MIDDELBURGSCHE COURANT. tr. 267. 142° Jaargang 1899. Zaterdag Onze Legerorganisalie. 11 November. D«e courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- on feestdagen. Pigs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franoo p.p., L— Afzonderlijke nummers kosten 5 cent Thermometer Middelburg 10 Nov. 8 n. vm, 50 gr. 12 u. 60 gr. av. 4 u. 58 gr. F. Venv. m. t. kr. Z. W. w., betrokk. BOOR EEN MILITAIR. Advertentiën voor bet eerstvolgend nummer moeten des middags vóór één uur aan het bureau bezorgd zijn. AdvertenfclSn10 cent per regel. Geboorte- dood- cn alle andere familieberichten 63 Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel Groots letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Prospectussen daarvan zjjn gratis aan bet bureau te bekomen. Agenten! Te AmsterdamA. djs La Mar Azn. en Max R. Nunes teRotteidam: Nijoh van Ditmab. III. (NJoJ). De Landweer. Voorgesteld wordt de landweer te doen bestaan uit de volledig geoefende miliciens, die hun 8ste dienstjaar hebben vervuld. De dienstplicht bij de landweer duurt 7 jaren. De miliciens, die bij de aanvullingstroe pen hebben gediend, worden ingedeeld bij de landweer-depots, welke bij mobilisatie worden opgericht. De miliciens, behoorende bij de bereden wapens en bij het korps torpedisten, zijn vrij van dienstplicht bij de landweer, doch worden ingedeeld bij den landstorm. De landweer bestaat dos alleen uit: in fanterie, vestingartillerie, pantserfort-artille rie, genie, hospitaalsoldaten en administra tietroepen. Ten opzichte van die organisatie wordt voorgesteld het land te verdeelen in 36 landweerdistricten aan het hoofd van eik district zon een gepensionneerd of eervol ontslagen hoofdofficier c. q. kapitein van het leger geplaatst worden. Zij zouden te vens de functiën van militie-commiesaiÏB moeten vervullen, terwijl 10 hunner de betrekking van provincialen adjudant zou den waarnemen. Hun staf zou bestaan uit een luitenant van het reservepersoneel als adjudant, en voorts een adjudant-onderofficier, waartoe een gewezen onderoificier van het leger ware aan te stellen. Deze landweertroepen zouden aldus kun nen vormen: 36 bataljons landweer veld- infanterie, ter sterkte van 31125 man36 compagnieën vesting-infanterie van 8915 man36 compagnieën vesting-artillerie van 6760 man4 compagnieën genie van 1600 man1 compagnie hospitaalsoldaten van 500 man en 1 compagnie administratietroe- pen van 750 man, totaal 49650 man. Een indeeling in regimenten wordt in vredestijd niet noodig geacht. In oorlogs tijd kunnen zij zoo noodig bij de bestaande regimenten worden gevoegd of tot afzon- deriyke regimenten worden vereenigd. Voor de encadreering der landweertroepen kan worden beschikt: le over het dienstplichting kader dat hij de militie tot de lichting heeft behoord en met de lichting tot de landweer overgaat; 2e over het reservekader 3e over militie- en reservekader, waarvan de verplichte diensttijd verstreken is en dat vrijwillig blijft voortdienen 4e over gepensionneerd en gepasporteerd kader, dat nog lichamelijk geschikt is voor den dienBt en tegen een zekere toelage bij de landweer in dienst wil treden 5e over het personeel van de onderwijs inrichtingen, dat niet bij de depots benoo- digd is. Voorts zou voor elke compagnie een kapitein en een luitenant van het reservepersoneel &yn te bestemmen en daarbij een gewezen onderofficier van het leger als sergeant majoor moeten worden ingedeeldeen en ander boven en behalve het dienstplichtig kader, dat zich bij de onderdeelen bevindt. Voor de opleiding van kader zou verder partij kunnen worden getrokken van de militaire cursussen voor het reservekader. Wat de oefeningen der landweer betreft, deze zouden bestaan in oefeningen van korten duur met een jaarlijksche inspectie. Deze inspectie zou vervallen in jaren als de landweer voor een korte oefening onder de wapenen wordt geroepen. De minister zegt ten slotte dat bij aan neming van zijn ontwerp, en wanneer de door hem