BIJVOEGSEL
1IDDËLBIIRGSCHE
144a Jaargang.
1901.
Dinsdag I Januari.
FEUILLETON.
Ket geheim van het ijsveld.
N°. 1.
VAN D E
Middelburg 31 December.
TOENEMENDE OM1ESOHHËID.
Indien iets pleit tegen het denkbeeld om
den aanstaanden gemaal der Koningin terstond
een apanage toe te kennen, dan is het wel de
armoede van de argumenten der voorstanders.
Men voert allerlei motieven aan, die niet an
ders zjjn dan frases of een totaal gebrek aan
kiesckheid verraden. Men spreekt van offers
die de hertog brengt door zich aan zijn gezin
en aan het land zijner gemalin te wijden
men spreekt van bijzondere verplichtingen
voor het ophouden van het aanzien der mo
narchie naar buiten.
Maar wat wij nergens vinden, het is een
duidelijke uiteenzetting, dat de gemaal der
Koningin andere offers heeft te brengen dan
de gemalin van een koning; dat de gemaal
eener koningin hooger en kostbaarder ver
plichtingen heeft te vervullen dan de gemalin
eens konings.
En wij vinden evenmin een spoor van bewijs
voor de voorstelling, alsof het koninklijk echt
paar niet als vroeger een eenheid zou zjjn.
Zoo b.v. De Nederlander:
«Om zich te kunnen wjjden aan het gezin
waarvan hjj het hoofd wordt, en aan het land
waarover zjjn gemalin regeert, moet hij zich
inleven in onze toestanden, en zich verbonden
voelen aan ons volk.
Maar dan moet ook dat volk zich binden
aan hem, en hem ontvangen als dengene voor
wien hjj zich uitgeeft: Nederlander en inge
zetene".
Op zich zelf zeer juist, maar hetzelfde geldt
voor des konings gemalin. En zelfs in
jaren van 1884—1890 toen Koningin Emrna,-
doorhet haar wachtende regentschap, zedelijk
verplicht werd zich bijzonder op de hoogte te
stellen van ons volk, en beter dan iemand in
te leven met onze toestanden, is niemand op
het denkbeeld gekomen, dat wjj door een
jaargeld de Koningin aan ons moesten binden.
Niemand zou zeker geaarzeld hebben zulk
een denkbeeld in hooge mate onkiesch
noemen.
Op het onkiesche van het argument, dat de
hertog door een toelage uit 's Rijks ka
staat moet worden gesteld nuttige instellingen
te steunen, wezen wjj reeds vroeger. Het Vad.
staat in deze geheel aan onze zijde en merkt
op«Onkiescher berekening is nauwelijks denk
baar. Hoe zouden de gaven van den Hertog
kaar waarde verliezen en hoe zou het publiek
als uitgelokt worden ze na te rekenen, om, als
het bedrag niet meeviel, het verwijt te
doen hooren, dat de toelegging van een inko
men uit de schatkist een verkeerde speculatie
was geweest!"
Alleen het Dagblad geeft een argument, dat
L Uit het Fratisck.
VAN
PAUL HER V IE N.
I.
Het geheimzinnige verdwjjnen van den heer
Rudolf Sfchuchman uit Frankfort had groote
opschudding teweeg gebracht te Grindelwald,
waar de bankier zeer gunstig hekend was om
zijn dapperheid en zjjn rijkdom.
Gedurende de drie jaar, waarin hjj gewoon
was de maand Juli in het pension de Groote
Monnik door te brengen, had men,zich zelfe
aangewend, hem gemeenzaam den heer Schuch
te noemen.
Onder de bevolking, die verspreid woont,
tusschen de twee Scheidecks, hielden sommi
gen vol dat er een misdaad gepleegd was
de anderen geloofden nog aan een ongeluk.
Den 9en Aug. 1809, den dag van het ver
hoor, was er dus een groote menigte bjjeen-
gekomen op het plein voor het gemeentehuis.
