Miivlie Cat
FEUILLETON.
BIJVOEGSEL
VAN DE
VAN
Woensdag 4 April 1900, no 80.
Middelburg 5 April.
Christelijke politiek.
Onder dit opschrift schrijft de heer J. A.
Helper Sasbra^ger, te Amsterdam, in het jong
ste nommer vaa het (groene) weekblad De
Amsterdammer het volgende:
Bekend ia Goethe's woord:
„Mag die geistige Kultur nur immer fort-
schreiten, mag die Naturwissenschaft in immer
breiterer Ausdehnung und Tiefe waehsen und
der men8chliehe Oeist sieh erweitern, ilber die
Hoheit und sittliche Kultur des Christenthums,
wie es in den Evangeliën schimmert und leuch-
tet,wird er nicht hinauskommcn." De beroemde
Dnitsche dichter bepaalt de vage bateekenis
van het woord Christendom hier nader als
het Christendom der vier Evangeliën; en het
Christendom der overige Nieuw-Testamentisohe
geschriften, van het Christendom der apostelen,
apostolische vaders, kerkvaders of welke ker
kelijke personen ook, is by hem geen sprake.
Dat zoodoende het woord Christendom aan
duidelijkheid wint, is niet te ontkennendat
alle duisternis in dezen op die manier niet is
weggevaagd, mag niet veFgeten worden.
Hst woord „Christendom" duidt in onzen
tijd een mengelmoes van mensehen en meenin
gen aan Hst woord „Christelijk" wordt
in zeer niteenloopende bateekenis gebezigd.
Belde zijn groote woorden die iu de meeste
gevallen niets zeggen, doch daarom juist bruik
baar in die omstandigheden, als het om geen
waarheid en klaarheid te doen is, maar om
klinkende leuzen, desnoods holle frasen, die de
menigte by elkander moeten trommelen. Als
de politieke roffel slaat, komt het er minder
op aan of dit wel geschiedt volgens de rege
len van den tamboer-majoor, hoofdzaak is dan,
dat de politieke partgen opmarcheeren in de
richting van hen die zich van de trommelstok
ken en de trommels hebben meester gemaakt.
Professor dr S. W. van Veen, hoogleeraar
in de Geschiedenis vau het Christendom (derde
opvolger van Nicolaas Beets) aan de Rijks
universiteit te Utrecht, heeft eenige ©ogen
blikken zijn rustige historische studiën gestaakt,
en den politieken roffel geslagen. De Christe
lijke party kan regeeringsparty worden, zoo
profeteert hy, en daarom trommelt hy allen, die
volgons hem denChristennaam mogen dragen,
samen om front te maken tegenover „het onge
loof", „de revolutie", „de liberalen", „de radi
oalen", „de sociaal-democraten". By deze allen
„de menschelijke rede" toch aan het woord,
by de Christenen daarentegen „bet Woord
Gods". Spreekt dr Kuyper voortdurend over
de „ordlaantiën Gods", de hoogleeraar Van
Veen heeft het over „ordonnantiën Gods",
wat wel hetzelfde zal beteekenen, al klinkt
het ook krygefaaftiger en doet het aan de mili
taire „ordoDnance" denken. Aan die ordon
nantiën houden do liberalen en socialen zieb
nu eenmaal niet; daarom moet hun heillooze
invloed gebroken worden.
Zal er werkelijk sprake kunnen zyn van
„Cbristeiyke politiek" in dien zin, dat de
verschillende christelijke politieke partyen
samen werken als waren zy éene party
Die eenheid wordt al dadelgk verbroken
zoo de Roomsche Christenen buiten de party
worden gesloten en slechts nu en dan in het
party verband worden opgenomen, wanneer de
Protestantsche Christenen dit nuttig eu uoodig
Als bewijs hoe Christenen, die denzelfden Christns
aanbidden, in hun Christendom uiteenloopen, deze
woorden van dr Bronsveld: «Be goede God beware
ons voor het Christendom van dr Kuyper, dat slechts
zelden een droppel zegen, maar meestal een stroom
van ellende heeft gebracht." (Stemmen voor Waarheid
en Vrede April 1899 p. 390.)
BET IMIIMISCB! 1114UR1TSA
4. Vit het Frmseh.
VAN AMELIE GEX.
