BIJVOEGSEL
MIDDELRURGSCHE COURANT.
N°. 90.
143e Jaargang.
1900.
Maandag 16 April.
Wenken voor den tuin.
FEUILLETON.
EEN GELDGENIE.
Middelburg 14 April.
VAN D B
Na verwant aan de bloemkool ia de brocoli,
die b§ eenigszins gunstig weder reeds zeer
vroeg ia het jaar een lekkeren schotel verschaft.
De brocoli wordt gezaaid in het laatst van
Mei of in het begin van Juni. Wanneer de
planten te dicht etasn, worden zij by tijda
verdund, om ia het laatst van Juli voor
de eerste maal verplant te worden. Tegen
het einde van Augustus brengt men ze, voor
zien van eene goede aardkluit op een bed,
dat naar het zuiden is gekeerd en aan de
noordzijde beschermd wordt door eene schut
ting. De grond, waarin mea de brocoli brengt,
moet van gelijke hoedanigheid zyn als die
voor bloemkool.
Zooira het begint te vriezen, bindt men ds
bladeren van de brocoli losjes samen ea hoogt
den grond rondom da stammen op, ongeveer
tot aan het onderste blad; vervolgens strooit
men tussehen de kooien gevallen bladeren,
die, zoodra de vorst geëindigd is, onmiddellijk
moeten verwijderd worden. Zoodra men
geen vorst meer te vreezen heeft, wordt de
aarde rondom de stammen weggenomen, de
kooien worden losgemaakt en goed gem
liefst met beer.
By zeer strenge winters kost het veel zorg
en moeite, om de brocoli door het barre jaar-
getyde te brengen, maar slaagt men daarin,
dan wordt men voor zijne moeite rijkelijk be
loond.
Het tweemaal, vaak driemaal, verplanten
dient om te zorgen, dat de brocoli vóór den
winter niet te hoog opschiethoe hooger zg
groeit, hoe moeiljjker men haar kan overhou
den. Verkieslijk i3 het om die reden ook, dat
men eene soort tracht te krijgen, die kort van
stam biyft. De brocoli is eene groente van
Eagelachen oorsprong, alle soorten dragen dan
ook Engelache namen. De meest aanbevelens
waardige soort is Carters summer en King of
the brocolis.
Omtrent de andere koolsoorten: roode-
witte-, savoye-, suikerbroodo-, boeren- en
spruitkool hebbeB wQ weinig in het midden te
brengen. Al deze soorten worden in April
tot half Mei gezaaid, behalve spruitkool en
boerenkool, die men doorgaans zaait tusachen
half Mei en half Juni.
Omtrent het zaaien en verplanten daarvan
gelden de regels, die wij vroeger hebben
zoo te kiezen, dat men ze gedurende den loop
van den dag gemakkelijk kan beschaduwen,
door daarvoor schuine schutten te plaatsen,
die men kan maken van tuiulatten, welke men
beplakt met geolied papier.
Een middel om de aardvlooien te vangen
bestaat daarin, dat mea d9 plak, waarvan wij
vroeger spraken, of eene andere plank, aan een
stok bevestigd, aan de onderzijde mat teer
bemeert en deze op het midden van den dag,
als de zon helder schijnt, even boven de plan
ten over het bed beweegt. Zoodra de halti-
ea's de zon missen, springen zg omhoog en
biy.'en aan de plank vast zitten.
Nog moeten wg doen opmerken, dat vlug
en welig groeiende planten minder van de
aardvlooien te Igden hebben dan die, welke
slechts traag opschieten. Daarom kan eene
goede bewerking en eene goede bemesting
van den grond, waarop men de koolplanten
wil winnen, dienstbaar gemaakt worden aan
de bestrijdiag van de sardvloo.
Tot de algemeen hoog gewaardeerde groenten
behoort ook de spruitkool.
Om goede spruitjes te bekomen, moet men,
als de kool eeae behoorlijke leegte heeft ge
kregen, den eindknop afbreken, zorgdragen
dat de planten niet te dicht op elkander staan,
en van tijd tot tyd de planten aanzetten met
vloeibaren mest.