Het gilde der gidsen werd in de gehoorzaal
gelaten en die jonge, krachtige mannen, ge
rijpt '„in den dagelijkschen strijd, nainen piaats
op de hun aangewezen banken en bleven niet
ontbloots hoofden, onbewegeljjk zittten. Hun
iets zou kunnen beteekenen, en zegt dat de
hertog door zijn naturalisatie als Nederlander
alle eventueele aanspraken op den troon in
zijn land opgeeft.
Zeer zeker. Er bestaan zeer ver wjj derde
aanspraken, die de hertog voor zijn persoon
zal moeten opofferen. Maar wie heeft nu het
recht die opoffering te karakteriseeren als een
opoffering aan ons land?
Moet er dan geen ruimte gelaten worden
voor de opvatting dat de hertog offers brengt
met het oog op het hem wachtende geluk in
huiseljjken kring?
Moet ook geen ruimte worden gelaten voor
de opvatting, dat de hertog zjjn verwijderde
persoonljjke aanspraken in Mecklenburg bljj"
moedig opoffert aan de zekerheid, dat zjjn ge
slacht de Kroon der Nederlanden krijgt?
Maar laten wij voor een oogenhlik aanne
men, dat wel offers aan ons land en volk
moeten worden gebracht, zou de waardeering
dier offers dan moeten bljjken uit een gelde
lijke vergoeding
En toch moet volgens het Dagblad in de
toekenning eener apanage het bewijs liggen
dat de volksvertegenwoordiging die offers
waardeert.
Zij kan door een daad doen blijken, dat de
aloude band tusschen Nederland en Oranje
niet maar een holle feestklank of een beleefd
heidsbetuiging is, doch wel degeljjk in het
hart der natie wortelt en weerklank vindt.
Een geldeljjke uitkeering moet dus het bewijs
zijn dat de aloude hand tusschen Nederland
en Oranje in het hart 'der natie wortelt en
weerklank vindt!
Waar
ten beste gegeven door hen, die allerlei ideeën
opperen, welke tegen de bepalingen der Grondwet
indruisehen, is het toch zeker niet te verwon
deren dat de tegenstanders ze bestrjjden, hoe
gaarne zij over dit teere onderwerp het stil
zwijgen bewaarden,
Of verder zjj, die deze kwestie hebben opge
worpen, daarmee het koningschap in het alge
meen en den Hertog in het bijzonder een
dienst hebben bewezen, zullen wij maar in
het midden laten.
NEDERLAND IN
Tot de gewichtigste gebeurtenissen in het
afgeloopen jaar in ons land behoorde wel de
verloving van onze Koningin met Hertog Hen-
prik van Mecklenburg Schwerin en de aanne
ming van de ongevallenwet en de wet op den
leerplicht.
CHRISTELIJK DOODEN
Een waardig slot heeft de redactie van de
Times weten te vinden voor een artikel ter
gelegenheid van het Kerstfeest.
Dit artikel, waarin op de gewone vernuftige
wjjze het Boerenvolk aansprakelijk wordt ge
steld voor den bloedigen oorlog in Zuid-Afrika,
eindigt met dezen piraniidalen zin
Wij hebben elkaar gedood; zooals christe
nen elkander behooren te dooden
Na al hetgeen reeds gezegd is over de »be-
inwendige ontroering bleek alleen uit de be
wegelijkheid hunner vingers, waardoor de
hoeden in hunne handen voortdurend rond
draaiden, als terugloopende wielen.
Toen de schout zich, door het oproepen der
namen, overtuigd had dat het gilde jvoltailig
was, sprak hjj een reusachtigen man, met een
bleek gelaat, aan, die zich tot nu toe beschei
den op den achtergrond hadVgehoüden en met
den rug tegen de deur stond.
«UIrich Tagmer, leg nw verklaring af.'
