FEUILLETON. EEN DURE DROOM! Verschillende Berichten. BIJVOEGSEL VAN DE VAN Maandag 9 October 1899, 110 238. Water en waterlooztng. I. Het water, dat geruimen tijd kan blijven staan in de bovenste grondlagen, oefent een zeer nadoeligen invloed uit op do landerijen en op de gewassen, die door den landbouwer en den hovenier worden verbouwd. Die nadeelige invloed is weldra waar te nemen aan zeer duidelijke kenteekenen. Oude weilanden, die herhaaldelijk last heb ben van overtollig stilstaand water, geven ruwe, grove, zure grassen de betere, fijne grassoorten verdwijnen en worden meer en meer vervangen door moerasplanten. Landerijen, die niet behoorlijk kunnen af wa teren, zijn doorgaans moeilijk te bewerken de opbrengsten zijn betrekkelijk gering en de hoedanigheid laat veel te wenschen over. Die ondervinding heeft men al voor eeuwen opgedaandie ondervinding ook heeft er al voor eenwen op bedacht doen zijn, om het over tollige water af te voeren. Men groef om de landerijen, die last haddeD van te veel water, breede en diepe slooten; gaven deze nog geene voldoende gelegenheid, om het water kwijt te geraken, dan doorsneed men bet land met greppels (reeën), die in de slooten uitwaterdende slooten hadden verder gemeenschap met breedere watergangen, die bet overtollige water brachten in kanalen, die het bg laag tij (ebbe) in de zee ontlastten. Zoo was de toeBtand vóór eeuwen, zoo is hij grooteudeels nog; zoo ia hij, wat water- looziDg betreft, voldoende, wannser kanalen watergangen, slooten en reeën zoodanig zijn ingericht, dat men meester blijft het overtollige water te loozen, wanneer men zulks noodig acht. Kan men dat niet, dan zal men in de be hoefte van eene geregelde waterloozing dienen te voorzien, want blyfc het water ia de kanalen, dan blijft het ook in de watergangen, in de slooten en in de greppels, en tengevolge daarvan in hot land. Wij willen bij de oorzaken van deze nadee lige werking van hot overtollige water inden grond meer opzettelijk stil staan. Om ons daarvan een helder denkbeeld te kunnen vormen, moeten wij eerst een paar proeven nemen. Deze zullen zeer eenvoudig zijn en van dien aard, dat ieder, die lust gevoelt, om zich door eigen waarneming yan de juistheid onzer be weringen te overtuigen, do aangevoerde proeven zeer gemakkelijk zal kunnen herhalen. Eerste proef. Wij nemen twee even groote pannen, ieder ongeveer anderhalven decimeter diep. Beide worden met koud water gevuld, waar van de temperatuur bepaald wordt door den thermometer. Op de eene pan leggen we een plat ijzeren deksel met rechtopstaanden rand en onder houden daarop een goed brandend kolenvuur. De andere pau wordt op een zooveel moge lijk gelijk kolenvuur geplaatst. Na eenigen tijd hooren wij het water in de tweede pau zingen (razen)kort daarop zien wij het koken. Wordt de thermometer in dat kokend water gebracht, dan wij at hij 100 graden Celsius of 212 graden Fahrenheit. In de eerste pan, hoe fel het vuur ook ge brand heeft,zal van koken nog geene sprake zijn. Nemen wij het deksel er af en bepalen wij de warmte van de bovenlaag door middel van Wannesr men een glazen thermometer nit de gewone temperat inr plotseling overbrengt in kokend water, loopt men gevaar, dat het glas spring1;. Men moet dus dit werkluig gelijktijdig mei het water of in liet water tot dezelfde temperatuur brengen, als door het water nagenoeg zal worden aangewezen, 14. Uit het Engelsch, van rhoda brouchton. HOOFDSTUK V. Die berekening vervolgt hasr steeds, en zij iB alweer aan het optellen, terwijl zij het park doorgaat om het bezoek van Lady Bar nes te beantwoorden. Zij heeft voor haar eigen gevoel heel lang gewacht maar zullen anderen dat ook vinden Zij hoopt tenminste dat Clarendon, dien zij in de verte op zijn wiel ziet aankomen, haar niet herkennen zal. Maar die rijzige zwarte gestalte, met haar statigen gang, trekt te zeer de aandacht en weldra springt haar vriend af, zet zijn wiel tegen een boom