Wg hebben de gewoonte onze spruitkoolen
te planten in het aardappelveld. Wij zetten
daartoe de vroege aardappelen in rgen, die op
een tamelijk aanzienlijken afstand van elkander
zyn, en planten, nadat de aardappelen zyn
aangeaard, om de andere rij een ry spruit
koolen. Het steken der aardappelen doet bij
zoo'n handelwijze hoegenaamd geen kwaad
aan de koolplanten. Zoodra de aardappelen
gerooid zgv, worden de kooien duchtig ge
beerd en aangeaard, daarna ferggen zg in
September nog eene tweede bemesting
beer of achapenmeat, opgelost in water, en tot
nog toe zagen wij deze wijze van handelen
den besten uitslag bekroond.
Do jonge koolplanten hebben doorgaans veel
te lijden van de aardvlooien (haltica), eeae
der kleinste soorten van bladkevers of goud
haantjes, die gekenmerkt worden door hun
apringvermogen, waarom zij ook onder den
naam van springers bekend zyn. Zij komen het
meeat voor ia voorjaren, waarin het weer aan
houdend droog en schraal istengevolge van
die ongunstige weersgesteldheid groeien de
planten slecht; de springers biyven voortdu
rend vreten, en in korten tgd zyn de zaadlobben
en de eindknop verteerd en de plantjes onher-
roepeiyk ten dooie gedoemd.
Bij vochtig weer doen de aardvlooien weinig
kwaad en ook de schaduw sehgnen zij niet
te beminnen. Daarom doet men wel de bed
den, waarop mea koolplanten wil aankweeken,
Witte en roode kool bewaren wij gedurende
den winter in den tuin in den grond. Wg
kiezen daarvoor eene plaats, waarvan wij
weten, dat zy gedurende den winter geen
zal hebben van water. In het laatst van
October of in hat begin van November trekken
wy de kooien nit den grond, verwijderen alle
rottende bladeren en zetten dan de kooien
met de wortels naar boven op een bodem van
stroo of riet in eene rg. Daarna graven
aan weerskanten een greppel en gebruiken
den grond, die daaruit komt, om de kooien te
bedekken tot aan den wortel, die boven den
dakvormig opgehoogden grond uitsteekt.
Begint het te hard te vriezen, dan dekt men
den grond nog met blad of riet, dat by den
invallenden dooi weder wordt weggenomen.
Ons blgft nog over om te spreken van twee
soorten van kooien, die men in de tuinen slechts
zelden aantreft; driekroppers m zeekool.
De driekroppers leerden wg kennen op onze
tuinbouwkundige omwandelingen in België,
waar wy onder Bousselaere ook de eerste
palmboomkool in het groot verbouwd zagen,
om gekookt san het rundvee gevoerd te wor
den. Da driekroppers nu zyn eene soort van
savoyekool, die men in Augustus zaait, over
wintert en op de gewone wy ze in het voorjaar
uitplant. Zyn zy eenmaal aan den trek en
staan zg in vruchtbare aarde, dan groeien zy
vry vlug en vormen een krop, dien men niet
afsngdt, maar dien men uitpelt, blad voor
blad wegneemt, zorgende het hart te laten
staan. Zoodra deze bewerking verricht is, be
gint de kool weder nieuwe bladeren te maken
en men kan daarvan na eenlgen tyd wederom
de bladeren wegnemen, Gewooniyk ondergaan
sg die bewerking drie malen, vandaar de naam.
De bladeren sga geel, evenals die van geslo
ten savoyekool, worden op dezelfde wgze
toebereid en verschillen daarvan niet in smaak.
Het voordeel der driekroppers, waarvan wy
tot nu toe geen zaad aangeboden zagen in
Hollandsche prij scour anten, bestaat daarin, dat
zy veel vroeger komen dan de andere kool
soorten.
Wil men daarmede proeven nemen, die we
zeer kannen aanbevelen, dan zal men zaad
moeten ontbieden uit België.