„Mauritsa, wees niet boos op my," her
nam Claude aangedaan, „wat ik zeg, dat houd
ik vol, gij kent my genoeg om te weten dat
ik niet van ydele praatjes houd!"
„Waarvan wilt gy dan de onkosten be
talen en ons in ons huishouden zetten?"
vroeg zy kortaf. „Kom verklaar my dat
nu eens; ik kan het zoo niet langer uithou
den. Antwoord my, waarvan wilt gy dat
alles betalen?"
Claude liep er iu; want begeerig om baar
te overtuigen, haalde hy een byna nieuw goud
stuk uit zyn zak, liet het iu de zon glinsteren
en zei„filet eenige dozynen van deze dingen",
Mauritsa verbleekte.
„OngelukkigeHoe komt gy daaraan?"
riep zy bevende uit en schudde hem by den
arm. Hy kwam dicht by haar en zei op
streelenden, gedempten toon: „Maak u niet
ongerust, kindlief. Ik weet dat ik ver
keerd gedaan heb, dat ik u alles had moeten
zeggenomdat wij eenmaal man en vrouw
hopen te zyumaar ziet ge iu den eersten
m heb ik het voor u verborgen gehouden
oordeelen. Van die eenheid is verder onder
de protestanten weinig te verwachten, wanneer
men in het oog houdt dat de verschillende
protestantsche kerkgenootschappen niet in het
bezit zijn van een algemeen Christendom en
een bizonder Christendom, maar ieder voor
zich meenen het Christendom het bast te ver
tegenwoordigen op hunne bizonders manier.
Anders gezegd, het gaat niet aan, zooals biyk-
baar de bedoeling van professor Van Veen is,
om tot de verschillende Christenen te zeggen:
vergeet ter wille van da eendracht en der
macht uw bizoader Christendom en keert terug
tot het algemeen Christendom. Immers het
laatstgenoemde is een zuiver denkbeeldige
zaak by de Protestanten. De protestantsche
kerk bestaat toch niet, er eyn verschillende
protestantsche kerken, en daarom kan er geen
protestantsch christelijke staatkundige party
bestaan, gelijk er een Katholieke staatkundige
party bestaat.
Mat den naam „Christelijk" ia dan ook op
politiek gebied als partyoaam weinig of niets
uit te richten. Onze taal is toob armer dan
ons denken, ea juist omdat de een bij het
woord „Christelijk" aan geheel iets anders
denkt, dan de ander, daarom sticht deze naam,
als partijnaam gebezigd, verwarring in plaats
van eendracht. Wie dezen naam, die op gods
dienstig gebied thuis behoort, gaat overbren
gen op politiek gebied, kan das van te voren
weten, dat hy twee dingen dooreen zal haspe
len, die gescheiden moeten biyven. Het woord
van den hcogleeraar Opzoomer van voor by na
vijftig jaar geleden, biytt dan ook nog heden
ten dage volkomen waar: „Er zyn duizende
vragen, ook in het staatsrecht, waarop niet de
godsdienst maar alleen de wereldwetensohap
een antwoord geeft. Al ware men ook nog
zoo godsdienstig, zonder positieve kennis van
eindige feiten zou men niets kunnen uit
richten"
Er bestaat gelukkig in Nederland geen
Staats kerk noch S taats-godsdienstals volk
beiydt Nederland niet den Chri6telijken gods
dienst noch welke andere ook. Daarom geen
ehristeiyke, geen kerkelijke, geen theologische
of godsdienstige politiek. Alle pogingen
moeten in dezen dan ook mislukken, met name
waar er sprake is van een christendom, zooals
de hoogleeraar Van Veen dit bedoelt, dat men
kortweg een Bybelsch Christendom zon kunnen
noemen, of wil men liever een Christendom
van den kerkeiyken of Katholieken Christus.
De Utrechtsche hoogleeraar en curator van
het Christelgke Gymnasium, staat met dezen
Christus niet ver van de Roomsehe Christenen.
