Ilias* Com BIJVOEGSEL Middelburg 17 November. Verschillende Berichten. VAN DE VAN Maandag 19 November 1900, no 273. Wie heeft, dien zal gegeven worden. Slot Er is eene kuuat om cijfers te groepeeren en ook eene andere om door groote getallen aan kleine sommen een zeker gewicht te geven. Zien we zoo iete gebenren, dan denken we onwillekeurig aan de Portngeeache en Brazi' liaanache munteenheid, waarvan men er 37450 noodig heeft om een Bommetje van f 100 te vertegenwoordigen. Honderd gulden klinkt in onze Hollandsche ooren nu niet zoo erg overweldigend; 't is een aardig sommetje voor iemand, wiena ver diensten in drie maanden nog niet tot dat be drag stagen; indruk echter maakt zoo'a getal niet. Stal daartegenover zovenendertigdnizend vierhonderdvijftig reia 11 Aan het woord reis wordt niet gedacht, maar die zevenendertig- duizend! die maken indruk. Niet de mant, maar bet aantal 1 Zoo iets kwam oos voor den geest, onder het lezen van het stukje van den heer Zflma. „De bewuste hofstee" zoo staat daar „behoort tot den onverdeelden boadel saner bnitenlandsehe familie, die in het geheel 46 soortgelijke hofsteden in de verschillende provinciën van Nederland bezit. „Door de peraequatie der grondbelasting, enkele jaren geleden, betaalt sg thans tns- sohen 2 a 3000 galden grondbelasting minder dan vroeger, terwijl geen enkele pachter daarom afslag heeft gekregen»" „Dat's bar, dat's meer dan erg", heeft menig lezer gedacht, toen by die cijfera onder het oog kreeg, „meer dan twee duizend, misschien wel bijna 3000 galden voordeel genieten van de vermindering van eene belasting en daar zijne arme pachters geen cent van laten deelen dat's bar." En nog dieper wordt die indrnk, nog over weldigender werkt die verregaande schraap zucht van de 46-hofsteden-rijke familie op het welwillend gemoed van den argeloozen leser, waaneer hy vooraf reeds het verhaal genoten heeft, dat de pachter van een dier hofsteden al tweemaal zijn pacht heeft zien verhoogen eens met 400 en een tweede maal met 200 galden. „Dat's zeshonderd gulden", zegt hy zoo by zich zelf voor éene hofstede, „dat is voor 46 hofsteden zoo iets ven 27 a 28 duizend gal den per jaar en dan nog geene vermindering voor die arme pachtero, als de staat daaraan nog een voordeeltje toevoegt van ongeveer 3000 gulden I" n't Is bar, 't is ongehoord 1 't Wordt meer dan tyd, dat de staat aan zulke afpersingen een einde maakt en dat de pachten door de wat geregeld worden 1" Zoo voormerende zou de lezer eindeiyk al lezende de malste gevolgen gaan trekken, indien de heer Z y 1 m a hem aan het einde van z$ae beschouwing niet tot de werkelijk heid had teruggevoerd door de nuchtere op merking, dat het zoo niet overal gaatdat het aangehaalde voorbeeld een zeldzaam ge val is, dat de 27.000 gulden teruggebracht kunnen worden tot f 600,— maar nog altyd de 2a 3000 gulden, gewonnen door de peraeqnatie der grondbelasting. Maar laat ons ook die eens wat van naderbij bezien. Er doen zich hierby twee gevallen voor. Vele bnitenlandsche eigenaars hebben de gewoonte om hunne hofsteden te verpachten onder de voorwaarde, dat de pachters de lasten keeres. In Zeeland doen de Belgische eigenaars zulks vr|j algemeen. Is dat nu ook het geval geweest met de 46-hofsteden-rijke buitenlandsche familie, en heeft zg tengevolge van de peraequaiie der grondbelasting geen enkele pacht verhoogd, omdat hnnne pachters nu wat minder aan den staat te betalen hadden, dan verdient sy een pluimpje in plaats van oen berisping. Wy hebben recht dit geval aan te halen, omdat one pachters van Belgische en ook van Fransobe eigenaren bekend zijn, die in dat ge