MIDDELBURGSCHE COURAWT.
®r. 205-
143" Jaargang,
1899
Donderdag
31 Augustus.
Deie courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en feestdagen*
Prjjs, por kwartaal, xoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., 2.—
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
Thermometer
Middelburg 30 Aug. 8 n. vm. 85 gr. 12 u. 70 gr.
av. 4 o. 71 gr. P. Verw. z. t. m. Z.W. w.,bew.,opkl.w.
Middelburg 30 Augustus.
AdvertentiSn voor het eerstvolgend
nummer moeten des middags vóór één uur
aan het bureau bezorgd zijn.
AdvertentiSn: 20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle rndere familieberichten sa
Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel
Groote letters naar de plaats die zij innemen.
AdvertentiSn by abonnement op voordeelige
voorwaarden. Prospectnsseu daarvan zjjn gratis
aan het bureau te bekomen.
Agenten)
Te Zierikzee: A. C. de Mooxj; te Tholen: W. Al
vah Nebuwbnhuijzeh: te Terneuzen: M. de Jonok.
Treurig
Terwjjl de gansche wereld ontzet is over de
schandalen, die in Frankrijk door den generalen
staf zijn uitgehaaldwalgt van de misdaad>
tegenover Dreyfus gepleegd, schrift De Tijd
in een opstel, dat eerst een anderen geest
ademt, en waarin ook gewezen wordt op de ver
keerde hondiug, tegenover Dreyfus aangenomen,
o. a..Daar ligt iets treurigs en tevens iets
weerzinwekkends in, al die met eere grijs
geworden generaals en andere krijgsoversten
dag aan dag te zien afgemat en in bet nauw
gedreven door spitsvondigheden en slimheden
van advocaten, een soort van strijd, waarin
zij, natuurlek, op jammerlijke wijze bet onder
spit moeten delven."
Het is zonde van die arme Mercier, Mau-
rel enz.!
Wil De Tijd eens zeggen welke de daden
zyn, waardoor die mannen met eere grys
geworden zyn
Omdat zy een wapenrok dragen, zyn ze nog
geen helden en evenmin eerbiedwaardig. Dat
alleen tooh is nog geen reden, om zich te
verheffen of verheven te worden.
En de eer der generaals en leiders van het
Fransche leger staat sedert 1870 nietbyzonder
hoog. De soldaten vochten in dat jaar als
leenwen; maar het is al meermalen gezegd,
zy waren veel beter dan de meesten hnnner
aanvoerders, die, nog geen vyf jaren geleden,
door den karakterloozen Rochefort ezels wer
den genoemd. Die hoofden deugden niet. Zij
waren noch bekwaam, noch doortastend; zij
waren hun dapperen mannen niet waard en niet
waardig.
En dandoor hunne slordigheid was niets
gereed, toen het leger tegen Duitschland moest
optrekken.
Dat dit niet veranderd is, kan De Tijd
evengoed weten als wij. Tot in de eerste
dagen van November 1894 stond generaal
Mercier in een deel der met De Tijd verwante
Fransehe pers bloot aan beschuldigingen, zoo
ernstig als zelden waren gehoord. Hij, de mi
uister van oorlog, die voor de samenstelling
der Madagascar-expeditie verantwoordeiyk was,
werd in de hevigste termen beschuldigd, zijD
plicht te hebben verzuimd. Hem werd ver
weten door onvoldoende voorbereiding oorzaak
te zijn, dat deze expeditie, die zonder Blag of
stoot, zonder één schot haar doel bereikte,
6000 of 7000 man door gebrekkige verpleging
verloor.
En deze geweldige campagne van de tegen
woordige Iegeraanbidders werd gestaakt op
den dag dat Mercier den „Jood Dreyfns"deed
vervolgen.
Da slechte reputatie is er in de laatste jar en
dns niet op verbeterd. Het leger is geworden een
speelbal voor het volk, niet van de degeiyke,
verstandige Franschen, maar van het plebs en
van de clerioale dry vers.
Dit laatste is geen los daarheen geworpen
praatje, geen beweren zonder grond. Meerma
len is door katholieke bladen o. a. door
het ff. t>. A., maar ook door een Nederlandscb
blad, welks naam ons niet meer te binnen
schiet beweerd, dat de geheele Dreyfns-
zaak anti-clericaal isdat men voor Dreytns
opkomt, niet om het recht, maar omdat de
geioovige katholieken, die het burgelijk be
stuur voor zich gesloten zien, in het leger tot
de hoogste waardigheden opklimmen. En in dat
zinsverband werd uitdrukkeiyk erkend, dat,
wijl de legerhoofden kerksch waren, een aan
val op den staf een aanval op de kerk was.