De kerkeUjke Christus moet echter wel on
derscheiden worden van den werkelijkea Jezus
zooals by hier en daar in de Evangeliën nog
schimmert und kuchtet. Dat deze werkelijke
Jezus ook nog een woord beeft voor de
politici van onzen tijd, is allerminst te ont
kennen, ook al wordt dit woord vaak niet ter
harte genomen door hen die het meeat gesteld
zyn op den Christennaam. Om maar iets te
noemenkan van Militairisme geen sprake
meer zyn waar het gebod: „Hebt awe vyan-
den lief", geen gdele klank is; zal het Kapita
lisme ophouden waar het gebod: „Verzamelt
u geen schatten op aarde" gehoorzaamd wordt,
zal geen eed meer gevorderd worden, zoo de
uitspraak „Zweert in het geheel niet" niet lan
ger door Christeiyke theologen wordt onken
baar gemaakt, en zal er geen strafrecht meer
bestaan, zoo een ieder gehoor geeft aan het
Oordeelt niet en Veroordeelt niet.
Dat het kerkeiyke Christendom alle krachten
zal inspannen om dit werkelijke Christendom
niet tot heerschappij te laten komen spreekt
echter ook van zelf voor een ieder die weet,
welk een machtige factor in de maatschappij,
de menscheiyke zelfzucht is.
Onteigening van eigendommen voor
het kanaal van Gent naar
Ternenzen.
(Slot).
De heer Hennequin ging Donderdag in de
Tweede k&mer als volgt voort
Een tweetal wensehen, door den gemeente
raad van Westdorpe geuit: het aanbrengen
van een pontveer te Driekwart en de aaneen-
slniting door verharding van een gedeelteiyke
kunstbedekking op den oostelgken kanaaldijk
omdat ik bang was dat het u zou hinde
ren en gy mg van myn voornemen zoudt
afbrengen. Gy weet," ging hy voort, „dat, als
ik mg zelf niet help, wy onzs heele j eugd zon
der elkaar zullen moeten doorbrengen. Dus heb
ik gedaan wat ik het beste vond, dat is al".
„Goed, maar zeg mij nu wat bet is, en
als er geen kwaad in steekt, beloof ik n dat
ik u vry zal laten om te verdienen wat er
noodig is voor ons hnwaiyk en het geheim
bewaren."
„O, Mauritsa gy begypt toch dat ik
niemand wil benadeelen, en dat ik geen kind
een dubbeltje zou afnemen, al wsa bet ook
om ons in ons huishouden te zetten. Kent
gy my dan niet? Wy gaan toch al zoo
lang met elkaar om!" voegde hy er een
weinig boos bij.
„Zeker, Dandon, ik ken u genoeg en ik
wil u geen verdriet aandoen, maar als men
niets weet, denkt men alles verkeerd. Kom,
wees openhartig en zeg my wat het is."
Claude voelde zich genoopt te spreken,
bracht zyn mond dieht aan haar oor en fluis
terde „Ik beu smokkelaar geworden."
„01 myn God! Dan zyn wy verloren!"
mompelde het arme meisje. „Smokkelaar
Maar dan laat gg u doodschieten, Dandon, of
naar de galeien zenden! Aoh! Wee mij
Ik wil niet dat gy dat beroep uitoefent,
hoort ge Ik wil het niet 1 Ik biyf veel lie
ver myu levenlang ongetrouwd, dan te weten
onder Westdorpe, vinden by den minister
bezwaar.
Alsnog durf ik den minister in overweging te
geven, te willen nagaan of geen termen kunnen
gevonden worden om in den verlangden zin te
gemoet te komen aan de geuite wensoben.
Het is toch moeilijk vol te houden dat een
overtocht per roeiboot over het kanaal de
voorkeur zoude verdienen boven een pontveer,
en evenmin dat voor een belangryk vervoer
van landbouwvoortbrengselen zonde kunnen
volstaan worden met gedeeltelijke verharding
van wegen.
De toestand ter plaatse is vol van bezwaren
voor het verkeer, die niet te ontgaan zijn
de minister reike alsnog de helpende hand om
dien toestand eenieazioa drageiyk te maken.
Een derde pnnt betreft de gronden in de
Axelsche vlakte. Dit is een oude geschiedenis.
Herhaaldelijk kwamen de eigenaren zich reeds
wenden tot de Regeering en Kamer met hun
klachten over waterbezwaar.
