Middelburg 15 September.
FEUILLETON.
HI BÏKHtTEBIS.
BIJVOEGSEL
VAN DB
VAN
Maandag 17 September 1900, no 219.
Staatszorg voor de paarden
fokkerij.
n.
Uit het kort geschiedkundig overzicht, dat
wij de vorige week gaven van de bemoeiingen
der regeering, kan men duidelijk zien, dat er
langzaam, maar van den beginne aan, gestuurd
is om het toezicht op de paarden fokkerij te
maken tot eene regeeriugszaak.
Ia 1891 werd een rijkaaubsistte verleend.
In 1895, toen de ondersteunde vereenigingen,
die rgkssubMdie gewoon geworden, meenden
haar niet meer to kunnen missen, kwam het
verbod om aan hengsten mot erfeiyke gebreken
eene premie uit te keerea. Dit verbod, waar
tegen natuurlijk geen enkel bezwaar kon wor
den ingebracht, voerde
ia 1896 tot de bepaling, dat in 1898 geen
oubaidiën meer zouden verleend worden in die
provinciën, waarin de gedwongen hengsten-
keuring niet waa ingevoerd.
Verlokt door de aanzienlijke eykaonderetsu-
ning en in de overtuiging haar niet meer te
kunnen ontberen, logde man zich ook dasrby
neder en nauwelijks is de gedwongen heng-
otenkeuring algemeen ingevoerd, of de Pro-
vinoiale reglementen moeten het ontgelden:
door de ongelijks bepalingen in de verschil
lende gewesten kan men niet komen tot de
zoo zeer gewenschte eenheid; het geval heeft
zich voorgedaan, dat door de keurings-com-
mieaie in de eene provincie wert? goedgekeurd,
wat eene andere keurings-commisoie had afge
keurd en omgekeerdom die eenheid te be
vorderen en zulke onaangename ontmoetingen
te voorkomen, werd ten slotte eea wetsont
werp ingediend, waarbij de keuring van dek
hengsten opgedragen wordt aan eene daartoe
iogaatelde Algemeene keuring s-commissiebe
staande uit vijf vaste leden en twee leden, voor
iedere provincie afwisselend.
Natuurlijk heeft deze regeling, waarbij de
vaste leden, van welke drie geëxamineerde
veeartsen moeten zijn, even goed als de vorige,
evenzeer als het geheel vrijlaten van elke be
lemmering, zijne voorstanders en zijne bestrij
ders voorstanders van gedwongen hengsten-
keuring vinden, dat de regeering nog niet ver
genoeg gaat, tegenstanders vinden, dat zij te
veel wil centraliaeeren. Zoodanig verschil van
meaning bleek o, m. op de vergadering van de
leden van het Nederlandsch Paardenstamboek
welke den 27aten Augustus gehouden werd in
de zaal Tivoli te Botterdam, waar de motie
yan de afdeeliDg Zuid-Holland, luidende
da Vereeniging, erkennende het recht van
den Staat om bepalingen te maken omtrent
het toekennen van Rijkseubssdiëa, van
oordeel dat aan de provinciën meer rechten
in deze moeten worden toegekend dan in
het aanhangige ontwerp gegeven worden,
verklaart,
zich niet te kunnen vereenigen met het
beginsel van centralisatie, in het bedoeld
wetsontwerp neergelegd,
na voldoende toegelicht te zyn door den
heer mr A. Ferf, secretaris van het Neder
landsch Landbouw-oomitó, geene meerderheid
kon verwerven.
Noord-Brabant verklaarde zich voor de motie
van Zuid-HollandZeeland en Noord-Holland
daartegen, en daar het ledental het aantal
stemmen bepaalt, werd daze motie niet door
het N. P. S. overgenomen.
Dat door het niet-aannemen van deze motie
de strijd tegen het wetaonderwerp voor goed
van de baan is, zal wel door niemand worden
verwacht
Evenals het eerste gedeelte van dit opstel,
in het byvoegsel der Midd. Crt van Maandag
10 Sept., is dit van de hand van onzen land-
bouw'medewerker.