voorgestelde organisatie eenigen tyd in werking is geweest, zal kunnen wor den nagegaan, in welk opzicht de verdere samenstelling dezer wapenmacht by de wet ware te regelen. De Landstorm. Hiertoe zullen behooren alle weerbare pannen, die in gewone tijde» niet of niet meer aan verplichtingen ten aanzien van 's lands verdediging onderworpen zyn, zoo wel op hen, die vroeger een militaire op leiding hebben genoten, als op de overigen die tot diensten van verschillenden aard zyn aan te wenden. Die landstormplicht zal dus op de bier bedoelde personen tot zekeren leeftijd rus ten, terwijl het daartoe strekkende wets ontwerp tevens de verplichtingen kan be vatten, bedoeld in den tweeden zin van bet 2e lid van art. 181 der Grondwet, luidende „Zy regelt ook de verplichtingen die aan hen, die niet tot de zee- of landmacht be hooren, ten aanzien van 's lands verdedi ging opgelegd kunnen worden". By de wet betrekkelijk den landstorm zal o. a. worden bepaald, wie tot den land storm behooren. Voor verder wettelijke organisatie van den landstorm reeds in tyd van vrede is geen grond. Het ligt verder in de bedoeling de Iand- stormplichtigen tot geenerlei dienst byeen te roepen en het wordt daarom het meest doel matig geacht deze aangelegenheid aan rege ling by koninklijk besluit over te laten. Hun, die de regeling van de samenstel ling der landmacht nader wenschen te be- studeeren, wordt de geheele memorie van toelichting met berekening der kosten, de bijlagen en tabellen ter kennisneming aan bevolen. Ten slotte nog eenige opmerkingen naar aanleiding van het ontwerp. Vooreerst vraagt de verhooging van het budget van oorlog voor het le jaar met zt 500.000 onze aandacht. Zonder twijfel zal deze verhooging velen onaangenaam stemmen en moet de vraag gesteld worden of het niet beter ware onze landmacht te reorganiseeren overeenkomstig het Zwitsersche stelsel» waardoor het moge lijk is gebleken, om een nog grooter lege1" te verkrijgen voor een minder aantal mil- lioenen. Vóór deze vraag te beantwoorden is hef noodig een kort overzicht over dat veel be sproken stelsel te geven. Als voorbereiding voor den dienstplicht in het Zwitsersche leger, bestaat in dat land ten eerste leerplicht en ten tweede verplicht gymnastiek onderwijs voor alle mannelyke leerlingen van het 10e tot het 16e levensjaar- Ia de derde plaats vindt men in dat land tal van schietvereenigingen, en wel in 1897: 3304 met 191.682 leden, d. i. 1 lid op de 16 nwonersen in den vierde plaats worden op krachtige wyze door den Bond de vrijwillige oefeningen in den wapenhandel bevorderd voor de jongelieden van 17—20 jarigen leeftyd en wordt er over gedacht deze oefe ningen verplichtend te stellen. Wat de organisatie van het leger zelve betreft, daarvan in 't kort het volgende. leder Zwitser is weerplichtiger is alzoo algemeene dienstplicht. Alle niet dienenden betalen voor hunne vrijstelling een weerbelasting. Het leger bestaat uit: le. de Auszug, d. z. alle dienstplichtigen van den 20en tot en met den 32 jarigen leeftyd 2e. de landweer, alle dienstplichtigen van den 33en tot en met den 44 j. leeftyden 3e. de landstorm, alle joDgelieden van 17 tot en met 19 j. leeftyd en verder alle voor den krijgsdienst geschikte mannen van 44 ot en met 60 j. leeftyd. Er is geen staand leger met een vast korps officieren ëa minder kader; alleen bestaat een vast korps officieren instructeurs. De diensttyd van een soldaat by de infan terie o. a. bedraagt in het eerste jaar 45, het derde, vyfde, zevende en negende jaar telkens 16, in 't geheel 109 dagen. De legersterkte bedroeg op 1 Jan. 1 op een zielenaantal van nog geen 3.000.000 in de Auszug 148.435 en in de Landweer 85.676; totaal 234.111 man. De uitgaven van den Bond bedroegen in 1899: 24.541.949 francs. üit bovenstaande cijfers blijkt dus dat men zeer goed een groot leger kan bezitten voor een veel minder aantal millioeBen, doch, als wij de keerzyde van deze schoon aohyuende medaille beschouwen, dan valt in de