De minister Van den B9rg gaf iu 1885 de
toezegging eener bydrage in de kosten van
voorziening. Door omstandigheden werd daar
van geen gebruik gemaakt.
Een adres, aan de Kamer in 1893 toegezon
den, terwyi de heer Lely minister was, bleet
ten gevolge der politieke omstandigheden
onafgedaan. In 1896 kwam de zaak by de
overeenkomst weer ter sprake. Door de bo
dy king der Axeleche vlakte zal nu van door
kwelling van water geen sprake zyn, maar
komt de gelegenheid van waterloosing ter
sprake.
De minister Van der Sleyden meende dat
ook toen nog in aanmerking kivam het geven
eener billyke bydragewaardoor in die afwate
ring zal kunnen worden voorzien.
Ons geacht medelid, de haer Conrad, ter
zake zeker uitnemend bevoegd tot oordeelen,
zeide: wanneer de Nederlandsche Regeering
het plan maakt tot bedijking van die landerijen
dan kan men ook wel aannemen dat behoorlijk
gezorgd zal worden voor de afwatering van
die landerijen, niet op het kanaalwant daar
is goêi gelegenheid voor, maar op de oostelijke
waterleiding.
Ik meen dat in de Memorie van Toelichting
en in de Memorie van Antwoord de indruk
van 's ministers woorden voor het betrokken
belang niet zoo gunstig is als de door de
regeering in 1896 gegeven uitzichten deden
verwachten. De minister verwyst evenwel
daarheen; men mag dan ook immers ver
trouwen dat hy krachtig zal medewerken tot
het bekomen eener goede snatie voor deze, zoo
dikwyis teleurgestelde landbouwers.
By een zaak met znlk een lange ïydensge-
scbiedenis achter zich, wordt men misschien
wat al te bevreesd voor da mogelijkheid van
nieuwe hinderpalen.
De minister zegt aan het slot zijner beschou
wingen over dit punt in de Memorie van
Antwoord Samenwerking met alle belangheb
benden zal echter daartoe tevens een vereisehte
zijn.
Dat is een nog niet gehoorde voorwaarde.
Bestaat er kans dat die samenwerking er niet
komen zal?
Er is vrees voor. Een gedeelte van die
Axelsche vlakte bestaat uit een groot laag
terrein een moeras. En dat is voor de
liefhebbers van het jachtvermaak op water
wild van zeer groot gewicht. Maar nu dreigt
het gevaar, dat er botsing zal ontstaan tus-
sehen de belangen van hen, die in de Axelsche
vlakte landerijen bezitten, en die, welke raken
dit jachtterrein.
Ik hoop dat de minister de belangen van
de landbouwers niet voor die van de jagers
zal achterstellen en de zoolang verwaarloosde
belangen van den landbouw in de eerste plaats
zal willen behartigen.
De heer Lely, minister van waterstaat, ant
woordde op betgeen door den afgevaardigde
van Bet distriet Oostbnrg was gezegd, het
volgende
Mynheer de voorzitterDe heer Henneqnin
heef t, naar aanleiding van dit wetsontwerp, een
drietal punten ter sprake gebraoht, waarvan,
naar het my voorkomt, twee staan buiten dit
wetsontwerp; dat wat er het meest mede in
verband staat is de overgang van het kanaal
in de gemeente Westdorpe. De geachte afge
vaardigde heeft in het algemeen den wensoh
te kennen gegeven dat by de uitwerking van
dat gy 's nachts rondlóopt met de kraaiera
achter u aan En bovendien is bet zondig
om het gouvernement te bestelen. Hoe zult
gy uw Paschen houden? De paBtoor zal n
by de bicht aanbonden en de heele parochie
zal het weten. Neen, neen, laat u met
die menschen niet inAls men niets heeft,
heeft men niets, maar dan bewaart men al
thans zyn eer."
Zoo praatten zy langen tyd; hy trachtte
zioh te verdedigen en haar gerust te stellen;
zy beurtelings, smeekende, of boos, haar best
doende om Claude van zyn gevaarvolle tochten
te doen afzien.
