MIBDELBURGSCHE COURANT.
N". 172.
1436 Jaargang.
1900.
Dinsdag
24 Juli.
Deze courant verschijnt a g e I ij k e, met uitzondering van Soa- feestdagca,
£t$a} per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p4,/S,
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
fhermtmsttr
Middelburg 23 Juli 8 u. w. 71 gr. 12 u. 80 gr.
av.lu.79gr, P. Verw. zw. w., baw.w. verand. v. temp.
Middelburg 23 Juli.
Agente^
Te VlissingenC. N. J. db Vit Mbstdaos te
Goes: A. C. Boltjït, firma Wed. ra Joxsi.
Adverteatfón: SO cent per regel, fifebcorte-,
Ilankbetuigingen van 1—7 regels 1.50; elke t
ftroote lette» naar de
en alle
neer SO e
die a| In
familieberichten en
«eolames 10 cent per regel
Tot de plaatsing van adverteotiSn en reclames, niet afkomstig uit Zeeland, betreflende
Handel, NHverheid en Geldwezen, ia uitsluitend gerechtigd het Algem«@n A«fvertentle-3urear
A. BE LA BEAR Axsu, N.Z, Voerburgwal 836, Amsterdam,
DE DWAASHEDEN
VAN HET PROTECTIONISME.
Hoe gematigd men in Nederland ook ia met
betrekking tot het protectionisme, toch blijkt
nog altQd, boe onze nij verheid wordt benadeeld
door een stelsel van bescherming, dat haar
belang heat te beoogen.
Een aardig ba wij a daarvan vinden wij in het
verslag van de jongste zitting der Kamer van
Koophandel te Amsterdam.
Met het oog op de hooge kofenprjjzen is
meer en meer de aandacht gevestigd op de
waarde van petroleum residu als brandstof
voor stoomschepen, zooals in Indië. Maar een
invoerrecht van 5.50 por ton maakt dit ge
bruik moeilijk.
De Kamer heeft reeds vroeger gevraagd om
afschaffing van dit recht, door haar gebrand
merkt als een prohibitiefrecht.
Maar de minister wilde daarvan niets weten.
Petroleum residu kon wel eens worden gebruikt
als poets- of smeerolie en dat ware ontduiking
van het op deze artikelen bestaande recht.
Da Kamer van Koophandel, die naar aanleiding
van een adres van jhr J. H. van Reigersberg
Versluijs besloot zich andermaal tot de regee
ring te wenden, ontkent dit gevaar voor ont
duiking.
Wie in de technische kwestie gelijk heeft,
weten wij natuurlek niet. Wij nemen slechts
nota van 'a Ministers bekentenis, dat het in
voerrecht op smeer- en poetsolie in den weg
staat aan een maatregel, die in het belang van
onze nijverheid zou zijn.
Meer is voor het oogenhlik niet noodig.
dat de Minister by de
der tarieiwet geen aan-
daaraan nog eens te her-
Wy hopen
aanstaande
leiding zal
inneren.
WIJZIGING.
In de beschouwing van den heer Van der
Moer, te Terneuzen, over de Sucoessiewet,
in ons nommer van Zaterdag, staat in de
tweede kolom
„Zou ook dit niet voor een groot deel aan
de duisterheid zyn toe te schrijven."
Dit moet zyn
„Zou ook hieraan niet voor een groot deel
de duisterheid en ingewikkeldheid zyn toe te
schryven".
Verder wordt in kolom vier gesproken van
sadaiyken grondslag, hetgeen moet zynrede-
lyken grondslag.
ONGEVALLENWET.
Hat hoofdbestuur der Nederlandsohe
schappij tot bevordering vm Geneeskunst deelt
in het Tijdschrift voor Geneeskunde mede dat
den 13en aan den minister van waterstaat enz.
het volgende adres is verzonden
„In opdracht der algemeene vergadering
heelt het hoofdbestuur der Nederlandsohe
maatschappij tot bevordering der geneeskunst
de eer zioh tot uwe excellentie te wenden met
het verzoek om by de behandeling der onge
vallenwet rekening te willen honden met de
volgende wenschen
„dat de behandelende geneesheer in tegen
stelling met het bepaalde by art. 56 van bet
oorapronkeiyk ontwerp de vryheid behoude
slechts datgene mede te dealen, wat hem met
het oog op het beginsel van het
beim geoorloofd voorkomt en zich te mogen
onthonden van de beantwoording van vragen:
waaromtrent by zich niet bevoegd rekent
„dat de bevoegdheid der geneeskundigen, die
namens de ryks-verzekeringsbank optreden,zoo
danig worde geregeld, dat een behoorUjke
samenwerking tusschen dezen en den behan
delende geneeskundige verkregen worde.",
DE JAMI'NDUSTRIE.