Maar laat onB de voorgestelde bepalingen
uit het wetsontwerp eenigisina van saaderbg
beschouwen.
Art. 2 zegt dat de algemeene keuringscom
missie zal bestaan uit vjjf vaste leden, welke
worden bijgestaan door een secretaris, die allen
door de koningin worden benoemd. Tegelijk
met de leden worden minstens evenveel plaats
vervangers benoemd.
Yan die vjjf leden der commissie moeten
drie geëxamineerde veeartsen zijn.
Voor iedere provinoie worden verder twee
wisselende leden benoemd door eene provin
ciale regelingscommissie voor de paardenfokkerij,
welke benoemd wordt door de Gedeputeerde
Staten dier provincie, nadat deze de in die
provincie gevestigde Landbouwmaatechappijen,
die meer dan 600 leden tellen, en de in die
provincie gevestigde openbare stamboeken
gehoord hebben.
Naast de twes wisselende leden worden ook
hunne plaatsvervangers aangewezen.
Da aldus saamgestelde commissie wordt
verdeeld in twee Bubcommissiën.
Sub-commissie A bestaat uit de drie geëxa
mineerde veeartsen.
Sub-commissie B is samengesteld uit de
twee 7aate leden buiten de veeartsen en de
twee wisselende leden voor iedere provincie.
Da voorzitters der sub-commissiea worden
aangewezen door den minister vau binnen-
landscne zaken.
De voorzitter van sub-commissie B is voor
zitter der geheeld commissie.
De dagen en plaatsen der keuringen worden
bepaald door den betrokken minister.
Da voorjaarskeuringen geschieden in Maart,
de najaarskeuringen in September, October of
November.
Het voornemen is het najaar te maken tot
den normalen keuringstijd en alsdan alle
hengsten, die mint tons 2 l/a jaar oud zijn, tot
het onderzoek toe te laten.
Belanghebbenden komen daardoor in de ge
legenheid de afgekeurde paarden teverkoopen
en zich desverlangd voor hef volgend dek-
seizoen nog van andere hengelen te voorzien.
De voorjaarskeuringen zullen hef karakter
dragen van sanvuUiEgsonöerzoekdaarop
zullen worden toegelaten
a) hengsten, daarvoor aangewezen bij de
najaarekeuringen
b) die welke blijkens Bchriftelgks verklaring
van een veearts wegens ziekte niet op de
voorafgaande najaarskeuring konden worden
voorgebracht
c) die welke na de laatste najaarukearing
aangebracht zjja uit het buitenland;
d) die bij da najaar shearing van het voor
gaande jaar in eene andere provincie, zgn
goedgekeurd.
Op het bepaalde onder d komen wij dadelijk
terug.
Regeling en leiding der keuringen geschiedt
in iedere provincie door de Provinciale
regelings-eommiesie In overleg met de alge
meene hearings-commissie.
Art. 7 bepaalt, hoe de keuring zal verricht
worden.
De sub-oommifiBie B, (twee vaste en twee
wisselende leden) onderzoekt de voorgebrachte
hengsten, of sy wat
bouw, stand ce gang
betreft het ras in aanmerking genomen
als fokdieren gaachikt zijn.
De commissie beslist by meerderheid van
stemmen.
By staking van stemmen wordt de hengst
goedgekeurd.
De uitspraak van de subcommissie B, wan
neer de keuring tot afkeuring lijdt, wordt ten
spoedigste door de algemeene keudnga-ccm-
missie aan deu betrokken eigenaar of houder
medegedeeld.
De uitspraken der algemeens keuriags-com-
mïssïe zyn, behalve voor oornage, onherroe
pelijk.
Alvorens verder te gaan met de wet, moeten
we hier eenige veronderstellingen maken en
een paar vragen doen, waarop de wet o. I.
geen duideUjk antwoord geeft.
Iemand brengt zijn hengst voor de algemeene
kaurings-commisaie in Groningen. De twee
vaste leden van de sub-commissie B en éen
wisselend lid vinden het paard wegens bouw,
of ataud of gang niet geschikt voor fokdier.
Onherroepelijk afgekeurd.