Maar men stelle nn eens, dat De Tijd gelijk
heeft, dat de generaals met eere grys zijn
geworden; ware dan door De Tijd niet beter
gezegd, dat er iets trenrigs en tevens iets
weerzinwekkends ligt in het feit, dat zy hun
reputatie, door allerlei knoeierijen, bet spion-
nage stelsel, te grabbel werpen
En indien thans „de generaals" niet meer
zyn wat zy warenindien het officierenkorps
niet meer het populaire type schijnt dat het
was, dan hebben wy slechts te wyzen op het
spionnage-stelsel, als onwederlegbaar bewys
voor, misschien ook al oorzaak van de dalende
moraliteit.
Of het gehalte der Fransche generaals daalde,
omdat zy zich door de „nieuwe tactiek" te
veel toelegden op het rooven en weer aan
elkander doen plakken van vodjes papier?
Wy weten het niet. Het kan ook zyn dat
het anders is, dat juist het aangapen van
dat heillooze middel gevolg is van het besef,
dat de militaire waarde der bevelhebbers af
neemt en dat zy zich nu langs anderen weg
hebben te bewegen.
Maar dit weten wy wel, dat geen enkele
stem gehoord is, welke getuigde van veront
waardiging over het feit, dat een belang
rijk deel van den stat zich ophoudt met een
werk, dat den militair zóo onwaardig is, als
de arbeid van het bureau des renseignements.
De taktiek van De Tijd is echter wat al te
doorzichtig.
Zyne redactie weet zoo mooi te schryven
over „een zekere geesteiyke verwantschap
tusschen de Kerk en het leger, als men beide
beschouwt als organen van het gezag, alB
grondzuilen der maatschappelijke orde".
Daar zit hem de kneep. Dit bevestigt wat
wy hierboven schreven. En juist aan het
streven om die verwantschap te versterken,
heeft Frankryk de treurige feiten te wyten,
die thans by het proces Dreyfus aan het licht
komen.
Het blad, dat onlangs zulk een onbiliyk
oordeel over de Joden te lezen gaf, kan niet
anders dan scbryven zooals het nn deed over
„De Fransche officieren en de Dreyfus-zaak."
Zgn betoog past geheel in het kader van de
ünivere, wier redactie zich verwondert, dat er
nog slechts éen aanslag is voorgekomen en
beweert „dat, wanneer al de generaals, die
daeeiyks in de pers worden door het siyk
gesleurd en aan den hittereten haat prys
gegeven, niet scherp werden bewaakt, men
ongetwyfeld nienwe moorden te betreuren zou
hebben."
Die arme generaals!
De eenige aanslag, nog gepleegd, gold Labori,
in wakkeren strijder voor recht en rechtvaar
digheid en die aanval kwam hun te stade.
De dreigbrieven, die geschreven werden, zgn
gericht tot hen die recht moeten spreken.
Maar Mercier en zyn kliek worden niet
bedreigd
Het is toch zonderling
Dr Kuyper en de ongevallenwet.
In baar nommer van beden geeft de Arnh.
Crt het slot van haar beschouwing over het
amendement van dr Kuyper.
Wy nemen dit, om de belangrykheid van
het onderwerp, dat wel van alle kanten mag
bezien worden, en vooral ook om het betoog
zelf, in zijn geheel over.
Van de zgde der Kamer is aan de Regeering
de vraag gesteld, of de vorming van bedryts-
vereenigingen volgens het amendement van dr
Kuyper nadeelig zou zyn voor de niet tot die
vereenigiDgen behoorende werkgevers. De Re
geering acht die vraag niet in het algemeen te
beantwoorden. Zg zou in de vorming van be-
drytsvereénigingen voor de overige werkgevers
geen nadeel zien, indien1° door de bedryts-
vereenigingen eene voldoende waarborgsom ge
stort werd2° de door haar te betalen vergoeding
voor administratiekosten niet minder bedroeg dan
de administratiekosten, die zij aan de Ryksver-
zekeringsbank veroorzaaktenen 3° een zoo groot
aantal werklieden, als met het oog op de tech
niek der verzekering voldoende kon geacht wor
den, voor risico der Rijksverzekeringsbank
verzekerd bleef. Werd echter aan eene dier
voorwaarden niet voldaan, dan zou de Ryks ver -
zekeringbank eu zouden dus indirect de overige
werkgevers van de vorming van bedryfaveree-
nigingen nadeel kunnen ondervinden.