Voor alle overige koolsoorten bevelen wy
aan inlandeeh, liefst zelf gewonnen zaad.
De laatste raad blinkt wellicht wat vreemd
de ooren van hen, die weten, hoe gemak
kelijk de kooien door kruisbestuiving verbas
teren, en hoe men door zaad te winnen van
roode kool, die in de nabijheid van boeren
kool en andere gelijktijdig bloeiende kool
soorten geplant is, een nieuwe veelkleurige
plant verkrijgt, die ala aïerkool in den handel
komt, maar we moeten daaraan nog eene
kleine opmerking toevoegen.
Om sijs eigen koolzaad te winnen moet
en met vier of vyf tuiniers, die nietjte dicht
bg elkander wonen, samen doen. De een wint
van boerenkool, de tweede van savoye
kool, een derde van Bpruitkool ens. De
planten, die men overhoudt, om zaad te win
nes, zijn diegene, waarvan man de moe'
kroppen, de beste spruit j es gewonnen heeft.
Na den zaadoogst wordt deze onder de
nemers verdeeld.
Moet men zaad koopen, dan bevelen wij
voor boerenkool de fijn gekruldevoor roode
kool da Hollandsche en ütrechtschevoor
savoyekool de Bloemendaalsche, voor spi
kool de Brusselsche, voor witte kool de late
en voor den suikerbroodskool de gewone la
Voor het maken van zuurkool is de
iSchweinfurter, eene Duitsche soort, die ook
hier veel wordt aangekweekt, aanbevelens
waardig.
Naar het Noorsch.
vah
ALFBED HEDENSTJEBNA.
IH.
Er verliepen eenïge jaren. Josse was zeven
tien, zonder dat hy precies wiBt hoe het toe
gegaan waa.
zyn toestand was driemaal verbeterd. Sedert
by aangenomen was, kreeg hy anderhalve
rijksdaalder per week. Het jaar daarop
wilde een van de dorpsgenooten van zyn
vader hem als zomerknecht in dienst nemen
en dus moest Johan hem weer zes schellingen
meer geveu, zoodat hy au het gewone loon
kreeg dat een knecht destyda verdiende.
Kort daarna had hy een gesprek met den
schout van Haferbude, dat hem een nieuw
gezichtspunt opende en hem noopte den vol
genden avond, nameen verlegen kuchtje, zyn
heer en meester aldus toe te spreken.
„Kunt gij raden wat de aehout in het
geheim met my te bespreken had?11
„Zoek mg niet wye te maken dat hy je
als stalknecht hebben wil, om my weer meer
loon af te persenzei „Ossen Johan" en
knoopte, op zeer symbolische wijze, zyn jas
over sjjn portefeuille foei
„Och, ik zal het u maar ronduit zeggen
j wilde weten hoe het met dat vat brande-
wgn stond?".
„Wat riep de baas vuurrood wordende,
„Ja, hg vroeg of het waar wbb dat gij
een vat brandewyn in de brandery gekocht
hadt om in het klein te verkoopen
„Zoo'n duivelskerel 1 En wat heb je
gezegd
„Dat het een verdomde leugen was,
natuur ïyk
- „Je bent een brave jongen. Wil je een
stnk haas hebben
„Dank ui Maar toen bleef de rakker
ziften en praatte over allerlei zaken in de
hoop dat ik my zou verpraten en eindelgk
vroeg hyhoeveel neemt hy voor een halve
maat?"
„Zoo'n rakker! Nu en toen?"
„Ja,' ja, zeg ik, als hy snaps verkocht,
zou by het zeker heel duur doen, want hy is
zoo gierig als hy groot is."
JongenSchaam je je niet Heb je dan
in het geheel geen ontzag voor het vierde
gebod
„Maar, zeg ik, hij heeft ze nooit gehad.
„Hebt ge hem nooit met brandewyn zien
omgaan vroeg de schout.
„Oja met de brandewynflesch," zeg ik
„maar daarmede is hy zoo zuinig, dat men er
tdjna nooit aan ruiken mag."