Wil dat onherroepelijk nu zeggen, dat het
afgekeurde paard in geene andere provincie
mag worden voorgebracht?
Beteekent het, dat het paard bg geene enkele
keuring in het vervolg mag voorgebracht
worden
Of beteefcent de onherroepelijkheid van de
uitspraken, dat bet paard voor die éene keu
ring in die éene provincie ie afgekeurd?
Moet aan de bepaling van art. 8 „de uit
spraken der algemeene keuringa-commissie zijn
onherroepelijk," de eerste beteekenis af-
keurig voor altoos gegeven worden, dan is
de maatregel veel te streng en ondoelmatig.
Moet daaraan de beteekenis gehecht worden
van aikenring voor eenmaal, dan loopt men
gevaar, dat men juist ziet gebeuren, wat in
de tegenwoordige regeling der keuringen wordt
gelaakt, en dan nog in bedroevender mate,
nl. dat eene vaste commissie van vjjf leden in
eene provincie een paard afkeurt, dat in eene
andere provincie wordt goedgekeurd.
Wij nemen tot voorbeeld een heagat, die in
geringe mate maaibeenen heeft. De vaste
leden van commissie B vinden die maaibeenen
een reden om het paard niet geschikt te
achten voor fokdier. Zjjn de hoeren van
jongaaf gewend om maaibeenen, al zyn zij ook
in geringe mate aanwezig, laeljjk, nadeelig te
vinden, en passen zij daarbij de redeceering
toe „een hengst met iets maaibeensehtige,
dekkende eene merrie met iets maaibeenerigs,
kan een veulara doen ontstaan met afschuwe
lijke maaibeenen," dan is eene afkeuring voor
een klein beetje maaibeenerigheid niet zoo
geheel onmogelijk.
Aan die sub-commissie B worden nu twee
wisselende leden toegevoegd; geschiedt zulks
in de provincie Groningen, dan ia er veel kans
dat een van de twee wisselende leden de
meaning van da vaste leden deelt.
Met meerderheid van stemmen wordt nu de
hengst in Groningen door de sub-commissie B
afgekeurd.
Sub-commissie A, die door B goedgekeurde
hengsten heeft te onderzoeken (daarover lafcerj
heeft met dien hengst verder geen uitstaans.
De hengst is afgekeurd, onherroepelijk
Was die zelfde hengst met zijne geringe
mate van maaibeenen in Zeeland voor de
zelfde vaste commissie gebracht, dan hadden
da vaste leden van de sub-commissie B het
dier natuurlijk ook niet goedgekeurd.
Maar de wiegelende leden v&n Zeeland sullen
hoogst waarschijnlijk in eene aanwezigheid
van eene geringe mate van maaibeenen geene
reden zien om af te keuren.
En au hat slot.
De twee vaste leden van de subcommissie
B keuren den hengst af.
De twee wisselends keuren hem goed.
By staking der stemmen wordt de hengst
geacht goedgekeurd te syn.
De nub-eommissia A vindt in den hengst
geene der er feiyke gebreken, genoemd in art. 7.
Da hengst, in Groningen afgekeurd, kan
goedgekeurd worden in Zeeland.
Hce men die zaak nu keert of wendt, altyd
komt man in een impasse.
Onbillijk zoude het zijn in een provincie
een hengst voor goed af te keuren, die in eene
andere provincie had kunnen goedgekeurd
worden.
En zsker is het niet te verdedigen, dat een
eenmaal afgekeurde hesgst door eene zelfde
vaste commissie, alleen tengevolge van de
toevoeging v&n twee andere wisselende leden,
kan goedgekeurd worden.
Daartegen, dunkt ons, moet door eene be
paling., in de wet worden gewaakt.
By kon. besluit:
is de kapitein J. H. van der Bussen, van
den staf der genie, op zijn aanvrage, op pen
sioen gesteld ad f 1560 's jaars, ea dien offi
cier da rang verleend van majoor,
De St. Crtvan heden bevat het kon. be
sluit van den Isten September 1900, houdende
bepalingen omtrent den uitvoer van geraffineerd
zout door handelaars.