Gaan wy na, in hoever deze voorwaarden
toereikend zyn eu iu hoever het amendement
daaraan beantwoordt.
De te storten waarborgsom bestaat uit het
gekapitaliseerd bedrag, vereischt tot dekking
der ongevallen, die gedurende een jaar ver-
moedaiyk zullen voorkomen. Uit den aard der
zaak wordt hier een min of meer willekeurige
greep gedaanook zyn de bepalingen van het
amendement ten deze niet zeer dnideiyk en
ten deele onderling tegenstrijdig, daar in het
eene artikel bepaald wordt dat de Koningin,
in het andere dat het bestuur der Ryks-
verzekeringsbank het bedrag der waarborgssom
vaststelt. Nemen wy aan, dat alle onduide-
ïykheid en tegenstrydigheid worden opgeheven
en dat de waarborgsom voldoende biykt. Dan
is men er echter nog niet; het ie toch niet
alleen noodig, dat de waarborgsom aanvanke-
lgk voldoende is, maar ook dat zy dit biyft.
Zy dient ter verzekering van hetgeen de
bedryfsvereeniging aan de Ryksverzekerings
bank verschuldigd wordt en niet tgdig betaalt.
Het amendement bepaalt, dat de bedryfsver
eeniging wordt opgeheven indien de waar
borgsom, door het daaruit nemen van ver
schuldigde bedragen, op éen derde is verminderd
en bet bestuur der Rijksverzekeringsbank
daarvan aan den Minister van Waterstaat
kennis geeft. Zoolang dit geval niet aanwezig
is, heeft de vermindering der waarborgsom
ter zake van wanbetaling geenerlei rechts
gevolg; de waarborgsom kan tot iets meer daD
éen derde dalen, zonder dat daartegen iets te
doen valt. In geval van faillissement eener
bedryfsvereeniging, waarnit voortvloeit dat de
Ryks verzekeringsbank de verzekering der by
die vereeniging verzekerde werklieden over
neemt, kan de Ryksverzekeringsbank dns wel
degelg'k schade ïyden, die zg niet op de leden
der getailleerde bedryfsvereeniging verbalen
kan. Aan de eerste der geBtelde voorwaarden,
zooals zij behoorde gesteld te zyn, wordt dus
niet voldaan.
De bedrijfavereenigiDg heeft aan de Ryks
verzekeringsbank te vergoeden 2/3 van het
gemiddeld bedrag der administratiekosten per
verzekerde. Of deze vergoeding voldoende
zon slechts uit de ondervinding met
zekerheid kannen biyken. Vooralsnog meenen
wy het sterk te moeten betwyfelen. Als reden,
waarom deze vergoeding slechts 2/3 moet
bedragen, geeft dr Kuyper op dat de bedrgfsver-
eenigingen de bemoeiingen der Rijksverzeke
ringsbank in geen geringe mate beperken,
vooral ten gevolge van den langeren wachttyd,
die het onderzoek der voorgekomen ongevallen,
welke tijdeiyke ongeschiktheid na zichsleprn,
tot op 5.8 doet inkrimpen. Zullen de admi
nistratiekosten hierdoor echter wel belangryk
verminderen .Men denke zich by voorbeeld
eene gemeente, waarin acht groote fabrieken
bestaan, elk met meer dan 50 en te zamen met
3200 werklieden, en voorts een aantal kleinere
ondernemingen, elk met minder dan 50 en te
zamen met 1000 werklieden. Waarscbynlijk
zullen de groote fabrieken alle tot eene be
dryfsvereeniging toetreden, terwgl de werk
lieden by de kleinere ondernemingen dook de
Rijksverzekeringsbank zullen worden verze
kerd. Nu komt het ons voor, dat de admi
nistratiekosten der Rijksverzekeringsbank voor
de 4200 werklieden ia die gemeente, ongere
kend nog het door de bank te houden toezicht
op de bedrgfavereenigingeD, nagenoeg even
veel zullen bedragen als zonder het optreden
van deze het geval zou zyn. En wel om deze
redenen, dat de nooiige controle in die gemeente
toch moet worden uitgeoefend, en dat de admi
nistratiekosten ten opzichte van werklieden, die
over een aantal kleinere ondernemingen ver
spreid zyn, betrekkelijk veel hooger zullen
loopen dan ten opzichte van werklieden, die
bg enkele groote ondernemingen zyn gecon
centreerd. Men zegge niet, dat deze laatste
omstandigheid er jnist toe moet leiden, om de
