Ilias* Com
BIJVOEGSEL
Middelburg 17 November.
Verschillende Berichten.
VAN DE
VAN
Maandag 19 November 1900, no 273.
Wie heeft, dien zal gegeven
worden.
Slot
Er is eene kuuat om cijfers te groepeeren
en ook eene andere om door groote getallen
aan kleine sommen een zeker gewicht te geven.
Zien we zoo iete gebenren, dan denken we
onwillekeurig aan de Portngeeache en Brazi'
liaanache munteenheid, waarvan men er 37450
noodig heeft om een Bommetje van f 100 te
vertegenwoordigen.
Honderd gulden klinkt in onze Hollandsche
ooren nu niet zoo erg overweldigend; 't is
een aardig sommetje voor iemand, wiena ver
diensten in drie maanden nog niet tot dat be
drag stagen; indruk echter maakt zoo'a getal
niet. Stal daartegenover zovenendertigdnizend
vierhonderdvijftig reia 11 Aan het woord reis
wordt niet gedacht, maar die zevenendertig-
duizend! die maken indruk. Niet de mant,
maar bet aantal 1
Zoo iets kwam oos voor den geest, onder het
lezen van het stukje van den heer Zflma.
„De bewuste hofstee" zoo staat daar
„behoort tot den onverdeelden boadel saner
bnitenlandsehe familie, die in het geheel 46
soortgelijke hofsteden in de verschillende
provinciën van Nederland bezit.
„Door de peraequatie der grondbelasting,
enkele jaren geleden, betaalt sg thans tns-
sohen 2 a 3000 galden grondbelasting minder
dan vroeger, terwijl geen enkele pachter
daarom afslag heeft gekregen»"
„Dat's bar, dat's meer dan erg", heeft menig
lezer gedacht, toen by die cijfera onder het
oog kreeg, „meer dan twee duizend, misschien
wel bijna 3000 galden voordeel genieten van
de vermindering van eene belasting en
daar zijne arme pachters geen cent van laten
deelen dat's bar."
En nog dieper wordt die indrnk, nog over
weldigender werkt die verregaande schraap
zucht van de 46-hofsteden-rijke familie op het
welwillend gemoed van den argeloozen leser,
waaneer hy vooraf reeds het verhaal genoten
heeft, dat de pachter van een dier hofsteden
al tweemaal zijn pacht heeft zien verhoogen
eens met 400 en een tweede maal met 200
galden.
„Dat's zeshonderd gulden", zegt hy zoo by
zich zelf voor éene hofstede, „dat is voor 46
hofsteden zoo iets ven 27 a 28 duizend gal
den per jaar en dan nog geene vermindering
voor die arme pachtero, als de staat daaraan
nog een voordeeltje toevoegt van ongeveer
3000 gulden I"
n't Is bar, 't is ongehoord 1 't Wordt meer
dan tyd, dat de staat aan zulke afpersingen
een einde maakt en dat de pachten door de
wat geregeld worden 1"
Zoo voormerende zou de lezer eindeiyk
al lezende de malste gevolgen gaan trekken,
indien de heer Z y 1 m a hem aan het einde
van z$ae beschouwing niet tot de werkelijk
heid had teruggevoerd door de nuchtere op
merking, dat het zoo niet overal gaatdat
het aangehaalde voorbeeld een zeldzaam ge
val is, dat de 27.000 gulden teruggebracht
kunnen worden tot f 600,— maar nog altyd
de 2a 3000 gulden, gewonnen door de
peraeqnatie der grondbelasting.
Maar laat ons ook die eens wat van naderbij
bezien.
Er doen zich hierby twee gevallen voor.
Vele bnitenlandsche eigenaars hebben de
gewoonte om hunne hofsteden te verpachten
onder de voorwaarde, dat de pachters de
lasten keeres.
In Zeeland doen de Belgische eigenaars
zulks vr|j algemeen.
Is dat nu ook het geval geweest met de
46-hofsteden-rijke buitenlandsche familie, en
heeft zg tengevolge van de peraequaiie der
grondbelasting geen enkele pacht verhoogd,
omdat hnnne pachters nu wat minder aan den
staat te betalen hadden, dan verdient sy een
pluimpje in plaats van oen berisping.
Wy hebben recht dit geval aan te halen,
omdat one pachters van Belgische en ook van
Fransobe eigenaren bekend zijn, die in dat ge
lukkig geval verkeerd hebben.