eerste plaats in het oog de al te korte diensttyd in bet leger. Volgens de meeste militaire autoriteiten, ook die van het Zwit sersche leger zelf, is deze diensttyd onvol doende. Als wy da&rb|j dan verder nagaan hoe degelyk voorbereid door leerplicht, ver plicht gymnastiek onderricht en voorberei dende schiet- en andere militaire oefeningen, de Zwitsersche soldaat iu de gelederen aan komt, dan springt het zeker helder in het oog, dat bij ons aan zulk een korten oefen plicht vooreerst nog niet gedacht kan worden. De voorgestelde 8'/, maanden, d. z. 247 dagen, komen ons dan ook bepaald noodig, doch ook tevens voldoende voor. Als wij verder bedenken, dat de toestan den hier te lande geheel verschillend zyn met die van Zwitserland, dat o. a. Neder land is een koloniale mogendheid, een kuststaatdat ons vestingstelsel veel grootere eischen stelt aan bewapening, enzdat de krygsdienst nog in lang niet populair is bij ons volkdat wij ons verder nog niet mogen verheugen in leerplicht met ver plichtend gymnastiek onderwijs voor alle mannelyke leerlingen; dat het voorbereidend militair onderricht nog pas een zaak in opkomst genaamd moet worden; dat schiet vereenigingen slechts hier en daar nog maar sporadisch voorkomen dat nog in lang geen algemeene dienstplicht bestaat; dat de korte dienstplicht als bij het Zwitsersche leger, als onvoldoende wordt beschouwddat, met alle waardeering voor de Zwitsersche offi cieren, deze toch niet met die van een vast korps, opgeleid aan academies eu andere militaire inrichtingen, gelijk gesteld mogen worden en dat ten slotte de deugdelykheid van het Zwitsersche stelsel nog altijd geen oorlogsproef heeft doorstaan; als wy dat alles in aanmerking nemen, dan vermeenen wy de voorkeur te moeten schenken aan een legermacht, georganiseerd als door - minister Eland wordt voorgesteld, voorloopig zeker nog niet de invoering van het Zwitsersche stelsel te kunnen aanbevelen. In het wetsontwerp op de Nationale militie zouden wy echter gaarne een weerbe lasting hebben aangetroffen. Zulk een belasting wordt door ons niet anders dan volkomen billijk geacht, en als wy nagaan, dat de weerbelasting in Zwitser land in 1897 ruim 1.565.000 francs heeft opgebracht, dan ligt het voor de hand dat de noodzakelijke verhoogiDg van ons oorlogs budget daardoor gemakkelijk gedekt zou kunnen worden. Verder zou, naar onze meening, eene bezuiniging te verkrijgen zyn, die tevens een veel snellere en eenvoudiger mobilisatie van het leger zou waarborgen, en wel door, in navolging van Zwitserland, alle dienst plichtigen, bij vertrek met groot verlof, te voorzien van hunne wapens, kleeding en verdere uitrusting. Hierdoor zouden vele magazynen met. daaraan verbonden personeel en onderhoudskosten gemist kunnen worden. Wat in deze in Zwitserland mogelyk is, zal ook hier wel uitvoerbaar biyken. Wij bevelen dit denkbeeld ter nadere overweging aan. Wat de verhooging verder aangaat, zoo heeft de berekening van kosten, voorkomende in de memorie van toelichting, reeds aan leiding gegeven tot opmerkingen, die, naar wy vertrouwen, door den Minister van Oorlog wel behoorlijk weerlegd zullen kunnen worden. Voorts wordt ia de nadere wijziging eu aanvulling van de wet betrekkelijk de Nationale militie voorgesteld, art. 122 te lezen als volgt: „Bij de militie te land worden onder de wapenen gehouden le. de ingelijfden ter volledige oefening a. by de onbereden korpsen twaalf maanden enz.; tenzij Wy zulks niet noodig achten." Bij aanneming daarvan zal het, naar reeds is opgemerkt, een volgend minister van oor log mogelyk zyn de militie weder 12 maan den voor eerste oefening onder de wapenen te houden. Ten einde dezen gevaarlyheu steen des aan- stoots weg te nemen, hopen wij dat de Minister van Oorlog zal te vinden sgn voor een wijziging van 12 maanden in 8 of 9, De oefenplicht van 8 7-», stel 9 maanden^ wordt door velen en ook door ons voldoende geacht mits de compagnie administratie- troepen worde opgericht en niet