MIDDELBIRGSEHE COURANT W. 170. 143® Jaargang. 1900. Zaterdag 21 Juli. Nederlandsch-Mië tegen over Britsch-Indië. Middelburg 20 Juli. De Successiewet. Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s, met uitzondering vau 2on= en Feestdagen, ?rjjs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., f I,- Afzonderlijke nummers kosten 5 cent T M r ra iw t r Middelburg 20 Juli 8 u, vm. 78 gr. 12 a. 91 gr. 4V.lu.92gr. F. Verw. zw. w., licht bew. onweer. A g W t Te VlissiugenC. N. J. de Vet Mestdaoh te Goes: A. G. Booth, firma Wed. de Jonas. AdvertentiSn: 20 oent per regel. Geboorte-, dood- en «He andere familieberichten en dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50; elke regel meer 20 eent. fieolames 40 oent per régel Groot® letters naar de plaats die z|j Innemen. Tot de plaatsing van adverteutïën en reclames, niet afkomstig nit Zeeland, betreffende Handel, Nyverheid en Geldwezen, ia uitsluitend gerechtigd het Algemeen Advertentie-Buren» A. BI LA WAR Azn^ N.Z. Veerburgwal 966„ Amsterdam. Aan de baud van een opstel van een Duitsch geograaf hebben wij dezer dagen een en ander medegedeeld over het wanbe stuur in Britsch-Indië, welk land, naar zelfs Salisbury erkende, wordt uitgezogen ten bate van de Engelsche nijverheid. Hoe het nu in ons Indië is gesteld Vóór eenige maanden heeft mr N. P. van den Berg, in eene vergadering te Amsterdam, daarover eenige belangrijke mededeelingen gedaan, vooral ten opzichte van de voeding van den Javaan. Uit dit stuk blijkt dat de toestand op Java ernstig zou kunnen worden. De bevol king neemt er op schrikbarende wijze toe, en kan zich niet door eigen landbouw voeden. Niet dat Java te klein is, maar bij de tegenwoordige dichtheid der bevolking is de inlandsche wijze van rijstbouw geheel onvol doende. Terreinen, die rijst zouden kunnen voortbrengen, zijn voor den Javaan waarde loos zonder belangrijke irrigatiewerken, ter wijl ook de methoden van teelt en be werking der inlandsche rijst niet deugen. Vandaar het schijnbaar onverklaarbare verschijnsel, dat Java veel en veel gezochte rijst voor de Europeesche markt voortbrengt, terwijl voor de bevolking groote hoeveel heden rijst uit Saigon moeten worden aange voerd. Dit schijnbaar vreemd feit wordt daardoor verklaard, dat de export-rijst, onder Euro peesche leiding, volgens de eisohen der wetenschap wordt geplant en bereid, terwyl de Javaan met eigen krachten geen vol doende hoeveelheid kan voortbrengen. Dat de regeering wat deed tot verbete ring, o. a. door kostbare irrigatiewerken, is bekend. Maar toch valt op dat gebied nog veel te doen, eer Java meer rijst produceert dan het verbruikt en de volkscultuur zulk een hoogte bereikt, dat aan uitvoer kan worden gedacht. Vandaar dat de Inlander nog altijd rijst van vreemde herkomst moet koopen, waar voor het natuurlijk noodig is, dat hij geld verdient aan productie voor den export. In Britsch-ludië is hun dit belet door bekende maatregelen tot onderdrukking der Indische nijverheid ten bate van de Engel sche fabriekssteden. In Nederlandsch-Indië staan de zaken echter anders en béter. De Europeesche cultures en daaraan verbonden industrieën (b.v. de suikerfabrieken) zijn der inlandsche bevolking tot steun, terwijl ook o. a. door mr Van den Berg de aandacht werd geves tigd op inlandsche cultures, welke konden worden aangemoedigd. Daar naast staat een nieuw streven, dat, naar het ons voorkomt, alle belangstelling verdient. De in 1898 te 's Gravenhage gehouden tentoonstelling van vrouwenarbeid heeft aan leiding gegeven tot eene blijvende stichting, de vereeniging Oost en West te 