De man trad naar voren met een onzekeren
stap, en op de tafel geleund drukte hij zich
uit, als volgt:
- «Wjj vertrokken DindagsmorgenS om
uur, .om te gaan overnachten op den top van
den Schwarzegg, en den volgenden 'morgen
door te gaan naar den piek van den Schreck-
horn, Ik dacht niet dat het mogelijk was
dien piek te bereiken, maar ik had het voorstel
niet durven afslaan uit eigenliefde. Daar
enboven had de heer Schuch (hjj verbeterde
de heer Schuchman) mjj vijftig daalders be
loofd, of wjj er kwamen of niet Gedu
rende drie uur klommen wij over den Glacier
inférieur, zonder veel bezwaren te ontmoeten.
Mjjn reisgenoot was zeer vrooljjk en zei
«UIrich, ik geloof dat het heel gemakkelijk
zal gaan." En ik antwoordde°»Het is wel
mogelijk, mjjnheer .Scïrach." Hij begon te
lachen dat ik hem zoo bij verkorting noemde.
„Daarjaa zei ligsUlriek, ik verlaag dat 'wij de'
schaafde manier van oorlogvoeren" waarin
de Engelschen natuurlijk uitmunten over
hun humaniteit en menschlievendheid, kan
men zich over het bovenstaande niet al te
zeer verwonderen.
Maar 't moet worden erkendde uitdruk
king is prachtig gevonden, en wij herinneren
ons niet, dat de oorlog ooit op zulk een tref
fende en tevens voortreffelijke wijze werd
gekarakteriseerd.
De Times heeft daarmede een extra goede
noot verdiend, om alleen van deze verdienste"
te gewagen (Centrum).
Een journalist en zjjn dubbelganger.
Den Paganini begleitete stets
Ein Spiritus Famüiaris
Heine, Deutschland kap. VI.
Wanneer men met de belangstelling, die het
hoofd-orgaan der anti-revolutionaire partjj ver
dient, ièderen dag weeraan de artikelen van,
blad leest, en mén weet daarbij, dat zij
alle van éeh hand zijn, dan is men geneigd
te gaan gelooven aan een journalistiek dualisme.
Van de twee personen die de schrijver in
zich vereenigt is de eene: dr Kuyper, de
knappe journalist, handig debater, frisch
stylist, een man, die de puntjes op dei'sweet
te zetten en van een gepeperd woordje niet
vies is, maar die toch altjjd gentleman blijft.
De ander daarentegen is een ruwe vlegel
een ongelikte beer, die in den regel als een
soort van uitsmijter dienst doet, om een lastig
debat af te snijdenhij is noch een gentleman,
noch zelfs een. man van gewoon burgerlijk
fatsoen; hjj is een lomperd en niets meer.
Het is van belang deze onderscheiding te
maken, daar de uitsmijter zich nog al eens
;t te bedienen van de wjjze van uit
drukking van zijn gentleman-like(n) dubbel
ganger. En te meer is het dat, daar de fat
soenlijke helft van den Std.-redacteur ten deze
ook niet geheel zonder sehuld is, want zij (die
helft nl.) heeft wel eens de onvriendelijkheid,
het slot van een debat, waarbij zjj zioh wat
erg in haar redeneeringen heeft vastgepraat,
aan haar bulderbast van een uitsmjjter over
te laten.
Zoo zijn wij een debat over duur brood en
de verkiezingen van 1897 begonnen met
en werden bljjkbaar door de fatsoenlijke
helft bediend. Het debat ging over en weer
in hoffelijke termen. Wederzijds zeide men
waar het opstond, maar men bleef in den
vorm.
Doch daar verschjjnt plotseling in de Std.
