FEUILLETON.
EEN DURE DROOM!
Verschillende Berichten.
BIJVOEGSEL
VAN DE
VAN
Maandag 9 October 1899, 110 238.
Water en waterlooztng.
I.
Het water, dat geruimen tijd kan blijven
staan in de bovenste grondlagen, oefent een
zeer nadoeligen invloed uit op do landerijen
en op de gewassen, die door den landbouwer
en den hovenier worden verbouwd.
Die nadeelige invloed is weldra waar te
nemen aan zeer duidelijke kenteekenen.
Oude weilanden, die herhaaldelijk last heb
ben van overtollig stilstaand water, geven
ruwe, grove, zure grassen de betere, fijne
grassoorten verdwijnen en worden meer en
meer vervangen door moerasplanten.
Landerijen, die niet behoorlijk kunnen af wa
teren, zijn doorgaans moeilijk te bewerken
de opbrengsten zijn betrekkelijk gering en de
hoedanigheid laat veel te wenschen over.
Die ondervinding heeft men al voor eeuwen
opgedaandie ondervinding ook heeft er al
voor eenwen op bedacht doen zijn, om het over
tollige water af te voeren.
Men groef om de landerijen, die last haddeD
van te veel water, breede en diepe slooten;
gaven deze nog geene voldoende gelegenheid,
om het water kwijt te geraken, dan doorsneed
men bet land met greppels (reeën), die in de
slooten uitwaterdende slooten hadden verder
gemeenschap met breedere watergangen, die
bet overtollige water brachten in kanalen,
die het bg laag tij (ebbe) in de zee ontlastten.
Zoo was de toeBtand vóór eeuwen, zoo is
hij grooteudeels nog; zoo ia hij, wat water-
looziDg betreft, voldoende, wannser kanalen
watergangen, slooten en reeën zoodanig zijn
ingericht, dat men meester blijft het overtollige
water te loozen, wanneer men zulks noodig acht.
Kan men dat niet, dan zal men in de be
hoefte van eene geregelde waterloozing dienen
te voorzien, want blyfc het water ia de kanalen,
dan blijft het ook in de watergangen, in de
slooten en in de greppels, en tengevolge
daarvan in hot land.
Wij willen bij de oorzaken van deze nadee
lige werking van hot overtollige water inden
grond meer opzettelijk stil staan.
Om ons daarvan een helder denkbeeld te
kunnen vormen, moeten wij eerst een paar
proeven nemen.
Deze zullen zeer eenvoudig zijn en van dien
aard, dat ieder, die lust gevoelt, om zich door
eigen waarneming yan de juistheid onzer be
weringen te overtuigen, do aangevoerde proeven
zeer gemakkelijk zal kunnen herhalen.
Eerste proef. Wij nemen twee even groote
pannen, ieder ongeveer anderhalven decimeter
diep.
Beide worden met koud water gevuld, waar
van de temperatuur bepaald wordt door den
thermometer.
Op de eene pan leggen we een plat ijzeren
deksel met rechtopstaanden rand en onder
houden daarop een goed brandend kolenvuur.
De andere pau wordt op een zooveel moge
lijk gelijk kolenvuur geplaatst.
Na eenigen tijd hooren wij het water in de
tweede pau zingen (razen)kort daarop zien
wij het koken.
Wordt de thermometer in dat kokend water
gebracht, dan wij at hij 100 graden Celsius of
212 graden Fahrenheit.
In de eerste pan, hoe fel het vuur ook ge
brand heeft,zal van koken nog geene sprake zijn.
Nemen wij het deksel er af en bepalen wij
de warmte van de bovenlaag door middel van
Wannesr men een glazen thermometer nit de
gewone temperat inr plotseling overbrengt in kokend
water, loopt men gevaar, dat het glas spring1;. Men
moet dus dit werkluig gelijktijdig mei het water of in
liet water tot dezelfde temperatuur brengen, als door
het water nagenoeg zal worden aangewezen,
14. Uit het Engelsch, van
rhoda brouchton.
HOOFDSTUK V.
