tot bet vaststellen van regelen voor het PENSIONNCEREN VAN EN HET VER- LEENEN VAN WACHTGELD us ambtenaren en bedienden in dienst der provincie. Gedeputeerde Staten stellen voor pensioen te verleenen aan ambtenaren van den provin- eialen waterstaat, de vaste arbeiders by de provinciale wegen, den bibliothecaris van de provinciale bibliotheek, den conoierge van, tevens bediende by die bibliotheek, de pro vinciale veeartsen en het personeel, verbonden aan den provincialen stoombootdienst op de WesterSchelde. De ambtenaren hebben recht op pensioen als zy den onderdom van 65 jaren vervuld hebben, ziels- of lichaamsgebreken bekomen in en door den dienst, of na tienjarigen dienst aithoofde van ziels- of lichaamsgebreken voor de waarneming hunner betrekking ongeschikt zyn. Het pensioen wordt voor ieder jaar dienst berekend op een zestigste deel der middelsom van den grondslag der pensioenregeling. Het kan noch twee derden dier middeliom, noch het bedrag van f 3000 te boven gaan. Het besluit treedt in werking op 1 Januari 1901. In de verschillende afdeelingen zyn omtrent onderscheiden bepalingen wyzigingen voorge steld, o. a. om de machinisten en stokers van het personeel van den stoombootdienst op de Wester-Schelde, in plaats van op 65, op 55 jarigen leeftijd recht op pensioen te geven. Ook is het denkbeeld geopperd om het pen sioen voor de bovengenoemde machinisten en stokers voor ieder jaar dienst te berekenen op 1/50 deel der middensom. Ook werd voor gesteld te bepalen, dat het pensioen niet min der dan f 150 kan bedragen. Ook wilde men de bepaling opnemen, dat het machine-personeel voor elke drie jaren dienst vier jaren worden toegerekend. Het algemeen verslag wordt uitgebracht door den heer De Veer. Biykens mededeeling van den voorzitter vinden Gedeputeerde Staten in dit verslag geen aanleiding tot het brengen van wysiging in hnn voorstel. De beraadslaging geopend zgade, deelt de heer Van der Meer mee dat door hem in de afdeeling, waarin hy zitting had, is ingetrok ken de voorgestelde bepaling om het pensioen niet minder dan f 150 te doen bedragen. Verder dient hy twee amendementen in, het eerste strekkende om het machinepersoneel het pensioen tien jaar vroeger te verleenen en het tweede om dat personeel voor elke drie jaren dienst vier jaren toe te rekenen. Hy verdedigt beide amendementen, waarvoor hy stenn vindt in de rykswetten. Hy wyst op de bepalingen betreffende het machinekamer-personeel by de Kon. Ned. Ma rine, waaraan ook op jeugdiger laeftfjd dan anderen pensioen wordt toegekend. Spieker toont aan dat het personeel niet verplicht is pensioen te vTagea, maar by ge- sohiktheid langer kan doordienen. Hy stelt in bat licht, dat uit den aard der saak het machinisten-personeel eerst op meer gevorderden leeiftyd in dienst zal treden en het daarom wenseheiyk is drie jaren voor vier te tellen, waarvoor de regeling van het pensioen verbeterd zal worden. Beide amendementen worden voldoende ondersteund. Aan de algemeflne beraadslagingen wensoht geen der leden deel te nemen, waarom wordt overgegaan tot de artikelsgewyze behandeling. By art. 2 komt het eerste amendement ter tafel. De heer De Veer verklaart een zelfde mee ning te zijn toegedaan als de heer Van der Meer en dringt op aanneming van diens amen dementen aan. Ook hy stelt de wensohelykheid daarvan in het lieht en noemt verschillende rijks betrekkingen op, waarin vroeger pensioen wordt toegekend dan in andere. Er is beweerd dat, wanneer het personeel vroeger versleten mocht zyn dan den voor het pensioen aangenomen leeftyd, het een attest kon vragen van een geneesheer ten bewyse dat