lukkig geval verkeerd hebben. Zoude ook kunnen zyn, dat aan een enkelen rentmeester een deel van de voordoe- les der peraeqnatie is toegevallen, maar daar van hebben wy nooit gehooid ea we willen dns aannemen, dat ook zoo iets nergena ge beurd is. Rentmeesters syn anders tot zonderlinge dingen in staat. Laten wy u een enkel staaltje mededeelen. Eene dame uit het buitenland verpachtte hare goederen rechtstreeks aan verscheidene pachters; die paohten kwamen geregeld binnen en paobters en eigenaresse waren tevreden. Na woonde daar in de bunrt een rentmeester, die eindeiyk de lucht van dat zaakje gekregen had. Hy bad medelijden met die damehy had een goed harthy wilde haar helpen. Sommige meusohen zijn buitengewoon gewil lig, bereidvaardig zelfs, om personen te hulp te komen. De lafttsten behoeven daartoe nog niet eens van het zwakke geslacht te zyn. Die rentmeester dan, welke zieh over die dame wilde ontfermen, toog naar hare woon- plaatc en verklaarde zloh bereid al de pach ten van haar over te nemen en haar dan de sommen in eens over te makenay had dan maar te doen met één persoonzy zou haar geld, dat nu wel binnenkwam, geregelder ont vangen, en nog veel vijven en zessen meer. De dame was dankbaar voor dia bereidwil ligheid om baar by te staan. Zy nam het hensche aanbod aan, maakte pacht met dien éénen man en deze keerde tevreden huis waarts. Hy ontnam den pachters het land niet; maar hy trad op als rentmeester, verhoogde de pachten en daar hy voor een vaste som gepacht had, behield hy de overwinst voor zich, als eene belooning voor zijne moeite. Daarin nu is niets oneerlijksde man paebt, betaalt z'jn paeht, verpacht het land wat duurdervindt in dat meerdere eene belooning voor zijne moeite, voor de risico die by loopt, dat een der pachters niet op tyd be taalt volkomen eeriyk 1 Maar honderd tegen een, dat de oude pachters liever by hunne eigenares betaald hadden dan op het kantoor van den rentmeester. Keeren wy nu terug naar het voorbeeld van den heer Z y 1 m a. Da pachter pachtte eene hofstede voor f 2400. Asngeisien sedert het slniten van de eerste pacht al een paar paohttermynen verloopen zyn, willen wy aannemen dat de ooraproake- ïyke pacht gesloten werd in de jaren tachtig. Laat ons nu veronderstellen, dat de lasten gekeerd werden door den eigenaar en dat hy daarom eene paebt bedongen had van 60 galden per hectare, voor bouwland in die jaren zeker rnim genoeg, want de graanpryzen waren laag, de meekrapcultnur was op de fiesch en de snikerbietenonltuur was nog in wording. De hofstede besloeg dan eene oppervlakte van 40 hectaren. Volgens de opgave van den heer Z ij 1 m a bezit de familie 46 soortgelijke hofsteden; laat ons aannemen, dat zy alle even groot zyn, dan brengt, indien zy ook nagenoeg van geiyke qualiteit sfjn en de peraeqnatie, die tusschen de 2 a 3000 gulden liep, vastgesteld wordt op f 2760, die geiykmaking aan de familie een voordeel van f 60,— per hofstede. Altyd de moeite waard om meegenomen te worden. Op 40 hectaren ontvangt de eigenaar dus f 60,— meer dan te voren. Dat is per hectare f 1,50. Uit onze vorige redeneering is al gebleken, dat wy eigenaar en pachter beschouwen als participanten in eene gemeenschappen b ge dreven zaak. Da peraequatie brengt een voordeel van f 1,50 per hectare. Daarvan komt den eigenaar een aandeel van 75 cent en den pachter ook. De paeht had dan dienen verminderd te worden met 75 cent per hectare of, omdat de paeht in Zeeland nog al gewoonlijk per gemet bepaald wordt, met bjjna dertig cent per Blooisch gemot. Zegge dertig cent. Iedere som, die men niet behoeft te betalen, is welgekomen en die 