Die berekening vervolgt hasr steeds, en zij
iB alweer aan het optellen, terwijl zij het
park doorgaat om het bezoek van Lady Bar
nes te beantwoorden. Zij heeft voor haar
eigen gevoel heel lang gewacht maar zullen
anderen dat ook vinden Zij hoopt tenminste
dat Clarendon, dien zij in de verte op zijn
wiel ziet aankomen, haar niet herkennen zal.
Maar die rijzige zwarte gestalte, met haar
statigen gang, trekt te zeer de aandacht en
weldra springt haar vriend af, zet zijn wiel
tegen een boom en komt naar haar toe.
„Wat zou ik dolgraag eens met u mee
rijden zegt zij, „maar wees niet bang, mijn
costuum is er niet geschikt voor."
Hg werpt haar een eenigszins verwgtenden
blik toe.
„Ik daeht dat ik hier mijn sluier wel
even mocht opslaaner loopen zoo weinig
menschen en ik voel zoo graag den wind op
mijn gezicht."
Daar hij niet antwoordt, gaat zij voort„Ik
zal u dit ding bij gelegenheid eens opzetten
den thermometer, dan zal men bevinden, dat
de temperatuur dier laag gestegen is.
Laat men den thermometer dalen tot in de
onderlaag van het water, dan zal men daar
weinig verschil ontdekken met de oorspron
kelijke temperatuur.
Uit deze proef leeren wij
dat water wel verwarmd wordt van beneden
naar boven, maar niet van boven naar beneden.
Da hoeveelheid warmte, die vereischt wordt,
om een kilogram water 1 graad in tempe
ratuur te doen stijgen, noemt men eene calorie.
Om water van 10 graden ta verwarmen tot
40 graden, zijn per kilogram (liter) noodig 30
caloriën.
Da thermometer, gebracht in kokend water,
wijst 100 graden.
Brengt men hem iQ den damp van kokend
water op het oogenblik, dat deze den ketel
verlaat, dan zal hg oveneens 100 graden
teekenen.
Tweede proef. Wanneer men op de warme
band met den mond blaast, zal daardoor geene
of zeer geringe koude ontstaan.
Men maakt de hand vochtig door er een
druppel eau de cologne over to wrQven en
blaze dan. De eau de cologne gaat oumiddellgk
over in damp en veroorzaakt op de hand eene
groote koude.
Hadde men voor eau de cologne ether geno
men, die nog spoediger verdampt, de koude
ware nog heviger geweest.
Deze proef leert ons
dat eene vloeistof, die in damp overgaat,
warmte ontneemt aan de voorwerpenwa-rmede
Dij in aanraking is.
Derde proef. Wg laten den damp van een
kilogram kokend water door een spiraal
vormige bnis komen in een vat, waarin zich
5,36 K.G. water bevindt van 0 graden, zoo
danig dat van dien damp niets outwgken kan.
De damp wordt in het water aigekoeld tot
water en de geheele hoeveelheid water, die
men dan verkrggt, te weten 6,36 K.G., zal
eene warmte hebben van 100 graden.
Om een kilogram water te verwarmen van
0 tot 100 graden heeft men noodig 100
caloriën.
Voor 5.36 K.G. water van 0 graden had men
noodig 536 caloriën, om het te brengen tot eene
temperatuur van 100 graden.
Die 536 caloriën zijn verkregen door damp
van 100 graden af te koelen (te condensoeren)
tot water van 100 graden.
Omgekeerd heeft éen kilogram water van 100
graden 536 caloriën verbruikt, om in damp te
veranderen van 100 graden.
Daaruit ziet men
dat water om over te gaan uit den vloeibaren
in den iampvormigen toestand eene groote hoe
veelheid warmte verbruikt, die niet waarneem
baar is door middel van den thermometer. Die
warmte noemt men verdampingswarmte.
Tal van proefnemingen hebben verder aan
getoond, dat de verdampingswarmte by hoogere
temperatuur geringer is dan bij lageren warm
tegraad.