langer tal van miliciens aan de oefeningen worden onttrokken voor de verplegingsinrichtingen, treinen, enz.; mits ook werklieden in dienst worden gesteld tot het verrichten van de werkzaamheden in de magazijnen, in de kazernes, enz., opdat daardoor weder niet langer tal van miliciens aan de oefeningen worden onttrokken. Hoofdzaken toch bij de vorming van een goed soldaat zijnhet aanleeren van het tehnische gedeelte van het militaire beroep en het aaukweekeu van een goede discipline. Het eerste gedeelte kan onzes inziens zeer goed in 8 maanden worden aangeleerd, doch voor het aan kweeken van een goede discipline wordt nog iets anders geëischt dan 8 maanden dienstplicht. Daarvoor wordt nl. gevorderd een goede voorafgaande opvoeding van den man in het huisgezin en in de school. Daar moet een soldaat reeds ge leerd hebben wat orde iB, gehoorzaamheid en tucht; daar moeten hem reeds eer- en pliehtsgevoel zyn ingeprent en de andere deugden, die zoowel den goeden staatsburger als den goeden soldaat sieren; daar moet tiy reeds geleerd hebben wat vaderlands liefde beteekentdaar moeten alzoo de grondslagen zQu gelegd van al deze deugden. In het leger moet op deze grondslagen kunnen worden voortgebouwd. Is de opvoeding in het gezin en in de school in 't algemeen verwaarloosd, dan zyn noch noch 28 maanden dienstplicht voldoende om een goed soldaat te vormen. Hopen wy ook daarom dat leerplicht moge ingevoerd worden Op ouders en onderwijzers rust alzoo in de eerste plaats de taak om de aanstaande verdedigers van het vaderland voor te be reiden voor de onmisbare goede discipline in het legerop het leger de taak om de opvoeding van den jongen man tot een goed gedisciplineerd soldaat te voltooien, gereed otn met lijf en leven pal te staan voor de onarhankelykheid van het vaderland, voor onze vryheden en rechten. Hiermede eindigen wij. Wy hopen vurig dat de volksvertegenwoordiging het wetsont werp van den Minister Eland, die er zijn beste krachten en talenten aan schonk, tot wet moge verheffen en Nederland spoedig een leger rijk zy, der natie waardig. Middelburg 10 November, BMUMMINUIÜN JËMZ. Bij kon. besluit is tegen 1 Jau. aan dr D. J. Hissiak, op verzoek, eervol ontslag verleend als leer aar aan de Ryka H. B. 8. te Helder is de majoor J. C. Morren, van het 6e reg. inf., op non-activiteit gesteld; en is benoemd tot bureelambtenaar 3e kl. van den rijkswaterstaat A. A. L. Vroom te Looaduioen. De officier-m&chiniat 2e kl. W. J. Vermeer, geplaatst in de rol van Hr M. torpedo-instruc tiescbip Martiix, wordt met nader te bepalen datum op non-activiteit gesteld. Da gewone audiëntie van den minister van waterstaat zal de volgende week niet plaats hebben. Da minister van binnenlandsche zaken heelt Lorenzo Marquez besmet verklaard wegens pest en het aantal quarantaine-dagen bepaald op 10. ONZE DIPLOMATIE. In diplomatieke kringen worden de volgende verplaatsingen in het Nederlandsoh gezant- schapscorps aanstaande geacht: jhr. Van der Staal van Pierahil van Konstantinopel naar St. Petersburg j baron Gericke van Her wijnen van Stockholm naar Londenmr. Von Weckherlin van Washington naar Konstantiuo pel; baron Gevers van Bucharest naar Was hington; baron Van Heeckeren van Keil van Lissabon naar Stockholm tn Jr. Van Weede van Parijs naar Lissabon. In de hierdoor open te vallen plaatsen zal voorzien worden door later te regelen mutatiën. Voorts wordt verzekerd dat, in verband met de benoeming van den heer Rnyssenaers, der halve van een gezant in werkeiyken dienst, tot secretaris-generaal van het departement van buitenlandsche zaken, laatstelijk chef van 's ministers kabinet, de zaken van laatst gemelde afde8ling voortaan zouden gebracht worden on der de algemeene leiding van den secretaris generaal, zijdde het plan als eerstaanwezende of sous-chef by het kabinet met den bijzonde ren dienst te belasten een lid van het corps diplomatique met den rang van gezantschaps secretaris. Voor deze functie zou in aanmerking