llittiisete Ctnl
FEUILLETON.
MARTINHAGEN.
BIJVOEGSEL
VAS KB
VAN
Maandag 25 Juni 1900, no 147.
De behandeling der huisdieren.
Dd rechtvaardige ontfermt zich
over gij ra vee, maar het hart den
goddeloozea ia oabarmharfcig.
Salomo.
Meermalen waren wij getuigen, zoowel ia da
plaats onzer inwoning ala op onze omwande
lingen, van eene behandeling van het rundvee,
van de paarden, die niet veel, maar die alles
te wenachen overliet.
Zoo zagen wij meer dan eeno eene kudde van
vier, vijf en meer koeien toevertrouwd aan
de hoede van een jongen van tien, elf,twaalf
jaar, gewapend met een knuppel, dien hy met
buitengewone h&rdhaadighaid neer liet komen
op dat gedeelte van hot dier, dat zich on
middellijk bismon zijn bereik bevond, onver
schillig of het grensde aan den ataart of aan
den kop, en zulks alleen, omdat het dier niet
snel genoeg wilde voortgaan, wanneer bet
langa zijn pad nog een lekker hapje te ver
orberen vond.
Meermalen zagen wg zoo'n knaap, die eigen
lijk op de schoolbanken behoorde te zitten,
dien knuppel met alle macht, waarover by te
beschikken had, slingeren naar een dier, dat
zich een oogenblik ophield of te veel ter zijde
uitweek, zouder er op te letten, waar dat stak
hout terecht kwam, in de flanken, tegen den
uier of tegen den kop, om vervolgens het
verschrokken dier hardloopend vooruit te
jagen, den knuppel op te rapen en eau twee
den worp naar het loopemda dier te doen.
Gewoonlijk blijft het hier niet by en de
mishandeling van het dier gaat doorgaans
gepaard met eene verlaging van den jongen,
die aan zyn gevoel van wrevel over het verve
lend baantje, dat hg uitoefent, lucht geeft in
lage scheldwoorden en menschonteerende ver
vloekingen.
Zoo wordt het dier mishandeld en voltooit
de koewachter zijne opvoeding
Soortgelijke walgelijke vestooningen zagen
wij ook meermalen by de behandeling van
paarden.
Meer dan eens waren w| er getuige van,
hoe een paard, dat niet juist deed wat zyn
meester verlangde, eenvoudig omdat hetzyne
domme tecechtwysingea niet begreep, met de
saamgevouwen iyn tegen zyn hoofd werd ge
slagen of een schop met een klomp voor zijn
mond kreeg, die het arme dier het hoofd van
schrik en pijn omhoog deed gooienwy zagen
by andere gelegenheden, wanneer het paard
zich niet snel genoeg voortbewoog, het dier
links en rechts trekken, alsof zyn hoofd ge
bruikt moest worden voor een zaag, en meer
van die vertoorairagera van domheid, onver
schilligheid en wreedheid, die hij een volk,
dat eenige aanspraak maken wil op bescha
ving, al lang niet meer gezien moesten worden.
Naast die dadelijks mishandeling kan men
ook dageiyks getuige zyn van verschillende
daden van grove verwsarloozing.
Sommige paarden hebben eigenaars, die
door hunne moeders met een stuk klipzout
schijnen gespeend te zyn en tengevolge daar
van hun geheels leven een onlesehbaren dorst
met zich moevoered.
Gam drankhuis aan den weg, dien zij volgen,
kunnen zy voorby ryden, of zij moeten zich
verkwikken met een glas bier of met een
borrel. Of het goed of slecht weer is, het
paard kan met het vehikel huiten blijven en
wil het geval, dat onze dorstige liefhebber
in die herberg een persoon ontmoet, met wien
hij eene of andere zaak heeft te bepraten of
een gezelschap, dat hem bevalt, uren aan een
stuk kan dan het arme dier op zyn meester
staan waohten, vastgebonden aan een ring in
den muur, aan een paal of aan een boom,
zonder eten, zonder drinken, blootgesteld aan
tocht en aan al de guurheden van het weder.
3 Uit het Duitsch.
VAN
JULIUS STINDE.
L
Bo laatste dag.