Wanneer water bg 20 graden overgaat in
damp, is de verdampingswarmte 592.6 caloriën;
bij water van 60 graden bedraagt zg 564.7
caloriënbg water van 100 graden, gelgk wg
reeds mededeelden, 536.5 caloriën.
Na de voorgaande beschouwingen, die voor
bet recht begrip van het volgende onmisbaar
zijn en waarin wij getracht hebben beknopt
heid te paren aan duidelijkheid, kunnen wij
overgaan tot ons eigeniyk onderwerp.
Men ziet van tijd tot tijd in de nieuwsbladen
opgaven van de hoeveelheid water, die in eene
maand gevallen is.
Die opgaven worden verzameld door de
Instelling voor weerkennis (Meteorologisch
instituut) te Utrecht en daardoor is men tot
de wetenschap gekomeD, dat, wanneer het
regenwater, dat op Nederland gedurende een
jaar neerdaalt, bleef staan, niet verdampte
en niet wegstroomde, dit eene hoogte zoude
bereiken van eene niet al te hooge tafel; laat
ons zeggen in ronde cijfers, zoo ongeveer 70
centimeters
Waaneer wjj in het vervolg «preken van ean
thermometer, bedjelen wij iteeda den honderddeeli^en
den thermometer van Celaini.
dan kunt gg eens zien hoe leeiyk hg de
wereld maakt."
Clarendon moet tegen wil en dank lachen
en zg slaat den sluier weer neer.
„Doet gg een gezondheids wandeling
„Ja, dat heb ik noodig. Er is in huis
niets meer te doen, en ik heb behoefte aan
beweging. Gij hebt u in den laatsten tijd
niet veel over mg bekommerd."
„Gij hebt mg toch niet noodig gehad
„Alleen uit de zelfzuchtige behoefte om
myn witten slaaf van n te maken."
Hij neemt zyn hoed af en strykt zijn haar
naar achteren.
„Ik heb bog al hard gewerkt aan een
artikel voor een oudheidkundig tydscbrift,
waarmede ik ten achteren was.''
„Door mij
„Als gij wilt, ja."
„Dus bekent gij dat ik u ophoud, en toch
wilt gg u niet door mg laten helpen. Gij wilt
niet toestaan dat ik geregeld met u werk,
't zg bg mij of bg u."
„Dat is onmogelgk."
„Waarom?"
Hij keert zich af en zwggt.
„Gg bedoelt toch niet dat de menschen
en haar praatjes zich gaan plaatsen tusschen
w en my
Uit haar toon bigkt hoe bes,potteigk zg dat
zou vinden en hij huivert.
„Ja dat bedoel ik," zegt hg na een poos,
Nemen we nu de oppervlakte van een hectare,
een stnk land, dat 100 meter lang en 100
meter breed is, waarvan de oppervlakte dus
10.000 vierkante meters of één millioen deci
meters bedraagt. Bleef het gevallen water
daarop staan ter hoogte van 7 decimeters, dan
zoude de hoeveelheid van dat water bedragen
7 millioen kubieke decimeters of 7 millioen
kilogram.
Wanneer dit water niet vry kan wegloopen,
maar stil blijft staan aan de oppervlakte van
den grond, dan zal een gedeelte proefne
mingen hebben bewezen, dat die hoeveelheid
iets grooter is dan de helft in den vorm
van damp aan de lucht worden teruggegeven.
Er worden dus gemiddeld verdampt 3.500.000
kilogram water per hectare iu éen jaar.
Om 1 kilogram water te veranderen in damp
wordt de volkomen verbranding goëisebt van
kilogram steenkolen.
De warmte, die in 865 dagen verloren gaat
door de verdamping van bovengenoemde hoe
veelheid water, is derhalve geiyk aan de
warmte, die voortgebracht kan worden door
ruim 31S.OOO kilogram steenkolen volkomen
te verbranden, dat is 870 K.G. per dag,
gedurende den loop van een geheel jaar.
Door zoodanige berekening krijgt men eenig
denkbeeld van de warmte, die aan den grond
onttrokken wordt door water, dat aan de
oppervlakte van den grond moet verdampen,
omdat het niet kan doorstroomen.