In de St. Crt. brengt de miniiter van finan
ciën ter kennis van belanghebbenden dat het
examen (eerste gedeelte) voor surnumerair der
directe belastingen, invoerrechten enaeeynzen,
in de eerstvolgende jaren telkens voor niet
meer dan tien plaatsen zal worden uitgeschreven.
ONGEVALLENWET.
(Slot.)
By de behandeling van da artikelen zegt de
regeering, in hare memorie van antwoord op
het voorloopig verslag der Tweede kamer, o.
dat het niet mogeljjk is alle bedrijven, bijv-
die van handelaars in bont, steenkolen enz.,
tot wier werkzaamheden het vervoeren van
goederen behoort, in de regeling op te nemen.
Tengevolge van practische overwegingen
meent de regeering thans te moeten voorstellen
alle administratiekosten voor rekening van den
staat te brengen.
De administratiekosten van de werkgevers,
die de verzekering hunner werklieden voor
eigen risico dragen, zijn niet ten laste van den
Staat gebracht.
Omtrent hef bedrag der administratiekosten
is geen juist antwoord te geven. Alleen kan
met behulp der Oostenryksche gegevens eene
ruwe schatting worden gemaakt. Volgens
deze schatting zullen de administratiekosten
hier te lande ongeveer 4 ton per jaar bedragen.
Hoe groot de verhouding is van dit bedrag
tot dat van de door by de Rgksback aange
sloten werkgevers te betalen premie, kan de
rogeering niet mededeelen, doordat haar niet
bekend is, in welke mate art. 53 zal worden
toegepast.
Mochten schadeposten voor de Rijksverze
keringsbank ziek oost voordoen, dan zou op
de Stastsbegrooting een som kunnen worden
uitgetrokken om daaruit aan de Bank de ge
leden schade te vergoeden.
De regeering weerlegt voorts de bezwaren
van hen, die zich niet konden vereenigen met
het voorstel betreffende de verzekering door
de werkgevers voor eigen risico. Ba regee
ring kan niet ontkennen dat de mogelijkheid
niet ia uitgesloten dat de werkgever soms aan
de rechtmatige straf zal weten te ontkomen,
maar die gevallen zullen uitzondering blijven.
Te verwachten is dat de strafbepalingen aan
haar doel zullen beantwoordenen de regee
ring meent overigens dat van de werkzaam
heid der plaatselijke commissies te weinig
heil werd verwacht. Bovendien, zegt zij, aal
het in onzen tijd wei zelden voorkomen, dat
een ongeval van eenige beteekenis verzwegen
blijft.
Het schijnt niet weoschelijk in de wet zelve
voorschriften op te nemen omtrent de wyee
van berekening van het bedrag van het in
art. 58 bedoelde, door den werkgever te geven
pand: deze biyven beter aan een aigemeecen
maatregel van bestuur overgelaten.
Naar der regeering voorkomt, moet by de
vaststelling der waarborgsom rekening worden
gehouden met de ongevallen, welke met het
oog op da statistiek redely kerwyze in de
onderneming te wachten zgn. Aan de in art.
53 bedoelde hypotheken znllen natuurlijk in
den algemeenen maatregel van bestuur strenge
eicchen worden gesteld. Voorts betoogt de
regeering dat de verzekering voor eigen risico
door werkgevers geen bevoorrechting voor
deze inhoudt; geen opdrijving van de premie
tengevolge zal kunnen hebban, zoolang slechts
bg de Rjjksbank een genoegzaam aantal ver
zekerden blijft, en da vereisehte stortingen
van waarborgsommen niet licht zullen leiden
tot onttrekking van groote kapitalen aan de
industrie.
De wecsoheiykheid van eene wijziging van
het wetsontwerp in dien zin, dat alleen over-
dracht van risico aan vereenigiagen zou wor
den toegelaten, wordt door de regeering niet
ingezien.