van 19 Dec. een artikel dat bljjkbaar van de
andere, de onhebbelijke,, helft afkomstig was,
en waaruit wij, tot staving van dat. gevoelen,
de volgende liefelijkheden opvisschen:
»Lomp en katjjvig" is ons optreden (van de
Zutpli. Crt. nl.) bjj het vooruitschuiven van
den eersten pion met het oog op de a.s.-,'ver
kiezingen. Onze polomiek is «niet fatsoenlijk",
en erwordt plaagachtig gezinspeeld op rela
ties tusschen ons en «hooge heeren in Den
Haag"; ons antwoord wordt gekwalificeerd als
sinfra dignitatiem", «praten in de lucht",
•klinklare ongerijmdheid", «infamiteit", pu
bliek bedrog", »leelijke polemiek", «poging
tot vergiftiging van den strijd in de Graaf
schap", svogelverschrikker", «kinderpraat" enz
Niet waar, dat is niet de taal van een man
van talent en goede vormen. Dat kan niet
geschreven zjjn door den voorzitter van den
Nederlandschen Journalistenkringdoor den man
die den arbeid van de pers zoo hoog schat,
dat hij de «Urheber" is geworden van het
idee om een «doctoraat voor de pers" in het
leven te roepen. Niet waar, dat kan niet!
Zelfs een jongmaatje in de journalistiek ge
voelt dat dergeljjke superieure kwaliteiten en
zulk een toomeloos geraas niet met elkaar te
rijmen zjjn.
Daartegen beschouwd als «leistung" van den
veronderstelden dubbelganger-uitsmjjter, zoo'n
kerel dien men van de straat opraapt, en wien
men de opdracht geeft: «Wie mjj te veel in
het nauw brengt, dien scheld je de huid vol*,
en dan gooi je 'm er, uit!" is de boven
afgedrukte serie niet geheel onverdienstelijk,
en geheel »in stijl."
Daarbjj komt nog, dat werkelijk het oogen
hlik gekomen was, om den uitsmjjter te hulp
te roepen. Onze geachte collega zat zoo vast
~s een muur.
Hjj had van de verkiezingen in 1897 een
voorstelling gegeven alsof toen algemeen door
de anti-revolutionnaire candidaten, op grondvan
het program van actie, een schaafrecht op
granen was verdedigd, terwjjl wij, na raad
pleging van de dagblad verslagen uit dat jaar,
in herinnering hadden gebracht, dat dit mis
schien hier of daar kan zjjn gebeurd, maar dat
den regel door de a. r. candidaten niet was
gepleit voor een scftaalrecht, maar voor een
klein vast recht. Daartegen kon nu de fat
soenlijke helft niets meer in het midden bren-
dan dat doof de anti-revolution
naire candidaten «in meer dan éen district'
op een schaalrecht «gewezen" was, wat nog
al iets anders is dan een algemeen optrekken
onder leuze.
Voorts had hjj sinds jaar en dag zjjne geest
verwanten verzekerd, dat de verkiezingen van
'97 door de liberalen waren gewonnen doordat
zjj onder de vaan van het anti-clericaüsme
ten strijde waren getrokken.
Maar toen hij in een onbewaakt oogenblik
de graanrechten er bij haalde, riepen wjj hem
onmiddellijk toe: «Wacht eens even. Nu hebt
gjj u verpraat! Gij erkent nu zelf, dat de
strijd destijds over graanrechten liep
En de. Std. was daarop genoodzaakt te erken
nen dat in 1897 óók de graanrechten «het
veldgeschrei der liberalen" vormden.
De handige debater had zich er dus inge
praat, en moest er uit. Of liever vrij
moesten er uit het belletje ging, de uit
smjjter verscheen ten tooneele. Zijne argu
menten gaven we hierboven weer.
Zóó inderdaad het is en blijft natuurlijk
een veronderstelling zou menige grofheid
te verklaren zjjn, die men risqueert als men
een debat over ernstige zaken met de Std.
aanbindt.
Wij gelooven daarom een dienBt te bewijzen
aan onzen hooggeschatten collega door dit
middel tot zijne «disculpatie" aan te voeren.
Intusschen geven wij hem den welgemeenden
raad, zjjn dubbelganger te gelegener tijd op
de meest eervolle wijze op zijn beurt de deur
uit te smjjten, natuurljjk onder dankzegging
voor de vele en gewichtige diensten, aan de Std.
in de engte gebracht, zjjn aanvallers bevuilt
(Buffonin voce »vosen tot een «doctoraat
van de pers" komt het langs dien weg nooit.