komen jhr dr J. Loudon, gezantschsps-secretaris te Rome. Deze veranderingen maken het gerucht eener aanbieding van den gezantschapspost te Londen aan het kamerlid jbr Van Karnebeek, oud gezant, zeer onwaarschijnlijk. KAMERS VAN ARBEID. De volgende kwestie betreffende verkies baarheid tot leden van de Kamers van Arbeid werd WoeD8iag voor de atdeeling van den Raad van State voor de geschillen van bestuur behandeld. Roosje Vos, linnennaaister te Amsterdam, was gekozen tot lid van de Kamer van Ar beid voor de confectiebedrijven aldaar; maar werd door burgemeester en wethouders niet als zoodanig toegelaten, welke beslissing door Gedep. Staten werd gehandhaafd en in hoofd zaak hierop berustte, dat de gekozene niet de vereischten voor verkiesbaarheid bezat om dat zy alleen wei kte zonder personeel, voor eigen rekeniDg, en dus noch als patroon, noch als werkvrouw kon worden gekozen. Hierte- kwam Roosje Vos in beroep by H. M. de Koningin. Haar beroep werd voor den Raad van Scate toegelicht door mr E. Fokker 'sHage, die er op wees, ten eerste, dat zyn iastgeefeter, voor zoover hem bekend, tot dus. ver de eenige vrouw in Nederland is, die tot lid van een Kamer van Arbeid is gekozenea voorts dat de beslissing dezer zaak z. i. vau groot belang is niet alleen voor de vrouwe- lyke, maar ook voor de mannelyke werklieden. Gemachtigde nu trachtte aan te toonen dat in de door hem bestreden uitspraak een opjaiste uitlegging is gegeven aan de uitdrukking „be drijf" in de wet op de Kamers van Aibeid, waar voor de verkiesbaarheid voor dere colleges wordt gevorderd, dat men als patroon ot als werkman (werkvrouw) werkzaam zij in een in de Kamer vertegenwoordigd bedryf. Burg. en weth. en Ged. Staten waren van meening, dat „bedryf moet worden opgevat in den zin van „onderneming" en dat das appelant», die niet by een patroon maar voor eigen rekening werkte, tiet onder de „werklieden in een bedryf werkzaam" kan worden gerangschikt. Mr Fokker daaren tegen er op wyzende dat „bedryf" in verschil lende wetten en ook in verschillende bepaliugt n van een zelfde wet onderscheidene beteeke- nissen heeft betoogde dat in eaau met bedryf bedoeld is „vak" 0f „tak van nijver heid", zoodat ook zy, die, schoon niet by een patrooB, in zeker bedryf, dat in een Kamer van Arbeid vertegenwoordigd is, werkzaam zyn, tot leden van die kamer kunnen gekozen worden. Hierby betwistte spreker nog de meenicg van Ged. staten alsof appellante voor eigen rekening werkzaam was. Zy werkte voor anderen tegen stukloon. Ten slotte wees mr Fokker er nog op dat wel bet doel van de oprichting der Kamers van Arbeid is ge weest de verhouding te regelen tusschen patroon en werklieden, maar dat z. i. nit de omschrij ving van dit doel in de wet zoo algemeen mogelyk biykt dat in het algemeen bedoeld is: werkgever en werkmand (Vctd.) UIT STAD EN PROVINCIE. By kon. besluit is, zooals nog in eëQ deel der oplaag van ons vorig nommer werd medegedeeld, op verzoek eervol ontslag ver leend aan J. G. Mezgerjr., als le-luitenant by de dd. schutterij te Middelbnrg en zyn oy die 8chuttery benoemd tot le-luit. J. Dronkers en T. Hoolsema, beiden thans 2e* iuit., en tot 2e-luit. D. J. Dronkers, thans schutter. Dit Vlissingen. Naar men ons meldt, zullen de hoogleerareo P. van den Burg, J. C. Dijxhoorn, H. Cop, J. Grundel en H. A. Raveuek, met een 50-tal studenten der Polytechnische school te Delft, morgen (Zaterdag) een bezoek brengen aan deze gemeente ter bezichtiging van de stoom schepen der stoom vaart-maatschappy Zeeland, en de inrichtingen en werkplaatsen der konink lijke maatschappij de Scheldealsmede de aldaar in aan bon w zijnde stoomschepen. Uit Goes. In de Donderdag avond, onder voorzitter4 schip van den burgemeester, gehouden raads zitting, die door alle leden werd bygewoond, is een belangryk beslnit genomen bet bouwen van een nieuwe school in plaats vau schooi A heeft thu» ijn Meg gekregen.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1899 | | pagina 1