Zoude ook kunnen zyn, dat aan een
enkelen rentmeester een deel van de voordoe-
les der peraeqnatie is toegevallen, maar daar
van hebben wy nooit gehooid ea we willen
dns aannemen, dat ook zoo iets nergena ge
beurd is.
Rentmeesters syn anders tot zonderlinge
dingen in staat.
Laten wy u een enkel staaltje mededeelen.
Eene dame uit het buitenland verpachtte
hare goederen rechtstreeks aan verscheidene
pachters; die paohten kwamen geregeld binnen
en paobters en eigenaresse waren tevreden.
Na woonde daar in de bunrt een rentmeester,
die eindeiyk de lucht van dat zaakje gekregen
had.
Hy bad medelijden met die damehy had
een goed harthy wilde haar helpen.
Sommige meusohen zijn buitengewoon gewil
lig, bereidvaardig zelfs, om personen te hulp
te komen.
De lafttsten behoeven daartoe nog niet eens
van het zwakke geslacht te zyn.
Die rentmeester dan, welke zieh over die
dame wilde ontfermen, toog naar hare woon-
plaatc en verklaarde zloh bereid al de pach
ten van haar over te nemen en haar dan de
sommen in eens over te makenay had dan
maar te doen met één persoonzy zou haar
geld, dat nu wel binnenkwam, geregelder ont
vangen, en nog veel vijven en zessen meer.
De dame was dankbaar voor dia bereidwil
ligheid om baar by te staan. Zy nam het
hensche aanbod aan, maakte pacht met dien
éénen man en deze keerde tevreden huis
waarts.
Hy ontnam den pachters het land niet;
maar hy trad op als rentmeester, verhoogde
de pachten en daar hy voor een vaste som
gepacht had, behield hy de overwinst voor
zich, als eene belooning voor zijne moeite.
Daarin nu is niets oneerlijksde man paebt,
betaalt z'jn paeht, verpacht het land wat
duurdervindt in dat meerdere eene belooning
voor zijne moeite, voor de risico die by
loopt, dat een der pachters niet op tyd be
taalt volkomen eeriyk 1 Maar honderd
tegen een, dat de oude pachters liever by
hunne eigenares betaald hadden dan op het
kantoor van den rentmeester.
Keeren wy nu terug naar het voorbeeld van
den heer Z y 1 m a.
Da pachter pachtte eene hofstede voor f 2400.
Asngeisien sedert het slniten van de eerste
pacht al een paar paohttermynen verloopen
zyn, willen wy aannemen dat de ooraproake-
ïyke pacht gesloten werd in de jaren tachtig.
Laat ons nu veronderstellen, dat de lasten
gekeerd werden door den eigenaar en dat hy
daarom eene paebt bedongen had van 60 galden
per hectare, voor bouwland in die jaren zeker
rnim genoeg, want de graanpryzen waren laag,
de meekrapcultnur was op de fiesch en de
snikerbietenonltuur was nog in wording.
De hofstede besloeg dan eene oppervlakte
van 40 hectaren.
Volgens de opgave van den heer Z ij 1 m a
bezit de familie 46 soortgelijke hofsteden;
laat ons aannemen, dat zy alle even groot
zyn, dan brengt, indien zy ook nagenoeg van
geiyke qualiteit sfjn en de peraeqnatie, die
tusschen de 2 a 3000 gulden liep, vastgesteld
wordt op f 2760, die geiykmaking aan de
familie een voordeel van f 60,— per hofstede.
Altyd de moeite waard om meegenomen te
worden.
Op 40 hectaren ontvangt de eigenaar dus
f 60,— meer dan te voren.
Dat is per hectare f 1,50.
Uit onze vorige redeneering is al gebleken,
dat wy eigenaar en pachter beschouwen als
participanten in eene gemeenschappen b ge
dreven zaak.
Da peraequatie brengt een voordeel van
f 1,50 per hectare.
Daarvan komt den eigenaar een aandeel van
75 cent en den pachter ook.
De paeht had dan dienen verminderd te
worden met 75 cent per hectare of, omdat de
paeht in Zeeland nog al gewoonlijk per gemet
bepaald wordt, met bjjna dertig cent per
Blooisch gemot.
Zegge dertig cent.