vergoeding van administratiekosten voor de
bedryfsvereenigingen verzekerden lager te
stellen. Het ligt in het wezen eener gedwon
gen verzekering, dat risico's en administratie
kosten over alle verzekerden geiykelgk wor
den omgeslagen en dat geen hnnner zich aan
de verzekering kan onttrekken. Toelating van
dit laatste moet tengevolge hebben, dat de
verzekeringsbank de betere posten verliest en
met de minder goede bezwaard big ft, zoodat
genoodzaakt wordt, hare premiën te ver-
boogen. Het is dus volstrekt niet rationeel
dat de bedryfsvereenigingen aan de Ryksver
zekeringsbank het gemiddeld bedrag harer
administratiekosten per verzekerde slechts ge-
deelteiyk vergoeden. Hierby komt, dat het
toezicht op de bedryfsvereenigingen de Ryks
verzekeringsbank zal belasten met een afzon-
deriyken tak van beheer, die hare administratie
kosten niet onbelaDgrgk zal doen toenemen
het is niet meer daD billgb, dat deze verhooging
van administratiekosten geheel ten laste der
bedryfsvereenigingen kome. Neemt men dit
een en ander in aanmerking, dan zal men hat
met ons aannemeiyk achten, dat de door de
bedryfsvereenigingen te betalen vergoeding van
van het gemiddeld bedrag der administratie
kosten per verzekerde vry wat minder zal be
dragen dan de administratiekosten, die zy aan
de Rijksverzekeringsbank zullen veroorzaken,
Hoe groot voorts het aantal voor risico der
Rgksverzekeringsbank verzekerde werklieden
moet zyn, dat met het oog op de techniek der
verzekering voldoende kan geacht worden,
wordt door de Regeering niet opgegeven. In
hoever de Rgksverzekeringsbank van de vor
ming van bedryfsvereenigingen nadeel zal
ondervinden, zal afhangen van den omvang
dien het bedryf dier vereenigingen verkrygt.
Wy voor ons zyn van meening, dat onder de
werking van bepalingen, als in het amende
ment van dr. Kuyper vervat zyn, verreweg
de meeste werkgevers, die 50 of meer vaste
werklieden in dienst hebben, tot eene bedryfs
vereeniging zullen toetreden. Indien dit ge
schiedt, en zelfs indien de bedryfsvereenigingen
aan de Rijksverzekeringsbank slechts de helft
harer verzekeringen onttrekken, moet daarvan
het gevolg zyn, dat de administratiekosten
voor de overblijvende verzekeringen betrekke-
lijk hooger worden. De hier voren sub 3°
vermelde voorwaarde had dan ook veeleer
aldus behooren te luidenindien de vermin
dering van het aantal voor risico der Rijks
verzekeringsbank verzekerde werklieden te
gering ware, om eene noemenswaardige ver
hooging van het gemiddeld bedrag der admi
nistratiekosten per verzekerde teweeg te
brengen. Aan deze voorwaarde zal bij aan
neming van het amendement van dr.Knyper,
zooals het thans luidt, zeker niet voldaan
worden.
Wij meenen in dit en in ons vorig artikel
te hebben aangetoond, dat naar het amende
ment van dr Kuyper: lo geeoe voldoende
zekerheid bestaat, dat de by eene bedrg fa ver
eeniging verzekerde werklieden, indien zy
door een ongeval getroffen worden, de hun
toekomende schadeloosstellingen werkeiyk zul
len verkrygen 2o voor de bedryfsvereenigin
gen of voor de daarbg aangesloten werkge
vers de mogelgkheid is opengelaten, om de
verzekerde werklieden zeiven in de kosten der
verzekering te doen bydragen3o niet vast
staat dat de door de bedryfsvereenigingen te
storten waarborgsommen, aangenomen dat zg
aanvankeiyk voldoende zyD, dit ook zullen
blijven4o de door die vereenigingen te be
talen vergoeding van '/s van het gemiddeld
bedrag der administratiekosten per verzekerde
denkelijk aanmerkelgk te gering zal blgken;
5o ook afgeBcheideu daarvan, de administra
tiekosten voor de ten laste der Rgksverzeke
ringsbank biyvende verzekeringen tengevolge
van de vorming van bedryfsvereenigingen be-
trekkeiyk hooger zullen worden.
