Gravenhage seint, dat de Koningin-Moeder,
in dit voor haar gelukkig, maar moeieljjk,
oogenblik van vol vertrouwen haar kind af te
aan den man harer keuze, kracht
putte uit de overtuiging dat de Prins
Nederlanden deelen zal in de liefde,
die het getrouwe Nederlandsche volk de
Koningin en Haar toedraagt.
De Prins hoopte eenigermate te moge dee
len in de liefde van 't Nederlandsche volk voor
gjjne Koningin.
In naam van den Duitschen keizer begroette
prins Albert het hooge echtpaar, daarbjj herin-
0erende aan de deelneming van den keizerin
4lles wat de Koningin wedervaart.
Hg herinnerde ook aan het woord van den
keizer dat eens de Nederlandsche marine de
leermeesteres der Duitsche marine was en aan
den hechten band die eenmaal Brandenburg
en Oranje tè zamen verbond en die thans na
twee en een halve eeuw nog trouw wordt
bewaard.
Prins Albert eindigde zgn toost met den
wensch dat deze oude betrekkingen ook in de
toekomst steeds mogen voortduren tot heil
en zegen van beide huizen en landen.
De R. K. bisschoppen hebben aan de
Koningin bg haar huwelgk een adres van
hulde en gelukwensching gezonden.
De hofmaarschalk van H. M. heeft, in op
dracht van de Koningin en de Koningin-
Moeder, aan het departement bjjzonderen dank
kenbaar gemaakt voor den betoonden jjver en
toew{jding tjjdens de teesten en de wgze.
waarop allen hun zware taak hebben vervuld.
Van een reis van de Koningin en Prins
Hendrik der Nederlanden naar buiténlandsche
residenties, waarvan in de bladen bg geruchte
is gesproken is niets hoegenaamd bekend.
EEN UITSTEKENDE RAAD.
wijze
onbevaarbaar wordt. En men ter hoogte van de Willemstad is gekomen,
Met die uitzondering heeft de schrijver
natuurljjk het oog op den heer mr E. Fokker
En het verheugt ons dat hg dezen wakkeren
strgder voor Zeeuwsche belangen de hulde
brengt, die hem zoo eerljjk toekomt, omdat
het in den aanvang van het opstel den schijn
heeft of Van B. de verdiensten van dien Oud-
Zeeuw, nu afgevaardigde voor Alkmaar, mis
kende. En dat toch ligt allerminst jn de be
doeling van den schrijver. R e d.
Wjj lazen Zaterdag in een der groote bladen
dat ons vorsteljjk echtpaar Vrjjdag tusschen
zoo en zoo laat te Apeldoorn had gewandeld.
Wjj ergerden ons aan die mededeeling.
En die ergernis nam toe toen wjj ook Zon
dag nog meer zulke berichten zagen opgenomen.
Wij namen de pen op om tegen dergeljjke
nieuwfjes-jagerjj, die de grenzen der betame
lijkheid overschrijdt, te protesteeren, toen wjj
van den heer mr H. P. L. C. de Kruyff jr,
chef der afdeeling Rechtszaken voor de H. IJ.
M. te Bussum, het volgende ter opname
ontvingen
»Nu onze Koningin en Haar Gemaal de
eerste weken van Hun huwelgk op het Loo,
als 't ware te midden van ons, doorbrengen,
zou het nu niet van een in deze omstandig
heden gepast fijn gevoel getuigen, wanneer
Nederlandsche pers, althans gedurende
dezen tjjd, haar Apeldoornsche corresponden
ten opdroeg geen «hofberichten" te zenden en
op het «het Loo" hun speurdersblik niet te
richten
Wjj verheugen er ons immers zoozeer in,
dat dit hooge huwelgk er een uit liefde is,
welnu, laat ons, Nederlanders, dan allen han
delen, zooals wij na een huwelgk in onzen eigen
kring altjjd doen, nl, de jonggehuwden zoo
veel mogeljjk aan zich zelf overlaten, hen stil
van dien gelukkigen tjjd doen genieten.
Hoe weinig is dit reeds voor vorsten moge
lijk Zoo groot is toch de nieuwtjes-dorst van
bet publiek niet, dat het ook dat weinige
aan onze vorstin niet gunnen zou.
Onze Koningin en Haar Gemaal zullen voor
zulk een piëteit van de PerB en van hun
volk zeker even erkentelgk zgn als voor de
meest enthousiaste artikelen en de hartelijkste
toejuichingen bg plechtige gelegenheden."
Wij beamen deze opmerking geheel. Zg is
ons uit het harte gegrepen.
Het wordt tegenwoordig ook in de Neder
landsche pers helaas meer en meer de af
keurenswaardige gewoonte, die in het buiten
land wordt gevolgd, om het intieme leven van
hooge personen te beschouwen als publiek
domein.
Laat men toch ook vorsteljjke personen
met ruBt laten, zoolang zg niet in hunne
qualiteit van openbare personen optreden!