Doet hij het daarentegen zoèl, dan zal lig
weliswaar nu en dan ongelijk moeten erkennen,
maar de grofheden van zjjn dubbelganger
zullen geen schaduw op hem werpen, en de
goede toon kan er slechts bij winnen,
ZutphCrt)
HUWELIJK DEK KONINGIN.
rots bereiken, want ik heb nog nooit zulk een
honger gehad." Daarna heeft hjj niet meer
gesproken, omdat het klimmen lastig werden
ons den adem benam. Toen wjj den Zassen-
berg voorbij waren merkte ik dat de
Schuch (hij verbeterde weer) afweek van den
weg dien ik in het jjs hakte. Daar ik een
eind voorop ging, had ik het niet dadelijk ge
merkt. Ik riep hem toe s «Pas op daarWees
voorzichtig; kom liever weer achter mjj'
maar hjj bleef zich verwijderen en antwoordde:
Laat mjj begaan ik wil die-figuren van
roode sneeuw onderzoeken." Toen is het on-
Hier hield de spreker op met zjjii verhaal,
dat hjj op sleependen toon gedaan had,
een van buiten geleerde les. Zjjn stem.
die hoe langer hoe meer ging beven, begaf
hem geheel.
- »Ga voort", sprak de schout op harden
toon.
UIrich Tagmer bracht zijn hand aan zijn
voorhoofd en hernam met een geweldige in
spanning: «Er was daar zeker een nieuwe jjs-
brug ik hoorde eenig gekraak, een
vloek en zag niemand meer
- «Waart gjj dan niet vastgebonden aan
den heer Schuchman Hoe hebt gjj zoo roe
keloos kunnen zjjn, gij, een beproefde berg
gids?" vroeg de schout.
Tagmer ontstelde eerst en mompelde toen
*Hjj wilde niet."
Doet hij dit niet, ten slotte zal zijn fatsoen-
ljjke helft er toch de Bchuld van krjjgen, men
zal hem gaan gelijk stellen met den vos, iie.
Een dof gebrom klonk van de bank der
gidsen.
UIrich werd zeer verlegen eh wendde zich
tot hen«Gij weet toch heel goed hoe dat
gaatToen ik bjj hem kwam met het touw,
om het om hem heen te slaan, duwde hij mjj
weg, zóo (hjj maakte een beweging m'et zjjn
boog) èn zei*. «Verveel mij niet met dat
geaznikWat zoudt gij gedaan hebben Is
een gids niet erger dan een slaaf?"
Nieuw gemompel en bljjken van afkeuring.
«Tagmer," zei de schout, «de indruk dien
gij op uwe makkers maakt zal gedeeld wor
den door alle verstandige lieden. Aannemende
dat uw verslag op waarheid berust, zal het
u zeer in uw loopbaan benadeelen. Wil ons
nu vertellen hoe uwe houding is geweest na
het voorgevallene."
UIrich zocht een poos zjjne gedachten te
verzamelen en zei toen met een diepen zucht:
»Dat herinner ik mjj niet." Doch het vijandige
gefluister achter zich hoorende en geprikkeld
door den onwelwillenden blik van den scbout,
verzamëlde hjj al de kracht, die zat in
zijn athletenspieren, en zei«LuisterIk
ben naar den rand van de speet geloopen
heb er mjjn hoofd in gestoken het was daar
ijskoud en pik zwart En het bruiste
er als het water in de molens Ik heb
misschien duizendmaal geroepen: «Mijnheer
Schuchiban mjjnheer Schuchman
Ik hoorde lang hoe mjjn eigen* steel* naar
In haar antwoord op het afdeelingsverslag
der Tweede kamer over de aanhangige wets
ontwerpen, dit huweljjk betreffende, zegt de
Regeering o. a.
Met hooge waardeering heeft de Regeering
kennis genomen van de mededeeling, dat ver
scheidene leden een voorstel van veel verdere
strekking dan het aangebodene met ingenomen
heid zouden hebben gesteund. Uit het Voor-
loopig Verslag bljjkt echter tevens ten duide<-
lijkste, dat eén ontwerp als het bedoelde bjj
vele leden, ten deelé op principieele, ten deele
op andere gronden, ernstig verzet zou hebben
ontmoet. Tegen de ingediende wetsvoordracht
hadden slechts weinigen 'bedenking.