en komt naar haar toe. „Wat zou ik dolgraag eens met u mee rijden zegt zij, „maar wees niet bang, mijn costuum is er niet geschikt voor." Hg werpt haar een eenigszins verwgtenden blik toe. „Ik daeht dat ik hier mijn sluier wel even mocht opslaaner loopen zoo weinig menschen en ik voel zoo graag den wind op mijn gezicht." Daar hij niet antwoordt, gaat zij voort„Ik zal u dit ding bij gelegenheid eens opzetten den thermometer, dan zal men bevinden, dat de temperatuur dier laag gestegen is. Laat men den thermometer dalen tot in de onderlaag van het water, dan zal men daar weinig verschil ontdekken met de oorspron kelijke temperatuur. Uit deze proef leeren wij dat water wel verwarmd wordt van beneden naar boven, maar niet van boven naar beneden. Da hoeveelheid warmte, die vereischt wordt, om een kilogram water 1 graad in tempe ratuur te doen stijgen, noemt men eene calorie. Om water van 10 graden ta verwarmen tot 40 graden, zijn per kilogram (liter) noodig 30 caloriën. Da thermometer, gebracht in kokend water, wijst 100 graden. Brengt men hem iQ den damp van kokend water op het oogenblik, dat deze den ketel verlaat, dan zal hg oveneens 100 graden teekenen. Tweede proef. Wanneer men op de warme band met den mond blaast, zal daardoor geene of zeer geringe koude ontstaan. Men maakt de hand vochtig door er een druppel eau de cologne over to wrQven en blaze dan. De eau de cologne gaat oumiddellgk over in damp en veroorzaakt op de hand eene groote koude. Hadde men voor eau de cologne ether geno men, die nog spoediger verdampt, de koude ware nog heviger geweest. Deze proef leert ons dat eene vloeistof, die in damp overgaat, warmte ontneemt aan de voorwerpenwa-rmede Dij in aanraking is. Derde proef. Wg laten den damp van een kilogram kokend water door een spiraal vormige bnis komen in een vat, waarin zich 5,36 K.G. water bevindt van 0 graden, zoo danig dat van dien damp niets outwgken kan. De damp wordt in het water aigekoeld tot water en de geheele hoeveelheid water, die men dan verkrggt, te weten 6,36 K.G., zal eene warmte hebben van 100 graden. Om een kilogram water te verwarmen van 0 tot 100 graden heeft men noodig 100 caloriën. Voor 5.36 K.G. water van 0 graden had men noodig 536 caloriën, om het te brengen tot eene temperatuur van 100 graden. Die 536 caloriën zijn verkregen door damp van 100 graden af te koelen (te condensoeren) tot water van 100 graden. Omgekeerd heeft éen kilogram water van 100 graden 536 caloriën verbruikt, om in damp te veranderen van 100 graden. Daaruit ziet men dat water om over te gaan uit den vloeibaren in den iampvormigen toestand eene groote hoe veelheid warmte verbruikt, die niet waarneem baar is door middel van den thermometer. Die warmte noemt men verdampingswarmte. Tal van proefnemingen hebben verder aan getoond, dat de verdampingswarmte by hoogere temperatuur geringer is dan bij lageren warm tegraad. Wanneer water bg 20 graden overgaat in damp, is de verdampingswarmte 592.6 caloriën; bij water van 60 graden bedraagt zg 564.7 caloriënbg water van 100 graden, gelgk wg reeds mededeelden, 536.5 caloriën. Na de voorgaande beschouwingen, die voor bet recht begrip van het volgende onmisbaar zijn en waarin wij getracht hebben beknopt heid te paren aan duidelijkheid, kunnen wij overgaan tot ons eigeniyk onderwerp. Men ziet van tijd tot tijd in de nieuwsbladen opgaven van de hoeveelheid water, die in eene maand gevallen is. Die opgaven worden verzameld door de Instelling voor weerkennis (Meteorologisch instituut) te Utrecht en daardoor is men tot de wetenschap gekomeD, dat, wanneer het regenwater, dat op Nederland gedurende een jaar neerdaalt, bleef staan, niet verdampte en niet wegstroomde, dit eene hoogte zoude bereiken van eene niet al te hooge tafel; laat ons zeggen in ronde cijfers, zoo ongeveer 70 centimeters Waaneer wjj in het vervolg «preken van ean thermometer, bedjelen wij iteeda den honderddeeli^en den thermometer van Celaini. dan