De regeering hac-ft laten vervallen Ie vrg-
ntelling van de verplichting tot het stellen van
zekerheid voor alle waterschappen, alsmede
voor alle gemeenten met minder dan 20.000
zielen. Art. 53 is dienovereenkomstig gewyzigdó
De regaering deelt niet de meening v&n de
leden, die betoogden, dat aan werkgevers en
aan vereenigiagen, die het risico der verzeke
ring dragen, het recht behoort toegekend te
worden van de beslissingen van het bestuur
der Ryksbank omtrent de toekenning van
renten in beroep te komen.
3 NAAK
HALL CANE,
„Ik zal," zei de Amerikaan „doordringen
in paleizen en gevangenissen, in moskeeën en
slechte huizen, in heilige gebouwen en in harems,
als ik maar de enuehen en vroedvrouwen
kan omkoopen."
Hoe slecht ik ook op de hoogte was van
de gebruiken in Marokko, begreep ik toch
het gevaar van dergeiyke ondernemingen en
meende ik hem te moeten waarschuwen.
„Gy zult u in moeiüjkheden brengen,"
zei ik.
„Ja," zei hy, „en ik zal er weer uitkomen
ook."
Ik herinnerde my de theoriën die hy
verkondigd bad op de zeereis en zag dat ik
met een koelbloedig mensch te doen had.
Toch voegde ik er by „Bedenk toch dat gy
in het land doordringt met geen ander doel
dan persooniyk genoegen. Meent gy het recht
te hebben zonder noodzaak de vooroordeelen, de
bjjgeloovigheden en het fanatisme te kwetsen."
„Uw bezwaar is volkomen juist", ant
woordde hy. „Maar als ik in den loop mjjner
ondernemingen in onMngsnuni beden kom,
zal het zyn om mijn vrjjheid of myn leven te
verdedigen, en niet voor mijn pleizier.
„En zal u in zoo'n geval niets terug-
houden om u uit een gevaar te redden?"
- „Niets!"
Ik begon te lachen; want ik kon het niet
gelooven. Hij laohtte mee. Het visioen v&n
bloedige dolken scheen ons zoo ver, zoo on
waarschijnlijk. Maar mijn hart, myn hart ge
loofde eraan. Stil, in 't geheim, onbewust,
dronk ik het gif mijner gedachten op, dat tot
in het binnenste myuer ziel doordrong.
Den volgenden dag gingen wij te«en twaalf
nur aan boord naar Tanger. De Jakhals, een
oud sleepbootje, verweerd door storm en
ouderdom, gelapt op alle naden, was nog juist
zeewaardig. De orkaan, die wy op de hoogte
van Finistère gehad hadden, was nu om kaap
Sf. Vincent heen gegaan en de zee was onstui
mig. Wy merkten het pas toen wy de baai
uit waren. Ik zou deze bijzonderheid niet
vermelden, als het niet was omdat ik toen
mijn eersten indruk kreeg van de buitenge
wone macht die het geloof of de dweepzucht
der Mooren, noem het zooals gy wilt, uitoe
fent op hun karakter en hun leven.
De zeeëngte is tusiohen Gibraltar en Tan
ger niet meer dan een twintig myien breed.
Maar wy gebruikten meer d&u v|f nur om ze
over te steken. Ous arme scheepje moest
vreeseiyk worstelen tegen de énorme golven,
dis uit den Atlantiseheu oceaan kwamen.
Het was heusch een wonder dat het boven
water bleef, zoo werd bet door de golven
heen en weer geslingerd, somti tot hef touw
werk onder water, krakend, dan weer op
springend. Ik a»t met den Amerikaan op het
gedeelte van het dek dat als salon dient voor
de eerste klasse passagiers. Onder ons waren ia
de open ruimte een lading Mooren, verward
dooreen met het vee, schapen, koffers en ge
vogelte. Het waren pelgrims, Hadjïks, die
uit Mekka kwamea. Ik verbaasde mij over
hun totale onvorsehilllgheid voor gevaar. Zij
twistten, scholden, bromden op elkaar, sloten
vrede, omhelsden elkaar, l&ehten, trachten
vergeefs hunne pgpen te ontsteken, en be
gonnen weer te kijven en te twisten.
„Die menschen zyn al heel dapper," merkte
ik op, „of ze weten niets van den eraat des
doods."
