MIDDELBVRGSGHE COURANT.
y
N". 30.
I M6 Jaargang,
1001.
Dinsdag
5 Februari.
Ctnt nadere toelichting.
Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., ƒ2.-
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
Thermometer.
Middelburg 4 Febr. 8 u. vm. 34 gr. 12 u. 35 gr.
av.4u.38gr.F. Verw.zw.t.m.N.W.w.bew.mistger.t.i.t.
Agenten.
Te Ylissingen: C. N. J. de Yey Mestdagh; te
Goes: A. C. Boluït, firma Wed. de Jonge.
Advertentiën20 cent per regel. Geboorte-, dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel.
Groote letters naar de plaats, die zij innemen.
Tot de plaatsing van advertentiën en reclames, niet afkomstig uit Zeeland, betreffende
Handel, Nijverheid en Geldwezen, is uitsluitend gerechtigd het Algemeen Advertentie-Bureau
A. DB LA MAR Azii., N.Z. Voorburgwal 266, Amsterdam.
Middelburg 4 Februari.
De heer mr H. Ph. de Kanter heeft in een
ingezonden stuk in de N. R. Crt. nader de
bedoeling met zjjne opwekking tot de liberalen
om bijeen te bljjven toegelicht.
Hij herhaalt nog "eens dat er geen scheuring
mag ontstaan onder de geestverwanten die er 26
Januari in geslaagd zijn een verkiezingspro
gram tot stand te brengen met 1 voor
aan, dus de noodzakelijkheid van
grondwetsherziening, ten einde te komen tot
algemeen stemrecht voor mannen en vrouwen,
als vlag in top.
«De dadeljjk e bereikbaarheid
van dat einddoel doet niets ter zake", zoo achr jjft
hij verder. «Daaraan geloof ik evenmin als
mijn vriend De Boer van Zaandam; daaraan
gelooft niemand. Maar wie het program der
Liberale Unie onderteekent, verklaart alle
krachten te willen inspannen om dat doel,
als eisch van rechtvaardigheid
te bereiken, en daarvoor als eene nood-
zakelQkheid te jjveren.
Dat zoodanige regeling van het kiesrecht
eisch van rechtvaardigheid zou
zjjn, wordt door u (redactie der N. R. Crt.)
tegengesproken. Ik verlang er niet over te
twisten. Maar ik constateer dit principieel ver
schil van gevoelen, omdat ik geloof dat hiermee
de demarcatieljjn getrokken wordt tusschen de
twee afdeelingen der oude liberale partjj, die
meer en meer door het spraakgebruik worden
aangewezen als de conservatief- en
vooruitstrevend liberalen. In hst be
lang van eene meer gezonde party groepeering,
in het belang van den terugkeer tot die eenig
ware staatspartijende hervormingsgezinde
en conservatieve, met opruiming van het
verouderde clericaal en anticlericaal, reken ik
het trekken van zoodanige demarcatielijn
wenscheljjk. En het blijkt uit alles, dat het
zelfde verlangen in de clericale partijen sterk
doorbreekt en tot zijn recht gaat komen.
Wat bedoelde nu mjjn oproep N i e t
mannen, broeders, laat ons geen scheuring
maken in de Liberale Unieopdat wij straks
met liberalen van alle gading als ééne staats
party naar de stembus zullen optrekken
Volstrekt nietMaar wel dit: Vrienden van
de Liberale Unie, aangesloten kiesvereenigingen,
nu wij tot stand gebracht hebben een in veel
opzichten uitstekend verkiezingsprogram, nu
wjj daardoor een positie in den verkiezings
strijd hebben veroverd, die doet zien, dat wij
front maken tegen de sociaal democraten en
tegelijkertijd, dat wy de sociale hervormingen
krachtig willen voortzetten, te beginnen (zoo
mogelyk) niet definitieve regeling van het
kiesrecht, laten wy nu die positie niet gaan
opofferen door het kibbelen over een nesterij,
Voor dat program, voor de verovering van
die positie hebben gestemd de 44 en de
Aan hen allen riep ik toe B1 ij f t het bestuur
by aftreden, dan met wegwerpmg van den
twistappel uit vóór- en tegenstemmers ge
kozen, en van die gekozenen de vaderlands
lievende toewyding, om dit ons program den
kiezers aan te bieden als wegwijzer.