het niet meer in staat ia dienst te doen. Dit Kan echter aanleiding geven tot misbruiken en het is wenseheiyk die zooveel mogeiyk te voorkomen. Men heeft ook gezegd: er zyn nog anderen die in denzelfden toestand verkeeren. Is dat waar; welnu, laat men dan ook voor dezen dezelfde gnnstige bepaling invoeren. De beer De Casembroot wijst er op dat Ged. Staten hebben getracht naar een uniforme regeling. Hnn is niet gebleken dat de stokers en machinisten vroeger versleten zyn dan ander personeel. Wat betreft het maohinekamerpersoneei der marine, daarvan wordt meer dienst gevergd, terwyi dit bovendien ook zekeren tyd in de tropen doorbrengt. Spreker zon echter voor zich met bet amen dement wel kannen medegaan. Het amendement wordt aangenomen met 22 tegen 17 stemmen. Tegen stemmen de heeren Yiebaerf, De Casembroot, Van Waesberghe Janssen», Fruy- tier, De Bats, J. A. Bolle, Hombach, Ham- maeher, Kakebeeke, Van Deinse, Heyse, Eras mns, Van Rompu, Van Lynden, Hennequin, Van der Lek de Clercq en Fokker. By art. 7 stelt de heer De Veer voor te bepalen dat het pensioen niet minder kan bedragen dan t 150. Hy zegt dit voor te stellen in het belang der economisch zwakken, wyi hot wanscheiyk is dat de te pensionneercn ambtenaren zooveel ontvangen dat zy ten minste levensonderhoud hebben. De heer De Casembroot wyst er op dat, wanneer personen ziels- of lichaamsgebreken krijgen, zy in bijna geen enkel geval minder dan f 150 zullen ontvangen. Me« wilde ook voorkomen dat Jeugdige personen zich zouden laten afkeuren, wanneer zy nit den dienst willen of een andere be trekking op bet oog hebben. De heer De Veer bestrydt dit denkbeeld. Het amendement wordt daarop in stemming gebracht en aangenomen met 27 tegen 12 stemmen. Tegen stemmen de heeren Van Teyiingen, Moerdijk, Ysebaert, Van Wsesberghe Janssen», Fruytier, De Bats, J. A. Bolle, M. Bolle, Hom bach, Van Rompu eu Van Lynden. By art. 8 komt het tweede amendement van den heer Van der Meer in stemming. Het wordt aangenomen met 25 tegen 14 stemmen. Tegen stemmen de heeren Ysebaert, Bolier, De Casembroot, Van Waesberghe Janssens, Fruytier, De Bats, J. A. Bolle, Hombach, Hammacher, Heyse, Erasmus, Van Bompu, Hennequin en Van der Lek de Clercq. By art. 12 is geen bepaalde termyn voor het wachtgeld voorgesteld. De heev Fokker geeft daarom in overweging te bepalen dat het wachtgeld voor niet langer dan vier jaren zal worden verleend. Dit is ook in overeen stemming met de rykswetten. Dit amendement wordt aangenomen met 28 tegen 11 stemmen. Tegen etemmen de heeren Hollestelle, Bolier, De Casembroot, Van der Meer, Siegers, Erasmus, De Veer, Dieleman, Van Lynden, Lneasse en Hnvers. Het voorstel in zyn geheel wordt daarna zonder hoofdeiykestemming aangenomen- Verier komt ter tafel hef algemeen verslag betreffende het voorstel tot afwyzing van het verzoek van het bestuur der IJZENDIJKSCHE STOOMTRAMWEG- MAATSCHAPPIJ om verlenging voor tien jaren van het subsidie uit de provinciale fondsen. Het wordt uitge bracht door den heer Van Deinse. In eene afdeeling vereenigden zioh alle leden met het voorstel, in een andere zes, terwyi vier leden zioh hunne stem voorbe hielden en in een derde waren vier leden voor en vyf leden tegen het voorstel, terwyi vyf zich hnnne stem voorbehielden. Biykens mededeeling van den voorzitter vinden Gedeputeerde Staten in dit verslag geen aanleiding tot het brengen van wymging in hnn voorstel. De heer Hombach verklaart veel achting te hebben voor den hoofdingenieur en daarom spyt het hem na een itnk van hem in banden te krygen, waarin deze biyk geeft van voor ingenomenheid. In zyn rapport wordt met