Niet doorlatende gronden moeten dus iu de
lente zeer koud zyn, veel kouder dan die,
welke het water volkomen doorlaten. Zij zijn
zulks op het oogenblik, dat de groei begint
zij blijven het gedurende den geheelen zomer,
omdat in dat jaargetyde de verdamping het
sterkste werkt.
Middelburg 7 October.
Mishandeling van groenen.
De Vox Stud, weerspreekt het bericht dat
de groen Opstelten geworgd is, zoodat hem
het bloed uit den neus spoot. Hg is niet
naar Den Haag vervoerd, heeft volkomen ge
zond den geheelen tijd te Utrecht doorge
bracht.
De twee feiten zyn gestraft om het be
ginsel, niet om de gevolgen.
In de uitspraak van den Senaat van het
Corps, voorkomende in hetzelfde nomwer,
wordt gezegd dat op Woensdag 27 Septem
ber de novitius Opstelten ten huize Lotz
op ergerlijke wijz8 is getrapt en geslsgeD,
en. aan bovengenoemd feit is schuldig be
vonden het corpslid H. C. Schimmelpen-
ninckdat op Donderdag 28 September op
de Studentensociëteit P. H. R. M., de novi
tius J. van Beusekoin in verregaanden staat
van dronkenschap van boven van de frap
pen, leidende naar de biljartzaal, is gesleept
aan zgn beenen, zoodat zyn hoofd tegen elke
trede aanbonsde en voorts door een gedeelte
van het benedenlokaal der sociëteit over den
grond is gesleurd, zoodat zgn kleederen waren
gescheurd en zijne schoenen kapot; dat aan
bovengenoemd feit zich schuldig bevonden het
corpslid K, de Snoo.
De redacteur van de Vox zegt onder het op
schrift „Een slechte gewoonte"
„Het vonnis is gevallen en de schuldigen
z'jn gestraft!
Gelukkig, dat deze lwee op zichzelf st aande
feiten geen nadeelige gevolgen hebben gehad
en niet van dien aard zgn, dat er eene
blgvende smet op de daders en middellgk
op het U. S. C. wordt geworpen. Toch kan
niemand anders doen dan de krachtige wgze
toejuichen, waarop de Senaat een dergelgk
misbruik te keer gaat.
Ik spreek van „misbruik" en niet ten on
rechte. Waarom toch hebben wy wetten, wan
neer zij niet worden toegepast; waarom ver
biedt ons de corpswet anderen dan moreelen
dwang op de novitii uit te oefenen, als steBds
meerderen geen begrip biyken te bezitten van
het onderscheid tusschen moreel en physiek
De bewuste feiten zijn niets dan uitwendige
verscbijoselen van de dieper liggende kwaal,
om willekeurig om te springen met deregelen
op zachten toon, terwgl zijn gelaat met een
blos overtogen wordt.
„Gij zegt mij de ware reden niet. De
ware reden is dat gij vindt dat gij met myn
medewerking niet veel eer zoudt inleggen, en
dat ben ik met u eensmaar ik wil het toch
doen."
Al pratende is zy we9r voortgegaan en laat
hem met een schijnbaar toornig knikje staan.
Zy verheugt zich dat zij hem het doel van
haar wandeling niet gezegd heeft, en holt
bijna de helling af, naar het Ham Veld, dat
geheel omzoomd is met buizen uit de acht
tiende eeuw.
Lady Barnes is thuie, doch zij is niet de
eerste die Jane ontvangt.
Zy vindt in het salon de dames Clarendon,
die met de hoeden af daar geheel thuis schy-
nen te zijn.
„Lady Barnes zal dadelgk komen. Zij
zal heel blij zgn u te zienZij heeft al
gedurig verwacht dat gg komen zoudt."
De meisjes zijn vriendeigker dan op het
bezoek aan haar zelf, en zg schijnen zich hier,
op dit terrein, zoo volkomen thuis te gevoelen,
dat Jane zich met verbazing afvraagt of
het soms verbeelding van haar is dat het pas
een week geleden is, sedert zij mevrouw Barnes
voor het eerst gezien hebben.
