MIDDELBVRGSGHE COURANT. y N". 30. I M6 Jaargang, 1001. Dinsdag 5 Februari. Ctnt nadere toelichting. Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., ƒ2.- Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. Thermometer. Middelburg 4 Febr. 8 u. vm. 34 gr. 12 u. 35 gr. av.4u.38gr.F. Verw.zw.t.m.N.W.w.bew.mistger.t.i.t. Agenten. Te Ylissingen: C. N. J. de Yey Mestdagh; te Goes: A. C. Boluït, firma Wed. de Jonge. Advertentiën20 cent per regel. Geboorte-, dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel. Groote letters naar de plaats, die zij innemen. Tot de plaatsing van advertentiën en reclames, niet afkomstig uit Zeeland, betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, is uitsluitend gerechtigd het Algemeen Advertentie-Bureau A. DB LA MAR Azii., N.Z. Voorburgwal 266, Amsterdam. Middelburg 4 Februari. De heer mr H. Ph. de Kanter heeft in een ingezonden stuk in de N. R. Crt. nader de bedoeling met zjjne opwekking tot de liberalen om bijeen te bljjven toegelicht. Hij herhaalt nog "eens dat er geen scheuring mag ontstaan onder de geestverwanten die er 26 Januari in geslaagd zijn een verkiezingspro gram tot stand te brengen met 1 voor aan, dus de noodzakelijkheid van grondwetsherziening, ten einde te komen tot algemeen stemrecht voor mannen en vrouwen, als vlag in top. «De dadeljjk e bereikbaarheid van dat einddoel doet niets ter zake", zoo achr jjft hij verder. «Daaraan geloof ik evenmin als mijn vriend De Boer van Zaandam; daaraan gelooft niemand. Maar wie het program der Liberale Unie onderteekent, verklaart alle krachten te willen inspannen om dat doel, als eisch van rechtvaardigheid te bereiken, en daarvoor als eene nood- zakelQkheid te jjveren. Dat zoodanige regeling van het kiesrecht eisch van rechtvaardigheid zou zjjn, wordt door u (redactie der N. R. Crt.) tegengesproken. Ik verlang er niet over te twisten. Maar ik constateer dit principieel ver schil van gevoelen, omdat ik geloof dat hiermee de demarcatieljjn getrokken wordt tusschen de twee afdeelingen der oude liberale partjj, die meer en meer door het spraakgebruik worden aangewezen als de conservatief- en vooruitstrevend liberalen. In hst be lang van eene meer gezonde party groepeering, in het belang van den terugkeer tot die eenig ware staatspartijende hervormingsgezinde en conservatieve, met opruiming van het verouderde clericaal en anticlericaal, reken ik het trekken van zoodanige demarcatielijn wenscheljjk. En het blijkt uit alles, dat het zelfde verlangen in de clericale partijen sterk doorbreekt en tot zijn recht gaat komen. Wat bedoelde nu mjjn oproep N i e t mannen, broeders, laat ons geen scheuring maken in de Liberale Unieopdat wij straks met liberalen van alle gading als ééne staats party naar de stembus zullen optrekken Volstrekt nietMaar wel dit: Vrienden van de Liberale Unie, aangesloten kiesvereenigingen, nu wij tot stand gebracht hebben een in veel opzichten uitstekend verkiezingsprogram, nu wjj daardoor een positie in den verkiezings strijd hebben veroverd, die doet zien, dat wij front maken tegen de sociaal democraten en tegelijkertijd, dat wy de sociale hervormingen krachtig willen voortzetten, te beginnen (zoo mogelyk) niet definitieve regeling van het kiesrecht, laten wy nu die positie niet gaan opofferen door het kibbelen over een nesterij, Voor dat program, voor de verovering van die positie hebben gestemd de 44 en de Aan hen allen riep ik toe B1 ij f t het bestuur by aftreden, dan met wegwerpmg van den twistappel uit vóór- en tegenstemmers ge kozen, en van die gekozenen de vaderlands lievende toewyding, om dit ons program den kiezers aan te bieden als wegwijzer. Wy