's Graven hage, die op verschillende wijzen de belan gen van Indië wil behartigen, zoowel de belangen van hen die uit Indië komen, of derwaarts gaan, als die van de inlandsche bevolking. Een uit deze vereeniging gevormde com missie stelt zich inzonderheid de bevordering der materieele belangen dier bevolking ten doel. Uitgaande van de wetenschap, dat op land bouwkundig gebied reeds verschillende an dere vereenigingen werkzaam zjjn, bepaalt de Haagsche commissie zich tot de belangen der inlandsche nijverheid, waarbij vooral wordt gelet op de kunstnijverheid, die in Oostersche landen zoo groote plaats kan innemen. Volgens haar werkplan beoogt deze com missie o. a. thans bestaande takken van industrie tot meerderen bloei te brengen; verloren gegane nijverheid en kunst nieuw leven te geven; nieuwe industrieën op te sporen en in te voeren, o. a. door opwek king tot het vervaardigen in Indië zelve van wat thans jaar in jaar uit in belang rijke hoeveelheden daarheen wordt uitge voerd, terwyl daar de grondstoffen voorhan den eu uitnemende arbeidskrachten voor lig loon beschikbaar zijnhet verheffen van de kunstnijverheid enz. Aan de goede voornemens dezer vereeni ging, die honderden belangstellenden in Indië tot haar leden telt, zal het dus zeker niet liggen, als ons Indië ooit zoo diep daalt als Britsch-ludië. Met betrekking tot het zoeken naar nieuwe takken van nijverheid is zeker vermeldens waard, dat vóór eenige weken door de Indische bladen werd melding gemaakt van een voornemen, om in ons Indië de zijde- industrie ingang te doen vinden, een industrie die ook in Britsch-Indië heeft gebloeid. Oorspronkelijk was zy daar niet inheemsch zij was door de O.-l. Compagnie ingevoerd en slaagde uitmuntend maar ook zij viel, en zoo waren millioenen vlijtige handen in Britsch-Indië weder van het eenige mid del vau bestaan beroofd. Eigenaardig is, dat het uitzicht op de invoering van deze voor de bevolking zoo veelbelovende industrie, is geopend door een Chinees. Het Bat. Nbld deelde dienaangaande mede dat zekere Lie Kim Liong op zijn landgoed Pangkalan (Noordelijk van Tangerang aan de Tjidani gelegen) proeven met de zijde wormteelt heeft genomen, die met gunstigen uitslag zijn bekroond geworden de zijde, die hij kreeg, was goed Nu is hiermede zoo schreef het B. N. nog niet uitgemaakt, dat de zijdeteelt hier een groote toekomst heeft en Java met der tijd in dit artikel met China, Japan en Europa zal concurreeren, doch de voor waarden voor welslagen zijn er. Over een der belangrijke punten, die in het Duitsche stuk worden aangeroerd, wordt, ook met betrekking tot Ned.-Indië, hier te lande dikwerf geklaagdde houding onzer regeering ten opzichte van de ontwikkelde inlanders. Wat daarover geschreven wordt, wekt in den regel den indruk, dat wij al niet beter zijn dan de Engelschen. Zijn die klachten gegrond wat wij niet in alle opzichten kunnen beoordeelen dan bevat het hier besproken werk voor ons zeker te meer Btof, waaruit leering is te putten. het publiek waarvoor ze toch is gemaakt er niet wfla uit kan worden ea voortdurend in angst verkeert s^bi vingers te branden? Welke belastingwet is niet verduidelijkt of, laten wfl maar zeggen, aangevuld moeten worden door ministrieele aanschrijvingen, be slissingen enz,? Welke belastingwet heeft niet noodig, juist voor vakmannen, hetgeen zeer kenmerkend jta, commentaren, handboeken enz Het zou werkelijk het slag om den arm- eysteem van den fiscus hebben gewijzigd indien de bedoelde wet duidelijk, eenvoudig en voor een ieder te vatten ware. Er moet een beetje ruimte zijn voor „inter