de Maatschappy, die 't hier geldt, een loopje genomen en o. a. gezegd dat zy geen ondersteuning verdient. Mocht hef lyntje niet meer reusseeren, dan zou het machtige lichaam de Maatschappy Breskens—Maldeghem het wel exploiteeren. Spreker beBtrjjdt in het breede het rapport, dat z. i. geen technisch advies is, maar een pleidooi voor het afwyzen van het verzoek om subsidie. Hy tracht aan te tooaea dat daarin ver schillende onjuistheden voorkomen en sommige verwytén, aan de Maatschappy gedaan, onge grond zyn. Spreker beveelt den leden warm aan het verzoek der Maatschappy in te willigen. Da subsidie is onontbeariykby niet toe kenning daarvan ia bet zoo goed als zeker dat de iyn zal worden opgebroken, maar niet zal worden overgedaan aan de Maatschappy Bres- kena—Maldeghem. Door inwilliging van bet verzoek zon een uyvere streek ook voor ondergang worden behoed en een iyn in stand gebonden die zeer nuttig ia. De heer Fompa vau Meerdervoort kan zich niet vereenigen met het denkbeeld van den heer Hombach. Hy zon het een zeer gevaariyk antecedent achten een subsidie, voor een be perkt aantal jaren gegeven, te verlengen. Wanneer een onbsidïe is gegeven by den aanvang, dan is dat gedaan om de levensvat baarheid te onderzoeken. Blijkt later een iyn geen levensvatbaarheid te.hebben, dan kan de provincie haar niet steunen. De heer Hombach dient een amendement in om aan de stoomtramwegmaatiohappy ge durende 10 jaren een subsidie te verleenen tot een maximum van f 3000 'sjaars. De beer De Bats stelt in het lieht, dat het afbrekend rapport van den hoofdingenienr- ook op hem een ongnnofigen indruk gemaakt beeft. Ook hy acht een subsidie alleszins gerecht vaardigd, omdat de lijn zeer nattig is voor handel en landbouw. Aan deze tram is gedurende 10 jaren, aan die voor Schouwen en van Walsoorden echter gedurende 20 jaren sndsidie verleent, wat er voor pleit hier langer subsidie tos te staan. De heer Hennequin zegt dat ook op hem de wijze van behandeling dezer zaak een zeer treurigen indrnk gemaakt heeft. Hy zet dit in den breede uiteen en toont aan dat de hoofdingenieur in zyn rapport niet de financieels en niet de locale belangen had behooren te behandelen. Dat is de taak van bet Gedeputeerd College. Dat is daarvoor het aangewezen lichaam, omdat bet van een en ander op de hoogte is. Den hoofdingenieur is alleen de plicht opge legd om over de technieohe punten van advies te dienen. Spreker bestrydt verder de meaning van den heer Pomps van Meerdervoort. Wanneer er een subsidie voor beperkten tyd verleend is, kan, wanneer na dien tyd subsidie noodig blijkt, dit opnieuw worden toegestaan. Spreker toont aan dat dit by verschillende wagendiensten en andere middelen van ver voer dan ook is geschied. Daarna stelt de heer Hennequin nog in het lieht dat het fiaancieel overzicht, omtrent de Maatschappy gegeven, wel onvolledig is, maar niet zóp onvolledig, dat men er sioh geen goed beeld van zon kannen maken. Bovendien had men aan de Maataobftppy meerdere inlichtingen kunnen vragen, die zy zeker gaarne zou heb ben gegeven. Spreker betwyfelt of dat zonder subsidie de exploitatie kau worden doorgezet. Hij meeat echter dat het verzoek niet ksn worden ingewilligd zooals dat is gedaan, maar wel dat dit ten deele kan worden toegestaan. Had de heer Hombach geen bepaald voorstel gedaan, dan zon spreker dit doen. De beer Van der Meer wyst er op dat het dreigement: wanneer de subsidie niet wordt toegekend, breken wy de boel op, niet pleit voor liefde voor handel en welvaart in de ■treek waardoor de iyn loopt. Spreker kan niet meegaan met het amende- ment-Hombaeb. Hy meent dat