achtten het onzen plicht deze nadere toelichting van den heer De Kanter ook te brengen onder de oogen van onze lezers. De billijkheid brengt dit mee. Zjj kunnen daaruit zien dat de beer De Kan ter zeer na staat bij ons en by het bestuur der Unie, veel nader zelfs dan wy na het lezen van zjjn stuk in Het Vaderland, dachten. Het trekken van de door hem gegeven demarcatielijn komt ook ons wenscheljjk voor. Maar daarvan zal een natuurljjk gevolg moeten zyn eene scheiding, zooals velen wen- schen en die de heer De Kan ter toch ook tegenover tal van liberalen niet onnoodig schynt te vinden. Anders verkrygt men geen zuiveren toestand. Eigenlyk gezegd, is het ons weer niet dui- ljjk waarom de heer De Kanter niet conse quent doorredeneert en zich beslist schaart aan de zjjde van het bestuur der Liberale Unie. Volgens zyn eerste stuk, blijkenB de aan haling daaruit in ons vorig nouuner: beaamt hjj ten volle dat nu geen wijziging van het kiesrecht meer ondernomen kan en mag worden dan na grondwetsherziening gevoelt hij levendig dat die urgent is meent hjj zooals hjj hiervoren schrjjft dat de demarcatielijn tusschen concervatief- en vooruitstrevende liberalen getrokken moet worden bij de kwestie der noodzabelyk- h e i d eener grondwetsherziening te komen tot algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwenen acht hy het trekken van die lijn noodzakeljjk. Dit alles nu is precies wat het bestuur der Unie ook heeft gezegd en gewild. Er is dus tusschen hem en dat bestuur volkomen eenstemmigheid op al die punten. Alleen als nu dat bestuur er op staat door de candidaten tegenover dat uitstekend her- vormings programma klaren wijn te doen schenkenals het bestuur wensebt dat men den candidaten vraagt hoe zij daarover den ken; of zij den grooten stap tot verbetering niet te lang willen uitstellen of zy de door mr De Kanter zei ven gewilde grondwetsher ziening, evenals hij, urgent verklaren, dan spreekt hjj van nesterjj. Zie, dat is ons onverklaarbaai. Zoo handelende, zou men mannen, die den weg tot verbetering wenschen in te slaan zoodra mogelyk, en hen die dit eerst b. v. over twintig jaar verlangen, opnieuw by elkaar brengen en weêr een allegaartje, een verza meling van «liberalen van alle gading" krjjgen. Het is ons niet duidelyk hoe de heer De Kanter zjjne ontboezeming over dat, naar by zelf zegt «uitstekend" Hervormingplan, over de noodzakelijkheid van grondwetsher ziening rymen kan met zijne bewering om trent een nestery. Zijne nadere toelichting heeft ons zijn stuk in Het Vad. eer nog enverklaarbaarder dan duidelijker gemaakt. En wy betwjjfelen of zij, die zyn eerste opwek king zoo hoog prezen en uitspeelden tegen het Unie-bestuur en de 33 afgevaardigden ter algemeene vergadering, die het steunden, wel erg gesticht zullen zijn over die nadere op heldering. De houding van den heer De Kanter blijft ons halfslachtig schjjnenen zijn schrjjven doet ons denken aan het sparen van kool en geit De Waterweg van Dordrecht naar zee. Ook in de Eerste k a m e r is dit jaar, bij de behandeling der begrooting voor water- bovengenoemd, ook voor Zeeland zoo belangrijk, vraagstuk ter sprake gebracht. De bespreking werd ingeleid door den heer Nebbens Sterling, lid der Kamer voor Zuid- Holland. Hij zeideMjjnheer de voorzitterIn de Memorie van Antwoord by art. 33 Waterweg van Dordrecht naar zee, leest men het volgende »Den leden, die aandrongen op verbetering van den Waterweg van Dordrecht naar zee, zy het ondergeteekende vergund te doen op merken, dat ook hy de wenscheljjkheid en het nut dier verbetering beaamt, geljjk vol doende bljjkon kan uit de vroeger gewisselde stukken laatstelyk uit de