WweMSM FEUILLETON. parijs. Petit Bleu deelt mede dat Gibbons uit Engeland te Rennes ie aangekomen, om uamens Esterhazy een bordereau te brengen gelijk aan dat van 1894. Esterhazy schreef dat zolf, hetgeen door gelegaliaoerde certifica ten wordt bevestigd. Cavaignac heeft Rennea verlaten. Behalve Mercier zijn nog alleen Boisdeffre, Gouae en Roget daar aanwezig. Londen. De tweede editie van Morning Post bevat een telegram uit Pieter Maritzburg, meldende dat daar bericht is ontvangen uit Kaapstad, dat morgen een ultimatum naar Pretoria wordt gezonden. VerzendiDg en laatste buslichting der MAIL aan het postkantoor te Middelburg. (Alles plaatselijke tijd.) Oost-Indië. Brindisi (Eng. dienst) 8 Sept. 12.53's namid. Rotterdam (Lloyd) 8 Sept. 6.05's avonds Marseille (Fr. dienst). 9 Sept. 5.30 'smorgena Genua (Nederl.)12 Sept. 6.05 's avonds Amsterdam (Nederl.)15 Sept. 6.05 's avonds Brindisi (Eng. dienst). 15 Sept. 1.05 's namid. Napels (Duitsche dat.) 18 Sept. 12.53 'a namid. Marseille (Lloyd). 19 Sept. 1.05's avonds Met deze gelegenheid wordt alleen ver zouden de correspondentie voor Atjeh en de Residentie Sumatra's Oostkust, terwijl daags to voren eono voorloopige verzending plaats heeft te 6.30 's avonds. Over Napels, met Duitse he booten, uitsluitend voor de correspondentie, waarvan de verzending met deze gelegenheid op do adressen ia aange geven. P a d a n g wordt aangedaan door de booten der Maatschappijen Nederland en Lloyd. Over Brindisi Britsche booten, heeft daags te voren eene voorloopige verzonding plaats te 6.30 'a avonds en een suppletoire op de gewone vertrekdagen te 6.30 's avonds. Met de Nederlaudsche booten via Genua en Marseille en per Fransche mailbooten wordt een correspondentie verzonden voor Atjeh en e residentie Sumatra's Oostkust. W est-Indië. Curagao over Queens- town8 Sept. 10.03 'a avonds Suriname via St. Na- zaire8 Sept. 5.30 's morgens Cura§ao met K. W. I. maildienst14 Sept. 6.03 'a avonds Algemeen overzicht. De Londeusche bladen brengen in hoofdzaa k dezelfde berichten als, die welke wij gisteren aan de Ind. Beige ontleenden. Salisbury is naar Londeu gekomen om een ministerraad te honden, waar vermoedelijk de beslissing zal vallen. In afwachting daarvan worden de oorlogs toebereidselen voortgezet, terwijl twee nieuwe regimenten bericht kregen, zich spoedig voor te bereiden voor vertrek naar Zuid-Afrika. In Engeland is men echter niet geheel ge rust, vooral niet met het oog op Natal. De Morning Post toch meldt, dat deze kolonie open ligt en dat Newcastle onverdedigbaar is, waardoor de positie bij Langmek gevaar loopt; dit is dezelfde plaats waar in 1880 de Trans valer s hun eerste flinke overwinning behaalden. De krijgstoerustingen zijn nog niet voltooid en de rivieren hebben nog te veel water, zoodat men reeds voor een inval vreest. Voor de Trausvaalsche regeering is dit, dunkt ons, reden genoeg, om niet te lang te wachten. Maar het is te vreezen, dat men weer tijd zal verliezen, door nogma&la toe te stemmen in besprekingen te Kaapstad. Het is dus niet te verwonderen, dat onder de Boeren een steeds krachtiger strooming voor oorlog merkbaar wordt. Hoe het nu met de politieke zijde van do zaak staat, heeft men in ons vorig nommer kunnen zien uit het uitvoerig telegram over de mededee- lingen in de Express. Uit andere bron wordt bevestigd dat Trans vaal zijn voorstel betreffende kiesrecht en toekenning van 10 zetels aan de goudvelden heefr, ingetrokken, wegens de daaraan verbon den voorwaarden. De regeering heeft verder uitdrukkelijk verklaard Eugelands rechten, welke het aan de conventie ontleent, te