„En hoe is de zesde gouvernante
vroeg' Martinsen.
„Ik reken niet dat ze laag blijft, zy
knipoogt my te veel tegen de commensalen.
Ik zeg Martinsengouvernantes en commen
salen in éen huis, dat gaat niet."
„Goddank, hebben wij geen commensalen.
Tot nog toe zyn we altijd onder ons geweest, en
daarom zien we zoo tegen die gouvernante op."
„Dat went wel. Eu buitendien het moet-
Men mag aan de kinderen niets sparen,
zyt ge nog al tevreden over de rapenj?"
„Die staan mooi, buurman, heel mooi.
Als het weer zoo Mjjft en er geen kevers in
komen, ala ih er de gouvernante wel uit."
„Als het zaad ook opkomt natuuriyk.
Nu, we willen het hopen. Maar zeg, ala de
gouvernante u niet iykt, dan zeg je haar
eenvoudig den dienst op. Er zgn er genoeg
te krygen, sedert alle jonge meisjes liever voor
gou79ro*ut« Isaren dan voor het huishouden.^
Zulke tooneelen neemt men dikwyis waar
langs wegen en velden, maar binnenshuis, in
den stal doen zich soortgelijke gevallen van
wreedheid en verwaarloozing voor, die minder
in het oog vallen, daarom minder besproken
worden, maar vaak even erg, zoo niet erger
zgn.
Er zgn melksters, die bare koeien regeeren
niet met den knoet van den koewachter,
maar daarom niet minder hardhandig met
het melkaioeltje.
Er is eene koe gemolken.
Nommer twee is aan de beurt, maar om het
melken mogelijk te maken, moet het dier
een weinig opschikken naar links of naar rechts.
Een paar malen wordt het dier toegeroepen
op zyde te gaan.
Een slag met ie vlakke hand op de bil
heeft niet geholpen.
Een stomp beantwoordt maar ten deele aan
de bedoeling.
In plaats van nu naar voren te gaan en
door langs het dier te gaan het te nopen naar
de behoorlgke zgde uit te wyken, komt het
melkstoeltje met buitengewone kracht op een
der heupen van het dier terecht en het is
slechts toe te schryven aan beider stevigheid,
namelgk van de heup en van;het stoeltje,pat
er niets kapot geslagen wordt.
Dat na zoodanige behandeling het zuiver
uitmelken veel te wemsehen moet overlaten,
zal zeker wel nauwelijks eeue afzonderlijke
vermelding behoeven.
Drachtige koeien staan geruimen tyd vóór
het kalven droog.
Paarden moeten niet iederen dag even zwaar
wcïk verrichtengedurende den winter staan
zg weken aan weken zonder eenigen arbeid te
doen.
De koeien brengen geen melk voort.
De paarden verkeeren in ruot.
En daarom worden ze onmiddellijk op half
rantsoen gesteld.
Zy krygen genoeg om niet van den honger
te sterven, maar veel meer is het niet en het
gevolg daarvan is, dat de dieren kwijnen,
achteruitgaan en vaak dagen en weken noodig
hebben om zioh van de hongerproevera, die
men op hen genomen heeft, te herstellen.
Toch is het hier de zuinigheid; die de wys-
heid bedriegt.
Eene drachtige koe geeft wel geen melk,
maar zg moet twee dieren voeden, en daarbö
krachten verzamelen tegen het kalven.
Wordt zoo'n dier niet van behoorlijk en
voldoend voedsel voorzien, dan aftrekt die be
perking tot nadeel van moeder of kalf, door
gaans van beide. Loopt het kalven, ondanks
de verzwakking van het moederdier, gelukkig
af en krijgt de koe daarna beter en overvloe
diger voedsel, omdat de eigenaar weder aan
de bate is, dan wordt een groot gedeelte
daarvan gebruikt om het geleden verlies te
herstellen, en hetgeen de eigenaar door bezui
niging op het voedsel meent gewonnen te
hebben, gaat nu weder verloren voor herstel.