Maar de zwerm honden, die van alle kanten
blaffende op haar komen aanstormen, doet
haar al het andere vergeten.
van doen en laten ons voorgeschreven om te
schipperen met hetgeen „recht" is.
„Zooals meestal zyn de beginBelen onschul
dig doch een tikje om de aandacht te trek
ken wordt welhaast eene gewoonteslagen
worden spoedig ook uit andere beweegredenen
toegebracht en een toeval, een opgewonden
gemoedstoestand kan de oorzaak zyn dat de
maat overloopt. Dan verzet zich de openbare
meening en de scbnldigen worden getroffen,
niet zoozeer wegens hunne slechtheid, dan wel
als slachtoffers eaner te kwader ure aange
wende hebbelgkheid.
Laat men zich dus aan het gebeurde spie
gelen vele anderen zgn even schuldig als de
gestrsftej, door hot bevorderen van een zoo
kwalijk te verdedigeu gebruik. De straf was
nu niet zwaarde Senaat zal hetgeen ik hier
neerschieef, ook zeker overwogen hebben;
doch men kan voorzien, dat, wanneer weder
iemand zich in dit opzicht te buiten gaat,
e8ne minder malsche straf zgn deel zal zyn."
BEITOElllIAiUElt ENZ.
Bg kon. besluitis benoemd tot rentmeester
der domeinen van da rentambten Breda, Steen
bergen, Oosterhout en Zwaluwen, teveus belast
met het financieel beheer der houtvesterij Breda,
G. A. M. Groeneveldt, rentmeester van het
kroondomein, rentambt Rozendaal, wonende
te Breda.
Gedurende het verblijf van H. M. de
Koningin in het buitenland moeten de aan
Haar gerichte brieven, in gesloten omslagen,
voorzien van een adres aan H. M., gezonden
worden aan het kabinet der Koningin te
's Gravenhage, alwaar voor eene geregelde
opzending gezorgd wordt.
Vrouwenbond.
Bij de dezer dagen te Breda gehouden alge-
meene jaarvergadering van den Nederlandschen
Vrouwenbond tot Verhooging van het zedelijk
Bewustzijn, waren ongeveer 20 afgevaardigden,
benevens een aantal belangstellenden opgeko
men. Uit de verslagen van secretaris en
thesaurier bleek dat de Bond 5000 leden telt
en vooral in de groote steden vooruitgaat.
Ook heeft de Bond zyn atdeelingen in Oost
en West-Indië.
De ontvangsten bedroegen f 5618, de uit
gaven f 5036. Een bedrag van ruim f 3000 was
daarvan volgens de statuten door de afdeelingen
gehouden voor plaatselgke doeleinden.
Verder waren in de verslagen opgenomen,
de verschillende gelegenheden waarby en de
wijze waarop de Bond voor zyne beginselen
had propaganda gemaakt.
Ia de namiddag vergadering sprak mejoDk
vrouw A. van Hogetdorp over „Het gevaar
van halve maatregelen" en mevr. de wed
Hekmeger over „De invloed der reglemen
teering op de Maatschappij."
Bovendien werden in deze byeenkomst de
verslagen der atdeelingen uitgebracht en tele
grammen van hulde gezonden aan de beide
vorstinnen, die natuurlgk eveneens telegra-
phisch een welwillend antwoord zonden.
Des avonds werd een goed bezochte open
bare vergadering, onder leiding van mevr.
douairière Klerck, gehouden.
Hierbij werden over verschillende onderwer
pen, het doel en werken van den Bond be
treffende, achtereenvolgens gesproken door de
voorzitster, mej. Titia van der Tuuk, den heer
Talma uit Arnhem en verder mej. W. van
den Bosch, presidente der afdeeling Breda en
dr Beukelaar.
Da bijeenkomst werd geopend met een ge
bed, uitgesproken door den hear Stuttenheim
en gesloten met een dankzegging door den
heer Talma.
ONDERWIJS.