zullen eerbiedigen. BART Hl DE MANDENMAKER. VAir 5. JEREMIAS GOTTHELF. Uit het Zwitsersch. Zoo kwamen, na al het voorgevallene, vader en dochter thuis. Het Meitscbi moest voor het huishouden zorgen, voor en achter in hnis. Hoe de geiten over haar behandeling dachten, weten wij niet die arme dieren konden niet klagen, maar Barthi bromde ge ducht en hg had gelgk, dat moeten wij zeg gen. De koffie was niet te drinken, want ze had vergeten koffie in de kan te doen. De gebakken aardappelen waren zwart en zonder zont, en de melk smaakte zoo vreemdwant bij vergissing had Zuzeli daar het zout in gedaan. Men begrijpt hoe boos haar vader was. Hij was op het punt van naar de herberg te gaan, wat hij anders nooit deed, om zijn honger to stillen en zijn nood te klagen. Maar ge lukkig bedacht hij zich dat de duivel altijd een schelm was geweest en in staat om Benz weer bij Zuzeli te brengen. Hij nam dus maar een stuk kaas en dronk versche geite- melk en hield zQn Meitacbi goed in het oog Toen zij zei dat ze raoode was en vroeg naar bed wilde, vond hg dit al heel verdachtmaar Maar wat beduidt de bijvoeging „of andere gewone rechten"? Elke mogendheid heeft het recht op te ko men voor de veiligheid van de personen en goederen harer onderdanen in den vreemde. Maar men weet dat bet niet gaat om de vei ligheid. Staatkundige rechten aan vreemdelin gen zijn in stryd met de eerste begrippen van het volkenrecht. Maar helaas ia de tijd voor bij, waarin Kruger die dwaasheid afwees met het aardige woord, dat politieke bigamie niet kon worden toegelaten. Over de militaire kracht der beide staten deelt de luit.-kol. C. de Wit in een der Hol- landsche bladen belangwekkende bijzonderheden mede. Aan het slot daarvan stelt hg de vraag of Engeland in staat is zoodanige macht naar Zuid-Afrika te zenden als noodig is om de vereenigde republieken ten onder te brengen. Alvorens deze vraag te beantwoorden, dient men, zoo meent de heer De Wit, in het oog te houden, dat het niet zonder bedenking zoude zgn om meer dau een legerkorps uit te zendon. In Egypte is de Chalief wel geslagen maar niet onderworpen de grens-stammen in Indië zgn nog steeds niet te vertrouwenaan gene zijde van Pamir staan de kozakkenook in China is de verhouding eenigszina gespannen, zoodat voor alle gebeurlijkheden het moeder land toch steeds een zeker aantal treepen be schikbaar zal moeten houden. Laat ons nu de sterkte aan combattanten van het legerkorps op 25,000 stellen, dan staan, als dit ontscheept is, in ronde cijferB 44,000 Engeischen tegen 50,000 Atrikaanders, en is dus de numerieke meerderheid aan de zijde der laatsten, i9ts wat te meer klemt, wanneer men bedenkt,, dat, met het oog op do stemming van een groot aantal bewoners der Kaapkolonie, deze niet geheel van troepen kan worden ontbloot. Wat het moreel aangaat, staat een leger van krachtige mannen, uitstekende schutters, strij dende voor hunne onafhankelijkheid op hun bekend terrein, zeker hooger dan een leger van huurlingen, overgebracht op een vreemd terrein en in een vreemd klimaat, terwyl de Engelsche soldaat, zooals bekend is, goed vecht, maar hooge eischen stelt aan de ver pleging, In het voordeel der Engeischen reken ik hunne aanvoering, organisatie en discipline, hoewel enkele feiten er op wijzen, dat deze laatste in den laatsten tijd te wenschen over laat en het dus zeer de vraag is of zij de vuurproef van tegenspoed zal kunnen doorstaan. Hoewel het altyd gevaarlgk is, zich aan voorspellingen te wagen zoodra de kanonnen aan het woord zijn, hoop ik, zoo eindigt de heer De Wit, door bovenstaand overzicht den indruk te