Eene soortgelijke opmerking geldt voor de
paarden, die geen arbeid verrichten. Natuuriyk
eischera zy minder krachtvoeder dan bij zwaren
arbeid, maar zy hebben altijd zooveel noodig,
dat zy in den goeden staat, waarin zjj by den
aanvang van bun rusttijd verkeeren, blijven
volharden. Gaan zy tengevolge van te onvol
doende voedering achteruit, zeker is het, dat
zg over het eerste voedsel, dat hun in ruimere
mate wordt toegedeeld, beschikken om het ge
leden verlies te herstellen.
Even verkeerd als die rantaoenbsperking op
dagen zonder arbeid is het overvloedig toe
dienen van voedsel op den dag waarop gear
beid moet worden. Van dat voedsel heeft het
dier voor dien dag nog weinig of geen nut.
Paarden, hetzij si werken of niet, moeten
altijd in een voldoenden staat verkeeren;
wacht hun eerlang harder werk, dan vermeer
dert men een veertien dagen te voren gaande
weg het krachtvoeder en vermindert hef bij
voer, opdat de hoeveelheid in omvang en
gewicht nagenoeg gelijk blgve, maar in voed
zaamheid toename.
Doch niet alleen van de toediening van
voedsel hangt de gezondheid der dieren af,
grooteiyko sgra daarop de inrichting van den
stal, en het zniver en rein houden van dier en
stal van invloed.
„Dankjewel, buurman. Waf zou ik toch
beginnen zonder ondervinding? Zie je, een
paard, of een bok, daar heb ik verstand van
maar can gouvernante, daar is de cen-
trifugenmelkery kinderspel by. Nogmaals
wel bedankt."
De gouvernante was gehuurd, de leerkamer
gebouwd, het huis iu orde; van avond zon
zy komen. Juffrouw Martinsen en de meid leg
den overal de laatste hand aan. De sehoorae
gordijnen waren opgehangen, de pas geschil
derde vloer was met planken belegd, opdat
hg niet dadelijk weer bedorven zou worden,
alle bedden waren verschoond, Eet was netjes
en blinkend als aan den vooravond van een feest.
De oude Gr&ban had zyn school weer mogen
openen. De helft van da kinderen ontbrak.
Veel kinderen waren gestorven aan de epi
demie. Ook de beide van Martinsen ontbra
ken; maar die waren niet gestorven, en toch
zouden zij niet meer by hem op school komen.
Toen de oude manzyne kleine schare overzag,
zei hy„Goeden morgen, kinderen lief," .en
toen legde hy het grijze hoofd op z$ra lessenaar
en weende. Do kinderen snikten met hem mee.
„Eu toen", vertelde Doortje, „toen zei
hyniet moedeloos worden kinderen; wat God
doet is welgedaan, Hem loven ten allen
tyde. En toen hadden we rekenen en ik
kwam twee hoogerop, over Lise Frahm en
Stine Plöger, omdat ze geen van belden wis
ten hoeveel zevenmaal zeven is."
De lucht, die de diereu inademen, moet
zuiver zynhet lokaal, waarin zy vertoeven,
mag niet bezwangerd zgra met stof en met
allerlei ongezonde uitwasemingen. Het water,
dat zy drinken, moet vry zij a van alle nadee-
lïge bestanddeelera en de gehsele behandeling
moet getuigen van zorgende liefde.
Da dieren, evenzeer ala de menBch, evenzeer
als de plant hebben noodig lucht, licht en
warmte, en waar die ontbreken, of waar zij in
te groote hoeveelheden aanwezig zyn, ziet
men wel geen dieren onmiddellijk doodvallen,
maar er ontstaan ziekten, die eerst veel later
worden waargenomen en waarvan de oorzaken
doorgaans niet gezocht worden daar, waar zy
te vinden zijn, namelgk in da onvoldoende
behandeling.
K.
Wie met voordeel vee wil houden, zorge
voor ziradeiykheid, voor gepast era voldoend
voeder, voor eene behoorlgke behandeling.
Zelf geve hy een voorbeeld van zachtmoe
digheid tegenover zijne huisdieren, maar hg
eisohe ook eene zachtmoedige behandeling van
zijne ondergeschikten, en het mag hier niet
alleen big ven bij eischen, hy moet zorgeD,
toezien, dat aan dien eiseh worde voldaan.