de Maafsobappy eerst moet beproeven zioh zelf te redden, wat, naar hy nit de eyfers tracht aan te toonen, mogelijk is. De heer Luoasse verdedigt het voorstel van Gedeputeerde Staten. Uit de overgelegde stukken blijkt dat steeds de ontvangsten de uitgaven hebben overtroffen. Er is steeds winst gemaakt, al is die niet zoo groot geweest om aandeelhouders vol doende rente te geven. Maar daarvoor mag, naar spreker meent, de provinciale kas niet byspciugen. Het doel der subsidie ia geeu ander dan om de Maatschappy te helpen en op de been te brengen. Da Maatschappy maakt zonder subsidie aenige winstdas heeft zy wel eenige levens vatbaarheid. Dat er niet meer winst is gemaakt, ligt aan de Maatschappy zelve. Zjj laaf meer treinen loopen dan waartoe zy verplicht is en heelt de tarieven voor het vervoer te laag gesteld. Spreker stelt nog in het lieht, dat uit de whist de verpliehte aflossing van obligation mogeiyk is en er dan zelfs nog een klein bedrag overbiyft voor rente aan de aandeel houders. Dat er geen reservefonds is gevormd, moge te bejammeren zyn voor de Maatschappy, maar daarvoor mag tooh zeker niet het geld der provincie besteed worden. Spreker kan zich, op grond van een en ander, niet vereenigen met het amendement van den heer Honibacb, ook al heeft deze daaraan de bepaling toegevoegd dat nit bet subsidie geen aflossing en geen rentebetaling mag worden gekweten. Hy stelt ten slotte in het lieht, dat de Maat schappy haar zaak niet goed administreert en by twyfelt niet of, wanneer zy de zaak neer mooht leggen, dan zal eene andere combinatie die wel ter hand nemen. De heer Hombach repliceert. Er is in de jaren 1891 tot 1899 geen winst gemaakt; de rekening heeft steeds een tekort opgeleverd. Spreker toont dat door eene becyfering aan. Verder geeft bij inlichtingen omtrent het laten loopen van m9cr treinen dan waartoe de concessie verplióht. Daartoe was de Maat schappy verplicht door den gemeenteraad van IJzendyke. De heer Hennequin bestrydt ook nog de argnmenten, door den heer Luoasse aange voerd. Deze heeft o. a. gezegd dat de Maat schappy zioh wenden kan tot den Stut, maar ■preker wyst er op dat, waar Gedeputeerde Staten het geven van subsidie eigenlijk geld verspilling achten zonden, van den Stut, die by dat ooilege advies zal inwinnen, ook niets te wachten is. De beer Lnoasse verdedigt nogmaals het voorstel van Gedeputeerde Staten en beveelt aanneming ervan aan. Daarna wordt het voorstel-Hombach in stemming gebracht en verworpen met 26 tegen 12 stemmen. Voor stemmen de heeren Moerdyk, Yse baert, Hollestelle, De Bats, Hombach, Ham macher, Van Woelderen, Siegers, Erasmus, Hennequin, Van der Lek de Clerq en Fokker. De heer Havers is by deze stemming afwezig. Durna wordt bet voorstel van Gedeputeerde Staten zonder hoofdelpe stemming aange nomen. Hierop wordt de vergadering geschorst. De zitting heropend eijnde, komt in behan deling het algemeen verslag der afdeelingen aangaande het voorstel tot het verlengen van den termyn voor het in exploitatie brengen van den stoomtramweg Hulst—Wal soorden. Hat wordt uitgebracht door den heer De Bats. In de afdeelingen vereenigden zioh alle leden, uitgenomen een, met het voorstel. Dat lid kwamen de motieven van den ver zoeker min of meer verdacht voor; hy kon moeiiyk aannemen dat de minister alleen de schnld zon dragen van de vertraging der totstandkoming van deze tiamverbinding. Biykens mededeeling van den voorzitter viuden Gedeputeerde Staten in dit verslag geen aanleiding tot het brengen van wyziging in hun voorstel. De heer Pompe van Meerdervoort wyst erop dat dit de derde maal is dat verlenging