kunt gg eens zien hoe leeiyk hg de wereld maakt." Clarendon moet tegen wil en dank lachen en zg slaat den sluier weer neer. „Doet gg een gezondheids wandeling „Ja, dat heb ik noodig. Er is in huis niets meer te doen, en ik heb behoefte aan beweging. Gij hebt u in den laatsten tijd niet veel over mg bekommerd." „Gij hebt mg toch niet noodig gehad „Alleen uit de zelfzuchtige behoefte om myn witten slaaf van n te maken." Hij neemt zyn hoed af en strykt zijn haar naar achteren. „Ik heb bog al hard gewerkt aan een artikel voor een oudheidkundig tydscbrift, waarmede ik ten achteren was.'' „Door mij „Als gij wilt, ja." „Dus bekent gij dat ik u ophoud, en toch wilt gg u niet door mg laten helpen. Gij wilt niet toestaan dat ik geregeld met u werk, 't zg bg mij of bg u." „Dat is onmogelgk." „Waarom?" Hij keert zich af en zwggt. „Gg bedoelt toch niet dat de menschen en haar praatjes zich gaan plaatsen tusschen w en my Uit haar toon bigkt hoe bes,potteigk zg dat zou vinden en hij huivert. „Ja dat bedoel ik," zegt hg na een poos, Nemen we nu de oppervlakte van een hectare, een stnk land, dat 100 meter lang en 100 meter breed is, waarvan de oppervlakte dus 10.000 vierkante meters of één millioen deci meters bedraagt. Bleef het gevallen water daarop staan ter hoogte van 7 decimeters, dan zoude de hoeveelheid van dat water bedragen 7 millioen kubieke decimeters of 7 millioen kilogram. Wanneer dit water niet vry kan wegloopen, maar stil blijft staan aan de oppervlakte van den grond, dan zal een gedeelte proefne mingen hebben bewezen, dat die hoeveelheid iets grooter is dan de helft in den vorm van damp aan de lucht worden teruggegeven. Er worden dus gemiddeld verdampt 3.500.000 kilogram water per hectare iu éen jaar. Om 1 kilogram water te veranderen in damp wordt de volkomen verbranding goëisebt van kilogram steenkolen. De warmte, die in 865 dagen verloren gaat door de verdamping van bovengenoemde hoe veelheid water, is derhalve geiyk aan de warmte, die voortgebracht kan worden door ruim 31S.OOO kilogram steenkolen volkomen te verbranden, dat is 870 K.G. per dag, gedurende den loop van een geheel jaar. Door zoodanige berekening krijgt men eenig denkbeeld van de warmte, die aan den grond onttrokken wordt door water, dat aan de oppervlakte van den grond moet verdampen, omdat het niet kan doorstroomen. Niet doorlatende gronden moeten dus iu de lente zeer koud zyn, veel kouder dan die, welke het water volkomen doorlaten. Zij zijn zulks op het oogenblik, dat de groei begint zij blijven het gedurende den geheelen zomer, omdat in dat jaargetyde de verdamping het sterkste werkt. Middelburg 7 October. Mishandeling van groenen. De Vox Stud, weerspreekt het bericht dat de groen Opstelten geworgd is, zoodat hem het bloed uit den neus spoot. Hg is niet naar Den Haag vervoerd, heeft volkomen ge zond den geheelen tijd te Utrecht doorge bracht. De twee feiten zyn gestraft om het be ginsel, niet om de gevolgen. In de uitspraak van den Senaat van het Corps, voorkomende in hetzelfde nomwer, wordt gezegd dat op Woensdag 27 Septem ber de novitius Opstelten ten huize Lotz op ergerlijke wijz8 is getrapt en geslsgeD, en. aan bovengenoemd feit is schuldig be vonden het corpslid H. C. Schimmelpen- ninckdat op Donderdag 28 September op de Studentensociëteit P. H. R. M., de novi tius J. van Beusekoin in verregaanden staat van dronkenschap van boven van de frap pen, leidende naar de biljartzaal, is gesleept aan zgn beenen, zoodat zyn hoofd tegen elke trede aanbonsde en voorts door een gedeelte van het benedenlokaal der sociëteit over den grond is gesleurd, zoodat zgn kleederen waren gescheurd en zijne schoenen kapot; dat aan bovengenoemd feit zich schuldig bevonden het corpslid K, de Snoo. De redacteur van de Vox zegt onder het op schrift „Een slechte gewoonte" „Het vonnis is gevallen en de schuldigen z'jn gestraft! Gelukkig, dat deze lwee op zichzelf st aande feiten geen nadeelige gevolgen