30 gulden waren even goed, ja nog beter te pas gekomen in den zak van den pachter dan ia dien van een sohatryken eigenaar. Wanneer de eagenaer de lasten der hofstede keert, dan vinden wij het, evenmin ala de heer Z y 1 m a, mooi van dien eigenaar, dat hy den pachter geen klein voordeeltje gunt van de peraequatie Maar er is een groot verschil tusaehen twee drie dnizend gulden, die de familie tengevolge van de bemoeiingen van een g vorig rentmeester in haar zak houdt en tusschen den drnk, die door dat honden uitgeoefend wordt op den pachter, die naar alle reobt en biliykheid niet meer eiachen kan dan eene verlaging van paeht van 30 cent per Blooisch gemet, eene verlaging, die, aio hij eene hofstede bebouwt van 100 Blooische gemeten, voor hem de waarde vertegenwoordigt van een pak Zon- dagache bleeren voor zyn oudsten zoon, als deze namely k niet te veel nit de kluiten ge wassen is. Meent na niet, geachte lezers, dat wy het in alles voor de eigenaars tegen de pachters opnemen, het tegendeel is waargaarne scha ren wy ons aan de zyde van den minder sterke, om hem tegen de verdrukking der machtigen te beschermen, maar wanneer men dien stryd aanbindt, zij het ook te goeder trouw, en wy nemen van den heer Z y 1 m a gaarne aan, dat by geheel te goeder trouw heeft gehandeld, dan waehte men zich in de eerste plaats voor alle o verdry ving, want overdryvïng moge een oogenblik eenig effect maken, 'tis niet veel meer dan het knaleffect van een slotatnk van een vnurwerk 't was mooi, maar een kwartier later is de indruk geheel vergeten. Aan die overdryving na maakt de heer Z y 1 m a zich in hooge mate schuldig. Hy ontraadt feiteiyk het by wonen van goed landbouwonderwys, want alle voordeel daarvan komt aan den nietsdoenden grondeigenaar. Hy concludeert uit één geval en die oonolusie is, geiyk wy aantoonden, geheel on juist dat de eigenaar alleen het voordeel heeft van de doeltreffende wyze, waarop de staat kennis van landbouw en veeteelt onder het volk heeft weten te verspreiden. En om ten slotte den eigenaar ten toon te stallen als den bnllebak, den geldduivel, die alles wat den pachter toekomt inzwelgt, stelt hy het inhouden van de voordeelen, die de peraequatie van de grondbelasting hem oplevert voor op eene wyze, die den pachter maakt tot een beklagenswaardig slachtoffer van zij na inhaligheid. Om ronde cijfers te hebben, nemen wij eene hofstede van 40 hectaren. De heer Zijlma spreekt van eene van 44. In dat geval zon dan het voordeel per Blooiioh gemet nog eenige centen minder bedragen. Zoodanige overdryving verbetert niet, zy sticht daarentegen veel kwaad, want zy bondt den weidenkenden landman tegen op den weg van den vooruitgang en spoort de hoofdige boeren, door Staring ons zoo duideiyk ge- teekend, aan om van den onden weg geen dnim breed af te wyken. Sfi s Waarlijk de verhouding tueachen eigenaar en pachter, wanneer geen rentmeester ken gescheiden houdt, is niet zoo vercchrikkeiyk, als men nit de beschryving van den heer Z y I m a wel geneigd zonde zyn te gelooven. Er zyn inhalige eigenaars, die het onderste nit de kan zouden willen hebben, dat geven wy toe; en er syn ook domme boeren, die alle verbetering sohnwen, uit vrees van iets meer te mosten opbrengen. Gelukkig is het aantal van beiden niet grootgelukkig zyn de meesten van weers- zydan zoo verstandig, dat zy begapen, dat aan beiden iets toekomt van de voordeelen, die een gevolg zjjn van de verbeteringen, door de wetenschap in het landbeuwbedryt in het leven geroepen. Het verkeerde, dat nog in hunne verhouding bestaat, wordt uitsluitend veroorzaakt door da rentmeesters, dis de boer vreest, voor wie hy bnigt, voor wie hy span- en andere dien sten moet verrichten, door wie hy zich vaak laat exploiteeren om toch niet op een al te zwart blaadje te komen. Wanneer een boer voor een rentmeester zyn hoed afneemt en hem vriendetijk toeknikt, 't is waariyk zelden nit liefde en hoogachting; doorgaans nit vreee. Vrees, niet zoo zeer nog om het kwaad, dat hy hem doet, dan voor het kwaad, dat hy hem zou kunnen doen. Ontbinding Hooggerechtshof van Ned.