Zyn wjj in dat betoog geslaagd, of zelfs al
is dit slechts voor een deel het geval, zoo volgt
daaruit onbetwistbaar, dat het amendement
van dr Knyper, zooals het daar ligt, niet voor
aanneming vatbaar is. De daarin vervatte
regeling strekt nitsluitend ten bate van de
groote ny verheid. Dit kan niet anders, omdat
kleinere werkgevers niet bg machte zyn te
voldoen aan de daarby gestelde geldelijke
eischen, die niet kannen worden verlaagd,
indien de Ryksverzekeringsbank niet aan scha
de zal blootstaan, ja zelfs in sommige opzich-
nog zouden moeten worden verhoogd. Nn
zon bet voorzeker een grof onrecht zgn, aan
de groote ng verheid voordeelen toe te kennen,
die niet alleen voor de kleine ny verheid onbe
reikbaar bleven, maar zelfs tot het opleggen
van zwaardere lasten aan deze laatste moesten
leiden.
De kleine ny verheid is hier te lande van zeer
groote beteekenis. Door zyne ligging, door
zyne waterwegen, door zyn stelsel van vrijen
handel is Nederland by uitnemendheid bet
land dér kleine ny verheid. Voor die ny verheid
levert wettelyke verzekering van werklieden
tegen ongevallen in het bedryf onmiskenbare
voordeelen op. Die voordeelen zonden echter
verdwynen en in benadeeling overgaan, wan
neer groote werkgevers, niet zelden de geduchte
concurrenten der kleine ny verheid, bovenhaar
werden bevoorrecht, met het gevolg dat de op
haar drukkende lasten moesten worden ver
zwaard. Eene dergelyke, hoogst onrechtvaar
dige bejegening van de kleine nyverheid is
van den Nederlandschen wetgever niet te ver
wachten.
Indien de bezwaren van dr Knyper en de
zynen tegen „het bureaucratisch en centralistisch
karakter" van het wetsontwerp overwegend
zyn; indien zy het afkenren, dat de werk
gever geenerlei belang zal hebben om het
toekennen eener voldoende schadeloosstelling
aan zyn, door een ongeval getroffen werkman
tegen te werken; indien zy in het feit, dat
geene wettelyke regeling der verzekering vaD
werklieden tegen ziekte is voorafgegaan,
onoverkomelijk bezwaar zien, en in den daaruit
voortvloeienden korten wachttyd niet kunnen
berustenindien zy het volstrekt noodig
achten, dat de schadeloosstellingen der getrof
fenen over de eerste dertien weken na het
ongeval tot de ziekte-verzekering gebracht en
geheel of ten deele uit bydragen, van de
werklieden te heffen, bestreden wordenzoo
mogen zy hunne stem tegen het wetsontwerp
uitbrengen. Zeker zou het <fè voorkeur ver
dienen, wanneer zy deze sociale hervorming
wilden helpen tot stand brengen, door zich
zooveel mogeiyk over bestaande bezwaren
heen te zetten en zich aan te sluiten
pogingen om het wetsontwerp binnen het
kader daarvan te verbeteren, ook ten einde
zooveel mogeiyk aan de bedenkingen der
adressanten, voor zoover die gegrond zijn
tegemoet te komen. Mocht dit echter te veel
van hen gevergd zgn, dan is het beter, datzy
het wetsontwerp eenvoudig afstemmen, dan dat
zy het trachten te bederven door daarin eene
onrechtvaardige en onaannemeiyke uitzonde
ring op den regel te doen opnemen.
Het zon kunnen zyn, dat in het amendement
van dr Kuyper een weinig politiek verscholen
lag. De groote werkgevers, die daardoor wor-
bevoorrecht, zyn over 't gebeel de anti
revolutionaire richtiDg geenszins toegedaan.
Wellicht heeft dr Kuyper aan die invloedrijke
mannen eene kleine voorproef willen gevtn
van de wyze van behartiging hunner belangen,
die zy van een eventueel anti-revolutionair
bewind zouden kunnen verwachten. Mocht iets
dergelgks bedoeld zijn, dan heeft het groote
amendement intusschen reeds zgne werking
gedaan, zoodat het, uit een politiek oogpunt
beschouwd, zou kunnen worden ingetrokken.