Wy achtten het onzen plicht deze nadere
toelichting van den heer De Kanter ook te
brengen onder de oogen van onze lezers.
De billijkheid brengt dit mee.
Zjj kunnen daaruit zien dat de beer De
Kan ter zeer na staat bij ons en by het bestuur
der Unie, veel nader zelfs dan wy na het
lezen van zjjn stuk in Het Vaderland, dachten.
Het trekken van de door hem gegeven
demarcatielijn komt ook ons wenscheljjk voor.
Maar daarvan zal een natuurljjk gevolg
moeten zyn eene scheiding, zooals velen wen-
schen en die de heer De Kan ter toch ook
tegenover tal van liberalen niet onnoodig
schynt te vinden.
Anders verkrygt men geen zuiveren toestand.
Eigenlyk gezegd, is het ons weer niet dui-
ljjk waarom de heer De Kanter niet conse
quent doorredeneert en zich beslist schaart
aan de zjjde van het bestuur der Liberale Unie.
Volgens zyn eerste stuk, blijkenB de aan
haling daaruit in ons vorig nouuner:
beaamt hjj ten volle dat nu geen wijziging
van het kiesrecht meer ondernomen kan en
mag worden dan na grondwetsherziening
gevoelt hij levendig dat die urgent is
meent hjj zooals hjj hiervoren schrjjft
dat de demarcatielijn tusschen concervatief-
en vooruitstrevende liberalen getrokken moet
worden bij de kwestie der noodzabelyk-
h e i d eener grondwetsherziening
te komen tot algemeen kiesrecht voor
mannen en vrouwenen
acht hy het trekken van die lijn noodzakeljjk.
Dit alles nu is precies wat het bestuur der
Unie ook heeft gezegd en gewild.
Er is dus tusschen hem en dat bestuur
volkomen eenstemmigheid op al die punten.
Alleen als nu dat bestuur er op staat door
de candidaten tegenover dat uitstekend her-
vormings programma klaren wijn te doen
schenkenals het bestuur wensebt dat men
den candidaten vraagt hoe zij daarover den
ken; of zij den grooten stap tot verbetering
niet te lang willen uitstellen of zy de door
mr De Kanter zei ven gewilde grondwetsher
ziening, evenals hij, urgent verklaren, dan
spreekt hjj van nesterjj.
Zie, dat is ons onverklaarbaai.
Zoo handelende, zou men mannen, die den
weg tot verbetering wenschen in te slaan
zoodra mogelyk, en hen die dit eerst b. v.
over twintig jaar verlangen, opnieuw by elkaar
brengen en weêr een allegaartje, een verza
meling van «liberalen van alle gading" krjjgen.
Het is ons niet duidelyk hoe de heer De
Kanter zjjne ontboezeming over dat, naar
by zelf zegt «uitstekend" Hervormingplan,
over de noodzakelijkheid van grondwetsher
ziening rymen kan met zijne bewering om
trent een nestery.
Zijne nadere toelichting heeft ons zijn stuk
in Het Vad. eer nog enverklaarbaarder dan
duidelijker gemaakt.
En wy betwjjfelen of zij, die zyn eerste opwek
king zoo hoog prezen en uitspeelden tegen het
Unie-bestuur en de 33 afgevaardigden ter
algemeene vergadering, die het steunden, wel
erg gesticht zullen zijn over die nadere op
heldering.
De houding van den heer De Kanter blijft
ons halfslachtig schjjnenen zijn schrjjven
doet ons denken aan het sparen van kool en
geit
De Waterweg van Dordrecht
naar zee.
Ook in de Eerste k a m e r is dit jaar,
bij de behandeling der begrooting voor water-
bovengenoemd, ook voor Zeeland
zoo belangrijk, vraagstuk ter sprake gebracht.
De bespreking werd ingeleid door den heer
Nebbens Sterling, lid der Kamer voor Zuid-
Holland.