Huw, wreed optreden tegen de dieren bederft
hun karakter, hun humeur, doet hen ontaarden
onvoldoende voeding verzwakt hen en voert
eveneens tot ontaarding.
Het een zoowel als hef ander strekt tof
nadeel van den eigenaar; era ofschoora wg mo
gen aannemen, dat dit algemeen bekend is,
achtten wg hef niet ongepast hierbij weder
eens even opsetteïgk stil te staan en de woor
den van den wgzen koning in herinnering te
brengen: „dat de rechtvaardige zich ontfermt
over zyn vee", daaraan toevoegende het woord
van der vaderen weeheid
„het oog vara den meester maakt het paard
vet".
Middelburg 23 Juni.
HET „DEPÖT VAM DISCIPLINE".
De reorganisatie van de „klas" heeft haar
beslag gekregen. Het is een Igvig stuk, te
vinden in het jongste reeusil militair. Men
zal uiteraard eenigen tijd tot gezette over
weging van den herzieningsarbeid noodig
hebben, maar reeds thans mag met voldoening
geconstateerd, dat, voorzoover^het de exerci
tiën betreft, gezorgd is „elcfe wat wils" te
geven, door artilleristen en genisten meer naar
aard era neiging bezig te houden. Van veel
aanbelang zijn mede de administratieve ver
anderingen, althans zoo op het eerste gezicht,
maar wy schorten op dit stuk ons oordeel
nog op, daar het voor een in de administratie
niet volkomen thuis zijnd beoordeelaar een
heksentoer is, om Se quintessence van een ot
andere wyziging voetstoots aan te wQzen.
Gaarne erkennen wg iratusschen, dat de
lezing van het bewuste besluit weldadig aan
doet, en dit te meer, nu zoo spoedig na de
ontzettende onthullingen van mr Wesenhagen
de hand aam den ploeg ia geslagen, om het
onzegbaar vele, dat daar geleden wordt, althans
eenigermate te temperen.
Aldus schrijft de militaire medewerker der
AmhCrt.
Ongevallenwet.
Thans is by de Tweede kamer ingekomen
het door de Regeering aangekondigde nieuwe
ontwerp,houdende wettelijke verzekering tegen
geldeiyke gevolgen van ongevallen Sn bepaalde
bedoven.
De Regeering heeft biykeno de toelich
ting gemeend in de thans voorgestelde
regeling rekening te moeten houden met het
geen hy de behandeling van het vorige wets
ontwerp het gemeen overleg met de Sfcafcen-
Generaal hseft geleerd era zg heeft op diera
grond vry heid gevonden daarin op te nemen
al de bepalingen waaromtrent met de Tweede
kamer overeenstemming was verkregen be
houdens die, welke in verband staan met eene
regeling betreffende de geldelgbe verplichtin
gen van den werkgever jegens de Rijksverze
keringsbank.
Ia art. 42 van het vorig wetsontwerp waö
bepaald, dat ten laste der werkgevers zouden
Daarbij keek Doortje heel schrander uit
hare oogen en zette een spits mondje. Ge
woonlijk stond dat een beetje open en liet
twee rijen witte tandjes zien, net als een
wezeltje. Zij was ook zoo vlug als een wezel.
Toen de drie meisjes onder den pere
boom zaten, waren ze alle drie bedrukt.
„In school kom jelui nou nie meer?"
vroeg Doortje.
„Neen. Altijd alleen gouvernant. En
wandelera motten we ook met haar."
„Era dan motten we harasehoenera aan
trekken," vulde Matje aan. Doortje schudde
het hoofd. Wandelen met handschoenen aan,
dat begreep se nietzij zag niet in waartoe
die gekheid bier buiten diende. „Heb je dan
ook altyd Zondagsche jurken aan vroeg ze.
„Wy krygen nieuwe jurken", zei Matje.
„Wie krggt ds ouwe?" vroeg Doortje,
in de heimelijke hoop dat zij die zou erven.
„Dat weten we nog niet."
„Die draag j e dan zeker als j e verlof hebt
„Verlof krygen we niet."
„In 't geheel geen verlof vroeg Doortje
verschrikt. School zonder vrijaf was eem
vreeselijke gedachte voor haar. En droevig
voegde zy er by „Dan kunnen we nooit
meer samen spelen."