Dit zou in overeenstemming zyn met de be
kende tactiek van wyien den heer Groen van
Prinsterer. Daarentegen zou door essentiëole
wgziging van het amendement, in de oiogen
der groote spoorwegmaatschappyen en indns-
trieelen, allicht „het mooie er afgaan".
De groote werkgevers te waarschuwen voor
itgeen hun verder zou te wachten staan, in
dien zy in het hun voorgehouden lokaas moch
ten bgten, ligt thans niet op onzen weg; wij
zouden daardoor het kader van deze opstellen
te buiten gaan.
Ook Het Vaderland bestrgdt uitvoerig, op
dezelfde gronden als het Arnhemsche blad, bet
amendement iu een opstel, waarvan de aanhef
luidt als volgt
De anti-revolutionnaire pers der linkerzyde
onderscheidt zich door twee eigenaardigheden.
In de eerste plaats is zy aityd vol eerbiedige
bewondering voor al wat dr Kuyper zegt,
doet of verzint, zyn woorden en daden
makende tot noim harer inzichten. Iu de
tweede plaats kant zy zich altyd aan met
groote verontwaardiging tegen al wat maar
den schijn heeft niet te gaan ia democratische
richting. Er was reden nieuwsgierig te zgn
naar de houding, die zg zou aannemen voor
't geval de eminente leider zelf eens iets mocht
voorstellen, wat niet gaat in democratische
richting. Men behoeft daaromtrent thaDS ni--t
meer in bet onzekere te verkeeren de een
stemmige en onafgebroken lofzangen, aange
heven voor de amendementen, door dr Kuy
per op de ongevallenwet ingediend, toonen
dat de vereering voor dit werk zgner handen
het wint van de liefde voor de democratische
iyn. Want wat er te zeggen moge zyn ten
gunste van deze amendementen, waarvan de
bewerking zeker van niet alledaagsch wetge
vend talent en van groote scherpzinnigheid
getuigt, hieraan kan wel niet getwyfeid wor
den, dat de strekking daarvan lijnrecht tegen
de democratische iyn ingaat.
De amendementen scheppen een privilege
voor eenige groot-industrieeien.
Het congres te Sent over ie Trans-
vaalscbe kwestie.
Na een lange rede over het Ned. Verhond,
erlangde zoo schrgft de correspondent van
het Hbld de beer Max Rooses het woord
om te spreken over Transvaal. Deze verga
dering, zeide spr., mag niet onverschillig blij
ven voor Zuid-Afrikadie belangstelling mag
hier blgken. Wg stellen, zeide spr., vertrou
wen in de rechtvaardigheid van hetEngelscbe
volk en op die rechtvaardigheid mag, meeDt
hg, een beroep worden gedaan. Wij mogen
hopen dat het Engelsche volk niet wil toe
staan, dat een onrechtvaardige daad tegenover
de Boeren daarginds zal worden gepleegd. Wij
mogen hopen, dat het onheil van de Boeren
nog zal worden afgekeerdhet zon een ramp
zyn voor het menschdom als die oorlog mocht
uitbreken; een ramp voor den Nederlandschen
stam. Het is, dus zegt spr., thans hetoogen-
blik iets te doen en aan het slot zgner geest
driftvolle rede, stelde spr. deze mol ie
„Het Ned. Taal- eu Letterkundig CoDgres
doet een beroep op bet Britsche volk, dat den
vrijheidszin altyd heeft getoond, om dien ook
te toonen tegenover de Zuid-Afrikaansctie
republieken en spreekt den wensch uit, dat de
onafhankelgke ontwikkeling dezer Gemeene-
besten niet zal worden gestoord".
Daverende toejuichingen volgden op deze
motiemaar de voorzitter bracht haar
niet zoo grif in stemming. Hg stond g8hcel
en al aan de zyde des heeren Roosea, doch
begaf men zich hier niet, tegen de bedoeling
der congressen in, op staatkundig of gods
dienstig terrein
Deze meening werd niet gedeeld door den
hoog leer aar Paul Frédéricq; deze geloofde, dat
het congres zich volgens de reglementen van
orde wel met staatkunde en politiek mag
bezig houden, als bet betreft belangen voor