Dit alles in aanmerking nemende, vindt de
Regeering in hetgeen het Voorloopig Verslag
behelst geene redenen tot wgziging van het
ontwerp.
Voor. zoover het wetsvoorstel bestrijding
vond, andera dan op grond van staatkundige
meeningen, steunde die op het volgende,: het
ontwerp zou naar het oordeel van sommigen
joraematuur, eene ongeoorloofde uitbreiding
van grondwettelijke regelen, volgenB enkelen
overbodig zjjn. Van geene dezer bedenkingen kan
de juistheid worden toegegeven. Het ontwerp ia
niet praematuur, want het schjjnt wenscheljjk
bjj deze gelegenheid alles wetteljjk te rege
len, wat zoodanige regeling noodig heeft. Het
is evenmin- eene ongeoorloofde uitbreiding van
bjj de Grondwet vastgestelde regelen ter zake
.van de uitgaven- uit 's lands kas voor den
Koning en zjjn Huis-, want de Grondwet bevat
geene bepaling die den gewonen wetgever zou
verhinderen om datgene te dóen wat thans
wordt voorgesteld. Het ontwerp is allerminst
overbodig. Wel kan uit de «ratio der bepaling"
van artikel 28 der Grondwet worden afgeleid,
dat het ingediende voorstel strookt met haren
geest, en dat is ook de meening der Regee
ring, maar niet dat de aan eene «Koningin-
Weduwe gedurende haren weduwigken staat"
toegelegde som van* 150.000 vanzelf zou toe-J
komen aan den weduwnaar eener Koningin-
De Grondwet bevat zeer vele bepalingen
waarin het woord «Koning" op eene Koningin
toepasselijk is', doch geene enkele, waarin het
woord «Koningin" geacht kan worden ieta
anders te beteekenen dan dit woord taalkun
dig aanduidt.
BENOEMINGEN ENZ.
Bij kon. besluit
is aan den luit. t./z. 1ste kl. L. J. Ginjoolen,
op verzoek, eervol ontslag uit den zeedienst
verleend
is benoemd tot ontvanger dei- registratie eh
domeinen te IJsBelmonde P. Roodzant, thans
te Medemblik;
is aan den ontvanger, der dir. belastingen
enz. H. E. Antink, te Breda c. a., op verzoek
eervol ontslag uit 's Rjjks dienst verleend
beneden klonkmaar er kwam geen geluid
terug."
- «Hoe lang zjjt ge daar gebleven?"
- «Dat weet ik niet."
- «In alle geval zjjt gjj pas twee dagen
later weer te voorschijn gekomen. Dat is
iedereen opgevallen. Waarom hebt gjj u niet
meer gehaast om de overheid met het geval
bekend te maken?"
UIrich, door zjjn ontroering overmand, ant
woordde met hórten en stooten «Ik schaamde
mjj te zeer. Ik durfde -mg niet vertoonen
Bedenk eens wat het voor een gids is om
zonder zijn reiziger terug te keeren
Ditmaal stemden de makkers met hem in.
Ja, het was een vreeseljjke toestand. Sommi
gen onder hen hadden die ook gekend.
Na een oogenblik van rnst zette de schout
zjjn verhoor voort.
«Gisteren zjjn vier gidsen, die aangewe
zen waren om uwe verklaringen na te gaan,
door u op de plaats des onhéils gebracht, en
gjj zjjt niet in Btaat geweest om hun de
opgegeven plek te toonen. Dat is voorwaar
zeer vreemd."
UIrich stamelde«Het heeft sedert gesneeuwd.
Ik kon niet meer wijs worden uit al die ver
schillende spleten."
De schout atond op en zei«Tagmer, ik
moet u het bedenkelijke van uw zaak voor
houden men beschuldigt u van den bankier
vermoord te hebbes om hem te bestelen, en