Iedere som, die men niet behoeft te betalen,
is welgekomen en die 30 gulden waren even
goed, ja nog beter te pas gekomen in den
zak van den pachter dan ia dien van een
sohatryken eigenaar.
Wanneer de eagenaer de lasten der hofstede
keert, dan vinden wij het, evenmin ala de heer
Z y 1 m a, mooi van dien eigenaar, dat hy den
pachter geen klein voordeeltje gunt van de
peraequatie
Maar
er is een groot verschil tusaehen twee
drie dnizend gulden, die de familie tengevolge
van de bemoeiingen van een g vorig rentmeester
in haar zak houdt en tusschen den drnk, die
door dat honden uitgeoefend wordt op den
pachter, die naar alle reobt en biliykheid niet
meer eiachen kan dan eene verlaging van
paeht van 30 cent per Blooisch gemet, eene
verlaging, die, aio hij eene hofstede bebouwt
van 100 Blooische gemeten, voor hem de
waarde vertegenwoordigt van een pak Zon-
dagache bleeren voor zyn oudsten zoon, als
deze namely k niet te veel nit de kluiten ge
wassen is.
Meent na niet, geachte lezers, dat wy het
in alles voor de eigenaars tegen de pachters
opnemen, het tegendeel is waargaarne scha
ren wy ons aan de zyde van den minder
sterke, om hem tegen de verdrukking der
machtigen te beschermen, maar wanneer men
dien stryd aanbindt, zij het ook te goeder
trouw, en wy nemen van den heer Z y 1 m a
gaarne aan, dat by geheel te goeder trouw
heeft gehandeld, dan waehte men zich in de
eerste plaats voor alle o verdry ving, want
overdryvïng moge een oogenblik eenig effect
maken, 'tis niet veel meer dan het knaleffect
van een slotatnk van een vnurwerk 't was
mooi, maar een kwartier later is de indruk
geheel vergeten.
Aan die overdryving na maakt de heer
Z y 1 m a zich in hooge mate schuldig.
Hy ontraadt feiteiyk het by wonen van goed
landbouwonderwys, want alle voordeel daarvan
komt aan den nietsdoenden grondeigenaar.
Hy concludeert uit één geval en die
oonolusie is, geiyk wy aantoonden, geheel on
juist dat de eigenaar alleen het voordeel
heeft van de doeltreffende wyze, waarop de
staat kennis van landbouw en veeteelt onder
het volk heeft weten te verspreiden.
En om ten slotte den eigenaar ten toon
te stallen als den bnllebak, den geldduivel,
die alles wat den pachter toekomt inzwelgt,
stelt hy het inhouden van de voordeelen, die
de peraequatie van de grondbelasting hem
oplevert voor op eene wyze, die den pachter
maakt tot een beklagenswaardig slachtoffer
van zij na inhaligheid.
Om ronde cijfers te hebben, nemen wij eene
hofstede van 40 hectaren. De heer Zijlma spreekt van
eene van 44. In dat geval zon dan het voordeel per
Blooiioh gemet nog eenige centen minder bedragen.
Zoodanige overdryving verbetert niet, zy
sticht daarentegen veel kwaad, want zy bondt
den weidenkenden landman tegen op den weg
van den vooruitgang en spoort de hoofdige
boeren, door Staring ons zoo duideiyk ge-
teekend, aan om van den onden weg geen
dnim breed af te wyken.
Sfi
s
Waarlijk de verhouding tueachen eigenaar
en pachter, wanneer geen rentmeester ken
gescheiden houdt, is niet zoo vercchrikkeiyk,
als men nit de beschryving van den heer
Z y I m a wel geneigd zonde zyn te gelooven.
Er zyn inhalige eigenaars, die het onderste
nit de kan zouden willen hebben, dat geven
wy toe; en er syn ook domme boeren, die
alle verbetering sohnwen, uit vrees van iets
meer te mosten opbrengen.
Gelukkig is het aantal van beiden niet
grootgelukkig zyn de meesten van weers-
zydan zoo verstandig, dat zy begapen, dat
aan beiden iets toekomt van de voordeelen,
die een gevolg zjjn van de verbeteringen, door
de wetenschap in het landbeuwbedryt in het
leven geroepen.
Het verkeerde, dat nog in hunne verhouding
bestaat, wordt uitsluitend veroorzaakt door
da rentmeesters, dis de boer vreest, voor wie
hy bnigt, voor wie hy span- en andere dien
sten moet verrichten, door wie hy zich vaak
laat exploiteeren om toch niet op een al te
zwart blaadje te komen.