„Noch 't ean, nocb. 't ander I" antwoordde
mgn reisgezel, „zy zyn alleen maar fatalisten
van geboorte en van geloof. „Het staat ge
schreven of het staat niet geschreven. Als
het van daag niet gebeurt, dan gebeurt het
morgen."
„Daar is toch een soort van moed in."
„En niet weinig lafheid ook," voegde de
Amerikaan er by.
Het was al donker toen wy het anker wier
pen op de bouwvallige reede van Tangerik
zag niets van de witte stad. Maar al lieten
myne oogen my in den steak, myn andere
zintuigen waren des te werkzamer. Dekreten
en hef gegil van de schniten vol Mooren en
negers, die aan boord kwamen om onze bagage
te dragen, de stank der rioolen, die nitloopen
in de baai, dat zijn de eerste gewaarwordin
gen die men heeft by aankomst in het land
van den Islam.
De Amerikaan beheersehte het lawaai met
groote kalmte en een bevelenden toon. Hy
paste op mgn koffers, zoowel als op de zyne,
en liet ze naar het douane kantoor brengen,
waar twee deftige Mooren stonden om de
bagage by het licht van walmende kaarsen te
doorzoeken. Wij gingen uit elkaar by het
begin der straat, waar de groote moakee staat
en die de voornaamste van de st&d is, want
wy begaven ona niet naar hetzelfde hötel.
Toen werd ik door mijn gids geleid door al
lerlei vreemde tatereelea en geluiden, die my
boeiden. Het doffe gebrom der mannenstem
men, die bun avondgebeden opdreunden, het
gelnid der klokken van de watarverkoo-
pers met hun lederen zakken, de kreten v&n
„Allah", de blinde bedelaar, gehurkt voorde
deuren, het „Arrak" der muilezeldry vers, en
de gedaanten met kappen'op welke in 'fc donker
voortliepen of in 't rooda licht der koffiehuizen
zonder 'ramen zaten, dat alles vormde het
fantastisch tooneol, waar fusschen ik my be
woog, als in een droom. Den volgenden mor
gen kwam ik den Amerikaan weer tegen toen
hy op de markt wandelde. Hy n&ra my mee
By de memorie van antwoord zyn gevoegd
lo. eene bjjlage van den heer A. E. Rahnsen,
wiskundig adviseur van de eerste Nederland-
sohe levensverzekering maatschappij te 'a Gra-
venhage, bevattende eene beschouwing omtrent
het bedrag waarop de waarde van het pand,
bedoeld in het tweede lid van art. 53, is te
bepalen
2o. een byiage betreffende het aantal aan
de inspecties van den arbeid bekende onge
vallen van 1890 tot en met 1899.
Verschillende wijzigingen worden nog voor
gesteld.
Art. 58, eerste lid bepa< nu dat, indien
eene naamlooze vennootschap of vereeniging,
waarop een risico, als bedoeld in art. 53, is
overgedragen, naar het oordeel van den
minister in gebreke is hare nit deze wet
voorvloeiende verplichting na te komen, op
het door den minister te bepalen fcjjdetip, ver
valt de, ingevolge art. 53, verleende bevoegd
heid der werkgevers, wien was toegestaan het
in genoemd artikel bedoelde risico op de ven
nootschap of vereeniging over te dragen.
Voorts wordt bepaaldde vorderingen in
gevolge art. 55, alsmede die, welke de ryke-
verzekeringsbank, na toepassing van het be
paalde in het vijfde lid van art. 58, nog op
eene naamlooze vennootschap of vereeniging
mocht hebben, worden, voor zoover de bank
die niet mooht hebben kunnen innen, door den
staat aan haar voldaan.
Aan den Raad van toezicht, alsmede aan
eene plaatseiyke commissie kan door de Kroon
een secretaris, zoo noodig bezoldigd, worden
toegevoegd.
Voor brieven en verdere stukken, welke den
dienst der Rijke verzeker ingsbanfe betreffen,
wordt vryatelling van port verleend.
Kamer van Koophandel en Fabrieken
te Vlissingen.