„Zeg, wilt ge een slokje hebben Maar
«e» Wfto beetje slechts, om er geen gewoonte
Nog een woordje over zeekool crambe-
marüima.) Om daaraan te komen, koopt men
1 en zaaie dat in een warmen b»k, of in
het midden van den zomer op een goed toe
bereid bed, in het oog houdende, dat door
gaans de helft der uitgezaaide zaden niet
opkomt.
Wanneer men de plantjes in een warmen
bak beeft gezaaid, worden zy verpot, zoodra
twee blaadjes hebben en na een dag of
acht langzamerhand aan de lucht gewend.
Zoodra ze eene behoorlgke grootte hebben,
plant men ze uit op rijen, die een afstand van
elkander hebben van 35 cM, terwijl de planten
in de rij op een afstand komen van Va M.
De zeekool is eene overblijvende plant, die
een niet te zwaren vruchtbaren grond ver
langt. Het eerste jaar na de planting laat
men ze doorgroeien, maar breekt, zoodra de
plant uitgebloeid is, de bloemen af om het
vormen van vruchten, dat de plant zeer uit
put, te voorkomen. Zoodra men in het tweede
jaar in de maand Maart werking in de plant be
speurt, wordt over de plant een gesloten bloem
pot geplaatst, zoodat zy besloten is in eene don
kere ruimte, waardoor zy volkomen witte scheu
ten voortbrengt. In Engeland, waar deze groente
zeer gezocht is, heeft men daarvoor cilinder
vormige potten in den handel gebracht, die
een deksel met knop sluiten, welk toestel
nazien van den ontwikkelingstoestand der
planten zeer vergemakkelgkt. Zoodra de
scheuten het bovenste gedeelte van den pot
bereikt hebben, snijdt men ze af. Men kan
na eene eerste plakking de plant wederom met
den pot dekken en krijgt dan nog een naoogst,
doch deze heeft zeer geringe waarde. De
stengels schieten zeer dun omhoog, en zijn
weinig talryk, terwyi zy bovendien de plant
zeer uitputten.
Na de eerste opbrengst handelt men dus
het best door de planten met een weinig
grond te dekken en te laten doorgroeien. Eene
bemesting met 6 KG. zwavelzure kali-magnesia
7 KG ammoniak-superphoBphaat in de
maand Februari en met beer of sohapenmest
Mei, nadat de planten afgesneden zyn, is
zeer aan te bevelen.
Wil men de zeekool vervroegen, dan dekt
en ze reeds in December met potten en vuile
les tussehen de potten aan mat paardenmeat:
en men goed vast trapt. Daarna dekke men
nog het geheeld bed met blad.
De zeekool wordt op dezelfde wijza toebereid
als bloemkoolmen moet infussehen zorgeD,
dat ze goed wit blgft, anders krijgt ze een
bitteren smaak.
Een zeer smakelijks groente is de selderij,
die gewooniyk slechts als toespijs en in soep
gebruikt wordt.
Men zaaie de seldery, zoowel de gewone als
de knolBeldery, in Maart of April in een
3D bak, na het zaad alvorens een dag of
drie geweekt te hebben. Wanneer de plantjes
tameiyke grootte hebben bereikt, gewendt
ze langzamerhand aan de open lncht en
brengt ze daarna in rgen op een zeer krachti-
gen grond. Kuolseldery heeft veel water noodig.
De gewone seldery plant men in greppels,
die een dag of acht te voren goed bemest zyn
met vloeibaren mest. De afatand tussehen de
planten honde men op 18 a 22 cM. Zoodra de
bladeren eene voldoende leDgte hebben, aarde
men de planten zoo hoog aan, dat slechts de
toppen der bladeren boven den grond komen.
Vóór men de planten aanaardt, kan mea ze.
evenals de audgvie, met een raöU-baudja sa
menbinden, wat zelfs aanbeveling verdient,
maar niet dadgüjk noodig is.