hebben gehad en niet van dien aard zgn, dat er eene blgvende smet op de daders en middellgk op het U. S. C. wordt geworpen. Toch kan niemand anders doen dan de krachtige wgze toejuichen, waarop de Senaat een dergelgk misbruik te keer gaat. Ik spreek van „misbruik" en niet ten on rechte. Waarom toch hebben wy wetten, wan neer zij niet worden toegepast; waarom ver biedt ons de corpswet anderen dan moreelen dwang op de novitii uit te oefenen, als steBds meerderen geen begrip biyken te bezitten van het onderscheid tusschen moreel en physiek De bewuste feiten zijn niets dan uitwendige verscbijoselen van de dieper liggende kwaal, om willekeurig om te springen met deregelen op zachten toon, terwgl zijn gelaat met een blos overtogen wordt. „Gij zegt mij de ware reden niet. De ware reden is dat gij vindt dat gij met myn medewerking niet veel eer zoudt inleggen, en dat ben ik met u eensmaar ik wil het toch doen." Al pratende is zy we9r voortgegaan en laat hem met een schijnbaar toornig knikje staan. Zy verheugt zich dat zij hem het doel van haar wandeling niet gezegd heeft, en holt bijna de helling af, naar het Ham Veld, dat geheel omzoomd is met buizen uit de acht tiende eeuw. Lady Barnes is thuie, doch zij is niet de eerste die Jane ontvangt. Zy vindt in het salon de dames Clarendon, die met de hoeden af daar geheel thuis schy- nen te zijn. „Lady Barnes zal dadelgk komen. Zij zal heel blij zgn u te zienZij heeft al gedurig verwacht dat gg komen zoudt." De meisjes zijn vriendeigker dan op het bezoek aan haar zelf, en zg schijnen zich hier, op dit terrein, zoo volkomen thuis te gevoelen, dat Jane zich met verbazing afvraagt of het soms verbeelding van haar is dat het pas een week geleden is, sedert zij mevrouw Barnes voor het eerst gezien hebben. Maar de zwerm honden, die van alle kanten blaffende op haar komen aanstormen, doet haar al het andere vergeten. van doen en laten ons voorgeschreven om te schipperen met hetgeen „recht" is. „Zooals meestal zyn de beginBelen onschul dig doch een tikje om de aandacht te trek ken wordt welhaast eene gewoonteslagen worden spoedig ook uit andere beweegredenen toegebracht en een toeval, een opgewonden gemoedstoestand kan de oorzaak zyn dat de maat overloopt. Dan verzet zich de openbare meening en de scbnldigen worden getroffen, niet zoozeer wegens hunne slechtheid, dan wel als slachtoffers eaner te kwader ure aange wende hebbelgkheid. Laat men zich dus aan het gebeurde spie gelen vele anderen zgn even schuldig als de gestrsftej, door hot bevorderen van een zoo kwalijk te verdedigeu gebruik. De straf was nu niet zwaarde Senaat zal hetgeen ik hier neerschieef, ook zeker overwogen hebben; doch men kan voorzien, dat, wanneer weder iemand zich in dit opzicht te buiten gaat, e8ne minder malsche straf zgn deel zal zyn." BEITOElllIAiUElt ENZ. Bg kon. besluitis benoemd tot rentmeester der domeinen van da rentambten Breda, Steen bergen, Oosterhout en Zwaluwen, teveus belast met het financieel beheer der houtvesterij Breda, G. A. M. Groeneveldt, rentmeester van het kroondomein, rentambt Rozendaal, wonende te Breda. Gedurende het verblijf van H. M. de Koningin in het buitenland moeten de aan Haar gerichte brieven, in gesloten omslagen, voorzien van een adres aan H. M., gezonden worden aan het kabinet der Koningin te 's Gravenhage, alwaar voor eene geregelde opzending gezorgd wordt. Vrouwenbond. Bij de dezer dagen te Breda gehouden alge- meene jaarvergadering van den Nederlandschen Vrouwenbond tot Verhooging van het zedelijk Bewustzijn, waren ongeveer 20 afgevaardigden, benevens een aantal belangstellenden opgeko men. Uit de verslagen van secretaris en thesaurier bleek dat de Bond 5000 leden telt en vooral in de groote steden vooruitgaat. Ook heeft de Bond zyn atdeelingen in Oost en West-Indië. De ontvangsten bedroegen f 5618, de uit gaven f 5036. Een bedrag van ruim f 3000 was daarvan volgens de statuten door de afdeelingen gehouden voor