Ten slotte beloofde de jongeman, dat by nog
slechts drie tochten zou doen, omdat by zich
daartoe verbonden had; dan zou hy de bende
van Paul Guidon verlaten en zyn gewone
leven weer opvatten. Toen dat goed afge
sproken en door eenige kussen bezegeld was,
namen zy afscheid tot den volgenden Zondag.
De dochter van Bernard Couter had de
angst, W6lke die eenvoudige boeren voor het
woord smokkelaar gevoelden, niet overdreven,
dat woord had toen nog een heel andere be-
teekenis dan thans. Da wetten waren zoo
wreed jegens hen! Men kon best naar de
galeien gazonden worden, omdat men zes
pond zout zonder geleibrief over de grenzen
gebracht had, even als een moordenaar, een
brandstichter of een roover.
De landbouwer, gewoon om bet gewicht der
dit kanaalplan in ruimere mate voorzien zal
worden in h8t belang van de betrokken ge
meenten.
Het komt my voor dat dit reeds gedaan is,
en ik mag er met genoegen op wyzen, dat het
gemeentebestuur va» Ternenzen, zoowel als do
gemeentebesturen van eenige andere gemeenten,
my zelfs eene dankbetuiging hebben gezonden
voor hetgeen in het belang van de communi
catie tot stand zal worden gebracht.
De opmerking van den geachten afgevaar
digde heeft betrekking op een voetveer, dat
bediend wordt door een roeiboot. Wordt nn
het kanaal verbreed, dan zal de roeiboot iets
langer tyd behoeven om over te varen, daar
de overvaart ongeveer 20 M. langer wordt
dan die nu is. Het komt my voor dat in den
beataanden toestand daardoor niet zoodanige
wijziging wordt gebraoht, dat het noodzakeiyk
zou worden om bet voetveer door een pont
veer te vervangen.
Voorts heeft de geachte afgevaardigde nog
twee andere punten ter sprake gebracht: de
gelegenheid voor lossen en laden te Ternenzen
en de afwatering der Axelsche vlakte.
Ik heb met opzet in de memorie van beant
woording ten opzichte van de los- en laad
plaatsen te Ternenzen my van het geven van
toezeggingen onthouden, omdat beloften dien
aangaande door my bezwaariyk konden afge
legd worden, zoolang niet eerst de daarvoor
uoodige gelden zyn toegestaan.
Tuasohan het maken van de bedoelde los-
en laadplaatsen en het verbeteren van het
kanaal bestaat echter onmiddeliyk geen ver
band, althans niet in die mate dat de kosten
van die los- en laadplaats, zonden kannen
gebracht worden ten laste van Belgie.
Ik wil echter gaarne aan den geaebten
afgevaardigde de verzekering geven dat bet
myn voornemen is voort te gaan met het
doen van voorstellen betreffende de verbetering
van verschillende havens in ons land en dat
ik de behoefte te dien aanzien van Ternenzen
niet uit het oog zal verliezen.
Juist dezer dagen heb ik een advies ont
vangen van de Kamer van koophandel te
Ternenzen om aitbreiding te geven aan de
bestaande los- en laadplaats. Dit advieB moet
worden onderzocht door den waterstaat en
Gedeputeerde Staten. Wellicht zal dit aanlei
ding kunnen geven tot bet doen Van voor
stellen in den geeBt als door den geachten
afgevaardigde wordt verlangd. Maar zoolang
een bepaald voorstel de Kamer niet bereikt
heeft, kan ik geen toezegging in deze doen.
Ten slotte sprak de geachte afgevaardigde
over de afwatering van de Axelsche vlakte.
By de behandeling van het traetaat is er
reeds op gewezen dat de Axelsche vlakte niet
iu slechter toestand zou komen. De gronden,
die de geachte afgevaardigde bedoelt, hebben
geen afwatering op het kanaal; het water dier
gronden verdwijnt gedeelteiyk door verdamping
en verder door kwel in den naastgelegen pol
der en daarin zal door de bedyking geen ver
andering komendie gronden znllen dan ook
van die bedyking geen nadeelige gevolgen
ondervinden.
Dat afgescheiden hiervan een verbetering
van de afwatering der Axelsche vlakte wensche-
lyk is, geef ik gaarne toe. En waar door de
vorige regeeringen en ook door my, in 1893,
werd toegezegd te willen bevorderen, dat voor
de verbetering der afwatering van de Axelsche
vlakte een rykssubBidie zon worden verleend
verklaar ik my ook thans daartoe nog, evenals
vroeger, gaarne bereid."