pretatie". De fiicus moei; de handen wat vry B9 de wet van 24 Mei 1897 (Stbl. 154) ia de successiewat gewijzigd. Die wSziging had hoofdzakelijk ten doel maatregeleu te nemen tegen ontduiking welke, naar beweerd werd, op zeer groote schaal plaats had. Dat doel heeft men willen bereiken door bgzonder strenge eisohen te stellen voor schulden, wil men deze in min dering doen strekben, en door in vele gevallen te „a c h t e n" dat iets tot de nalatenschap behoort, ofsohoon het feiteiyk niet zoo is. In het Weekblad voor PrivaatrechtNotaris ambt en Registratie (nos 1585, 1586 en 1587) levert de redacteur, de heer Snethlage, ont vanger der registratie ene. te Breda een vakman dus eene oritiok op de wyzigingswet. Die ocitiek ia niet malsch. Het mag worden aangenomen dat er, be halve de lezers van gemeld weekblad, ook vele anderen zyn, die in deze zaak belang stellen Het zy my daarom vergund in dit blad het een ,en ander uit het betoog v&n den heer S. mede te deelen en naar aanleiding daarvan eenige opmerkingen te maken. De heer S. begint met er op te wijzen dat de wet nog niet ia „ingeburgerd", dat „geest, doel en strekking" dier wet voor hetmeeren- deel van hen, die er mede in aanraking komen, een gesloten boek ia gebleven. Zelta zy, die geroepen zyn die wet by na dagelijks toe te passen de ontvangers aan drukke succes- siebantoreu en hunne inspecteurs voelen zich daarin niet thuis en herhaaldeiyk hoort men de opmerking„kijk, als ik die nieuwe wet moet toepassen, moet ik altyd den tekst van de wet nog eens opslaan en nalezen om te weten wat er toch eigenlijk staat. Een geregelde aaneensluitende gedachtengang, die de artikelen verbindt en daardoor het geheugen te hulp komt, zoekt men te vergeefs in de wet." Wellicht zit er eenige overdryving in die uitspraak; maar toch waarom zou die nieuwe wet niet zyn als byna al onze belas tingwetten; waarom zou ook zy niet ïyden aan onduidelijkheid en ingewikkeldheid, zoodat Op my althans maakt het den indruk alsof dat onduidelijke en ingewikkelde geen toeval en wel hoofdzakelyk omdat al behoort het maken, het in elkander zetten van goede belastingwetten ook tot de moeiiykate zaken men toch zeker bij menechen, die dat al jaren en jaren by de hand hebben gehad,een zekere handigheid mag aannemen, vooral by de successiebelasting, welke niet van vandaag of gisteren is. Er wordt in sommige onzer belastingwetten veel te veel „geacht" te zyn wat niet zoo is. Er wordt te veel gefingeerd en vooral ex wordt te veel getracht het laatste dubbel'je er uit te persen. Zou ook dit niet voor een groot deel aan de duisterheid zyn toe te schryveu Immers om te trachten dat doel te bereiken wordt altijd te veel afgedaald tot byzondere gevallen, welke zich wel eens hebben voor gedaan of zich wellicht wel eeus zouden kun nen voordoen. Ook de heer S. wijst er op. Hy noemt de wet in alle opzichten failure omdat ze aan de eene zijde haar doel verre voorbijstreeft, aan de andere zijde vohtrekt ii iet aan het beoogde doel beantwoordt. Na een vakman, e;« deskundige, dergelijk oordeel velt en hy zal zeker wel niet de eenige zyn zullen de ambtenaren aan het Departement van Financiën wel binnen niet te langen tyd in de gelegenheid worden ge steld om wederom een lap voor het oude kleed te fabriceeren en met bet „achten" nog wat verder te gaan. Duideiyk en eenvoudig sou bet zyn indien men wilde bepalen ieder ingezetene wordt geacht zooveel na te laten als de Minister van Financiën zal bepalen. Men heeft in de opgaven voor vermogens en bedrijfsbelasting immers een basis? Daar die opgaven, naar het oordeel van den fiscus, wel