Hij zeideMjjnheer de voorzitterIn de
Memorie van Antwoord by art. 33 Waterweg
van Dordrecht naar zee, leest men het volgende
»Den leden, die aandrongen op verbetering
van den Waterweg van Dordrecht naar zee,
zy het ondergeteekende vergund te doen op
merken, dat ook hy de wenscheljjkheid en
het nut dier verbetering beaamt, geljjk vol
doende bljjkon kan uit de vroeger gewisselde
stukken laatstelyk uit de Meinoriën van Ant
woord op de Voorloopige Verslagen der
Tweede Kamer van de Staten-Generaal nopens
hoofdstuk 1 7) en hoofdstuk IX (art. 33)
der ontwerp-Staatsbegrooting voor 1901. Het
ter hand nemen van de verbetering van den
Dordtschen Waterweg, hoe wenscheljjk op
zich zelf die ook moge worden geacht, moet,
blykens bedoelde stukken, wegens bezwaren
van financieclcn aard vooralsnog worden uit
gesteld."
Ik heb met belangstelling vooral het eerste
gedeelte van dat antwoord gelezen. Maar hoe
zeer- ik die bewoordingen op prjjs stel, ligt
het toch in den aard der zaak dat, wil men
eenigszins een uitkomst zien, men door het
laatste gedeelte van dat antwoord teleur
gesteld moet worden. Daaruit bljjkt toch dat,
hoezeer de Minister dan ook zelf erkent de
wenscheljjkheid van dat werk, het wegens
bezwaar van financieelen aard, vooralsnog
moet worden uitgesteld.
Een dergeljjk antwoord is niet voor bet
eerst ten aanzien van dit onderwerp ontvangen,
maar reeds herhaaldelijk vanwege den minis
ter van waterstaat gegeven. En nu zal men
toch moeten erkennen, dat met een zoo waar-
deerend antwoord, voor zoover de uitkomst
betreft, nog ontzaglyk weinig voor de zaak
zelve is verkregen. Ik zou dus den minister
in overweging willen geven om nogmaals de
zaak, die hier reeds zoo menigmaal besproken
is, en waarvan de wenscheljjkheid ook nu
weder erkend is, na te gaan, opdat zij niet
als 't ware ad Calendas Graecas worde uitge
steld, en wjj spoedig van den Minister zullen
mogen tegemoet zien een antwoord, waaruit
niet alleen waardeering blijkt, maar ook dit,
dat binnen een niet al te langen termijn aan
de uitvoering de hand zal worden geslagen.
De heer Rutgers van Rozenburg, volbloed
Amsterdammer, bezag de kwestie van een
geheel ander, naar wjj meenen, nieuw stand
punt. Hjj zeide Mynheer de voorzitter. De
rede, daareven door den heer Sterling gehou
den, noopt mij ook een woord te spreken over
dezelfde zaak. Doch vooraf moet ik hulde
brengen aan de wjjze, waarop die afgevaar
digde de zaak ter sprake bracht en welke
sterk afsteekt by den weg, tot nog toe door
anderen vaak bewandeld ter bereiking van
hetzelfde doelden weg van een beklag, een
soort van gejank over miskenning, en van
achterstelling van Dordrecht bjj andere haven
steden.
De weg, ingeslagen door dezen afgevaar
digde, is zeker veel meer geschikt om het
beoogde doel te bereiken dan die, zooeven
door mij gekenschetst en berustende op af
gunst en een soort van broodnyd.
De zaak van den waterweg van Dordrecht
is reeds meermalen ter sprake gebracht.
Zy wil eigenlyk zeggen verbetering van
het Hellegat'bewesten Willemstad. Maar tot
nu toe werd die verbetering te problematiek
geoordeeld, in de eerste plaats om den toestand
van den bodem, hoedanige er naar ik meen
slechts op een paar andere plaatsen in ons
land gevonden wordt, namely k in Zeeland
ten oosten van Bruinisse en aan de oostpunt
van Vlieland in Noord-Holland. Die bodem
bestaat tot groote diepte uit dryfzand dat,
wanneer men er eenig voorwerp of obstakel
op brengt, snel door den stroom wegspoelti
om op een ander oogenblik even snel weer
een diepte aan te vullen. Wanneer daar
een schip aan den grond raakt, is het
onherroepelijk weghet zinkt onregelmatig in
het drjjfzand, of dit schuurt er in het midden
of vóór of achter onder uit, zoodat het vaar
tuig doorbreekt. Wil men in zulk een bodem
kribben, .hoofden of dergelijke werken aan
leggen, deze zouden denzelfden weg opgaan
of zeer lastig te maken of te onderhouden
zyn. Dit behoefde ons echter nog niet te
weerhouden om de zaak te beproeven, want
wie niet waagt niet wint. Op éen ding in
deze te letten is intusschen zaak, to weten
dat het Hellegat niet alleen is de waterweg
van Dordrecht naar zee, maar ook is de water
weg van Antwerpen naar den Rijn.