De heer Hennequin antwoordde hierop
Mynheer de voorzitter I In bet algemeen
kan ik den minister dank zeggen voor zyn
toezeggingen.
Een pnnt kan ik den minister echter niet
toegeven, nameiyk de bewering, dat er geen
verband zon bestaan tussehen de eischen, die
thans rechtens door de handelsbelangen van
Ternenzen worden gesteld, en de werken die
aan het kanaal en de slnis plaats hebben voor
Belgische rekening.
Ik geloof niet dat dit vol te honden is, ook
al kan men toegeven, dat de werken, in het
belang van Ternenzen gevorderd, uit de
Nederiandsohe schatkist moeten worden be
taald, terwyi dit by de groote verbeteringen
aan kanaal en sluis voor Balgische rekening
geschiedt. De minister heeft dan ook niet
weersproken, dat in dezen direct of indirect
dingen te beooordeelen naar hunne stoffelijke
gevolgen, kon niet nalaten als een misdaad
te beschouwen een vergrgp, dat den schuldige
gelgk stelde met de ergste boosdoeners. En
dan kwam daar nog by de vrees voor de ker.
keiyke vermaning. De pastoors, de eenige
toongevers voor de openbare zedeiykheid,
de eenige machtbebbenden over het gewe
ten, verstonden geen gekscheren op zekere
punten, en daartoe behoorde de smokkelary.
Wie de voorschriften der tolbeambten over
schreden had, voor een waarde van drie francs,
kon geen absolutie brygen en die straf was
geen kinderspel 1 Aangehouden by de bieeht!
Dat was iets om over na te denken Dat
wist de heele parochie; iedereen praatte er
over, zonder mee te rekenen dat vaak des
Zondags de preêk min oi meer bedekte toe
spelingen bevatte aan het adres van hen die
hun Paschen niet gehouden hadden.
Al die redenen samen maakten dat bet be-
dryf van smokkelaar, hoe winatgevend ook,
in een land als het onze, ingesloten tusschen
twee grenzen, slechts uitgeoefend werd door
lieden, die al heel weinig waarde hechtten
aan de voordeelen van een goeden naam, en
aan de vrome voorrechten der kerk.
Ea toch was het getal smokkelaars aanmer-
keiyk toegenomen, sedert Savoye weer een
provincie van het Koninkryk Sardinië was
geworden, 't zy door de algemeene armoede,
'tzy door gebrek aan werk; en meer dan een
geen Nederlandsob belang mag worden gs-
sobaad, en dit zoude het geval zyn, als de
minister niet aan Ternenzen toereikte, wat
intusschen thans door hem is toegezegd.
Hierna werd de algemeene beraadslaging ge
sloten en het wetsontwerp zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
GEEN TOLVERBOND.
In Daitsch'and gaan thans, evenals onlangs
in ons land, stemmen op ten gunste van een
tolverbond van dat ryk met Nederland en
Zwitserland; en dit gaf de Voss. Zeitung aan
leiding tot een opstel, waarin de redactie op
merkt dat zy zulk een verbond tusschen sou-
vereine staten een onmogeiykheid acht, omdat
zy daardoor afstand doen van hun vryheid,
van hun recht om in eigen huis meester te
zijn en te biyven. Wel hebben de staten van
den Dnitschen Bond zulk een gezamenlijke
regeling van in- en uitvoerrechten gekend,
maar enkel en alleen omdat zy eigenlijk tot
éen staat behoorde»als een voorlooper van
het Duitsohe Ryk.