hebben gegeven, dat de Boeren met vertrouwen den rechtvaardigen krijg, die hun wacht, kunnen aanvaarden. Beknopte Mededeelingen. De in 1897 in Fr ankrij b aangenomen wet op de instructie van strafzaken, voor eenige maanden ook tot de militaire rechtspraak uitgebreid, voorziet niet in het geval dat een zaak voor het Hooggerechtshof komt, zoodat de contra dictoire instructie niet is voorgeschreven. Men verwacht dat de senaat in zijn eerste bijeen komst de commissie van instructie zal voor schrijven dienondanks de bepalingen der nienwe wet op te volgen, als waren zij ook voor deze zaak geschreven. Dat groote menschen toch ook nog wel kinderachtig kunnen doen, leert De Pressensé ons. Maurice Barres achtte zieh beleedigd door een artikel in de Aurore en zond twee getuigen, sn De Preisensé heeft waarlijk ook twee ge tuigen gesteld. In den ontslagbrief van de Pruisische ambtenaren, die als lid van de kamer tegen de kanalenwet hadden gestemd, wordt als grond voor het ontslag aangevoerd: het regle ment betreffende vergrijpen tegen den dienst! Weer zgn een paar bevelhebbers uit den Spaanschen oorlog vrijgesproken wegens het verlies van hun schip. een bözoek van den Vorst van Montenegro aan de Russische ambassade te Konstantinopel, loste het Russische wachtschip een saluut van 21 schoten, terwijl het een eerewaoht naar de ambassade zond. De Sultan moet daarover zeer verstoord zijn en zon tegen deze schending van zgn souvereine rechten hebben geprotesteerd. zij zou hem niet foppen. Hy verstopte zich tusschen de booneataken om den toegang tot het huisje te overzien en loerde als een kat. Hg maakte zich zoo dun mogelgb en dat was geen kunst, want hg was van nature niet dik, en spitste de ooren. Gedurig hoorde hij iets, nu rechts dan linkser liep iets op den weg, er sloop iets, er kroop iets maar er kwam niemand. Hg werd kond en bedacht net dat de kerel wel in huis kon zyn hoorde hg niet praten Hy sloop op zgn kousen naar het bed zgner dochter en wilde weten met wie zy sprak. Maar hy verstond hare klanken niet, voordat hy vlak voor het bed was. Daar hoorde hytralala, tralala het meisje danste nog in den slaap en maakte zelf de muziek erbij. Barthi schudde haar wakker en hield een vaderlgke toespraak, die echter niet veel indruk maakte, want nanwelgks stond hg weer tusBchen de boonen- staken, of zy zoDg en danste weer voort Benz kwam niethy had wel gewild maar daar hij wat voel gedronken had kon hij den weg niet vinden en wist niet eens boe hg thuis gekomen was. Toen hy tot bezinning kwam, kreeg hy ge wetensbezwaren over de manier waarop hy Barthi behandeld had. Hij hield veel van het Meitacbi, zy was zoo ingetogen, zoo flink, zoo viytig en mooi genoeg voor hem, maar het kwam niet alleen op het mooi aan, maar Ashmed Bartlett, het Engelsche parle mentslid, bekend door zgn diepe vereoring voor Sultan Abdoel Hamid, doet weer eens van zich spreken, Sedert de Sultan 's mans onbaatzuchtige vriendschap beloonde mot veel belovende concessies, is de vereering van Ashmed Bartlett nog toegenomen. Maandag gaf hy te Konstantinopel een groot diner, waar de man het voorrecht had de meeste gezanten (behalve die van zyn vader land) om zich te zien. Aan het dessert wijdde de concessionaris een warmen dronk aan den sultan, die, ondanks alle intriges, de ware be langen van Turkye behartigt, en o. a. hem een concessie voor electrische werken te Salonika en Smyrna verleende. De gasten wareD, volgens de Fr. Z., wel wat verbluft door deze tafelrede. Het bestuur der universiteit te Moskou heeft, uit vrees voor te vooruitstrevende be grippen, 300 candidaten den toegang