ge vraagd wordt. Hy meent dat de noodige ernst voor de zaak by de concessionarissen ontbreekt, en het zal dan ook de laatste maal zijn dat hy ague stem eraan geeft. Het voorstel wordt daarna zonder hoofde- ïyke stemming aangenomen. Vervolgens wordt door den heer Hollestelle uitgebracht het algemeeu verslag omtrent het voorstel tot afwyzing van het verzoek van den gemeenteraad van Ossenisse om sub sidie voor den aanleg van eene haven. Ia al de afdeelingen vereenigde men zich met het voorstel, dat zonder hoofdeiyke stem ming wordt aangenomen. Daarna leest de heer Loois voor het alge meen verslag der afdeelingen betreffende bet voorstel tot afwyzing van het verzoek van het GEMEENTEBESTUUR VAN GORTGENE om een renteloos voorschot voor wegsverbe» tering. In alle afdeelingen waren leden die wel termen tot inwilliging van het verzoek vonden en zeker wel voor bet verleenen van een voorzohot voor herbestrating, groot f 4125.60 Anderen gingen mede met het voorstel van bet Gedeputeerd ooilege. BUjkens mededeeUng van den voorzitter vinden Gedeputeerde Staten in dit verslag geen aanleiding tot bet brengen van wyziging in hnn voorstel. De heer Pompe van Meerdervoort verklaart zich door het voorstel van Gedeputeerde Staten te leur gesteld. De weg kan alleen iu orde gebracht worden door keibeitrating en daartoe Is de gemeente niet by machte. Het geldt hier de verbinding tnssohen pro vinciale wegen en steigers, das een belang waarby ook anderen dan de te subsidieerec gemeente betrokken zyn. Dat de weg zoo slecht is, is voor een deel te wyten aan achterliggende gemeenten. Spreker dient daarom een amendement in om een renteloos voorschot van f 4125.60 te verleenen voor bet maken der keibestrating. Het aanbrengen eener schering ligt niet op den weg der provincie wel op dien der gemeente. De heer Van Waesberghe Janssens betreurt het dat van het amendement-Pompe geen woord is gerept in het algemeen verslag en Ged. Staten er zich daarop niet hebben kannen voorbereiden. De kosten van aanleg ïykeu spreker te grootzy komen na op f 13.98, wat t. i. te veel is. De heer Van der Lek de Clercq is het eens met den heer Pompe van Meerdervoort. By eigen ervaring weet by, dat de weg niet te beryden of te beloopen is dan met levensgevaar. Spreker toont un dat, nu de gemeente niet by machte is verbetering aan te brengen, het, waar ook vele andera plaatsen daarby belang hebben, wel op den weg der provincie ligt om stenn te Terleenen. Een grintweg is niet voldoende; keibestra ting kan alleen verbetering brengen. Spreker meent echter met den beer Van WaeBberghe Janssens dat het bedrag wel wat hoog is; daarom is in het algemeen verslag de tirade gekomen „t 4125.60 of zooveel min der als by een zninig beheer der uitvoering zal biyken noodig te zyn." De heer Van Rompu herinnert dat in dé laatste jaren verschillende verzoeken om een tweede renteloos voorschot tot verbetering van denselfden weg, op een enkele uitzondering na, zyn afgewezen. Op dien grond stellen Gedeputeerde Staten dit ook thans in deze voor. Weken Ged. Staten van dien regel af, dan zou zeker een stroom van aanvragen b$ de provincie inkomen, die, by inwilliging, ont zettende offers der provinciale kas zonden vorderen. Spreker wyst er verder nog op dat, wanneer andere gemeenten en polders belang hebben by den weg, ook deze wel een kleine by drage zonden kannen geven. De heer Pompe van Meerdervoort stelt in het lieht dat, biykens het algemeen verslag, zyn denkbeeld wel degeiyk in de afdeelingen is ter sprake gekomen. Wat betreft het door den heer VanRompn aangevoerde omtrent een stroom van aanvragen, vergete men