Een tolverbond aan Nederland en met Zwit
serland aanbieden, zal men van Dnitsche zyde
nooit doen, juist uit eerbied voor de zelfstan
digheid dier beide landen. Dat deze hunner-
zyda met een voorstel znllen komen, is even
zeer uitgesloten. Daarvoor is hun zucht om
hun zelfstandigheid te behouden te groot, ge-
lyk gebleken is toen zy bevreesd waren voor
Dnitsche veroveringsplannen, een vrees, die
ons altyd belacheiyk voorgekomen is. Wij
behooren, zooals Biemarok eens heeft gezegd,
tot de „verzadigde" volkeren; wij hebben niet
den minsten lust ons gebied in Europa, z§
'fc maar een meter, verder te plaatsen. En
evenmin denken wy er aan onze zelfstandig
heid op het stnk van invoerrechten ter wille
van een Nederiandsohe of Zwitsersohe volks
vertegenwoordiging te laten besnoeien. Het
gebied der Duitsche invoerrechten zal onver
anderd biyven zooals het thans is. Het vormen
van een midden-Europsesch tolverbond is een
doel, dat op gronden van praetische politiek
eenvoudig onmogelijk is. Of in de 30ate of
40ste eeuw onzer jaartelling er nog midden -
Europeesche staten znllen te vinden zijn, is
een toekomstvraag, waarover wy ons nu maar
niet het hoofd moeten breken."
VREEMDE MUNT.
Ean wetsontwerp is ingediend tot nadere
regeling van het Nederiandsohe muntwezen.
De toestand is vau zoodanigeu aard, zegt de
minister van financiën, dat voorziening niet
langer mag worden uitgesteld. Krachtige
maatregelen zijn noodig.
Het geldt bier niet alleen een oeconomisch
belang, ofschoon dit in geenendeele is gering
te schatten.
Om te doea zien hoever het kwaad is
voortgewoekerd, geeft de minister eenige by-
zonderhedea omtrent den toestand in het zuiden
van Limburg, waar een onderzoek van de
Nederiandsohe Bank is ingesteld. Het over
groot a deel der cironiatie volgens raming
80 90 pet bestaat daar uit verschillende
vreemde manten en de transactiën van b6t
publiek ouderling geschieden daar grooten-
deels in vreemd geld. Ook de loonen der
dienstboden in de gezinnen worden veelal in
vreemde muntsoorten bedongen en voldaan.
Uit een en ander biykt wel, dat het aange
duide euvel in Limburg grooter omvang heeft
verkregen. Strenger handhaving om vreemd
geld te weren is due noodig.
De minister van financiën is voornemens,
na de invoering der hierby aangeboden wet,
gedurende een termyn van één maand in elke
gemeente van de grensdistricten de gelegen»
heid open te stellen om vreemde munten tegen
Nederlandsoh Courant in te wisselen. De koers
moet zoo hoog bepaald worden als zonder
nadeel voor den staat mogeiyk is.
BEDTOAUUKNlttHN:
By kon. besluit is E. D. Spronok, commies
afdeelinescbef ter provinciale griffie van Lim
burg, benoemd tot ridder in de orde van
OranjeNassau.
De ministers van marine en van koloniën
verleenen deze week geene audiëntie.
landbouwer, getrouwd of ongetrouwd, had zich
laten opnemen, zooals Claude Porrez, by de
benden, die kortelings waren opgericht, door
schrandere hoofden en ondernemende lieden,
die de zaak op groote schaal dreven.
Op die manier geregeld, werd de smokke
lary een ware industrie, wel is waar meer
voordeel opleverende aan de Zwitsersohe en
Franeche kooplieden, dan aan de arme drom
mels, die huu leven of ten minste hun vryheid
op het spel zetten voor een winst, die weinig
geëvenredigd was aan hunne moeite. Maar zy
moesten leven het geld was sohaarsch,
heel schaarsch, en met een beetje handigheid
en een paar goede boenen waren eenige
franken gauw verdiend.
De bende was buitendien zeer goed georga
niseerd en de douane-beambten lagen menig
uurtje ia hinderlaag om ten slotte niemand
te pakken dan af en toe een armen drommel,
die minder ving was dan zijne makkers. Ik
zou vele bladzgden kunnen vullen met de
avonturen, die ik als kind heb hooren ver
tellen, waarvan de helden of de slachtoffers
altyd zeer bekende smokkelaars waren.
Men kan zioh niet voorstellen hoeveel ver
beeldingskracht die menBchen ten toon spreid
den, om de voortdurende waakzaamheid der
kraaiers te ontduiken en om de nieuwsgierigen
op een afstand te honden, daar die vaak
spionnen of verklikkers werden.
Ik herinner mij dat ik op een avond van