veel te laag zullen zyn, zou men moeten „achten", dat die opgaven met 25 percent moeten worden verhoogd, waarna men dan met niet veel inspanning iemands nalaten schap wel kan vaststellen Wie zal zeggen tot welke uitersten men nog zal komen, wanneer de fiioale bril dat is de bril, waardoor men in ieder burger een smokkelaar van professie ziet hoe langer hoe meer gaat vergrooten Alvorens te onderzoeken in hoeverre de nieuwe bepalingen ter verzekering der beta ling van successiebelasting en tegen de ont duiking daarvan doel treffen, onderzoekt de heer S- de beteekenis van het woord „ont- d ui king," omdat, zegt hy, juist van de beteekenis van dat woord zal afhangen of de wet al dan niet het beoogde doel bareikt, al of niet dat doel voorbystreeft. Het is zeker noodig vast te stellen, niet wat ontduiking is, want dat zal wel ieder rypen, maa r wat daaronder door den belas tingwetgever word verstaan, hetgeen zeker niet voor ieder duidelijk is. Hy maakt daarby de volgende opmerking „Daor sommigen wordt het belasting beta len als een soort sport beschouwdvan den eenen kant de fiicui, die zooveel mogeiyk belasting byeen zoekt te halen, daarin alleen beperkt door den dreigend opgeheven vinger van den rechter, die hem een tot hiertoe en niet verder toeroept; van dan anderen kant de belastingschuldigen, die zich in alle mogeiyke bochten wringen, alle mogelijke listen verzinnen om zoo weinig mogeiyk belasting te betalen, en ten slotte aan den slimste, den handigste de overwinning." Die verhouding tusschen fiieus en belas tingbetalende deugt niet, zegt de heer S. Zaer juist, maar aan wien de schuld? Toch zekar niet aan den belastingbetalende alleen. Na kan men wel zeggenieder is verplicht by te dragen in de gameeosehapsuitgaven en ieder moet daartoe kunnen worden gedwon gen; maar men is in ons gezegend landje, om zoo te zeggen, de eene helft van het jaar bezig Om dien dreigenden vinger geef ik niet veel, daar de meeste menschen hang zyn voor een proces en liever maar betalen. om aangiften iu te vullen of er over te denken de andere helft om belasting te betalen. (Gezwegen maar vau het «schriftelijk of mon deling „toelichten" en het te woord staan van schatters.) Dat komt jaar iu jaar nit terug. Dat gaat vervelen, vooral omdat de inval ling soms een keele studie is. maakt bet het publiek lastig, terwijl men juist, ook in het belang der schatkist, het publiek zooveel mogeiyk moest te gemoet komen. Men maakt door al den omslag en de formaliteiten dat bet publiek nog meer het land krygt aan belastingen dan het vsn nature heeft. Voor da ftuaceosaiebelastiug galdt dat nu wel niet zoo ergdoeb nu is een zeer groot deel van het publiek juist met deze belasting al zeer weinig ingenomen. Het begrypt niet waarom iemand zyn geheele leven belasting van alles en nog wat betaalt eu ten slotte by zyu dood de Staat nog eens zijn slag slaat. Het vat niet dat dit nu juist zoo'n geschikt oogen- blik is om wat te missen. Het gevoelt niets voor de argumenten, waarmede de successie belasting door de Staathuishoudkundigen als belasting bij uitnemendheid, wordt aanbevolen. Dat is dom van het publiek. Wat te bewy-zen i». Doch toegegeven. Moet dan de belasting- heffer daarmede geen rekening houden Is het dan politiek met .de botte byi er op in te bakken De successiebelasting, vooral die in de rechte iyu, is in het oog van de meesten, geloof ik, wat ze noemeneen „onrechtvaardige" be lasting. Eu daarom, geloof ik, hebben velen, ofschoon we hier met een belasting van ouden datum te doen hebben, er weinig tegeu de belasting te ontduiken. Gelukkig voor