plaatselgke doeleinden. Verder waren in de verslagen opgenomen, de verschillende gelegenheden waarby en de wijze waarop de Bond voor zyne beginselen had propaganda gemaakt. Ia de namiddag vergadering sprak mejoDk vrouw A. van Hogetdorp over „Het gevaar van halve maatregelen" en mevr. de wed Hekmeger over „De invloed der reglemen teering op de Maatschappij." Bovendien werden in deze byeenkomst de verslagen der atdeelingen uitgebracht en tele grammen van hulde gezonden aan de beide vorstinnen, die natuurlgk eveneens telegra- phisch een welwillend antwoord zonden. Des avonds werd een goed bezochte open bare vergadering, onder leiding van mevr. douairière Klerck, gehouden. Hierbij werden over verschillende onderwer pen, het doel en werken van den Bond be treffende, achtereenvolgens gesproken door de voorzitster, mej. Titia van der Tuuk, den heer Talma uit Arnhem en verder mej. W. van den Bosch, presidente der afdeeling Breda en dr Beukelaar. Da bijeenkomst werd geopend met een ge bed, uitgesproken door den hear Stuttenheim en gesloten met een dankzegging door den heer Talma. ONDERWIJS. V olgons opgaaf van den heer R Derksen in De Standaard is dit jaar voor de scholen met den by bel gecollecteerd te: Zierikzes (Geref. kerk en giften) f 58,10, Middelburg f 168.80ÏJS, Spui (gem. Axel) f 83.37, Aagtekerke f 36,95 en Terneuzen f 155. Tot leer» ar in de gezondheidsleer aan de Ryks-normaallesseu te Nieuwenhoorn is met 16 Nov. a. s. benoemd dr Z. Th. Diehl, thans leeraar te Leiden, benoemd directeur van de hoogere burgerschool te Brielle. HOOFDSTUK VI. Het salon is voor de honden gemaakt, placht Lady Barnes te zeggen en niet de honden voor het Balonen toen zy binnen kwam deed zg niet de minste moeite om een einde aan het kabaal te maken. In huis lykt Lady Barnes nog veel grooter en Blanker dan in wandel toilet. Zij heeft een écharpe van oude Itali- aanache kant over het hoofd geslagen en stapt in dat omhulsel op haar gast toe. „Wat ben ik blij Ga zitten, zet uw hoed af met dat at sichteiyke ding. Gij zult weldra een ronden hoed moeten gaan dragen. Ik heb bet dadelgk gedaan." Jane merkt dat de jonge dames groote oogen opzetten by deze oneerbiedige manier om over den rouw te sprekenmaar blijkbaar is haar overtuiging, dat Lady Barnes heel voornaam is, groot genoeg om het haar te vergeven, en zg betuigen Jane op bartelgken toon baar leedwezen, dat zg niet thuis waren toen zy baar een bezoek heeft willen brengen „Wg hadden u Willy's hokje willen wijzen", roepen beiden te gelijk uit. „Het was een kofferkamertje, maar wij hebben het in een studeerkamer veranderd heel netjes, maar klein natuurlgk." „Is er plaats voor twee?" vraagt Jane, wier verlegenheid zich uit in gejaagd, zenuw achtig pratenwant Willy's zusters maken haar verlegen „want ik heb my voorgeno men met hem aan zijn Kronieken te kunnen De raad van tucht voor de koopvaardij te Amsterdam, Vrydagavond uitspraak doende in de zaak tegen den gezagvoerder A. Duif, van het op 28 Mei jl. op de kust van Veue- zuela tusschen Cumana en Cuante vergane stoomschip Prins Maurits der Koninklijke West-Indische Mail, sprak den gezagvoerder geheel vrg, aannemende dat het schip gestoo- ten moet zyn op een tot heden onbekende on- derzeesche klip. Dr A. Koyper is uit het buitenland weêr te Amsterdam teruggekeerd. Te Kampen is de 15e jaar vergadering ge bonden van de Vereeniging tot Christ, verzor ging van krankzinnigen in Nederland. De ver gaderiug was druk bezocht en behalve 20 afdeelingen waren nog afgevaardigden van acht corporaties aanwezig. De winst- en verliesrekening sluit met een eindcijfer van f 1.923.907.48. Besloten werd te Dennenoord 2 paviljoenen, een waschhuis, een woning vcor een admi nistrateur en voor een huismeester te bouwen op Veldwijk en op Bloemendaal tevens nog 1 paviljoen te stichten. Daarna werd besloten een geldleening uit te schrijven van f 250.000 tegen 4 pet. De vereeniging heeft nu reeds 2 millioen gulden