Meinoriën van Ant woord op de Voorloopige Verslagen der Tweede Kamer van de Staten-Generaal nopens hoofdstuk 1 7) en hoofdstuk IX (art. 33) der ontwerp-Staatsbegrooting voor 1901. Het ter hand nemen van de verbetering van den Dordtschen Waterweg, hoe wenscheljjk op zich zelf die ook moge worden geacht, moet, blykens bedoelde stukken, wegens bezwaren van financieclcn aard vooralsnog worden uit gesteld." Ik heb met belangstelling vooral het eerste gedeelte van dat antwoord gelezen. Maar hoe zeer- ik die bewoordingen op prjjs stel, ligt het toch in den aard der zaak dat, wil men eenigszins een uitkomst zien, men door het laatste gedeelte van dat antwoord teleur gesteld moet worden. Daaruit bljjkt toch dat, hoezeer de Minister dan ook zelf erkent de wenscheljjkheid van dat werk, het wegens bezwaar van financieelen aard, vooralsnog moet worden uitgesteld. Een dergeljjk antwoord is niet voor bet eerst ten aanzien van dit onderwerp ontvangen, maar reeds herhaaldelijk vanwege den minis ter van waterstaat gegeven. En nu zal men toch moeten erkennen, dat met een zoo waar- deerend antwoord, voor zoover de uitkomst betreft, nog ontzaglyk weinig voor de zaak zelve is verkregen. Ik zou dus den minister in overweging willen geven om nogmaals de zaak, die hier reeds zoo menigmaal besproken is, en waarvan de wenscheljjkheid ook nu weder erkend is, na te gaan, opdat zij niet als 't ware ad Calendas Graecas worde uitge steld, en wjj spoedig van den Minister zullen mogen tegemoet zien een antwoord, waaruit niet alleen waardeering blijkt, maar ook dit, dat binnen een niet al te langen termijn aan de uitvoering de hand zal worden geslagen. De heer Rutgers van Rozenburg, volbloed Amsterdammer, bezag de kwestie van een geheel ander, naar wjj meenen, nieuw stand punt. Hjj zeide Mynheer de voorzitter. De rede, daareven door den heer Sterling gehou den, noopt mij ook een woord te spreken over dezelfde zaak. Doch vooraf moet ik hulde brengen aan de wjjze, waarop die afgevaar digde de zaak ter sprake bracht en welke sterk afsteekt by den weg, tot nog toe door anderen vaak bewandeld ter bereiking van hetzelfde doelden weg van een beklag, een soort van gejank over miskenning, en van achterstelling van Dordrecht bjj andere haven steden. De weg, ingeslagen door dezen afgevaar digde, is zeker veel meer geschikt om het beoogde doel te bereiken dan die, zooeven door mij gekenschetst en berustende op af gunst en een soort van broodnyd. De zaak van den waterweg van Dordrecht is reeds meermalen ter sprake gebracht. Zy wil eigenlyk zeggen verbetering van het Hellegat'bewesten Willemstad. Maar tot nu toe werd die verbetering te problematiek geoordeeld, in de eerste plaats om den toestand van den bodem, hoedanige er naar ik meen slechts op een paar andere plaatsen in ons land gevonden wordt, namely k in Zeeland ten oosten van Bruinisse en aan de oostpunt van Vlieland in Noord-Holland. Die bodem bestaat tot groote diepte uit dryfzand dat, wanneer men er eenig voorwerp of obstakel op brengt, snel door den stroom wegspoelti om op een ander oogenblik even snel weer een diepte aan te vullen. Wanneer daar een schip aan den grond raakt, is het onherroepelijk weghet zinkt onregelmatig in het drjjfzand, of dit schuurt er in het midden of vóór of achter onder uit, zoodat het vaar tuig doorbreekt. Wil men in zulk een bodem kribben, .hoofden of dergelijke werken aan leggen, deze zouden denzelfden weg opgaan of zeer lastig te maken of te onderhouden zyn. Dit behoefde ons echter nog niet te weerhouden om de zaak te beproeven, want wie niet waagt niet wint. Op éen ding in deze te letten is intusschen zaak, to weten dat het Hellegat