De Nederlandsohe kamer van koophandel te
Londen heeft tot onzen minister van financiën
ecu schryven gericht, waarin zy het groote
belang van de Nederlandsohe fruitkweekers in
het licht stelt om zich onafhankeiyh te maken
van het buitenland, wat te verkrygen zou zyn
indien in ons land een voldoende jaminduatrie
bestond.
Zy wyat er verder op dat een der gewioh-
tigate beletselen, die de vestiging belemmert
van deze voor Nederland zoo uitermate ge
schikte bron van welvaart, is de verplichting
om by het inslaan vau suiker door de fabriek
den aceyns in gereed geld te betalen, waar-
desen tak van nijverheid aan te moedigen.
De Kamer meent dat, indien, zooals reeds
geschiedt voor den aceyns op het gedistilleerd,
ook voor j «nfabriaken de accijns op de door
hen benoodigda sniker bon worden goedge
schreven en verrekend met de premie, die den
fabrieken toekomt by nitvoer van haar product
naar het buitenland, zoodat slechts het saldo
van hen wordt gevorderd in gereed geld, geen
byzonder kapitaal meer zou noodig zyn als
renteloos voorschot op een voor bet buitenland
bestemd fabrikaat en aldus een aanmerkelijke
hinderpaal zou worden verwyderd voor de ont
wikkeling van dezen tak van nyverheid in
Nederland.
Hopende dat aan een dergeiyke regeling
geen praktische bezwaren verbonden zijn,
dringt de Kamer by den minister aan op het
□emen van de noodige stappen, in den geest
als door de Kamer bedoeld, en beveelt zy de
mogeiykheid van bet scheppen van een belang-
>'Sk middel van bestaan voos een groote klasse
het Nederlandsohe volk in 's ministers
bijzondere aandacht aan.
BERICHTEN OP STAATKUNDIG GEBIED.
In het Zaterdag verschenen no. IA zijner
Nieuwe staatkundige brieven betoogt de heer
nar S. van Houten dat de ministers Borgesius
Pierson onder dictóa der Tweede k&iner
staan. Hij tracht dit aan te tooaen nit het
met het toestaan van bet jus pre-
aan de byzondere gymnasia en met
de wyziging van artt. 240 en 243 der gemeen
tewet.
De benoeming van den referendaris by het
departement van binnenlandsohe z&kon, den
heer A. P. Hnber, tot ridder der orde van den
Nederlandsehen Leeuwstrekt ter erkenning
van het belangrijke aandeel, dat hij als hoofd
der afdeeling onderwijs heeft gehad in de
bewerking en voorbereiding van het tot wet
verheven ontwerp betreffende den leerplicht
en vau den aan den verdediger verleenden
by stand.
De heer Hnber is nit den onderwijzersstand
overgegaan by het ambtenaarswezen, waar
opgeklommen is tot chef der afdeeling
onderwya.
Uit goede bron verneemt Het Centrum dat
de regeering van plan is de geheele exploi
tatie der Staatsspoorwegen eerlang van de
Maatschappij over te nemen voor eigen reke
ning. Een wetsontwerp, te dien einde strek
kende, zou reeds in de maak rijn, en in de
eerstvolgende Troonrede zal hiervan melding
worden
Ia de eerste helft van October a. a. zal een
vergeiykend onderzoek worden gehouden voor
de betrekking van telephonist, uitsluitend
voor vrouweiyke candidates.
Aan 's Rgks Veeartsenijschool te Utrecht
zijn, voor het tydvak van 1 Sept. 1900 tot
met 31 Augustas 1901, te vervallen de
ekkingen van assistent by het pbyriolo-
gisoh'pathologisch laboratorium, assistent bij
de kliniek en de geneeskundige leervakken,
en assistent by de eliniek en da heelkundige
leervakken.