aan geldleeningen in bezit. Voorts werd het bestuur gemachtigd om enkele perceelen te mogen aankoopen voor gezinsverpleging. Het bestuursvoorstel„de algemeene verga deringen besluite, pogingen aan te wenden, dat voor de zaak der zenuwlyders een afzonderiyke vereeniging op danzelfden grondslag sla deze vereenigiDg en in zusterlijke verhouding tot haar, worde opgericht" werd met op éen na algemeene Btemmen aangenomen. Er is weer een kostbare beker opgespoord, dia te Scheveningen aau een Duitsche familie was verkocht en die behoorde tot de voor werpen van de Koningin, door den zilver- bewaarder Leblano ontvreemd. Omtrent den diefstal aan het departement van koloniën wordt nader gemeld, daterbyna geen ambtenaarskamer is of er worden stukken vermast. Stapels blanco papier, formulieren, gedrukte wetsontwerpen, Handelingen van de Kamers, enz. zyn verdwenen. Onder meer zijn tal van papieren van de bureelen voor de militaire zaken en honderd vyttig exemplaren van een voor verspreiding gereed liggend rap port zoek. Maar behalve de duizenden kilogram men bedrukte en onbedrukte stukken, moeten ook geschreven stukken verdwenen zijD,entot deze laatste zouden tevens behooren stukken waaruit wetsontwerpen nog moeten worden saamgesteld, o. a. de Surinaamscbe ontwerp- begrootiqg, waardoor de indieniDg dientenge volge waarschijnlgk zal worden vertraagd. Toen het misdrijf door een ambtenaar ontdekt werd en de politie haar onderzoek aanving, werden in een kast van een der aangehouden schoonmaaksters iedere werkster heeft in het departement een kast voor hare gereed schappen groote pakken gestolen papier ge vonden, ten aanzien waarvan de dievegge slechts wachtte op een gunstig oogenblik om haar buit mede te nemen. Sedert 2 October wordt te Amsterdam een meisje van 22 jaar uit de ouderlijke woniüg vermist. Zij moet gezegd hebben zich te zullen verdrinken. Aldaar viel Donderdagavond een 21jarige jonge man van den Meppeler steiger in het IJ en verdronk. Woensdag bevond zich een veekoopman te Rouveen op een verkooping. Het was reeds donker en plotseling werd hem met een mes zulk een wonde toegebracht, dat bet neus been geheel werd doorgesneden. Ofschoon de gewonde een enorm bloedverlies had, is zijn toestand niet onbevredigend. Terstond werd een onderzoek naar den laaghartigen dader ingesteld, maar men slaagde er niet in hem te ontdekken. Te Nederwaert is een blok huizen ver brand, waaronder een koffiehuis en een land- bouwhoeve. De groote oogst, ia de laatste geboreen, is vernield. Een gehuwde vrouw te Den Helder heeft ia haar woning brand gesticht, om een door haar bedreven misdrgf, zy had gold uit de werken." Een oogenblik schrikken de zusters, doch herstellen zich en zeggen lachend„Dat zal hg heerigk vinden." „Wel neeo, hy wil er niet van Uoo.eu." „Wie is Willy?" vraagt mevrouw Barnes en toont daardoor dat de zusters nog in het geheel niet over haar broer gesproken hebben. „Hg is onze broer, maar gij zoudt het nooit zeggen, als gg hem zaagt." „Uw broeder Dan moet ik hem gezien hebben. Was by niet te Etheredge vraagt zy bijna fluisterend aan Jane. Deze wordt het antwoorden bespaard door een niet zeer goed opgevoed hondje dat, na haar een poos veelbeteek nl aangezien te hebban, geërgerd dat zij hom niet begrijpt, op zya achterpooten gaat staan en uit alle macht op haar zwarte japon begint te krabben, alsof hy een hol moeBt graven. nIk vrees dat Jack u wil beduiden dat g9 op zgn stoal zit. Habt gy er iets tegen om dezen te nemen Die is even gemakkelyk, maar hy houdt er niet van." Dit kleine voorval stoort het gesprek en eer het weer voortgezet wordt, vraagt een zwarte poedel, met een zilveren band om zyu eenen poot, om uitgelaten ta worden. Dan verbeelden zy zich allen dat zij den slager hooren en geven dit met nadruk te kennen. „Wy zullen geen rust hebben voordat zy hun loopje gedaan hebben", zegt Lady

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1899 | | pagina 5