niet alleen is de waterweg van Dordrecht naar zee, maar ook is de water weg van Antwerpen naar den Rijn. Een kleine dertig jaar geleden hebben wjj een grooten dienst aan Antwerpen bewezen door den aanleg van het kanaal door Zuid- Beveland, ter vervanging van den ellendigen waterweg van het zoogenaamde land, d. w. het verdronken land tusschen Bergen op Zoom en fort Bath. Maar nog veel grooter dienst zou zijn de verbetering van het Hellegat. Dan kreeg Antwerpen, dat nu een betere spoor wegverbinding met Duitsehland heeft dan Rotterdam, een bjjna even goeden waterweg als Rotterdam naar den Rjjn. Nu zal men, en met zeker recht, zeggen waarom zouden we, omdat tevens een buur man er van voordeel trekt, een werk nalaten waarvan wij zeiven kunnen profiteeren Ik antwoorddat nalaten moeten wy niet, als wjj maar zekerheid hebben van een goeden uitslagdoch neen, zekerheid vraag ik niet, en hebben wjj bjj zulke ondernemingen geen recht te vragenmaar wel een goede kans en of die hier bestaat acht ik zeer twijfel achtig. Ik betwjjfel of Dordrecht, als de ver dieping van het Hellegat gelukt, zyn oud standpunt herwinnen zal, of ook maar tot een belangrjjke haven weer opleven zal tusschen Antwerpen en Rotterdam. Dat men daaraan Dordt zelf gelooft, denk ik niet. Proble matiek is de zaak in hooge mate, en in alle opzichten. Problematiek of zy technisch uit- vocrljjk is, en problematiek is het, of zy, uit gevoerd en gelukt, de verlangde vruchten dragen zal. Het eenige wat vaststaat is, dat zy zeer kostbaar zyn zal. Men moet er op rekenen dat, wanneer aan het werk de geraamde mil- lioenen verwerkt doch ontoereikend gebleken zjjn, men, eenmaal in het schuitje, niet zal kunnen nalaten er nog een geljjk getal mil- lioenen, of misschien eenige malen hetzelfde millioenenaantal in te steken. Bovendien wordt het werk kostbaar in verband met de fortifi catiën, die bjj het vervallen van den drempel van het Hellegat, om den vijand te keeren, gemaakt moeten worden. Nu heeft men getracht te betoogen dat dit van later zorg was, dat men maar moest be ginnen met het Hellegat te verbeteren, en later aan de forten ter verdediging kan denken. Maar dan rekene men hierop, dat, is de verbetering van het Hellegat eens een feit, de oppositie tegen aanleg van de forten niet zal uitbljjvenen ik acht het niet twijfel achtig, of zy, die nu op onbescheiden voet op de verbetering van den waterweg aandringen, (de vorige spreker behoort tot dezulken niet) in de voorste rij zullen staan der tegenstem mers bij een voorstel tot het verleenen van gelden voor den bouw van de forten, noodig gemaakt door het met hun medewerking in het leven geroepen nieuwe vaarwater. Hier geldt vooral de gulden spreuk: laat ons bezinnen eer wjj beginnen. De heer Fransen van de Putte nam den heer Rutgers over zjjne beweringen even d faire. Mjjnheer de voorzitter, zoo zeide hy, het komt mjj voor dat de heer Rutgers van Rozen burg wel een beetje ondankbaar is. Wjj, die hier lang gezeten hebben en ons herinneren alles wat er voorgevallen is met het kanaal naar IJmuiden, gedurende tal van jaren onder verschillende Ministeriën, weten hoe optimis tisch die geachte spreker steeds was ten op zichte van dat werktoen had hjj geen be zwaar tegen steeds klimmende eischen aan de schatkist voor dat werkzelfs niet tegen dure forten, die voor 's lands rekening gebouwd moeten worden, en daarom vind ik zjjn hou ding ten opzichte van Dordiecht onbillyk en onrechtvaardig. Ik herinner er aan, dat er een Staatscom missie ingesteld is geworden over verbetering van een waterweg van Zee naar Dordrecht en dat die in de eerste plaats heeft voorge steld verbetering van de