Voor by zonderheden omtrent beide zie men
de St. Ct van Zondag en Maandag 22 en 23
Juli.
Volgens mededeeling van de telegraafadmi-
nistratie der Kaapkolonie is de telegtaphiache
gemeenschap via Delagoa Bay gestoord met
die gedeelten van de Znid-Afrik&ansche repu
bliek, welke door de Britsohe troepen bezet rijn.
Byzondere telegrammen kannen evenwel via
Kaapkolonie worden verzonden naar Pretoria,
Johannesburg, Germiaton, Vereeniging en Hei
delberg, indien zy in het Engelech en in ver
staanbare taal zgn gesteld. {St. Ct.)
KORTE MEDEDEELINCËN
VERGADERINGEN.
In de residentie is Zondag, onder voorzitter
schap van mr B. Cohen uit Groningen, de al
gemeene vergadering gebonden van de Maat'
tot nut der Israëlieten in Nederland.
Er waren vier afdeelingen vertegenwoordigd.
Op voorstel van de commissie ad hoe wer
den goedgekeurd de rekeningen van het beheer
der Maatsehappy en van de schoolfondsen
over de twee afgeloopen dienstjaren. De aftre
dende leden van hef hoofdbsstnnrde heeren
prof. mr L. de Hartog, dr N. A. Mendes
de Leon, beiden van Amsterdam, en M. Simons
Lzn. van Den Haag, werden herkozen. De vol
gende jaarvergadering zal te Utrecht worden
gehouden.
DRANKWET.
Het afdeelingsverslag der Tweede Kamer is
veel meer kapitaal wordt vereiacht voorverschenen omtrent het wetsontwerp tot her
dry ven eener fabriek dan weaseheljjk is om1 sieniug der drankwet.
Eenerzijds meende men, dat de wet weinig
resultaat heeft opgeleverd en aarzelde men niet
de proef, om door wettelijke bepalingen te
komen tot beperking van het drankmisbruik,
mislukt te noemen. Moge ook al het aantal
drankinrichtingen met vergunning sedert het
jaar 1881 zijn gedaald, zoo kan daartegenover
niet worden ontkent dat het totRal van alle
dr&nkinrichtingen na de invoering der drank
wet weinig of geeue verandering heeft onder
gaan, wellicht nog iets ia gestegen.
Uitvoerig wordt uiteengezet dat voor niet
eer dan een betrekkelijk klein gedeelte in
het gunstigste geval de vermindering van bet
drankgebruik aan de werking der drankwet
kan worden toegeschreven, terwyi men meende
te mogen betwyfelen of tegen de nadoelen,
die aan het bestaan dier wet noodzakelijker
wijze zyn verbonden, dat geringe resultaat zou
kunnen opwegen.
Terwyi naar het oordeel van aommige der
leden, die d6ze beschouwingen hielden, de erva
ring thans voldoende heeft geleerd dat het niet
op den weg van den Staat ligt, door deze wette
lijke bepalingen het misbruik maken van ster
ken drank tegen te gaan, en zy hetoogenblik
achten om de Drankwet uit het
Staatsbkdie doen verdwynen,konden andere met
het beginsel van drankbestryding van Staats
wege zich ten volle vereecigen en schreven zy
do weinige resultaten van de wet tot beteuge
ling van hef drankmisbruik toe aan de midde
len, waarmede zy dit doe), heeft trachten te
bereiken.
Slechts van het maken van den drankhandel
en wellicht ook van de drankprodnetie
tot een Staatsmonopolie, verwachten
leden heil. De zuivere opbrengst zoude dan
kunnen worden aangewend deels ten bate der
drankbestrijding en voor een ander deel ter
verbetering van sociale toestanden. Gaarne
zonden zg vernemen of en, zoo ja, welke be
zwaren de Regeering tegen invoering van zoo-
nig stolsel heeft.
De voorstanders der wet betoogden in den
breede, dat zy, niettegenstaande vele ongun
stige omstandigheden en niettegenstaande zy
bovendien half verlamd was door de werking
overgangsbepaling en ondermijnd door
den welig tierenden en niet genoegzaam be
streden clandestienau verkoop, nog gunstige
werking heeft gehad en hare resultaten niet
onbevredigend mogen worden genoemd. Er
werd op gewezen, dat vast staaf, dat het aan-
tal inrichtingen met vergunning met 8000 is
verminderd.