Een kleine dertig jaar geleden hebben wjj
een grooten dienst aan Antwerpen bewezen
door den aanleg van het kanaal door Zuid-
Beveland, ter vervanging van den ellendigen
waterweg van het zoogenaamde land, d. w.
het verdronken land tusschen Bergen op Zoom
en fort Bath. Maar nog veel grooter dienst
zou zijn de verbetering van het Hellegat. Dan
kreeg Antwerpen, dat nu een betere spoor
wegverbinding met Duitsehland heeft dan
Rotterdam, een bjjna even goeden waterweg
als Rotterdam naar den Rjjn.
Nu zal men, en met zeker recht, zeggen
waarom zouden we, omdat tevens een buur
man er van voordeel trekt, een werk nalaten
waarvan wij zeiven kunnen profiteeren
Ik antwoorddat nalaten moeten wy niet,
als wjj maar zekerheid hebben van een goeden
uitslagdoch neen, zekerheid vraag ik niet,
en hebben wjj bjj zulke ondernemingen geen
recht te vragenmaar wel een goede kans
en of die hier bestaat acht ik zeer twijfel
achtig. Ik betwjjfel of Dordrecht, als de ver
dieping van het Hellegat gelukt, zyn oud
standpunt herwinnen zal, of ook maar tot een
belangrjjke haven weer opleven zal tusschen
Antwerpen en Rotterdam. Dat men daaraan
Dordt zelf gelooft, denk ik niet. Proble
matiek is de zaak in hooge mate, en in alle
opzichten. Problematiek of zy technisch uit-
vocrljjk is, en problematiek is het, of zy, uit
gevoerd en gelukt, de verlangde vruchten
dragen zal.
Het eenige wat vaststaat is, dat zy zeer
kostbaar zyn zal. Men moet er op rekenen
dat, wanneer aan het werk de geraamde mil-
lioenen verwerkt doch ontoereikend gebleken
zjjn, men, eenmaal in het schuitje, niet zal
kunnen nalaten er nog een geljjk getal mil-
lioenen, of misschien eenige malen hetzelfde
millioenenaantal in te steken. Bovendien wordt
het werk kostbaar in verband met de fortifi
catiën, die bjj het vervallen van den drempel
van het Hellegat, om den vijand te keeren,
gemaakt moeten worden.
Nu heeft men getracht te betoogen dat dit
van later zorg was, dat men maar moest be
ginnen met het Hellegat te verbeteren, en
later aan de forten ter verdediging kan denken.
Maar dan rekene men hierop, dat, is de
verbetering van het Hellegat eens een feit,
de oppositie tegen aanleg van de forten niet
zal uitbljjvenen ik acht het niet twijfel
achtig, of zy, die nu op onbescheiden voet op
de verbetering van den waterweg aandringen,
(de vorige spreker behoort tot dezulken niet)
in de voorste rij zullen staan der tegenstem
mers bij een voorstel tot het verleenen van
gelden voor den bouw van de forten, noodig
gemaakt door het met hun medewerking in
het leven geroepen nieuwe vaarwater.
Hier geldt vooral de gulden spreuk: laat
ons bezinnen eer wjj beginnen.
De heer Fransen van de Putte nam den
heer Rutgers over zjjne beweringen even d
faire.
Mjjnheer de voorzitter, zoo zeide hy, het
komt mjj voor dat de heer Rutgers van Rozen
burg wel een beetje ondankbaar is. Wjj, die
hier lang gezeten hebben en ons herinneren
alles wat er voorgevallen is met het kanaal
naar IJmuiden, gedurende tal van jaren onder
verschillende Ministeriën, weten hoe optimis
tisch die geachte spreker steeds was ten op
zichte van dat werktoen had hjj geen be
zwaar tegen steeds klimmende eischen aan de
schatkist voor dat werkzelfs niet tegen dure
forten, die voor 's lands rekening gebouwd
moeten worden, en daarom vind ik zjjn hou
ding ten opzichte van Dordiecht onbillyk en
onrechtvaardig.