tot de school onthouden. De strgd op de grens van Afghanistan had plaats tegen een zoon van den pretendent Isa-Khan, en was dus niet zonder beteekenis. Italië zon voornemens zyn af te zien van de door het Tanng-li-Yamen aangeboden mijnconcessie, wyl deze was verleend onder bepaling dat Italië niets meer zou krijgen. Het Dreyfu8'proces. Het zittingsveralag van Woensdag dient op drie punten aangevuld. In de eerste plaats met eeu incident, dat weinig beteekenis zou hebben als er geen vengn uit was te zuigen. Majoor Galopin van de genie heeft Dreyfus met een pak papier het ministerie zien verlaten. Hy liep met hem np en vroeg naar dat p*k. Hreyfus zeide daarop dat het Btukken waren welke geautographeerd moeBten worden. Nn daarover ondervraagd, met alle barsch- aeid waarover de kolonel tegenover den gevangene beschikt, heeft Dreyfus geen stellig ontkennend antwoord kannen geven. Alleen ieide hij dat hg nooit gedrukte stukken naar unie beeft medegenomen. Erg duidelgk is dat antwoord ons niet. De autographische Btukken znllen, oppervlakkig geoordeeld, nog wel zoo confidentieel zgn als gedrukte. Een tweede incident was dat generaal Zur; liaden heeft moeten bekennen, dat de door hem tegen Picquart ingestelde vervolging we gens valschheid had plaats gehad op aandrang van den toenmaligen minister van justitie Sarrien, die wilde dat Picquart vervolgd werd wegens het maken van een valsch stuk. Maar Zurlinden moest erkennen, dat uit het onder zoek waa gebleken, dat de radeeringen op het petit bleu hadden plaats gehad, nadat Picquart net briefje had overgegeven. Eindelijk kreeg men nog de belangryke ont hulling dat het geheim dossier een stuk bevat, waaruit blijkt, dat graat Von Munster in het voorjaar vaa dit jaar aan Delcassó heeft erkend, lat Von Schwarzkoppen herhaaldelijk petite bleus aan Esterhazy heeft gezonden. Van Duitsche zijde is dus officieel erkend dat er een correspondentie tusschen Von Schwarzkoppen en Es terhazy heeft bestaan. Dit te onthouden is belangrgk, omdat na leze verklaring Picquart nog een paar maanden gevangen is gehouden. Over het verhoor van Du Paty de Clam is aiets te melden het gewone oude gezeur, door een handlanger vau den staf in een on- schadeiyken vorm gegoten. Wat zon het anders zgn geweest als Labori iat canaille eens onder handen had kannen aemen 1 Het eenige belangryke in zgn verklaring is, dat hg het beruchte commentaar samen met Sandherr opstelde. Hy ontkent dat daarin iprake was van de beide door Freystatter genoemde punten (een granaat en het telegram van Panizzardi). Maar Sandherr maakte het geheime dossier, en Du Paty de Clam weet uiet wat het inhield. (Zie Laatste Berichten.) Het incident met de brieven van Ester hazy heeft opnieuw doen kennen, hoe de militaire rechtsspraak niets is dan een be spotting van het recht. Op een vraag van Labori deelde de presi dent mede dat hy een pak brieven van Ester hazy had ontvangen. „Zy zgn zonder belang op het huiselgke en dan kon hy nog eens een heel huisje erven (de gateu in het dak rekende hy niet mee), dan hoefde men geen haar te betalen, en kon planten, ja dat was een mooi begin en veel gewonnenmaar hg begreep dat, als hg het meisje graag hebben wilde, het geen doelmatige prelominairen wa ren, om zyn aanstaande schoonouders te mis handelen en hy besefte dat hy dit goed moest maken, maar hoe? Eindeiyk viel hem wat in. Hij nam van zyn boerin een paar kapotte man den weg, en begaf zich daarmede op een avond naar de Woeste Beek. De oude zat op het bankje voor het huis en het meisje op de trap in de nabijheid. Zijn boerin zond hem, zei Benz, met een paar