-Indiê. By de algemeone beraadslagingen over de wetsontwerpen betreffende die ontbinding, zyn Vrydag in de Tweede kamer scherpe woorden genit, vooral door mr Troelstra, die in de eerste plaats aanviel de keuze van den regee- ringscommissarie, mr Winckel, die naast den minister plaats nam om de Kamer voor te lichten, en volgens genoemden afgevaar digde persooniyk by de zaak was betrokken, omdat hg gedoodverfd wordt als toekomstig viee-president van het Hooggerechtshof. De kwestie is belangrijk genoeg, om, aan de hand van het Kameroverzicht van Het Vad., onzen lezers omtrent de gevoerde discueeiën iets meer mee te deelen, dan het korte tele- grsphisehe bericht in ons vorig nommer hun meldde. De hoofdzaak in de drie ontwerpen, die gezameniyk in behandeling kwamen, ligt inde by Kon. besluit in te voeren wijzigingen in de rechtsbedoeling, die de ontbinding van het Hooggerechtshof, de beperktere samenstelling van dit college en de verbetering in de positie der Raden van Justitie tengevolge moeten hebben. Men nam bet der Regeering kwaiyk, dat de noodzakelijkheid der beoogde hervor ming onvoldoende is toegelicht. De heer Troelstra zeide het zeer scherp, maar de heer Van Sty rum, in gematigder taal, eigenlfjk niet minder scherp. Eerstgenoemde kwam tot een motie, het geliefd regeer- of obstrnctiemiddel stjner party, waarin uitgesproken werd, dat het voorstel onvoldoende ie toegelicht. Deze motie kon echter terecht niet ondersteund worden. Men kon voor zoo'n geval schorsing van 't debat of overlegging van bepaalde slak ken vragen, maar niet met zoo'n in de lucht hangende motie werken. De Kamer wilde echter liever, nu de zaak aan de orde is, haar afdoen, want ten slotte geldt het bier een niet zoo diep ingrypende zaak en een, die jaren lang hangende is. Da leden, die hef deden voorkomen, dat het hier ieus nieuws, iets on gehoords, iets volkomen ongemotiveerds gold, zyn biykbaar van de geschiedenis niet best op de hoogte en hebben nooit gehoord van de klachten over de tegenwoordige rechtsbedee- ling en van de voorstellen van den oud-direc teur Eagelbregt, die thans een begin van uit voering verkrygen. Ook Vrydag hebben zy verzuimd, naar de Minister opmerkte, de over legging te vragen van de Kon. besluiten, die de nieuwe grondslagen der rechtsbedoeling bevatten en die zij wisten dat gereed lagen. En inconsequent was het zeker van den heer Troelstra nn aanmerking ts maken op de be noeming van den regeeringBCommisssris mr. Winckel, die, ala oud-lid van hef gerechtehof, juist de bevoegde man is om de voorlichting to geven, die men verlangt. De onhebbelijke verdachtmaking van diens onpsrtydigheid,die de Voorzitter terecht zyn beat deed te onder drukken, werd overigens door den Minister afdoende weersproken. Deze wees er nitdrnkkeiyk op en dat karakteriseert den onhebbelfjken uitval van den heer Troelstra weêr voldoende dat juist de vice-president van 't Hot tos hen behoort, wier traktement niet zal worden verhoogd. De regeringscommissaris beeft dos geen be lang er by. De benoeming van een regeeringscommis- oaris was bier meer dan ooit gerechtvaardigd en het verhengde den Minister dat hy een der oud-leden