Oude Maas, als waarmede Dordrecht zou geholpen zjjn. On juist is het wat de geachte spreker zegt over dat breken van schepen, tengevolge van het drjjfzand. Uit eigen ervaring weet ik, dat in het Hellegat wel eens schepen aan den grond gezeten hebbende grond was er los en het gaf oponthoud, maar gevaar was er niet aan verbonden. En wat Antwerpen betreft. Ik vrees die concurrentie niet; waar wjj nu overspreken is die vaart van Antwerpen naar den Rjjn daarvoor is diepgang genoeg en is verbetering van het Hellegat niet noodig. Het is dus niet gerechtvaardigd dat, waar Dordrecht vraagt om verbetering, zooals andere havensteden die verkregen hebben, wy juist Dordrecht op die manier zouden uitsluiten. Ook de heer Van der Biesen mengde zich het debat. Hy zeideMynheer de Voor zitter Ik had geen plan mjj in deze beraad slaging fce mengen, maar ik doe het, omdat ik vind dat er alle reden is om Dordrecht te helpen, als wij nagaan hoe tal van andere plaatsen door 's lands gelden geholpen zijn geworden, kleine en grootedenken wjj hier bij maar alleen aan den Rotterdamschen Waterweg, die nu nog ieder jaar bjjna 2 ton aan onderhoud kost, aan Holland op zijn smalst, het Merwedekanaal enz. enz. Men bestrjjdt de uitgave voor Dordrecht mede op grond van de concurrentie van Antwerpen. Maar de heer Fransen van de Putte heeft zeer te recht aangetoond dat dit bezwaar niet geldt, daar Rynschepen nu reeds ongehinderd met ongebroken last Dordrecht van uit Ant werpen kunnen bereiken. Men schynt op Dordrecht te willen toepassen de spreuk Cartago esse delenda, Dordt moet vernietigd worden. Daartegen kom ik op, Dordrecht, de oude Gravenstad, heeft evengoed recht op steun als andere plaafsen en als men er te lang mede wacht om Dordrecht te helpen, dan kan het gebeuren, dat de tjjd er voor verstreken daar nu de handel hoe langer hoe meer verloopt. Ik vind dat Dordrecht geholpen moet wordendat acht ik een daad van rechtvaardigheid en plicht. Het antwoord van den Minister van Wa terstaat, den heer Lely. kwam neer op het geen hij herhaaldeljjk heeft gezegdde be heerder der schatkist heeft bezwaar. De minister dan zeide Wat Dordrecht aangaat, mag ik al dadelyk opmerken, dat de reden waarom het daar ge- wenschte werk nog niet is voorgesteld, niet die is welke de heer Rutgers van Rozenburg daarvoor genoemd heeft. Ik ben het volko men eens met den heer Fransen van de Putte, dat in dezen de belangen van Antwerpen geen beletsel mogen zjjn om Dordrecht te helpen. Antwerpen heeft groot belang bij de Rijnvaart en voor de Rjjnschepen, die het Hellegat moe ten doorvaren is het natuurljjk in hooge mate wenscheljjk, dat zy daar een goed vaarwater vinden, maar de verbetering van het Hellegat heeft toch niet zóó groote betéekenis voor Antwerpen, dat daarin een reden zou kunnen gevonden worden om niet te voldoen aan het verlangen van Dordrecht. De eenige reden waarom daaromtrent nog geen voorstel is ge daan, is alleen van financieelen aard, zooals reeds in de andere kamer is gezegd. Met d« K verbetering van het Hellegat toch moet ge paard gaan het maken van een nieuw fort, een vrjj kostbaar werk, met het oog op den vroe- geren financieelen toestand had de Minister van Financiën, zooals in de andere Kamer is medegedeeld, bezwaar om thans tot het voor stellen van dergel jjke werken over te gaan en werd besloten deze voorloopig uit te stellen. Ik hoop en vertrouw intusschen, dat dit niet zal leiden tot afstel en, voor zooveel het in mijn vermogen ligt, zal ik niet nalaten te trachten dit vraagstuk weder aan de orde te brengen. HUWELIJK DER KONINGIN. Naar de St. Crt mededeelt heeft H. M. de Koningin Vrjjdag in plechtig gehoor