manden om te verstellen, Barthi moeBt eens zien of het de moeite waard was en al pratende ging hij zonder compli menten naast den oude zitten. Barthi werd da- delyk boos toen hy die onde vodden bekeek. Eerst schold hg op die wgven, die altyd ka riger werden. Wat moest hy nu aan die din gen verstellen? vroeg hy meer dan een dub beltje voor ieder, dan dongen zij at en er was meer werk aan dan aan een nieuwen zoo deed men met het arme werkvolk, maar op eens zag hij Benz aan en zei„Hoor eens, met die prnllen zendt jou geen boerin, die wel bij het hoofd is, en dat is de nwe. Gy wilt my nog verder by den neus hebben, kwa jongen, maar dan zyt gy bij den verkeerden, en bevatten slechts aanvallen op dezen en genen. Ik heb ze buiten het debat gehouden, omdat ze dat maar noodeloos zonden verlengen." Maar nog erger maakte Carrière, de regee- ringsoommissaris, het. Ook deze deelde mede dat ook hy een aantal brieven van Esterhazy had ontvangen. „Ik heb ze niet ingezien. Ik heb ze laten lezen door myn assistenten en die zeiden dat er niets byzonders in stond. Ik heb de brieven daarop in de anipperm&nd geworpen." By een ander punt is majoor Carrière tooh eens uit zyn slof geschoten. By het debat over het opvragen van de origineeleu der in het bordereau genoemde stukken zeide by „Ik weet niet eens of die wel bestaan." De regeeringscommissaris heeft volkomen gelijk; en van af den dag dat het bordereau bekend werd, hebben wy in die vraag het hoofdpunt van de zaak meeneu te zien. Maar toch hoe vreemd I Het proces te Ren- nes loopt over de door het hof van cassatie gestelde vraag of Dreyfus die stukken aan vreemde agenten heeft geleverd. Eu in de 25e zitting is men nog niet eens zoo ver, dat men weet of die stukken bestaan hebben 't Ia, om een meer door ons gebruikte ver gelijking te bezigen, alsof men, na weken lang een moordzaak te hebben behandeld, gaat vra gen of het slachtoffer wel dood is. Eindeiyk heeft Carrière het groote woord uitgesproken. Toen Trarieux aantoonde dat de krijgsraad van 1898, die Esterhazy vrysprak misleid was, vroeg Jouansfc eerbied voor de militaire justitie (hum 1) Maar Carrière eischte eerbied voor de chose jugêe. Wie wel het minst eerbiedwaardig zou zyn de militaire justitie of haar chose jugêe Cernusky heeft weer een dwaasheid nit gehaald. Op verzoek was hem, uit vrees voor de Dreyfusards, een politieagent toegevoegd. Met dezen adjudant begaf hy zich Dinsdag naar de zitting, toen hy op weg in eens op een man aanvloog en deze aangreep, zeggende dat hij de bedrijver van den aanslag op Labori was. De agent hielp mede den man oppakken ea naar het bureau brengen, waar spoedig oleek dat de arme drommel volmaakt onschul dig was. Na een paar uur werd hg met een gulden schadevergoeding weer in vryheid ge steld. Fog ar o deelt nog een nieuw staaltje mede om te bewijzen, boe net menscb dia meneer Cernuaky is. Toen vóór 2 jaar zyn vader stierf, trad bij met eeu steenhouwer in gesprek over een graftombe. Daar deze natuurlyk niet ty dig gereed waa, vroeg Cernusky verlof de kist zoolang in het familiegraf van den steenhouwer te mogen plaatsen. Deze gaf zgn toestemming, maar Cernuaky liet verder nietB van zich hooren. Jules Claretie plaatst in de Temps een open brief aan den krygsraad, waarin hy de rechters bezweert om Dreyfus vry te spreken: niet uit medelyden, maar nit gevoel van recht vaardigheid. Het valies van De Fond Lamothe (den verdediger van Dreyfos), dat als bagage werd vervoerd, is op weg gestolengelukkig droeg de eigenaar zyn papieren in den zak. Maar toch is deze diefstal teekenend. MAURITS WEIL. Sedert eenige weken