do schatkist heeft men den eed by ona behouden. Ware die afgeschaft, dan zou er wellicht al even veel worden ont doken als in Bslgië, waar men wel een geheel vermogen, wanneer dit byv. nit effecten en dergeiyke bestaat, eenvoudig niet aangeeft. Wanneer de staatsuitgaven eenmaal zyn vastgesteld, moet een geiyk bedrag aan in komsten daartegenover staan. „Anders", zegt de heer S., „gaat de staatshuishouding onver- mydeiyk bankroet" en voor zoover die inkom sten niet reeds nit staatsvermogen voortspruiten, moeten zy door de gezameniyke burgers wor den bfieengebraebt. „Wie zich door bet doen van valsche of fictieve opgaven aan de betaling dier belasting onttrekt, besteelt zyne mede burgers omdat dezs dan zooveel meer zullen moeten betalenwant daar het totaal bedrag der uitgaven toch gedekt moet worden door ontvangsten, spreekt bet van zelf dat dienten gevolge de overigen zooveel meer zullen moeten betalen." Met die redeneeriEg kan ik moeiiyk mede gaan. Zoo zou men dan in het tegenover gestelde geval moeten zeggen dat by, dis te veel belasting betaalt, zyne medeburgers ontlast. Het vaststellen dor staatsinkomsten en uit gaven is slechts eene begrooting, eene raming. Het ban dus niet vaststaan dat het aan genomen inkomiteucyfer werkeiyk zal worden verkregenhet staat niet vast dat een bepaald cyfer door de burgers moet worden opgebracht. Er is alleen aangenomen, dat het kan. Het is toch niet zoo, dat het cyfer, door de burgers aio belasting op te brengen, eenvou dig over hen wordt omgeslagenhetgeen alleen mogelijk ia by een ryks inkomstenbe lasting of liever een ryks hoofieiyken omslag; maar niet by een zoo verbazend ingewikkeld belastingstelsel als wy er op nahouden. Ontvangt de staat niet genoeg aan belas ting door welke oorzaak ook dan zal hy óf moeten leenen óf uitgaven, welke niet bepaald dringend noodig zyn, achterwege laten. Da bewering dat fay, die te weinig belasting betaalt, zyne medeburgers besteelt, ie m. i. geheel onjqist. Doch dat doet weinig ter zake. „Op de burgers rust de plieht om het over eenkomstig de belaetingverordeningen ver schuldigde te betalen," zegt de heer S. Daarop alleen komt bet aan. Terecht, meent bij, dat de burgers, sl moeh ten zy de verordeningen ook onbiliyk vinden, zoolang deze bestaan, zich daaraan moeten onderwerpen. Wie dat met opzet niet doetwie met opzet zyne opgaven voor eenige belasting zoo in richt, dat hy minder betaalt dan hy in wer- keiykbeid verschuldigd is, o n t d u i kt. Dat begrypt ieder. Maar dat is niet het ontduiken, zooals de fiicue dat in succeqsiezaken opvat. Om die opvatting duidelijk te maken geeft de h6er S. een paar voorbeelden. Hy zegt: „Waar de successiewet in het alge' meen slechts den overgang door en by het overiyden belast met successierecht, daar ia het geen ontduiking van de successiebelas ting, wanneer men zich reeds by zyn leven van zijne goederen ontdoet, door die zonder voorbehoud en onberroepeiyk weg te acbenken, al ia daarvan ook het gevolg dat er minder successierecht betaald wordt. „Maar wanneer ik door gefingeerde schuld bekentenissen, door opschriften op door my gemaakte en onder mij verbleven pakketten, slechts den s e h y n aanneem dat deze goe deren of Bommen reeds vóór het overiyden aan derden toebehoorde^ of geschonken waren, terwyl zulks in werkeiykheid niet het geval dan ia er ongetwijfeld ontduiking van wetteiyk verschuldigd successierecht. Iu het eerste geval geen ontduihiug. Dat neemt niet weg dat de successiewet toch byv. „acht" dat roerende zaken, geschon ken of schuldvorderingen kwytgeseholden aan bloedverwanten, tot den vierden