ontvan gen den buitengewonen gezant en gevolmach tigd minister der Fransche Republiek bjj Hoogstderzelver Hof, den heer Monbel, ter overhandiging aan Hare Majesteit, ter gele genheid der voltrekking van Hoogstderzelver echtverbintenis, van een geschenk, bestaande in een behangseltapyt, vervaardigd in de Fransche nationale werkplaats der Gobelins, alsmede van een brief van den President der Fransche Republiek, houdende aanbieding van dit geschenk. Die beleefdheid moet o. i. zeer worden ge waardeerd. Immers volgens de Fransche ge woonte is een aanbieding deze niet een officieele onderscheiding, geljjk als een ridder orde, maar een persoonlyk huldebljjk, dat Blechts zelden gegeven wordt en alleen als het in werkelijken zin een nationaal huldeblijk kan zyn. Het doek is 3.40 M. hoog by een breedte van 2.83 M. en stelt voor le roman du XVUISiècle. Dageijjks komen ten paleize nog meer ge schenken of huldebljjken in. Zaterdag werd het geschenk bezorgd van het damescomité uit den Nederlandschen adel. Het bestaat uit een kostbaren verguld massief zilveren toiletspiegel en een juweelen arm band met smaragd medaillon in étui. Er is een album met calligrafische opdracht bij gevoegd. Namens de Nederlandsche kolonie te Pinang werd aan de Koningin door den mini ster van buitenlandsche zaken aangeboden een groot tegel8tuk inljjst, voorstellende een ge zicht op het eiland Pinang en vervaardigd op de fabriek Rozenburg. Door vrouwen en meisjeB van 's Gravenhage en Scheveningen werd aan Koningin Wilhel- mina aangeboden de beeltenis harer moeder, in marmer gebeiteld door Pier Pander, be nevens uit den glanstjjd der Oud-Nederland- sche kunstnyverheid, een tafel en schrjjn, met een stel van blauw Delftsch aardewerk, door Jan Harlees vervaardigd. Een aardige hulde brachten twee blonde kindertjes, dochters van een Hagenaar, die ten Paleize aanboden een mandje met twee blanke witte duifjes, de'halsjes versierd met zjjden oranjelint en elk een oranjeappeltje in het bekje. Pensioneering i Naar aanleiding van een adres van het be stuur der Ned. Vereeniging voor gemeentebelangen waarbjj aan den Minister van Binnenlandsche Zaken is verzocht de gemeentebesturen te wil len uitnoodigen de, in overleg met een deskun dige op te stellen vragen te beantwoorden, die den grondslag moeten vormen voor het oordeel of en in hoeverre pensioneering van gemeente-ambtenaren mogelyk is, heeft de Minister zich bereid verklaard zyn medewerking tot het instellen van het voorgenomen onder zoek te verleenen en mitsdien aan de Ged- Staten van de onderscheidene provinciën ver zocht: lo. hem te willen opgeven hoeveel ambtenaren (werklieden hieronder begrepen) elke gemeente in vasten dienst heeften 2o. de gemeentebesturen uit te noodigen de vragenlijsten, welke hun rechtstreeks door het bestuur der vereeniging zullèn worden toege zonden voor den burgemeester en ieder der ambtenaren (werklieden hieronder begrepen) in vasten dienst der gemeente zijnde, zoo vol ledig mogelyk in te vullen in verband met den toestand op 1 Mei en ze vóór I Juni rechtstreeks aan dat bestuur (adresden beer A. De Yulder van Noorden, te Middel burg, secretaris) te doen toekomen. BENOEMEN «EN ENZ. Bjj kon. besluit is, aan den onderdirecteur der telegraphie H. J. van Vianen, op zijn verzoek, eervol ont slag uit 's Rjjks dienst verleend is benoemd tot ridder in de orde van Oranje-Nassau. de boekhouder tevens kassier, bij bet vendukantoor te Samarang, Pb. Brandon. In de laatste helft van April a. s. zal een vergelykend onderzoek plaats hebben van adspiranten voor de betrekking van klerk der

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1901 | | pagina 1