werd verteld, dat de generale staf als laatste redmiddel zou aan grijpen de hypothese, dat het verraad was gepleegd door Dreyfus en Esterhazy, terwgl Maurice Weil de tusschenpersoon zou zyn geweest. Aauvankeiyk werd daarop weinig acht gege ven tot een der leden van den krygsraad vragen in deze richting deed. Nn Billot Woensdag weer in dezelfde rich ting ging staren, door zgn verklaring dat de schuld van Esterhazy nog niet de onschnld van Dreyfus bewyst, is het noodig uit de dossiers van het hof van cassatie eenig licht over Maurits Weil te doen opgaan. Volgens Picquart was Weil in 1878 of 1879 met Esterhazy en Henry aan het bureau des renseignements en is hij later als reserve-offi cier ordonnans geweest van generaal Saussier (tot 1898 generalissimus en gouverneur vau Parys). Aan het ministerie heeft Weil een dossier dat hoogst ongunstig iso.a. had Morés hem herhaaldelijk van spionnage beschul digd. Hij is aan den vooravond van een en quête onder een of ander voorwendsel naar Laat Barthi met rust, anders zal hij het je in peperen met dien rommel, maak dat je weg komt en kom hier nooit weer terug". Benz bleef stil zitten en zei: „Een beetje hebt gij gelijk en een beetje niet. Ik kwam uit mg zelf, en weet je waarom Ik wilde al op dien marktavond komen, maar ik had te veel gedronken. Later viel mg in dat ik onhebbelgk tegen u was geweest en dat speet me, ik deed het niet nit boosheid. Ik zal het n maar ronduit zeggen, uw Meitsehi staat my aan en ik geloof dat niemand beter bij elkaar past dan zy en ik. Wy zijn allebei jong en knap genoeg voor mekaarwy kunnen allebei werken en wat verdienen zy krygt later een huisje en ik niet. Zg heeft een vader en ik een moederbeide zijn oud en aan schoonheid hebben die elkaar niets te verwgten. Als gy tweeën na mot mekaar trouwdetdan heb ik voor myn moeder geen huishnar te betalen, zy kan het huishouden doen en het Meitsehi des te meer verdienen, en als dan alles bij elkaar komt, krijgen we ganw geld genoeg om meer land te koopen of het huisje te laten opknappen, dat heeft het erg noodig. Bedenk u maar niet lang en zeg ja. Iu het werken doe ik voor niemand onder en spaarzaam ben ik ook. Dat ik verleden te veel gedronken heb, laat je dat niet af schrikken, dat zal niet weer gebeuren. Moe der is huiselijk, zy kookt goed en is heel zui Spanje gevlucht, en zou op de renbaan by het wedden verkeerde handelingen hebben gepleegd- Weil zou daarop iu 1897 hebben gotraeht Esterhazy aan het departement van oorlog een betrekking te bezorgen. Dit laatste wordt bevestigd door een brief van Weil aan den toenmaligen minister van oorlog Billot, die het stuk aan het hof vau cassatie heeft medegedeeld. Dezelfde Weil is als getuige voor het hof van cassatie gehoord en heeft daar medegedeeld herhaaldeiyk (vooral by Joden) geld voor Esterhazy te hebben gevraagd. Nog is eigenaardig dat Weil (volgens zyn eigen verhaal) de eerste zou zijn geweest die in November 1896 door oen naamloozen brief werd gewaarschuwd, dat men Esterhazy zou beschuldigen de medeplichtige van Dreyfus te zyn. Weil deed onmiddellijk van dit briefje mede- deeling aan Esterhazy en gaf het daarna aan het kamerlid Lannes de Montebello, die er mede naar Billot ging. Eigenaardig is het hierby op te merken, dat deze mededeeling aan Billot plaats had een paar maanden vóór Weil, Grenier en Jules Roche bezig waren Esterhazy bij Billot voor een plaatsing aan bet departement van oorlog aan te bevelen. Weil was de vorige week als getuige ge daagd, maar heeft het veiliger gevonden niet te verschynen. INGEZONDEN STUKKEN?"" Ingezonden «tukken worden in geen