niet dat het hier een excep tioneel geval geldt en er geen regel ia zonder nit zondering. Er is beweerd dat de raming wat hoog is en daarom wil spreker aan zyn amendement toe voegen „of zooveel minder als by een zninig beheer der uitvoering zal blijken noodig te zyn," De heer Van der Lek de Clercq vraagt of het niet beter ware een vast cyter voor te stellen, bv. van t 3000 of f 3500. De heer Pompe van Meerdervoort zegt dat hy daaraan moeiiyk gevolg kan geven, omdat dan het cgfor misschien te hoog zou biyken. Hy geeft de voorkeur aan zijne redactie. De heer Van Dienae wyst erop dat, om tot een juiaten maatstaf te komen, de breedte van den weg dient te worden vastgesteld. De heer Moes nit de hoop dat de vergade ring zich er aanhouden zal, om niet voor de tweede maal een renteloos voorschot te geven voor den zelfden weg. De heer Van Lynden is er niet tegen om mede te werken tot verbetering van den weg, maar hy wensoht dat een vaste bepaling worde gesteld. De heer Van Deinse geeft in overweging om aan het amendement toe te voegen dat de weg eene breedte zal hebben van 2.75 M., met inbegrip van de kantstsenen. De heer Pompe van Meerdervoort verklaart dat snb-amendement over te nemen. De heer Van Rompn houdt vol dat by aanneming van het amendement tal van andere aanvragen zullen inkomen. Hy ontraadt aan neming ervan ten sterkste, hoewel hy toegeeft dat een weg van de beteekenis als deze slechts zeer zelden zal voorkomen. Hy beaamt echter niet dat de weg wordt stak gereden door ander vervoer dan dat van peeën. De heer Lneasse zon gaarne aanvragen als deze inwilligen, maar hy heeft bezwaar er tegen, omdat men dan zon moeten breken met een eenmaal aangenomen beginsel. Hy is het eens met den heer Van Rompu dat er dan tal van aanvragen znllen inkomen. De heeren Pompe van Meerdervoort en Van der Lek de Clercq bevelen nogmaals aanne ming van het amendement aan. Het amendement wordt daarop in stemming gebracht en verworpen met 24 tegen 15 stemmen. Voor stemmen de heeren Vader, Oggel, Noordyke, Maas, De Jonge, Hammacher, Kakebeeke, Pompe van Meerdervoort, Van Deinse, Siegers, De Veer, Dieleman, Van Lynden, Huvers en Van der Lek de Clercq. Hierna komt in behandeling het algemeen verslag aangaande het voorstel tot het ver benen van een renteloos voorschot voor wegs- verbetering aan den POLDER NIEUW-KIELDRECHT. Het wordt uitgebracht door den heer J. A. Bolle. In alle afdeelingen waren voor- en tegen standers van het voorstel. 16 leden konden zioh er mede vereenigeu, 2 leden konden medegaan met het advies van den hoofdingenieur, 7 leden behielden zioh hnn stem voor en 9 leden verklaarden zioh tegen het voorstel. Biykens mededeeling van den voorzitter vinden Gedepnteerde Staten in dit verslag geen aanleiding tot het brengen van wyziging in hun voorstel. De heer Maas stelt een amendement voor een voorschot te geven tot een vierde der kosten, dus tot de helft van het gevraagd be drag. Gedeputeerde Staten willeu f 20.100 geven; hy f 10.060. Hy acht het niet onvermydeiyk dat een subsidie van f 20.000 wordt verleend, maar een van f 10.000 voldoende. De polder zelve kan, zonder te zwaar be last te worden, een deel van de keaten dragen. De polderlasten zjjn niet zoo hoog, dat den eigenaren een te zware last zou worden op gelegd. De heer Wagtho bestrydt de meening van den heer Maas, dat de eigenaars van de gron den in de verschillende polders niet te zwaar zonden belast worden, indien slechts een vierde der kosten werd toegestsau. Hy toont aan wat o. a. door de hertogen van Aremberg betaald is voor wegsverbetering ih een paar der aan hen behoorende polders. la een