V olgons opgaaf van den heer R Derksen in
De Standaard is dit jaar voor de scholen met
den by bel gecollecteerd te: Zierikzes (Geref.
kerk en giften) f 58,10, Middelburg f 168.80ÏJS,
Spui (gem. Axel) f 83.37, Aagtekerke f 36,95
en Terneuzen f 155.
Tot leer» ar in de gezondheidsleer aan
de Ryks-normaallesseu te Nieuwenhoorn is
met 16 Nov. a. s. benoemd dr Z. Th. Diehl,
thans leeraar te Leiden, benoemd directeur van
de hoogere burgerschool te Brielle.
HOOFDSTUK VI.
Het salon is voor de honden gemaakt, placht
Lady Barnes te zeggen en niet de honden voor
het Balonen toen zy binnen kwam deed zg
niet de minste moeite om een einde aan het
kabaal te maken. In huis lykt Lady Barnes
nog veel grooter en Blanker dan in wandel
toilet. Zij heeft een écharpe van oude Itali-
aanache kant over het hoofd geslagen en stapt
in dat omhulsel op haar gast toe.
„Wat ben ik blij Ga zitten, zet uw hoed
af met dat at sichteiyke ding. Gij zult weldra een
ronden hoed moeten gaan dragen. Ik heb
bet dadelgk gedaan."
Jane merkt dat de jonge dames groote
oogen opzetten by deze oneerbiedige manier
om over den rouw te sprekenmaar blijkbaar
is haar overtuiging, dat Lady Barnes heel
voornaam is, groot genoeg om het haar te
vergeven, en zg betuigen Jane op bartelgken
toon baar leedwezen, dat zg niet thuis waren
toen zy baar een bezoek heeft willen brengen
„Wg hadden u Willy's hokje willen
wijzen", roepen beiden te gelijk uit. „Het
was een kofferkamertje, maar wij hebben het
in een studeerkamer veranderd heel netjes,
maar klein natuurlgk."
„Is er plaats voor twee?" vraagt Jane,
wier verlegenheid zich uit in gejaagd, zenuw
achtig pratenwant Willy's zusters maken
haar verlegen „want ik heb my voorgeno
men met hem aan zijn Kronieken te kunnen
De raad van tucht voor de koopvaardij
te Amsterdam, Vrydagavond uitspraak doende
in de zaak tegen den gezagvoerder A. Duif,
van het op 28 Mei jl. op de kust van Veue-
zuela tusschen Cumana en Cuante vergane
stoomschip Prins Maurits der Koninklijke
West-Indische Mail, sprak den gezagvoerder
geheel vrg, aannemende dat het schip gestoo-
ten moet zyn op een tot heden onbekende on-
derzeesche klip.
Dr A. Koyper is uit het buitenland weêr
te Amsterdam teruggekeerd.
Te Kampen is de 15e jaar vergadering ge
bonden van de Vereeniging tot Christ, verzor
ging van krankzinnigen in Nederland. De ver
gaderiug was druk bezocht en behalve 20
afdeelingen waren nog afgevaardigden van acht
corporaties aanwezig.
De winst- en verliesrekening sluit met een
eindcijfer van f 1.923.907.48.
Besloten werd te Dennenoord 2 paviljoenen,
een waschhuis, een woning vcor een admi
nistrateur en voor een huismeester te bouwen
op Veldwijk en op Bloemendaal tevens nog 1
paviljoen te stichten.
Daarna werd besloten een geldleening uit
te schrijven van f 250.000 tegen 4 pet. De
vereeniging heeft nu reeds 2 millioen gulden
aan geldleeningen in bezit.
Voorts werd het bestuur gemachtigd om
enkele perceelen te mogen aankoopen voor
gezinsverpleging.
Het bestuursvoorstel„de algemeene verga
deringen besluite, pogingen aan te wenden, dat
voor de zaak der zenuwlyders een afzonderiyke
vereeniging op danzelfden grondslag sla deze
vereenigiDg en in zusterlijke verhouding tot
haar, worde opgericht" werd met op éen na
algemeene Btemmen aangenomen.