Zoodra de bladeren voldoende geel zyn,
worden zij afgesneden en gestoofd.
Ook de knollen van knolselderij in reepjes
gesneden leveren gestoofd eene heerlijke,
tevens zeer gezonde groente.
Groote vijanden van de seldery, zoowel als
van te maken. Denk aan uwen schepper in
uw jeugd, zooaio er in de Schrift staat."
„Ja, ja, daar zegt ge een waar woord!
Maar dan heb ik nog watVoortaan krijg ik
zeker een daalder vjjt en zeventig in de
week
„Nooit vaü myn levenSchaam je je niet,
jongen, je hebt pas opslag gekregen."
„Ja wel, maar dat ligt my niet meer zoo
by, dat het my helpt. Wg vinden elkaar op
het Klaverveld, zegt de schout. Misschien
vertel ik hem dan toch van het vat brande-
wijn, als ik er zin in heb."
„God beware ons voor de jeugd! Ik
heb je toch altyd als m^n eigen kind behan
deld, en zoolang niemand iets van het vat
verneemt, krijgt gS een daalder vgfenzeventig,
Josse" zei „Ossen Johan," onderworpen zuch
tende.
„Daarna trokken die twee nog een jaar
lang samen het land door, en werden steeds
meer door den band van het eigenbelang en
der gewoontejaan elkaar gehecht en zg steunden
elkaar zoo goed zy konden. Maar „Oasen Jo
han" begon oud te worden, 's Avonds na de
marktdagen was hy zeer vermoeid. Op zekeren
avond in Augustus, kwamen ze aan een stil,
dicht boseh, waar zy een naehtverblgf
Gods vryen hemel zochten, zooals zg zoo vaak
des zomers deden. Een kleine open plek,
tussehen de dennen, met een open veld er
voor dat zag er zeer verleideiyk uit. Dat
veld was in een beschutte vallei, midden in
de kroten zyn de veldmuizee. Heeft mem
het verdriet dat die knaagdieren den tuin tot
ie verbiyfplaats hebben uitverkoren, dan
men van tyd tot tyd eene selderyplant of
de bladeren van een kroot geheel verwelkt
op den grond liggen. Neemt men die op,
dan bemerkt men, dat van de beide planten
de gebeele wortel is afgeknaagd tot aan den
wortelbalo, waaraan de bladeren bevestigd zyn.
Tegen die dieren bestaat nasr onze meening
echts éan afdoend middel, nl. ze te vergifti
gen, wat wy nog steeds met goed gevolg deden
door, na de afgeknaagde plant opgenomen te
hebben, in het pypje, waardoor die dieren
dageiyks hunne rooftochten ondernemen, wat
vergift te leggen en de plant daarna weer op
hare oude plaats te brengen.
Kan men goede mnizentarwe bekomen
let op het woord goede, want er komen veel
doosjes paars gekleurde tarwe in den handel,
waardoor geene enkele muis gedeerd wordtj
- dan maakt men daarvan gebruik.
Heeft men die niet binnen zyn bereik, dan
gebruike men phosphorus.
De strafklasse te Vllssingeu.
Wezen wy reeds in ons nommer van Dinsdag,
aan de hand van den militairen medewerker
der Arnh. Crt, op de beschouwing van mr A.
C. Wesenhagen, auditeur militair by den
krygsraad in het eerste militaire arrondissement
over bovengenoemd depót van discipline, bet
opstel zelf is belangryk genoeg, vooral voor
onze omgeving, om daaruit nog een en ander
te ontleenen.
De schry ver dan merkt o. a. het volgende op s
In het depót komen allen zonder onderscheid
agens berispeiyk gedrag, en zeker wel de
helft wegen brutaliteit. Het zijn mannen,
taal in woorden, brutaal in daden, brutaal
ook in leugens. Enkelen komen daarby met
de overtuiging, dat men ze ook daar niet
klein zal krygen". Deze vooral behooren
terstond te ondervinden, dat zy door hun
weerbarstigen aard met het hoofd tegen den
muur loopen in den vorm van een muurvast
en onwrikbaar kader. Er bestaat evenwel ook
in het militaire een gewichtig onderscheid
tussehen stalen plichtsbetrachting in het groote
en kleingeestige vitterg in het kleine.