van 't Hooggerechtshof een der weinige, volgens de bestryders zelf, tot oor- deelen bevoegden heeft gevonden om die taak op zieh te nemen. Het feit, dat de heer Winckel algemeen wordt geacht aangewezen te zyn voor 't vioe-presidentaohap van't Hoog gerechtshof, pleit zeker voor de keuze. Dat de Minister geen zin had gehad de stapels adviezen over te leggen, die elkander weerspreken en waaruit dikwyis minder een oordeel wordt gevormd dan stof gehaald om een vaststaand gevoelen te stennen, laat zich hooren. Maar dat de toelichting te wenaohen overliet, dat de finaneieele kwestie veel te veel op den voorgrond was gesteld, dat de pompenee verzekering omtrent het beantwoor den der reohteriyke macht aan haar bestem ming onvoldoende was gestaafd, dat de be- teekenis van de overbrenging der revisie niet goed in bes licht was gesteld, dat alles is, volgenB Het Vad., niet tegen te spreken, en als het ontwerp verworpen wordt, heeft de Regeering het zichzelf te wyten. Het blad meent echter, dat er nog tyd zal zyn het verzuim te herstellen. Wie wel in de zaak thuis bleken, dat waren de heeren Pgnacker en Mackay, met wier op positie het meest zal gerekend moeten worden, Jnist is hun opmerking, dat verschuiving van den arbeid geen vermindering van werk kan geven, en dus de bezuiniging illusoir zal biyken, maar het kwam het Haagsche blad voor, dat de Minister reeds eenigszins berouw toonde over die ietwat onvoor zichtige voorspiegeling. Niet jnist zeker's hee ren Mackay's beweren, dat de regeling in stryd is met hef Reg.-reglement, in zooverre dat bet oppertoezicht over de rechtsbedoeling aan bet Hooggerechtshof opdraagt. Immers, dat oppertoezioht kan gehandhaafd worden, ook by overbrenging der revisie, vooral nn het in bedoeling ligt altyd cassatie in het belang der wet toe te laten. De groote twist vraag is overigens of in hef belang van den inlander de revisie beter is in banden van bet Hooggerechtshof dan in die der Raden van Justitie. Er kan misschien èa voor het een èn voor het ander iets gezegd worden, maar zeker allersohromeiyhst overdreven was, wat de heer Troelstra aanhaalde van een bekend jurist, wiens Kraftausdrüche foy hem een sympathefisohe snaar deden trillen, als waren de inlanders by de Raden van Jnstitie zoo goed ala aan de heidenen overgeleverd. Men kan inderdaad kennis van de inlanders en hun karakter en gebrniken eer verwachten by Raden van Justitie, die slechts een beperkt terrein hebben te overzien en nit ervaren landraadvoorzitters zftn samengesteld, dan by da hooge heeren te Batavia, die de inlanders misschien al zoo'n beetje vergeten zyn en stellig niet met alle soorten van inlanders even vertrouwd zyn. De hoofdzaak eehfjofc Eet Vad. dit, en dat vooral weea ook de heer Geartaema aan en werkte de minister nader nit, dat men het Hooggerechtshof inkrimpen moet om het nit de élite te kunnen samenstellen. 8. HAMELINK Da heer 8. Hamelink, die, zooals wy gemeld hebben, dezer dagen te Heerenveen everleed als directeur van de Nederlandsehe Tramweg- maatschappig, was een Zeeuw vau'geboorte en pas 57 jaren oud. Hy was iemand die grootendesls zich zelf had gevormd. Hy begon als militair en verliet als sergeant van het regiment grenadiers en jagers den militairen dienst, om daarna over te gaan in administratieve!! dienst by de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen. Hjj doorliep als zoodanig alle afdeelingen en had daardoor eene veekydige kennis van het spoorwegwezen verworven, die weldra de aandacht van velen op hem deed vesti gen. Daaronder nam de heer baron van Hardenbroek, van Utrecht, een eerste plaats in. Met dezen werd