Terwyi vele leden de, ia het ingediende wets
ontwerp door de regeering gevolgde gedrags
lijn voortgezette vermindering der gelegen
heden tot drankverkoop, verscherping van de
bepalingen der wet, en het stellen van waar
borgen voor betere naleving barer bepalingen
goedkeurden en den minister prezen,
de door hem voorgestelde maatregelen, ging
verscheidenen hunner het onderwerp niet
genoeg, omdat het geen wyziging brengt in
de beginselen der drankwet en slechts voort
bouwt op de eens gelegde grondslagen. On
omwonden verklaarden zij een tweeden flinken
stap na dien vóór twintig jaren door de
regeering op het gebied der drankbestrijding
gedaan verwacht te hebben, waar aan
hoofd van het departement van binnenlandsche
man is geplaatst, die altijd in
stryd tegen het drankmisbruik vooraan heeft
Al wilden zy gaarne toegeven dat
het tijdstip om het tegenwoordige vergunningB-
systeem voor een ander stelsel te verlaten
nog niet is gekomen en het daarom goed is,
als in het ontwerp wordt voorgesteld, het
te verscherpen op sommige punten en de
leemten aan te vullen, die in de praktyk zyn
gebleken te bestaan, zoo meenden zy niettemin
dat het wèl tyd is om tevens den weg te
banen, die naar een ander stelsel voert. Ia
verband daarmede werd gewezen op de local
option, da bevoegdheid, hetzy aan de in ge
zetenen, hetzy aan het bestuur eener gemeente
toegekend, om in bepaalde omstandigheden en
voor een bepaalden tijd aldaar den kleinhan
del in sterken drank te verbieden, en in de
tweede plaats op hef zoogenaamde Gothen-
burger stelselhet doen exploiteeren van de
drankgelegenheden door maatschappijen, die
daarmede niet meer winst kunnen behalen dan
een matige rente over het maafeehappaiyk
kapitaal en die de meerdere opbrengst
storten in de ryks schatkist, of In de kas der
gemeente, of wel haar ten pnblieke
moeten aanwenden.
Vele leden waren van oordeel, dat de mid
delen, waarmede het ontwerp wil traohten
het verhinderen van clandestienen verkoop te
bereiken, by lange na niet voldoende bipen
te zyn. Een aantal leden meenden dat er maar
éen middel is dat in staat zai blijken het
envel te keeren en wel het uitvaardigen
een voorschrift, dat voor het houden van
inrichting, waar andere dan sterke dran
ken worden verkocht tot verbruik ter plaatse,
noodig is eene bostelooze license, waarop in
het algemeen de bepalingen der drankwet niet
van toepassing zyn, maar die wordtingetrok
ken of zelfs vau rechtswege vervalt, wanneer
houder wegens verkoop van sterken drank
zonder vergunning wordt veroordeeld.
Anderen echtten het middel echter te streng
en daarom verwerpeiyk. Door anderen werd
aanbevolen heffing van een tameiyk hoog recht,
i beneden het vergunningsrecht voor den
verkoop van sterken drank in het klein, van
alle inrichtingen, waar dranken worden ver
kocht voor verbruik ter plaatse melkin
richtingen uitgezonderd waardoor vela bier
en koffiehuizen, waar toch voornameiyk de
clandesüene draakverkoop welig tiert, zouden
verdwynen.
Werd het vereisehte van eene z. g. „license"
in de wet opgenomen, dan zoude men ook
kunnen overgaan tot verhooging van het ver
gunningsrecht, zoo van het webteiyk maximum
als van het minimum en zoude wellicht pro-
sae in de heffing kannen worden ingevoerd.
In de tweede plaats zouden verscheidene
leden gaarne hebben gezien dat voortaan het
vergunningsrecht werd geheven ten bate van
bet Ryk. Da schattingen zouden van Rijkswege
geschieden en het bedrag van het ver
gunningsrecht zou door Gadep. Staten kunnen
vastgesteld. De wet kent èa aan het
college van B. en W. èa aan den Gemeente
raad zooveel invloed op de uitvoering der
drankwet toe, dat het zeer wenscheiyk mag
worden genoemd elk financieel belang der
gemeente bg den bloei der tapperyen buiten
te sluiten. Eerst dan mag worden verwacht
de gemeentebesturen perige medebestry-
i van het drankmisbruik zullen worden en
de drankwet zullen uitvoeren en toepassen
vry van elke overweging van fiscalen aard.