anderen polder wordt reads f 12 per hectare betaald, zeker een tameiyk hoog bedrag. Hy zet verder het groot belang van de ge projecteerde verbetering in het licht en beveelt aan het renteloos voorschot te geven aooiie dat is aangevraagd, wyi er anders kans bestaat dat van de verharding niets komt, omdat verschillende gemeente- en polderbesturen zich zullen terugtrekken. De heer Maas verdedigt zyn voorStél au houdt vol dat de lasten in de betrokken pol ders niet te boog zyn. De heer Van Li] oden zegt dat de meerder heid van Gedeputeerde Staten niet meegaan kan met het denkbeeld van den heer Haas. Hy zet de redeneu uiteen die het college geleid hebben tot het zioh bereid verklaren om by verharding van de hoofdronte staan te verleenen maar niet voor het verdere ge; deelte. Het amendement van deu heer Maaa wordt nu in stemming gebracht en verworpen met 26 tegen 13 stemmen. Voor stemmen de heeren Den Boer, Vader, Noordyke, Maas, J. A. Bolle, De Jonge, Pompe van Meerdervoort, Van Woelderen, De Veer, Henneqnin, Lnoasse, Hdvers en Fokker. Het voorstel van Gedepnteerde Staten wordt daarna aangenomen met 23 tegen 16 stemmen. Tegen stemmen de heeren Den Boer, Vader, Ysebaert, Noordyke, Maai, J. A. Bolle, Hombaoh, De Jonge, Van der Meer, Pompe van Meerdervoort, Van Woelderen, Siegers, De Veer Hennequin, Huvers en Fokker. Hierna wordt door den heer Hollestelle voorgelezen het algemeen verslag omtrent het voorstel tot afwyzing van het verzoek van W. Moelker e. s. te Tholen om subsidie voor een wagendienst Tholen—St. Maartensdyk i Al de leden der verschillende afdeelingen waren voor het voorstel van bet Gedeputeerd college, dat zonder hoofdeiyke stemming wordt aangenomen. Vervolgens komt ter tafel het voorstel tot afwyzing van het veraoek van den gemeente raad van Nieuwerkerk om ontheffing van de betaling der afkoopsom voor tolrechten op dqu weg van Zierikzee naar zype. Het algemeen verslag der afdeelingen wordt uitgebracht door den heer Dieleman. Al de leden vereenigden zioh met het vooratel. Een lid oordeelde het echter gewensoht, om, in navolging van het ryk, de tollen op de pro vinciale wegen op te heffen, al achtte hy he verzoek van Nieuwerkerk niet voor inwilliging vatbaar. Biykens mededeeling van den vooriitter vinden Gedeputeerde Staten in dit verslag geen aanleiding tot het brengen van wyziging in hun voorstel. Het wordt zonder boofdoiyko ztemming aangenomen. Daarna is aan de orde het vooratel tot het verleenen van een orediet aan de afdeeling Zeeland van de vereeniging Het NeierUmiteh BuntLvmtamboek ten behoeve der VEEFOKKERIJ. Het algemeen verslag der afdeeliugen wordt uitgebracht door den heer Maas. Het meerendeel der leden had geen beden kingen tegen het voorstel. Enkele leden verklaarden bezwaar te hebben tegen goedkenring van het reglement op bet honden van stierenkenringen met subsidie nit de provinciale fondsenzy wensohen deze goedkeuring te behouden by de Provinciale staten anderen achten het bedenkeiyk, dat stieren, door vereenigingeu aangekoekt, hooger bydragen ontvangen dan die van particulieren. Biykeus mededeeling van den vooriitter vinden Gedepnteerde Staten in dit verslag geen aanleiding tot het brengen van wyziging in hnn voorstel. De heer Hennequin bestrydt het denkbeeld om bet reglement te doen goedkeuren door Gedeputeerde Staten. Hy zou er voor zyn dat de Provinciale Staten.dit aan zioh.hielden. Hy geeft in overweging eene daartoe strek kende verandering aan te brengen. De heer Maas., ondersteunt dit voorstel vooral omdat in de Provinelalo SUten v§r

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1900 | | pagina 2