Er is weer een kostbare beker opgespoord,
dia te Scheveningen aau een Duitsche familie
was verkocht en die behoorde tot de voor
werpen van de Koningin, door den zilver-
bewaarder Leblano ontvreemd.
Omtrent den diefstal aan het departement
van koloniën wordt nader gemeld, daterbyna
geen ambtenaarskamer is of er worden stukken
vermast. Stapels blanco papier, formulieren,
gedrukte wetsontwerpen, Handelingen van de
Kamers, enz. zyn verdwenen. Onder meer zijn
tal van papieren van de bureelen voor de
militaire zaken en honderd vyttig exemplaren
van een voor verspreiding gereed liggend rap
port zoek. Maar behalve de duizenden kilogram
men bedrukte en onbedrukte stukken, moeten
ook geschreven stukken verdwenen zijD,entot
deze laatste zouden tevens behooren stukken
waaruit wetsontwerpen nog moeten worden
saamgesteld, o. a. de Surinaamscbe ontwerp-
begrootiqg, waardoor de indieniDg dientenge
volge waarschijnlgk zal worden vertraagd.
Toen het misdrijf door een ambtenaar ontdekt
werd en de politie haar onderzoek aanving,
werden in een kast van een der aangehouden
schoonmaaksters iedere werkster heeft in
het departement een kast voor hare gereed
schappen groote pakken gestolen papier ge
vonden, ten aanzien waarvan de dievegge
slechts wachtte op een gunstig oogenblik om
haar buit mede te nemen.
Sedert 2 October wordt te Amsterdam
een meisje van 22 jaar uit de ouderlijke woniüg
vermist. Zij moet gezegd hebben zich te zullen
verdrinken.
Aldaar viel Donderdagavond een 21jarige
jonge man van den Meppeler steiger in het
IJ en verdronk.
Woensdag bevond zich een veekoopman
te Rouveen op een verkooping. Het was
reeds donker en plotseling werd hem met een
mes zulk een wonde toegebracht, dat bet neus
been geheel werd doorgesneden. Ofschoon de
gewonde een enorm bloedverlies had, is zijn
toestand niet onbevredigend. Terstond werd
een onderzoek naar den laaghartigen dader
ingesteld, maar men slaagde er niet in hem
te ontdekken.
Te Nederwaert is een blok huizen ver
brand, waaronder een koffiehuis en een land-
bouwhoeve. De groote oogst, ia de laatste
geboreen, is vernield.
Een gehuwde vrouw te Den Helder heeft
ia haar woning brand gesticht, om een door
haar bedreven misdrgf, zy had gold uit de
werken."
Een oogenblik schrikken de zusters, doch
herstellen zich en zeggen lachend„Dat zal
hg heerigk vinden."
„Wel neeo, hy wil er niet van Uoo.eu."
„Wie is Willy?" vraagt mevrouw Barnes
en toont daardoor dat de zusters nog in het
geheel niet over haar broer gesproken hebben.
„Hg is onze broer, maar gij zoudt
het nooit zeggen, als gg hem zaagt."
„Uw broeder Dan moet ik hem gezien
hebben. Was by niet te Etheredge vraagt
zy bijna fluisterend aan Jane.
Deze wordt het antwoorden bespaard door
een niet zeer goed opgevoed hondje dat, na
haar een poos veelbeteek nl aangezien te
hebban, geërgerd dat zij hom niet begrijpt,
op zya achterpooten gaat staan en uit alle
macht op haar zwarte japon begint te krabben,
alsof hy een hol moeBt graven.
nIk vrees dat Jack u wil beduiden dat
g9 op zgn stoal zit. Habt gy er iets tegen
om dezen te nemen Die is even gemakkelyk,
maar hy houdt er niet van."
Dit kleine voorval stoort het gesprek en
eer het weer voortgezet wordt, vraagt een
zwarte poedel, met een zilveren band om zyu
eenen poot, om uitgelaten ta worden. Dan
verbeelden zy zich allen dat zij den slager
hooren en geven dit met nadruk te kennen.
„Wy zullen geen rust hebben voordat
zy hun loopje gedaan hebben", zegt Lady