Hamelink de oprichter van de maatschappy voor veestallen (by het spoor). De heer Van Hardenbroek, die om ging met het plan om Friesland van tramwe gen te voorzien, had met zyn scherpen blik nn weldra in Hamelink ook den man gevon den, om dit plan ten uitvoer te brengen. Dat bet in Hamelink gesteld vertrouwen niet werd beschaamd, heeft de ervaring doen zien. Een maal aan het werk was Hamelink er niet van af te brengen. Hy had wat men noemt een ysereu wil en paarde daaraan een doorzettings vermogen en een volharding, die reeds lang spreekwoordelijk waren geworden. Het net van tramwegen, dat Friesland thans reeds ba- dekt, is voor een goed deel aan de genoemde eigenschappen van den overledene te danken. Nog niet lang geleden mocht hy de voldoening smaken, feest te vieren ter gelegenheid van het twintigjarig bestaan van den eersten tram weg in Friesland, dien van Veenwouden— Dokkum. Intnsichen bleef Hamelink onvermoeid werk zaam tot voortdurende uitbreiding van het Friesohe tramweg-net ook naar andere pro vinciën. Meer dan éen plan was daartoe reeds vastgesteld en zal eerlang tot uitvoering bomen, dank zy den door het rijk, de provin ciën en de betrokken gemeenten toegekenden anbsidiën. Wat Hamelink ook niet weinig sierde, waren zyn goedhartigheid en humaniteit. Hy eisohte, nit den aard der zaak, van zyn talrijk tram weg-personeel trouwe, yverige plichtsbetrach ting, maar wist niet minder dia te waardaeren, waar by dit personeel, zoowel lager als hoo- ger geplaatsten, aan dezen esech zag voldoen. Daardoor had hy zich niet alleen de achting, maar ook de toegenegenheid van zyn ambte naren en beambten weten te verwerven. Een paar jaren geleden erkende de regeering zgn verdiensten door zyne benoeming tot rid der in de orde van Oranje-Nas sau. (Leeuw. CU) BMOE9UNGM MZ. By kon. besluit ia de luit. t/z 2de kl. G. A. Rietberg op pensioen gesteld ad f921 'sjaars en is be vorderd tot lnit. t/z 2de kl. de adelborst 1ste kl. A. Vos ia benoemd tot ontvanger der registratie en domeinen fe Zalt-Bommel H. L. Dingemans, thans in geiyke betrekking te Enschedé zyn benoemdby bet wapen der infanterie, by den staf van het wapen, tot kap., de cerate- loit. L. E. Hinrichs, van dien staf, werkzaam by de Cadettenschoolby het 2de reg. tot kap., de eerste-lnit. J. C. H. Verschoor, adj. by het 7de reg., en jhr A. F. van Spengler, van het reg. gr en. en jagerstot eerste-lnit., de tweede-lnit. H. H. Bila, van het korps, ge detacheerd by het leger in N.I.; bij het 4de reg., tot eerste-lnit., de tweede-luit. M. E. Grefe, J. A. Rouffaer en W. H. L. Vogel, allen van het korpsby het 5de reg., tot kap. de eerste-lnit. H. C. A. de Block, adj. by het reg. gren. en jagers; tot eerste-lnit., de tweede- lnit. P. Donk, van het korps; bij bet 6de reg., tot eerste-lnit, de tweede-luit. G.Haenen en H. Mulder, beiden van het korpsby bet 7de reg., tot eerste-lnit., de tweede-lnit. H. J. Inden, van het korps; by het instr.-bat., tot eerst-Init., de tweed-luit. H. van der Zee, van het korpsby het wapen der genie, by den staf van het wapen, tot kap., de eerüte- Iait. P. A. M. Haokstroh, van dien staf; zyn in fann rang overgeplaatst by het reg. gren. en jagers de eerste-lnit. H. C. van der Pant, adj. by het 3de, M. Tydeman, van het 5de, en jhr J. A. van Hoogenhouok Tul leken, van het 3de reg. inf. is benoemd tot directeur van hef post- en telegraafkantoor te Goedereede H. van den Heuvel, thans commies der telegraphie 3a kl. is benoemd tot directeur van het telegraaf kantoor te Vlaardingen J. L. van Noor f, thans commies der telegraphie le kl.; is bepaald dat, ter zake van zyn gedrag by de brygsverrichtingen in Atjeb, gedurende het tyd vak November 1896—Juli 1897, by afson- deriyke dagorders, zoo in Indië als in Nederland, alsnog eervol zal worden vermeld de fuselier van het leger in N.