Zy zwegen alle drie. Neen, zy konden niet
meer samen spelen, als er geen verlof was.
Dat was nu uit. Eu zy hielden zooveel van
elkaar, die drie. Ebm zacht windje eohudde
komen o. a. da administratiekosten, de terug
betaling van het voorschot, bedoeld in art. 85
van dat ontwerp, alsmede de gelden, benoo-
digd voor vorming van een reservefonds.
Daar nu zoowel uit de aanneming van het
amendement-Kuyper als door de beslissing Ier
Tweede kamer dat de diensten, door de pos
teryen aan de Rijksverzekeringsbank te be
wijzen, door den staaf zouden worden bekoBtigd,
het verlangen van dezen tak- der volksverte
genwoordiging gebleken is om een deel van de
administratiekosten ten laste van den staat te
brengen, imeft de regeering gemeend by dit
wetsontwerp een stap verder te mogen gaan
en te mogen voorstellen om de administratie
kosten geheel voor rekening van den staat te
brengen, waardoor veel omslag voor werkge
vers en bestuur voorkomen wordt.
Komen de administratiekosten der barak voor
rekening van dem staat, dan biyffc het voorschot,
bedoeld in art. 85 van het vroegere ontwerp,
beperkt tot uit te keeren schadeloosstellingen
zoolang de bank nog geen premiën heeft ont
vangen. In de terugbetaling van dit voorschot
bohooren de werkgevers, die uit het verband met
de bank zyn getreden, niet bg te dragen, ter
wijl de terugbetaling voor hen, die wel by
de bank verzekerd zgn. geschiedt uit de door
hen betaalde premie, welke u.tsluitend op
grond der schadeloosstelling berekend is.
Wat eindelijk het reservefonds betreft, komt
het der regeering voor, dat de werkgevers,
die uit het verband der Rijksbank zyn getre
den, ook zouden moeten bijdragen tot de vor
ming van dat fonds. Ook ten aanzien dier
bydraga verdient het de voorkeur den staat
haf risico te doen loopen van een eventueel
te kost aan dekkingEkapitaal op het zeker in
de verre toekomst liggend tydstip, waarop de
Rijksbank mogelijk zal liquideeren, boven
het invoeren van een omslachtig stelsel tot
hot bijeenbrengen van een reservefonds.
De nieuwe regeling lm srtt. 53 tot 60 (nieuw)
komt hierop neer dat de werkgever op zijn
verzoek kan worden toegelaten zelf het risico
fce dragen voor de verzekering zyner werk
lieden hetzij dit over te dragen aan eeraraaam-
looze vennootschap of rechtspersooniykheid
bezittende vereenigang. Is de werkgever geen
publiekrechterlijk lichaam, dan moet hy vooraf
tot zekerheid voor de nakoming zyner ver
plichtingen aan de Ryks-verzekeringsbank
een pand hebben gegeven of ten haren
behoeve hypotheek hebben gesteld, voldoende
aan daaromtrent te geven voorschriften by
bestuursmaatregel. Overdracht van hef risico
aan cara naamlooze vennootschap ofrechtsper
soonlijkheid bezittende vereeniging wordt alleen
toegelaten wanneer era zoo lang de Ryks-ver
zekeringsbank van deze zoodanig voldoend
pand heeft, dat kan bestaan uit een geldsom
of fondsen, als waarin de Bank haar bezittin
gen mag beleggen. De pandgevers ontvangen
daarvan interest van de Rgko-verzekeringsbank.
Da werkgever, die zelf het risico draagt,
moet aan de ryksverzekeringsbank, door stor
ting ten kantore der posteren, terugbetalen
de door deze uitbetaalde schadeloosstelling en
rente, alles overeenkomstig de aanwijzingen
en voorschriften van de bank. Hetzelfde
geldt in eenigszins anderen vorm voor de
naamlooze vennootschap of vereeniging.
Blfjft deze in gebreke hare verplichtingen na
te komen, dan wordt dit aan de werkgevers,
die hef risico aan haar overdroegen, medege
deeld en de in pand gegeven fondsen ter
beurze verkocht, tot het verschuldigde bedrag.