Wanneer een boer voor een rentmeester zyn
hoed afneemt en hem vriendetijk toeknikt, 't
is waariyk zelden nit liefde en hoogachting;
doorgaans nit vreee. Vrees, niet zoo zeer nog
om het kwaad, dat hy hem doet, dan voor
het kwaad, dat hy hem zou kunnen doen.
Ontbinding Hooggerechtshof
van Ned.-Indiê.
By de algemeone beraadslagingen over de
wetsontwerpen betreffende die ontbinding, zyn
Vrydag in de Tweede kamer scherpe woorden
genit, vooral door mr Troelstra, die in de
eerste plaats aanviel de keuze van den regee-
ringscommissarie, mr Winckel, die naast den
minister plaats nam om de Kamer voor te
lichten, en volgens genoemden afgevaar
digde persooniyk by de zaak was betrokken,
omdat hg gedoodverfd wordt als toekomstig
viee-president van het Hooggerechtshof.
De kwestie is belangrijk genoeg, om, aan
de hand van het Kameroverzicht van Het Vad.,
onzen lezers omtrent de gevoerde discueeiën
iets meer mee te deelen, dan het korte tele-
grsphisehe bericht in ons vorig nommer hun
meldde.
De hoofdzaak in de drie ontwerpen, die
gezameniyk in behandeling kwamen, ligt inde
by Kon. besluit in te voeren wijzigingen in
de rechtsbedoeling, die de ontbinding van het
Hooggerechtshof, de beperktere samenstelling
van dit college en de verbetering in de positie
der Raden van Justitie tengevolge moeten
hebben. Men nam bet der Regeering kwaiyk,
dat de noodzakelijkheid der beoogde hervor
ming onvoldoende is toegelicht. De heer
Troelstra zeide het zeer scherp, maar de heer
Van Sty rum, in gematigder taal, eigenlfjk niet
minder scherp. Eerstgenoemde kwam tot een
motie, het geliefd regeer- of obstrnctiemiddel
stjner party, waarin uitgesproken werd, dat
het voorstel onvoldoende ie toegelicht. Deze
motie kon echter terecht niet ondersteund
worden. Men kon voor zoo'n geval schorsing
van 't debat of overlegging van bepaalde slak
ken vragen, maar niet met zoo'n in de lucht
hangende motie werken. De Kamer wilde
echter liever, nu de zaak aan de orde is, haar
afdoen, want ten slotte geldt het bier een niet
zoo diep ingrypende zaak en een, die jaren
lang hangende is. Da leden, die hef deden
voorkomen, dat het hier ieus nieuws, iets on
gehoords, iets volkomen ongemotiveerds gold,
zyn biykbaar van de geschiedenis niet best
op de hoogte en hebben nooit gehoord van de
klachten over de tegenwoordige rechtsbedee-
ling en van de voorstellen van den oud-direc
teur Eagelbregt, die thans een begin van uit
voering verkrygen. Ook Vrydag hebben zy
verzuimd, naar de Minister opmerkte, de over
legging te vragen van de Kon. besluiten, die
de nieuwe grondslagen der rechtsbedoeling
bevatten en die zij wisten dat gereed lagen.
En inconsequent was het zeker van den heer
Troelstra nn aanmerking ts maken op de be
noeming van den regeeringBCommisssris mr.
Winckel, die, ala oud-lid van hef gerechtehof,
juist de bevoegde man is om de voorlichting
to geven, die men verlangt. De onhebbelijke
verdachtmaking van diens onpsrtydigheid,die
de Voorzitter terecht zyn beat deed te onder
drukken, werd overigens door den Minister
afdoende weersproken.
Deze wees er nitdrnkkeiyk op en dat
karakteriseert den onhebbelfjken uitval van
den heer Troelstra weêr voldoende dat juist
de vice-president van 't Hot tos hen behoort,
wier traktement niet zal worden verhoogd.
De regeringscommissaris beeft dos geen be
lang er by.
De benoeming van een regeeringscommis-
oaris was bier meer dan ooit gerechtvaardigd
en het verhengde den Minister dat hy een der
oud-leden van 't Hooggerechtshof een der
weinige, volgens de bestryders zelf, tot oor-
deelen bevoegden heeft gevonden om die
taak op zieh te nemen. Het feit, dat de heer
Winckel algemeen wordt geacht aangewezen
te zyn voor 't vioe-presidentaohap van't Hoog
gerechtshof, pleit zeker voor de keuze.