Het had sommigen bsvreemd dat in het
ontwerp niet een verbod is opgenomen tot het
uitoefenen der dranknering op Zondag. Anderen
in zulk een verbod een ongerechtvaar-
hardheid tegenover de rustige burgers,
die op Zondag wel sterken drank gebruiken,
aar niet misbruiken.
Betoogd ward, dat de Staat met het uitvaar
digen van wetteiyke bepalingen, niet kan vol-
taaa en nog door andere middelen den stryd
tegen drankmisbruik moet aanbinden, o. a.
door meerderen fiaancieelen steun van de
propaganda der drankbeatrydersdoor het
onderwerp der drankbestryding steeds inonder-
te doen biyven, en door een etude te
aan den misstand, dat nog altyd sterke
drank wordt verstrekt in cantines en kampe-
n en aan boord van oorlogsiehepen
door verhooging van aceyns op bet gedistil
leerd en afschaf flag van dien op bier.
Algemeen was men van oordeel, dat de
voorziening in den toestand, die met 1 Mei
1901 zal aanbreken, het belangryksfe gedeelte
vormt van deze wetsvoordracht en met het
oog daarop sprak men er zgn leedwezen en
verwondering over nit, dat zy zoo laat is
ingediend.
Het wetsontwerp is zoo op het alleruiterste
oogenblik ingediend, dat het slechts weinige
u vóór 1901 in hef Staatsblad zal
kunnen zpn geplaatst. Van een in werking
treden op 1 Januari 1901 zal dan ook moeilijk
kunnen zyn.
Omtrent de vraag of hef wenscheiyk ban
zyn in de gegeven omstandigheden het wets
ontwerp in behandeling te nemen, achtte men
eenerzyds die behandeling gewensoht, niet
alleen om hef belaag, maar anderzijds omdat
men vreesde dat anders de verkiezingen van
het volgende jaar weder door dit ontwerp zon
den worden beheerscht; anderzydo achtte men
het niet wel mogelijk, in den korten tyd die
voor de a.s. verkiezingen bö de andere
zakelijke werkzaamheden aan de Kamer nog
rest, tot eene goede oplossing te komen. Van
laatste zyde werd aangedrongen op in
trekking van het ontwerp, door enkele leden
ook op indieniDg van een wetsontwerp tot
eenvoudige verlenging van den termijn, in art.
26è der drankwet genoemd.
Het voornemen, in de wet de bepalingen op
te nemen, dat de sedert 1881 overeenkomstig
art. 26& verleende vergunningen
dan tot 1 Mei 1901 zullen kunnen
lengd, vond by vele leden krachtige
Men vroeg of het aangaat, in het
op de voortreffeiykbeid van eigen oordeel, den
knoop maar door te hakken en eene
te nemen, die naar de meening van hen, die
de tegenovergestelde opvatting voorstaan, en
op goede gronden verdedigen, daar zy terug
werkende kraoht zal hebben, zal neerkomen op
schending en ontneming van verkregen rechten.
Andere leden betoogden dat van schending van
verkregen rechten niet wel sprake kan
zyn, maar zy zouden het hoogst onbillijk
en onrsadzfism aebfen da bedoeling vm
den wetgever van 1881 tbaus tot werkeiyk-
heid te maken, daar het niet te ontken
nen valt dat er in da jaren 1892 en 1893
by de houders der bedoelde vergunnen twyfei
ikt of aan hnn bedryf met 1 Mei 1901
een einde zou worden gemaakt.
In elk geval, zoo meenden verschillende
leden, zoude de maatregel om met 1 Mei 1901
aan alle overeenkomstig art. 26b verleende
vergunningen een einde te maken, sleohta
mogen worden ingevoerd mat uitzonderings
bepalingen voor die gemeenten, waar het aan
tal dier vergunningen zoo groot is, dat de
uitvoering ernstige moeiiykheden tengevolge
zon hebben. Het ware misschien beter over
te gaan tot verlenging van den termyn van
art. 26b met eenige jaren.