DE KWESTIE HET PORTUGAL.
antwoord ingekomen, waarbjj de
minister van buitenlandsche
zaken verklaarde nimmer de bedoeling te heb
ben gehad om door de intrekking van het
exequatur van den consul te Lorenzo Marquez
op eenigerlei wijze onaangenaam te zgn aan
Nederland, waarmede Portugal steeds de meest
vriendschappelijke betrekkingen wenschte te
onderhouden.
Toen nu graaf De Sélir zich, na zgn te
rugkomst, bg den minister van buitenland
sche zaken aanmeldde, heeft deze hem mede
dat, ofschoon de minister zich niet
alle opzichten kon vereenigen met datgene
wat door de Portugeesche regeering ter ver
dediging harer handel wgze was aangevoerd,
hg toch de goede gezindheid der Portugeesche
regeering tegenover Nederland waardeerde en
het belang der vriendschappelijke verhouding
tusschen de beide landen erkennende, bereid
was de gedachtenwiBseling niet verder voort
te zetten en het gerezen incident als geëindigd
te verklaren.
Hjj verbond hieraan echter een uitdrukke
lijke voorwaarde, namelijk dat de heer Pott
naar zjjn woonplaats te Lorenzo Marques zou
kunnen terugkeeren en hg daar van de zjjde
der Portugeesche regeering ongestoord de volle
bescherming zou genieten waarop een Neder
lander in de Portugeesche koloniën recht
heeft.
De toezegging is daarop door de Portugee
sche regeering gegevenwaarop de Neder
landsche gezant, de heer Van Weede, Zater-
dag naar Lissabon vertrokken is.
De redactie van Het Vad. kan niet zeggen
dat deze afloop haar volkomen bevredigend
voorkomt. Er bljjkt niet of de heer Pott
werkeljjk de plichten der neutraliteit heeft
geschonden. Zoo ja, dan behoefde niet geëischt
worden, dat hij naar Lorenzo Marques
mag terugkeerenzoo neen, waar blijft dan
de voldoening voor het ten onrechte inge
trokken exequatur?
Ook het Haagsche Dagblad lijkt, voor zoo
ver het uit de mededeeling een oordeel kan
vormen, het diplomatieke succes der regeering
niet bjjster groot.
Dat een Nederlander in een Portugeesche
bezitting mag vertoeven onder de bescherming
de landswetten, behoefde niet bedongen
te worden.
Het zou een voldoening zgn, indien de heer
Pott als consul naar zgn standplaats had
kunnen terugkeeren.
Misschien merken wg op geeft de
minister van buitenlandsche zaken spoedig
in de Tweede kamer eenige opheldering.
Tot zoolang wenschen wg ons oordeel op
te schorten.
Zooals in een groot deel der oplaag van ons
vorig nommer nog is gemeld heeft de
kwestie Pott het volgende verloop gehad:
Op de nota, die door de Nederlandsche
regeering tot de Portugeesche was gericht,
VERSCHILLEND OORDEEL.
Het besluit der Koningin, waarbjj aan de
gebroeders Hogerhuis vermindering van straf
is verleend, heeft, het spreekt van zelf, heel
wat pennen in beweging gebracht en tot
verschillende oordeelvellingen aanleiding ge
geven.
Bladen als Het Volk en het Volksdagblad zgn
daarmee natuurljjk alles behalve ingenomen.
Eerstgenoemd blad geeft in zeer scherpe
termen lucht aan zjjne ergernis; en merkt
o. a. op:
«Door het gevangen houden van Marten en
Wiebren laat de Minister de Koningin over
hen het schuldig uitspreken en betrekt hij
haar in zijn eigen misgrepen, maar door het
verkorten van hun straftgd en het vrijlaten
van Keimpe doet hg haar mede erkennen, dat
er iets moest worden gedaan om de agitatie
tot rust te brengen."
Het Volksdagblad is kalmer en schrijft
«De beslissing der regeering zal zeker alge
meen worden betreurd, daar wel haast algemeen
een voUedige gratie werd verwacht, vooral na
de audiëntie, aan de deputatie van het Lande-
ljjk Hogerhuis-comité verleend en na de af
wachtende houding der justitie ten aanzien
van de aanklacht tegen Ringia ingediend.
De regeering heeft ook ditmaal weer een
half besluit genomen. Zg heeft ook nu weer
kool en geit willen sparen.
Voor de moeder der Hogerhuizen moet de
gevallen beslissing al zeer bedroevend zjjn,
nu twee van hare zonen nog drie en vier jaren
in de gevangenis zullen moeten zuchten, en
haast niet minder groot zal de teleurstelling
zgn van die velen, die, stellig overtuigd zgnde
van de onschuld der veroordeelden, hun ijverig
pogen in het belang der drie broeders op deze
wjjze zien beloond.
Tot de kalmeering der gemoederen zal de
gevallen beslissing zeker niet bjjdragen."
Daartegenover Btelt Het Vaderland de vraag
of te verwachten was dat alleen tengevolge
der voortgezette agitatie verandering kon ko-