Dat de Minister geen zin had gehad de
stapels adviezen over te leggen, die elkander
weerspreken en waaruit dikwyis minder een
oordeel wordt gevormd dan stof gehaald om
een vaststaand gevoelen te stennen, laat zich
hooren. Maar dat de toelichting te wenaohen
overliet, dat de finaneieele kwestie veel te
veel op den voorgrond was gesteld, dat de
pompenee verzekering omtrent het beantwoor
den der reohteriyke macht aan haar bestem
ming onvoldoende was gestaafd, dat de be-
teekenis van de overbrenging der revisie niet
goed in bes licht was gesteld, dat alles is,
volgenB Het Vad., niet tegen te spreken, en
als het ontwerp verworpen wordt, heeft de
Regeering het zichzelf te wyten. Het blad
meent echter, dat er nog tyd zal zyn het
verzuim te herstellen.
Wie wel in de zaak thuis bleken, dat waren
de heeren Pgnacker en Mackay, met wier op
positie het meest zal gerekend moeten worden,
Jnist is hun opmerking, dat verschuiving van
den arbeid geen vermindering van werk kan
geven, en dus de bezuiniging illusoir zal
biyken, maar het kwam het Haagsche blad
voor, dat de Minister reeds eenigszins
berouw toonde over die ietwat onvoor
zichtige voorspiegeling. Niet jnist zeker's hee
ren Mackay's beweren, dat de regeling in
stryd is met hef Reg.-reglement, in zooverre
dat bet oppertoezicht over de rechtsbedoeling
aan bet Hooggerechtshof opdraagt. Immers,
dat oppertoezioht kan gehandhaafd worden,
ook by overbrenging der revisie, vooral nn
het in bedoeling ligt altyd cassatie in het
belang der wet toe te laten. De groote twist
vraag is overigens of in hef belang van den
inlander de revisie beter is in banden van
bet Hooggerechtshof dan in die der Raden
van Justitie. Er kan misschien èa voor het
een èn voor het ander iets gezegd worden,
maar zeker allersohromeiyhst overdreven
was, wat de heer Troelstra aanhaalde van een
bekend jurist, wiens Kraftausdrüche foy hem
een sympathefisohe snaar deden trillen, als
waren de inlanders by de Raden van Jnstitie
zoo goed ala aan de heidenen overgeleverd.
Men kan inderdaad kennis van de inlanders
en hun karakter en gebrniken eer verwachten
by Raden van Justitie, die slechts een beperkt
terrein hebben te overzien en nit ervaren
landraadvoorzitters zftn samengesteld, dan by
da hooge heeren te Batavia, die de inlanders
misschien al zoo'n beetje vergeten zyn en
stellig niet met alle soorten van inlanders
even vertrouwd zyn.
De hoofdzaak eehfjofc Eet Vad. dit, en dat
vooral weea ook de heer Geartaema aan en
werkte de minister nader nit, dat men het
Hooggerechtshof inkrimpen moet om het nit
de élite te kunnen samenstellen.
8. HAMELINK
Da heer 8. Hamelink, die, zooals wy gemeld
hebben, dezer dagen te Heerenveen everleed
als directeur van de Nederlandsehe Tramweg-
maatschappig, was een Zeeuw vau'geboorte en
pas 57 jaren oud.
Hy was iemand die grootendesls zich zelf
had gevormd.
Hy begon als militair en verliet als sergeant
van het regiment grenadiers en jagers den
militairen dienst, om daarna over te gaan in
administratieve!! dienst by de Maatschappij
tot Exploitatie van Staatsspoorwegen. Hjj
doorliep als zoodanig alle afdeelingen en
had daardoor eene veekydige kennis van
het spoorwegwezen verworven, die weldra
de aandacht van velen op hem deed vesti
gen. Daaronder nam de heer baron van
Hardenbroek, van Utrecht, een eerste plaats
in. Met dezen werd Hamelink de oprichter
van de maatschappy voor veestallen (by het
spoor). De heer Van Hardenbroek, die om
ging met het plan om Friesland van tramwe
gen te voorzien, had met zyn scherpen blik
nn weldra in Hamelink ook den man gevon
den, om dit plan ten uitvoer te brengen. Dat
bet in Hamelink gesteld vertrouwen niet werd
beschaamd, heeft de ervaring doen zien. Een
maal aan het werk was Hamelink er niet van
af te brengen. Hy had wat men noemt een
ysereu wil en paarde daaraan een doorzettings
vermogen en een volharding, die reeds lang
spreekwoordelijk waren geworden. Het net
van tramwegen, dat Friesland thans reeds ba-
dekt, is voor een goed deel aan de genoemde
eigenschappen van den overledene te danken.