Ik herinner er aan, dat er een Staatscom
missie ingesteld is geworden over verbetering
van een waterweg van Zee naar Dordrecht
en dat die in de eerste plaats heeft voorge
steld verbetering van de Oude Maas, als
waarmede Dordrecht zou geholpen zjjn. On
juist is het wat de geachte spreker zegt over
dat breken van schepen, tengevolge van het
drjjfzand. Uit eigen ervaring weet ik, dat in
het Hellegat wel eens schepen aan den grond
gezeten hebbende grond was er los en het
gaf oponthoud, maar gevaar was er niet aan
verbonden.
En wat Antwerpen betreft. Ik vrees die
concurrentie niet; waar wjj nu overspreken
is die vaart van Antwerpen naar den Rjjn
daarvoor is diepgang genoeg en is verbetering
van het Hellegat niet noodig. Het is dus niet
gerechtvaardigd dat, waar Dordrecht vraagt
om verbetering, zooals andere havensteden die
verkregen hebben, wy juist Dordrecht op die
manier zouden uitsluiten.
Ook de heer Van der Biesen mengde zich
het debat. Hy zeideMynheer de Voor
zitter Ik had geen plan mjj in deze beraad
slaging fce mengen, maar ik doe het, omdat
ik vind dat er alle reden is om Dordrecht te
helpen, als wij nagaan hoe tal van andere
plaatsen door 's lands gelden geholpen zijn
geworden, kleine en grootedenken wjj hier
bij maar alleen aan den Rotterdamschen
Waterweg, die nu nog ieder jaar bjjna 2 ton
aan onderhoud kost, aan Holland op zijn smalst,
het Merwedekanaal enz. enz. Men bestrjjdt
de uitgave voor Dordrecht mede op grond
van de concurrentie van Antwerpen.
Maar de heer Fransen van de Putte heeft
zeer te recht aangetoond dat dit bezwaar niet
geldt, daar Rynschepen nu reeds ongehinderd
met ongebroken last Dordrecht van uit Ant
werpen kunnen bereiken. Men schynt op
Dordrecht te willen toepassen de spreuk
Cartago esse delenda, Dordt moet vernietigd
worden. Daartegen kom ik op, Dordrecht, de
oude Gravenstad, heeft evengoed recht op
steun als andere plaafsen en als men er te
lang mede wacht om Dordrecht te helpen, dan
kan het gebeuren, dat de tjjd er voor verstreken
daar nu de handel hoe langer hoe meer
verloopt. Ik vind dat Dordrecht geholpen
moet wordendat acht ik een daad van
rechtvaardigheid en plicht.
Het antwoord van den Minister van Wa
terstaat, den heer Lely. kwam neer op het
geen hij herhaaldeljjk heeft gezegdde be
heerder der schatkist heeft bezwaar.
De minister dan zeide
Wat Dordrecht aangaat, mag ik al dadelyk
opmerken, dat de reden waarom het daar ge-
wenschte werk nog niet is voorgesteld, niet
die is welke de heer Rutgers van Rozenburg
daarvoor genoemd heeft. Ik ben het volko
men eens met den heer Fransen van de Putte,
dat in dezen de belangen van Antwerpen geen
beletsel mogen zjjn om Dordrecht te helpen.
Antwerpen heeft groot belang bij de Rijnvaart
en voor de Rjjnschepen, die het Hellegat moe
ten doorvaren is het natuurljjk in hooge mate
wenscheljjk, dat zy daar een goed vaarwater
vinden, maar de verbetering van het Hellegat
heeft toch niet zóó groote betéekenis voor
Antwerpen, dat daarin een reden zou kunnen
gevonden worden om niet te voldoen aan het
verlangen van Dordrecht. De eenige reden
waarom daaromtrent nog geen voorstel is ge
daan, is alleen van financieelen aard, zooals
reeds in de andere kamer is gezegd. Met d«
K
verbetering van het Hellegat toch moet ge
paard gaan het maken van een nieuw fort,
een vrjj kostbaar werk, met het oog op den vroe-
geren financieelen toestand had de Minister
van Financiën, zooals in de andere Kamer is
medegedeeld, bezwaar om thans tot het voor
stellen van dergel jjke werken over te gaan en
werd besloten deze voorloopig uit te stellen.
Ik hoop en vertrouw intusschen, dat dit niet
zal leiden tot afstel en, voor zooveel het in
mijn vermogen ligt, zal ik niet nalaten te
trachten dit vraagstuk weder aan de orde te
brengen.
HUWELIJK DER KONINGIN.