Dergeiyke regeling geldt by faillissement of
ontbinding der vennootschap of vereeniging,
terwgl by faillissement de vordering der bank
op den gefailleerden boedel en de waarde,
waarop si pandrecht heeft, buiten hef fail
lissement blijven.
Bij bestuursmaatregel wordt o.a. bepaald In
welke gevallen een verzoek om zelfhef
risico te dragen of die aan een vennootschap
of vereeniging over te dragen wordt gewei
gerd of de bevoegdheid aan den werkgever
wordt ontnomen.
Ook heeft de regeering thans besloten aan
de plaatseiyke commissi ën, in art. 86 in
gesteld, ruimere bevoegdheden toe te kennen,
nl. haar het recht te geven beroep in te stellen
van alle beslissingen, door hef bestuur der
bank genomen ten aanzien van schadeloos-
stellingen. De voorzitter der commissie zaj
dan buiten stemming My vera era aan de stem
ming zullen een gelijk getal werkgevers en
de witte bloesem van den boom, zoodat die
als liehte sneeuw op het bruine tafeltje eu op
het blonde kinderhaar viel. Dat van Doortje
was oen tintje geler, maar de zomerzon deed
hot bgna geheel verbleeken.
„En hier onder de boom zitten we voor
het laatst," zei Doortje zacht, „die zien we
niet meer." Zij begon heel zachtjes te zingen
en Mat ja en Anna zongen mee:
„Ontwaakt mij a hart era zing
Den Schepper van alle ding,
Den gever aller gaven,
D83 menschera trouwen hoeder,"
Dit koraal hadden zy vaak by den ouden
Graban gezongen nu zongen ze bet als
afscheidslied.
„Nou motten we na de vroege appelea
en die g'n dag zeggen," stelde Anna voor.
Bank en krnkje werden op de tafel gelegd en
dez9 dragende trok het drietal naar den vroe
gen appelboom, die verderop in de» tuin
bloeide.
Nu zgn wi de dragers", zei Doortje,
„we motten heel langzaam gaan en af en toe
eens rusten. Dat doen de dragers ook."
Zoo deden zy. Onder den appelboom
gingen ze weer zitten en zongen het
lied uit volle borst. Nu speelden zij:
„g'n dag zeggen", een heel nieuw spel, en
elk plekje in den tuin, iedere boom, ieder
lievelingshoekje werd bezocht en bezongen.
werklieden deelnemen, terwyi staking van
stemmen zal worden aangemerkt ala een be
sluit tot instellen van beroep.
Gemeentebelastingen.
Het in 1897 aangenomen wetsontwerp be
treffende de gemeenfe-financiën schrijft voor
hoofdeiyke omslagen en inkomstenbelastin
gen de Benthaamsche progressie voor. Dit is
theoretisch en praetisoh onhoudbaar gebleken;
zoo sohryft Het Ved. 't Door deze regeering
aanhangig gemaakte ontwerp laat een andere
progressie toe, die echter aau bepaalde gren
zen bindende. Hiertegenover werd, in de
zitting der Tweede Kamer van Vrydag, van
geavanceerde zyde nog grootere vrjjheid voor
de gemeente bepleit, mits maar buitensporig
heden werden gekeerd, terwyi het van sociaal
democratische zyde een eiseh der gemeente-
ïyke autonomie werd geacht aan de gemeente
onbeperkte vry heid te laten. Deze leer, letter
lijk opgevat, is in stryd met de grondwet.
Feiteiyk trouwens leidt de leer van volkomen
autonomie der gemeenten op dit gebied tot
regeeringswillekeur, daar de grondwet de goed
keuring eischt der regeering op de gemeentelijke
belastiogverordeningen en de regeering dus
de regelen kan volgen, die zy naar eigen wil
lekeur atollen wil. Als nn de heer Troelsfra
volkomera vrijheid van den gemeentelijken
wetgever eera eiseh der utiliteit noemt met
hst oog op de sociale politiek der toekomst,
dan kan de eiseh eerst tot zyn recht komen,
aio er een regeering is, die zelf genoeg voelt
voor de sociale politiek, om de gemeentelijke
belastingwetgevers te steunen. Bovendien
scheen thans niet te wegen aan bezwaar, dat,
naar wy meenen, by hef opstellen van het
gemeenteiyk program der sociaal-demoeraten
niet over het hoofd werd gezien, dat teugel
looss progressie door het verjagen van ver
mogende ingezetenen de belastingbron kan
stoppen, waaruit de sociale politiek moet
worden betaald.