Nog niet lang geleden mocht hy de voldoening
smaken, feest te vieren ter gelegenheid van
het twintigjarig bestaan van den eersten tram
weg in Friesland, dien van Veenwouden—
Dokkum.
Intnsichen bleef Hamelink onvermoeid werk
zaam tot voortdurende uitbreiding van het
Friesohe tramweg-net ook naar andere pro
vinciën. Meer dan éen plan was daartoe reeds
vastgesteld en zal eerlang tot uitvoering
bomen, dank zy den door het rijk, de provin
ciën en de betrokken gemeenten toegekenden
anbsidiën.
Wat Hamelink ook niet weinig sierde, waren
zyn goedhartigheid en humaniteit. Hy eisohte,
nit den aard der zaak, van zyn talrijk tram
weg-personeel trouwe, yverige plichtsbetrach
ting, maar wist niet minder dia te waardaeren,
waar by dit personeel, zoowel lager als hoo-
ger geplaatsten, aan dezen esech zag voldoen.
Daardoor had hy zich niet alleen de achting,
maar ook de toegenegenheid van zyn ambte
naren en beambten weten te verwerven.
Een paar jaren geleden erkende de regeering
zgn verdiensten door zyne benoeming tot rid
der in de orde van Oranje-Nas sau.
(Leeuw. CU)
BMOE9UNGM MZ.
By kon. besluit
ia de luit. t/z 2de kl. G. A. Rietberg op
pensioen gesteld ad f921 'sjaars en is be
vorderd tot lnit. t/z 2de kl. de adelborst 1ste
kl. A. Vos
ia benoemd tot ontvanger der registratie en
domeinen fe Zalt-Bommel H. L. Dingemans,
thans in geiyke betrekking te Enschedé
zyn benoemdby bet wapen der infanterie,
by den staf van het wapen, tot kap., de cerate-
loit. L. E. Hinrichs, van dien staf, werkzaam
by de Cadettenschoolby het 2de reg. tot
kap., de eerste-lnit. J. C. H. Verschoor, adj.
by het 7de reg., en jhr A. F. van Spengler,
van het reg. gr en. en jagerstot eerste-lnit.,
de tweede-lnit. H. H. Bila, van het korps, ge
detacheerd by het leger in N.I.; bij het 4de
reg., tot eerste-lnit., de tweede-luit. M. E.
Grefe, J. A. Rouffaer en W. H. L. Vogel,
allen van het korpsby het 5de reg., tot kap.
de eerste-lnit. H. C. A. de Block, adj. by het
reg. gren. en jagers; tot eerste-lnit., de tweede-
lnit. P. Donk, van het korps; bij bet 6de
reg., tot eerste-lnit, de tweede-luit. G.Haenen
en H. Mulder, beiden van het korpsby bet
7de reg., tot eerste-lnit., de tweede-lnit. H.
J. Inden, van het korps; by het instr.-bat.,
tot eerst-Init., de tweed-luit. H. van der Zee,
van het korpsby het wapen der genie, by
den staf van het wapen, tot kap., de eerüte-
Iait. P. A. M. Haokstroh, van dien staf;
zyn in fann rang overgeplaatst by het
reg. gren. en jagers de eerste-lnit. H. C. van
der Pant, adj. by het 3de, M. Tydeman, van
het 5de, en jhr J. A. van Hoogenhouok Tul
leken, van het 3de reg. inf.
is benoemd tot directeur van hef post- en
telegraafkantoor te Goedereede H. van den
Heuvel, thans commies der telegraphie 3a kl.
is benoemd tot directeur van het telegraaf
kantoor te Vlaardingen J. L. van Noor f, thans
commies der telegraphie le kl.;
is bepaald dat, ter zake van zyn gedrag by
de brygsverrichtingen in Atjeb, gedurende het
tyd vak November 1896—Juli 1897, by afson-
deriyke dagorders, zoo in Indië als in Nederland,
alsnog eervol zal worden vermeld de fuselier
van het leger in N.-I. B. L. Bonne
is, met geiyktydige bevordering tot off. van
gezondb. eerste kl., overgeplaatst by het per
soneel van den geneeskundigen dienst van de
landmacht in W.-I. de off. van gezondh. tweede
kl. van bet leger in N.-I. P. K.T.Lens, thans
by de voormelde landmacht gedetacheerd.