Zitting van Vrijdagavond te 8 uur..
Voorzitter de heer J. Verkuyi Quakkelaar.'
Twee leden zijn afwezig.
Isgekomen is een afschrift van een adres
door de Naderlandache Kamer v&n Koophandel
te Londen aan den minister van financiën,
betreffende het orediteeren van den amkerac-
cyns yoor het bereiden van ten uitvoer be-
otemde vruchten-geleien.
Nog is ingekomen een afdruk van een
door de Kamer van Koophandel en Fabrieken
te Dordrecht aan de Tweede kamer gezonden
adres in zake de herziening der drankwet, met
verzoek om adhaesie.
Verder is een afdruk ingekomen van een aan
den minister gericht adres van de kamer van
Koophandel en fabdekea fe Ngkerk in zake
wgziging in de wet op arbeids- m ra&tfcpen,
met verzoek daaraan adhaeaie te vetleenen.
Eindelijk is ontvangen een rapport van de
Vereeniging van Nederlendsche werkgevers
over een door die vereeniging ingesteld onder
zoek naar de vermoedelijke werking van het
otttwerp-wet op arbeide- en rusttijden, evenals
een ander rapport over de ongevallenwet.
Al deze stukken worden voor kennisgeving
aangenomen.
Overgelegd wordt een rapport van de des
betreffende commissie over de oprichting in
Viisaingen van
KAMERS VAM ARBEID
naar aanleiding van adressen van werkliedenver
enigingen en een patroonovereeniging uit Viis
aingen aan den minister van waterstaat enz.
Het rapport van de commissie strekt tot
aanbeveling van het opsiehten van kamers
voor enkele bedrijven.
Na discussie wordt gestemd over de vraag
om aan den minister voor 4e atollen eea of
twee kamers in het leven fe roepen.
Besloten wordt, met algemeene stemmen, tot
twee kamers.
Daarna wordt gevraagd welke bedrijven In
die kamera vertegenwoordigd moeten zyn.
Besloten wordt dat de kamer van arbeid
voor het bouwbedryf cal bevattentimmerlieden,
metselaars, schilders, lood- en zink werkers
atucadoora, aanleggers van gas- sa waterlei
ding en electricifceit en grond- of aardwerkers
De kamer van arbeid voor metaal en scheeps-
bediyven zal omvatten: het bewerken vaa
metaal met uitzondering v&n lood en zink
hout voor scheepsbouw benevens lossen en
laden van waggons.
naar syn hötel, om zyn nieuwe schatten te
bewonderen. Het w®b een verzameling; haïke,
wapens, caftans, zwaarden, pantoffels, rozen
kransen, korans, sjerpen, zakjes, tulbands en
fez, allen in schelle kleuren, niet te nieuw
en heel echt, want het was de bezittng van
een Moor, die door een woekeraar in de ge
vangenis waa gezet voor schulden.
„Met deze kleedy beu ik zeker overal
te kuonen komen, en ik zou niet weten wie
my zon herkennen."
„Paa toch op," zei ik, „pas toch op."
Hy begon te lachen en vroag naar myn
plannen. Ik wilde te Tanger blijven tot ik
tyding van thuis had en dan naar Fey gaan.
„Daar zal ik u wel zien," zei hg. „Maar
als ik u niet aanspreek, wees dan zoo goed
te dosn of gy mg niet kent. Tot ziens
„Tot weerziens I
Ea wy gingen elk onzes weegs.
Ik bleef tien dagen te Tanger. Ik kan myn
opmerkingen samenvatten in twee woorden
dit volk is bet vroomste der wereld en tege
lijk het ongodsdieaatsgste en verregaand zede
loos. Allah schijnt een groote rol te spelen
in de meest alledaagaohe zaken en ik heb my
kunnen overtuigen, dat in de gedaante van
Allah de duivel er een nog voornamere rol
•peelt! Eenerzgds gebeden ea nog eens gebe
den, boetedoeningen, moskeeën, „Allah" in den
mond der bedelaars, „Mohamad" geschpeven
op de deuren, de koran aanjraroc-iofin f*f