-I. B. L. Bonne is, met geiyktydige bevordering tot off. van gezondb. eerste kl., overgeplaatst by het per soneel van den geneeskundigen dienst van de landmacht in W.-I. de off. van gezondh. tweede kl. van bet leger in N.-I. P. K.T.Lens, thans by de voormelde landmacht gedetacheerd. Door de arr.-reebtb. te Alkmaar is, ter ver- vnlling der vacatnre van kantonrechter te Medemblik, opgemaakt de navolgende alpha- betiBohe lijst van aanbeveling; mr H. B. van der Eist, eabfl.-griffier by de arr.reohtb. te Tiel; mr J.A. Sohaaff, griffier by het kanton gerecht ten Den Helder, en mr N. J. Wilkene, ambtenaar van het O. M. by de kantonge rechten in het arr. Amelo. ONTSLAG BUR6EMEE8TERS. Door den minister van binnenlimdtsche zaken is aan de commissarissen der Koningin in de provinciën een schrijven gezonden, wa&rby zy worden verzocht hem mede te deelen, of en, easu quo, voor welke gemeenten in hun provincie, in verband met de uitkom sten der laatste volkstelling en met hef be paalde in art. 3 der gemeentewet (dat dezelfde persoon burgemeester kan zijn van meer dan één gemeente, mits de bevolking van geen dier gemeenten 5000zielen te boven ga, de gemeenten aan elkander grenzen en ban gezameniyk zielental 10.000 niet overtreft), ontslag van burgemeesters noodig is. Oost-Indië. Da Indische bladen doen in harteiyke woor den hun ingenomenheid biyken met de ver loving van onze Koningin, waarmee het pu bliek zyn sympathie betuigde door vlaggen en feestjes. De gouverneur-generaal acht de Atjehsohe gebeurtenissen in den loop van dit jaar van genoegzaam gewicht om het weaseheiyis te achten de gednreude den loop van 1900 op het oorlogeterrein werkzaam geweest zgnde militairen mat de herinneringsmedaille (het z.g. eereteeken voor belangryke krygsbedrij- ven) te begiftigen. Dit ondersoheidingsteeken zal gmp Atjeh 1896—1900 dragen. Het tydperk vóór 1896, eindigend met de dagen vóór den afval van Oemar, wordt dus als een afgesloten tydvak beschouwd. KERKNIEUWS. Da beroeping van den heer H. Kwint, predikant by de Ned. Herv. gemeente te Nieuw- en SintJooaland, naar Gorin- chem, eerst wegens beweerde informaliteit door het classikaal bestnnr van Dordrecht gedesap- probeerd, toen door het kiescollege opnieuw op hem nitgebraoht, is nn, wegens onvoltallig heid van den kerkeraad, niet bekrachtigd kannen worden. Aau den sergeant-facteur Baden, van het derde regiment infanterie te Bergen op Zoom, is heden bet onderacheidiogsfceekan voor 30j zrigen tronwen dienst uitgereikt, waarvan rnim 27 jaar als onderofficier. Men oppert alweer verschillende plannen voor het huwelijksgeschenk voor onze Ko ningin. Men noemt o. b. een villa op den Scheveningschen weg. De Tweede hamer heeft zich, zegt men, vereenigd met het onlsnga door de Eerste kamer genomen beslnit betrakkeiyk de laef- tydsgrens voor de aftreding van de ambte naren der stenographische inrichting} by de Staten-Generaal. Woendag 21 November houdt het K.N. Aardr. Genootschap zyn eerste lezing in het Toussainthuis te 'a Hage waar de heer A. A. Beekman zal spreken over „Grondverlies in ons land, vooral in Zeeland." De rechtbank te Haarlem heeft den Ostender visscher E. v. T. tot éen jaar ge vangenisstraf veroordeeld wegens mishandeling met doodeiyken afloop. Dit staat in verband met het dooden van een vrachtrijder te IJmniden by een veohtparty met Ostender vincheri.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1900 | | pagina 5