Er zyn altoos bezadigde onderofficieren by
het depót geweest, die deze klippen wisten
om te zeilen, doch er waren ook anderen ge
kend, die, hoezeer volkomen gedekt door de
letterlijke voorschriften van het régime, den
manschappen den ganschen dag wat al te veel
op de vingers keken, berispten en rapport
aanzeiden.
Qjk bleek dat soms een korporaal of onder»
officieren, overigens een flink militair, door
zyn niteriyk in de klasse allerminst op zyn
plaats mocht heeten, te midden eener bende
van grootendeels kwaadwilligen.
het bosch, vrnchtbaar gemaakt, lag ver
de naastbygelege hofstede af, en was
malsche klaver begroeid.
„Dat is heeriyk voor het vee, jongen
zei Johan en begon de steilen van het hek
weg te schuiven.
„Maar mag dat? Het is toch ons kla
verveld niet," bracht Josse in het midden.
„Hier komt geen mensch, en ala er iemand
komt dan hoop ik dat je zooveel godsvrueht
zult hebben om by ja ziel en zaligheid te
zwoeren dat ge niet midden in den nacht den
hoer hebt willen gaan wakker maken, maar
dat je voor eiken os zes schelling betalen
wilt."
De dieren vergaten dat zij moede waren en
deden zich te goed aan de jonge malsche
klaver. Johan en Jos3e zaten bij het hek en
openden hnn knapzak. Toen ze gegeten had
den, legde Johan zgn moede hoold ter ruste
en spreide zgo ouden mantel over zich
De zon keek al over de toppen der duinen
heen, toen Josse voor het eerst de oogen
opsloeg. De vogels zongen, maar Josse bibberde
van de kou. Daar zyn baas nog geen teeken
van leven gaf, draaide hy zich nog eens op
en sliep weer in. Na een uur weer ontwa
kende, zag hy dat „Ossen Johan" nog net zoo
stil lagbij sprong overeind en brulde zyn
gewonen morgengroet: „Wy moeten verder!
De zon staat te hoog aan den hemel!"
Maar „Ossen Johan" ontwaakte niet. Zyn ziel
had in den nacht ongemerkt het oude lichaam
verlaten. JoBse werd door een vreeseigke
acgst overvallen, zooals gewooniyk wanneer
de jeugd voor het eerst in aanraking komt
met de majesteit van den dood, en in zijn
wanhoop begon by luidkeels te roepen.
iemand hoorde hem. Bevend knielde
hij D,„t do verschrompelde gestalte van den
grysaardneer, die in den slaap zyn mantel af
geworpen had en nu alleen in zyu versleten
lag. „Ben je heuseh dood?" vroeg hy.
„Ossen Johan" zweeg toestemmend en Josse
and op en rilde van het hoofd tot de voe-
n. Daar viel zyn blik op een punt van de
groote volgepropte portefeuille van zyn baas,
die nit den borstzak van den opgeslagen man
tel stak. Die aanblik werkte hypnotiseer end
op hem. Hy bleef een oogenblik roerloos staan.
„Men kon ze ten minste tellen", dacht hy met
een zucht eu streek met de hand over zyn
voorhoofd. Met bevende vingers greep hy
naar de portefeuille eu trok haar zachtjes uit
den zak, als vreesde by den slapende te wekken 1
Meer papieren en documenten, die Josse
het inzien niet waard vond. Lang niet
zooveel geld als hy gedacht had, maar toch
meer dan twee duiaend kronen. Met een diepen
zucht vouwde hy de banknoten weer op en
wilde ze in de portefeuille steken. Doch dat
kon h|j niet over zich verhagen. Die kra-
gekreukelde papiertjes met al die cyfers
sterker dan hy. Hy moest ze nog eens
Wie kon weten hoeveel geld erin
was?