Naar de St. Crt mededeelt heeft H. M. de
Koningin Vrjjdag in plechtig gehoor ontvan
gen den buitengewonen gezant en gevolmach
tigd minister der Fransche Republiek bjj
Hoogstderzelver Hof, den heer Monbel, ter
overhandiging aan Hare Majesteit, ter gele
genheid der voltrekking van Hoogstderzelver
echtverbintenis, van een geschenk, bestaande
in een behangseltapyt, vervaardigd in de
Fransche nationale werkplaats der Gobelins,
alsmede van een brief van den President der
Fransche Republiek, houdende aanbieding van
dit geschenk.
Die beleefdheid moet o. i. zeer worden ge
waardeerd. Immers volgens de Fransche ge
woonte is een aanbieding deze niet een
officieele onderscheiding, geljjk als een ridder
orde, maar een persoonlyk huldebljjk, dat
Blechts zelden gegeven wordt en alleen als
het in werkelijken zin een nationaal huldeblijk
kan zyn.
Het doek is 3.40 M. hoog by een breedte
van 2.83 M. en stelt voor le roman du XVUISiècle.
Dageijjks komen ten paleize nog meer ge
schenken of huldebljjken in.
Zaterdag werd het geschenk bezorgd van
het damescomité uit den Nederlandschen adel.
Het bestaat uit een kostbaren verguld massief
zilveren toiletspiegel en een juweelen arm
band met smaragd medaillon in étui. Er is
een album met calligrafische opdracht bij
gevoegd.
Namens de Nederlandsche kolonie te
Pinang werd aan de Koningin door den mini
ster van buitenlandsche zaken aangeboden een
groot tegel8tuk inljjst, voorstellende een ge
zicht op het eiland Pinang en vervaardigd
op de fabriek Rozenburg.
Door vrouwen en meisjeB van 's Gravenhage
en Scheveningen werd aan Koningin Wilhel-
mina aangeboden de beeltenis harer moeder,
in marmer gebeiteld door Pier Pander, be
nevens uit den glanstjjd der Oud-Nederland-
sche kunstnyverheid, een tafel en schrjjn, met
een stel van blauw Delftsch aardewerk, door
Jan Harlees vervaardigd.
Een aardige hulde brachten twee blonde
kindertjes, dochters van een Hagenaar, die
ten Paleize aanboden een mandje met twee
blanke witte duifjes, de'halsjes versierd met
zjjden oranjelint en elk een oranjeappeltje in
het bekje.
Pensioneering i
Naar aanleiding van een adres van het be
stuur der Ned. Vereeniging voor gemeentebelangen
waarbjj aan den Minister van Binnenlandsche
Zaken is verzocht de gemeentebesturen te wil
len uitnoodigen de, in overleg met een deskun
dige op te stellen vragen te beantwoorden,
die den grondslag moeten vormen voor het
oordeel of en in hoeverre pensioneering van
gemeente-ambtenaren mogelyk is, heeft de
Minister zich bereid verklaard zyn medewerking
tot het instellen van het voorgenomen onder
zoek te verleenen en mitsdien aan de Ged-
Staten van de onderscheidene provinciën ver
zocht: lo. hem te willen opgeven hoeveel
ambtenaren (werklieden hieronder begrepen)
elke gemeente in vasten dienst heeften
2o. de gemeentebesturen uit te noodigen de
vragenlijsten, welke hun rechtstreeks door het
bestuur der vereeniging zullèn worden toege
zonden voor den burgemeester en ieder der
ambtenaren (werklieden hieronder begrepen)
in vasten dienst der gemeente zijnde, zoo vol
ledig mogelyk in te vullen in verband met
den toestand op 1 Mei en ze vóór I Juni
rechtstreeks aan dat bestuur (adresden beer
A. De Yulder van Noorden, te Middel
burg, secretaris) te doen toekomen.
BENOEMEN «EN ENZ.
Bjj kon. besluit
is, aan den onderdirecteur der telegraphie
H. J. van Vianen, op zijn verzoek, eervol ont
slag uit 's Rjjks dienst verleend
is benoemd tot ridder in de orde van
Oranje-Nassau. de boekhouder tevens kassier,
bij bet vendukantoor te Samarang, Pb.
Brandon.
In de laatste helft van April a. s. zal een
vergelykend onderzoek plaats hebben van
adspiranten voor de betrekking van klerk der