geval teruggezonden. BETALINC UIT DE GEMEENTEKAS VAN AAN OVERLEDENEN TOEKOMENDE CELDEN. CONTROLE OP GE MEENTE-ONTVANGERS. BENOEMINGEN VAN BURGEMEESTERS. Geachte Redactie 1 Bij het nazien der rekening van ontvangsten en uitgaven dezer gemeente over 1898 en by- lagen bleek mg dat voor het salaris van wyien den vorigen burgemeester, verschuldigd op den dag van zyn overiyden, kwitantie gegeven was alléén door zyne „erven" niet door zyne weduwe. Ik heb hierover in de laatste raadsvergade ring gesprokenen daar uw correspondent daarvan geen melding heeft gemaakt, wil ik er nog eens op terugkomen. Bedoelde handelwyze is m. i. geheel onjuist, ofschoon men zich ter verdediging beroept op art. 15 van het besluit van Ged. staten dd. 1 Juni 1883, Prov. blad 48, houdende vaststel ling van voorschriften omtrent de inrichting van de rekening der inkomsten en uitgaven van de gemeenten in Zeeland. Dat artikel luidt als volgt „Ten aanzien van uitbetalingen aan rechthebbenden op den boedel van over ledenen of aan gemachtigden wordt, hetzy by elk bevelschrift afzonderiyk, hetzy voor alle zoodanige betalingen gezameniyk, eene verklaring overgelegd van burge meester en wethouders, meldende dat zij zich overtuigd hebben, dat de personen, die op het bevelschrift of op al de ver schillende in die verklaring genoemde bevelschriften voor voldaan geteekend hebben (by erven) uitsluitend of (by ge machtigden) ingevolge volmacht tot de ontvangst gerechtigd zyn." Uit dit voorschrift, in het bijzonder, denk ik, uit de woorden „bij erven", wordt afgeleid dat men met weduwen van rechthebbenden geen rekening heeft te houden, weshalve ook B. en W. met een gerust geweten verklaren, dat de personen, die voor voldaan hebben ge teekend, de „erven", uitsluitend, d. w. z. met uitsluiting van alle anderen, gerechtigd zyn tot de ontvangst. Men wijzigt hier eenvoudig het Burgerlijk Recht. Het zal toch een zeer groote zeldzaam heid zijn, dat salaris, aan de betrekking van een echtgenoot verbonden, niet gemeen is. In verreweg de meeBte gevallen zal dos de weduwe even goed als de erven tot de ge rechtigden tot de ontvangst behooren, waaruit volgt dat de verklaring van B. en W. in atryd is met de waarheid. Waar eene weduwe niet mede voor voldaan heeft geteekend, zal de gemeente wel hebben eene kwitantie voor het geheele bedragmaar niet eene kwitantie van alle gerechtigden. nig. Gy haalt menige gulden in het jaar uit; als ge het doet. Kyk, gy bent ook al ond en heel lang zult go het niet meer maken, gg zult alles hebben wat u toekomt, en niet als een hond behandeld worden, zooals het in vele voorname huizen gebruikeiyk is. Wy zullen u als een vader behandelen, of gy won- derlyk zyt of niet, ziek of gezond. Ik heb gedacht dat gg wel big zondt zgn dat uw Meit sehi verzorgd was vóór uw dood, en dat gy haar daarom graag aan my zondt gevenzij zal het by mij, armen drommel, beter hebben dan by menigeen die dnizend gulden heeft, maar een schurk is. En het is niet dat ik in het geheel niets bezit. Niet waar, Barthi, gy geeft my uw dochter „Ja, ja, zoo'n kwajongen zal ik myn dochter geven, ja, ja, dat zon een slim stukje van Barthi zgn I Aan een die niets kan dan pla gen en begint met my voor den gek te houden. Ik geloof dat gy graag het huisje wilt heb ben en mg uwe oude op den hals schuiven. Maar myn Meitsehi is niet verlegen om een man 5 wat wy planten, willen wQ zelf eten wQ hebben geen klaploopers noodig. Maak nu dat je weg komt en neem je ouwe rommel mee, of ik sla er je mee om de ooren." (Werdt ««rsfifcQt

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1899 | | pagina 3