Het denkbeeld werd in overweging gegeven
om in 1901 de loopende vergunningen, bedoeld
in art. 26b, te laten doorloopen, totdat zy door
in dood der houders of door een der by de
et genoemde oorzaken komen te vervallen.
Door anderen kan niet worden toegegeven,
dat bet hoogst onbiliyk en onraadzaam zou
thans de bedoeling van den wetgever
van 1881 tot werkeiykheid te maken. Voor
hen leed het geen twyfei dat de belangheh:
benden wel degeiyk geweten hebben wat hen
te wachten stond, of dat zy althans een voor
stel als thans door de regeering is gedaan, te
voorzien hadden. Niet het byzondere belang
der vergunninghouders, maar het algemeen
belang der bestryding van het drankmisbruik
moet den doorslag geven. Verlengt man den
termyn van art. 26b met eenige jaren, dan
staat men na afloop voor nog grootere moei
iykheden, omdat men dan meer voet zal heb
ben gegeven aan de meening, dat het met de
uitvoering der overgangsbepalingen geen ernst
is en volgt men het stelsel om de loopende
vergunningen te doen nitsterven of op een
der by de wet genoemde wijzen te doen eindi
gen, dan biyft men nog zeer langen tyd in den
overgangstoestand verkeeren en zal men nog
gedurende vele jaren art. 2 een doode letter
doen biyven.
Algemeen was men het met de regeerïng
eens, dat, vervallen de overeenkomstig art.
26b verleende vergunningen, het de plioht is
van den wetgever vaste regelen te stellen ten
aanzien der moeiiykheid, aan wie dan beschik,
burs vergunningen moeten worden verleend.
Maar byna over bet algemeen was men van
gevoelen, dat de regelen, in dit wetsontwerp
gesteld, niet bruikbaar zy». Men vond de
regeling vreemd en zonderling en meende dat
zy den toets zelf der meest welwillende be
oordeeling niet kan doorstaan.
Als een der gevolgen wees men er op dat
die tappers de vergunningen zullen honden,
die kans zien een grooten omzet te krygen,
omdat zy minder kieskeurig zyn hoe
hun geld te verdienen eu op allerlei wyze
drinkers lokken en hen tot meerder verbruik
n. Da ze zullen meer durven bieden dan
de gegadigden, die op fatsoeniyke wijze hun
bedryf wenschen uit te oefenen.
Ook vond men het stelsel van opbieden
onbiliyk.
Verder vestigde men er de aandacht op, dat
moet worden opgemerkt, dat alle vergunningen,
boven bet maximum verleend, zullen blijven
voortbestaan, zonder dat de houders aan het
opbieden behoeven mede te doen. Deze regeling
aohtte men hoogst onrechtvaardig. Voorts werd
betoogd dat het ontwarp feiteiyk niets andera
doet dan aan de belanghebbenden zeiven da
beslissing overlaten. Zy zullen afspraken
maken, onderling de zaken afdoen en bepalen
wie de beschikbare vergunningen zullen krygen,
tot welke bedragen dezen zullen inschreven
het opbieden zal een sehynvertooning zyn.
Ia dian geest werden nog verschilende op
merkingen gemaakt.
Overigens verklaarden sommigen zich met
het geheele beginsel van schadeloosstelling
niet te kunnen vereenigen.
By het stellen van vaste regelen dieneB, naar
de meening van vele leden, deze beide gedach
ten de leidende te zynde verguuuingen
moeten komen aan hen, die daarvoor zyn aan
gewezen, hetzy door het algemeen belang,
hetzy door meerdere p9rsooniyke aanspraken.
De eerste gedachte zon er toe leiden, de voor
beur te geven aan personen of vereeuigingen,
die volgens het Gothenburgsehe stelsel hunne
drankgelegenhsden willen exploiteeren of die
zioh willen verbinden hunne nering, hetvy des
Zondags, hetzy des morgens vroeg en des
avonds laat niet uit te oefenen. De tweede
zou kunnen voeren tot eene rangregeling zoo
als voorkomt in het ontwerp drankwet der
Nederlandsohe vereeniging tot afschaffing van
sterhen drank.
Eenige leden vonden de regelen nog niet zoo
kwaad en waardeeren in deze regeering dat
zy een oplossing «au de band doet.