graad inge sloten, of hunne echtgenooten, binnen de zes maanden, aan bet overiyden voorafgaande, tot den boedel bekooren en by legaat worden verkregen. Een volmaakt rechtsgeldige handeling, waar- by niet eens aan ontduiking is gedachtkan dus door een toeval, het sterven van den schenker binnen 6 maanden het karakter aannemen van een poging tot ontduiking 1 Waarhy men dan nog in aanmerking moet nemen dat de erflater niet kan ontdui ken, omdat niet hy, maar zyn erfgenaam (of wie iets uit de nalatenschap verkrijgt) belas tingplichtige is. Want het zal toch zeker wel vaststaan dat in den gewonen zin alleen hy die belas ting verschuldigd is kau ontduiken. Doch genoeg om te doen zien tot welke abnormale middelen de fucus zyn toevlucht moet nemen om er zooveel mogeiyk dubbeltjes uit te haleu en op welke wijze by het begrip ontduiken heeft verwrongen eu verdraaid. Men mag er zich dan ook nog steeds over verbazen dat de wet van 24 Mei 1807 zooveel voorstanders had in de Kamers, in weerwil van de ernstige grieven, welke, ook door leden der Kamers, zyn geuit. Het is hier niet de plaats om daarop dieper in te gaan, ook niet om mede te doelen waar door de heer S. komt tot de conclusie dat „de nieuwe wet, wat de schulden betreft, na de uitlegging daaraan gegeven, van den eenen kant baar doel niet zal bereiken, van den anderen kant haar doel verre voorbystreeft en dat ze, wat de voorzieningen tegen ontduikin gen betreft, haar doel volkomen heeft gemist, omdat ze van den eenen kant nog een ruim veld voor die ontduikingen openlaat, van den anderen kant ala ontduiking straft en belast, waar die ontduiking volstrekt niet in de be doeling van de handelende partyen heeft ge legen of beeft kunnen liggen en daardoor ten gevolge heeft dat die partyen zeer ernstig in hunne handelings- en besohikkings-bevoegd- heid worden beperkt." Afdoende maatregelen tegen ontduiking," zegt de beer S. verder, „zyn alleen te nemen indien men in artikel 1 der wet, niet alleen de overgangen door en by het overiyden, maar ook de schenkingen onder de levenden mi de levensverzekeringen onder het bereik der suc cessiebelasting brengt, ongeacht het tydstip dat die schenkingen gedaan of die polissen genomen zyn". Zeker, eóo zou de fiscus heel wat meer kun nen ontvangenmaar tóe zou dan tocb ook zeker bet karakter der successiebelasting nog meer worden gewyzigd dan reeds is geschied. Men zou byv. ook verkoop aan andere bloed verwanten dan in de rechte iyn binnen het halve jaar, aan het overiyden voorafgaande, onder de successiewet kunnen brengen. Over de biliykheid om het betaalde registratierecht in mindering te doen strekken zon dan, by den geest, welke den fiscus heheerscht, nog heel wat kunnen worden gatwist. Inderdaad het veld is rnim, en wanneer het dan toch alleen om de dubbelt jas te doen is wel dan zou meu eene belasting op alle mogelijke handelingen in het leven kunnen roepen. Een uitgebreid keur korps van fiieale „speurders" zou bet dan den burgers nog wat aangenamer kunnen maken. Er zyn nog verschillende manieren om meer geld in de schatkist te brengen als het name- iyk onverschillig is dat eene belasting eene zedeiyken grondslag mist. Ten slotte zegt de heer S.„al had de nieuwe wet niets anders gedaan dan het on houdbare van den tegenwoordige toestand en de onmogeiykheid om tegen ontduiking voor zieningen te maken, aan te toonen wat ze inderdaad gedaan beseft dan zouden we tenminste daarvoor den wetgever van 1897 dankbaar knnnen zyn." Ja, inderdaad, daar we al zoowat honderd

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1900 | | pagina 1