Door de arr.-reebtb. te Alkmaar is, ter ver-
vnlling der vacatnre van kantonrechter te
Medemblik, opgemaakt de navolgende alpha-
betiBohe lijst van aanbeveling; mr H. B. van
der Eist, eabfl.-griffier by de arr.reohtb. te
Tiel; mr J.A. Sohaaff, griffier by het kanton
gerecht ten Den Helder, en mr N. J. Wilkene,
ambtenaar van het O. M. by de kantonge
rechten in het arr. Amelo.
ONTSLAG BUR6EMEE8TERS.
Door den minister van binnenlimdtsche
zaken is aan de commissarissen der Koningin
in de provinciën een schrijven gezonden,
wa&rby zy worden verzocht hem mede te
deelen, of en, easu quo, voor welke gemeenten
in hun provincie, in verband met de uitkom
sten der laatste volkstelling en met hef be
paalde in art. 3 der gemeentewet (dat dezelfde
persoon burgemeester kan zijn van meer dan
één gemeente, mits de bevolking van geen
dier gemeenten 5000zielen te boven ga,
de gemeenten aan elkander grenzen en ban
gezameniyk zielental 10.000 niet overtreft),
ontslag van burgemeesters noodig is.
Oost-Indië.
Da Indische bladen doen in harteiyke woor
den hun ingenomenheid biyken met de ver
loving van onze Koningin, waarmee het pu
bliek zyn sympathie betuigde door vlaggen en
feestjes.
De gouverneur-generaal acht de Atjehsohe
gebeurtenissen in den loop van dit jaar van
genoegzaam gewicht om het weaseheiyis te
achten de gednreude den loop van 1900 op
het oorlogeterrein werkzaam geweest zgnde
militairen mat de herinneringsmedaille (het
z.g. eereteeken voor belangryke krygsbedrij-
ven) te begiftigen.
Dit ondersoheidingsteeken zal gmp Atjeh
1896—1900 dragen.
Het tydperk vóór 1896, eindigend met de
dagen vóór den afval van Oemar, wordt dus
als een afgesloten tydvak beschouwd.
KERKNIEUWS.
Da beroeping van den heer H. Kwint,
predikant by de Ned. Herv. gemeente te
Nieuw- en SintJooaland, naar Gorin-
chem, eerst wegens beweerde informaliteit door
het classikaal bestnnr van Dordrecht gedesap-
probeerd, toen door het kiescollege opnieuw
op hem nitgebraoht, is nn, wegens onvoltallig
heid van den kerkeraad, niet bekrachtigd
kannen worden.
Aau den sergeant-facteur Baden, van
het derde regiment infanterie te Bergen op
Zoom, is heden bet onderacheidiogsfceekan
voor 30j zrigen tronwen dienst uitgereikt,
waarvan rnim 27 jaar als onderofficier.
Men oppert alweer verschillende plannen
voor het huwelijksgeschenk voor onze Ko
ningin. Men noemt o. b. een villa op den
Scheveningschen weg.
De Tweede hamer heeft zich, zegt men,
vereenigd met het onlsnga door de Eerste
kamer genomen beslnit betrakkeiyk de laef-
tydsgrens voor de aftreding van de ambte
naren der stenographische inrichting} by de
Staten-Generaal.
Woendag 21 November houdt het K.N.
Aardr. Genootschap zyn eerste lezing in het
Toussainthuis te 'a Hage waar de heer A. A.
Beekman zal spreken over „Grondverlies in
ons land, vooral in Zeeland."
De rechtbank te Haarlem heeft den
Ostender visscher E. v. T. tot éen jaar ge
vangenisstraf veroordeeld wegens mishandeling
met doodeiyken afloop. Dit staat in verband
met het dooden van een vrachtrijder te
IJmniden by een veohtparty met Ostender
vincheri.