Regelen in de wet, ze mogen ruimer of
enger zijn, verdienen in elk opziohf.de voorkeur.
En die regelen moeten, naar de minister van
financiën tegenover de heeren Willïnge en
Fokker in hef licht stelde, niet uitsluitend
waken tegen buitensporigheden, in dien zin,
dat geen bovenmatige heffingen plaats vinden,
maar behooren ook te zorgen voor een zekere
geleideiykheid in de progressie, waardoor
ongerechtvaardigde sprongen worden voorko
men. Het moet inderdaad niet aan de ge
meentelijke wetgevers, niet allen met dit
werk vertrouwd, vrlataaa dooronverstand
of met opzet heffingen in te voeren, met
goede regelen van belastingpolitiek iu stryd
en met het stelsel der rijksbelastingen in
volkomen tegenspraak.
Wat aangevoerd werd tegen het stelsel van
progressie, door de regeering als norm aan
gageven, beteekeuda niet veel. Het was een
oDjuiste voorstelling, dat voor groote vermo
gens de progressie ophoudtby een zeker be
drag, afhankelijk van hef bedrag voor aftrek
van levensonderhoud, moet de progressie van
beffing voor elk volgend scores ophouden.
Het bezwaar, dat kleine inkomens zwaar ge
troffen worden, was onjuist: de heffingen
van irakomerao beneden hef dubbele 'der som
van den aftrek, ban men zoo laag laten dalen
als men -wil, en daarboven kan men de op
klimming zoo geleideiyk maken als men wil.
De grief van den heer Troelstra, dat de pro
gressie daalt, niet klimt, was alleen waar, als
men let op de rekenkunstige staging der
inkomeno alleen, niet als men let op de
mathematische atgging der belastbare inko
mens. En, zooals de minister Pierson hem
herinnerde, een styging der progressie geiyk
hg zou willen, wordt door alle schrijvers over
progressie eenstemmig veroordeelt.
Met d&f al stond hef stelsel aan twee be°
denkingen bloot, die niet of moeten wy
zeggennog niet zge weerlegd. Da mi
nister van financiën raakte ze even aan om
ze te endoaceeren aan zgn ambtgenoot, die
evenwel wacht, totdat de amendementen op
artikel 2 zyn verdedigd, alvorens in het debat
te treden. Het zyn deze, dat, in stryd met het
stelsel der ryksbelastingen, geen bevoegdheid
is gegeven inkomsten uit arhsid lager te
treffen dan die nif vermogen, en dat niet in
de vergunning om hooger opcenten te heffm
op de grondbelasting voor inkomende eige-
Zoo trokken zy den heelen tuin door met het
tafeltje de bank en het krnkje, totdat er
eindeiyk niets meer over was dan de bleek,
die eigeniyk niet by den tuin hoorde. Toen
het lied uit was, riep Matje, als kreeg ze een
ingeving„De biggen
„O ja! De varkens en de biggen, die
hadden we bijna vergeten. Nu maar gauw, de
zon is al haast onder."
Van de bleek leidde een poort naar de
beek, waaruit het water voor hef begieten
van hef linnengoed geschept werd. Baarbij
lag de koestal, de paardenstal en het var
kenskok. Het duurde niet lang of het drietal
zong haar afscheidslied voor de varkens en
de biggen.
„Ontwaak myn hart en zing."
Martin Mattinsen bad schoon linnengoed aan
getrokken en zyn beste pak, om de gouver
nante van den train te halen. Jochem waschfe
by de beek den grooten wagen, waarop een
heele familie zitten kon; hy had de derde
bankweggenomen voorde nieuwe haar begage."
Juffrouw Martinson was met het huis gereed.
„Waar ®y n de kinderen?" vroeg Martinsen.
„Zoo pan waren ze iu de tuin. Lena,
haal de kinderen binnen."
{Wordt vervolgd)