MIDDELBURGSCHE COURAWT. ®r. 205- 143" Jaargang, 1899 Donderdag 31 Augustus. Deie courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en feestdagen* Prjjs, por kwartaal, xoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., 2.— Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. Thermometer Middelburg 30 Aug. 8 n. vm. 85 gr. 12 u. 70 gr. av. 4 o. 71 gr. P. Verw. z. t. m. Z.W. w.,bew.,opkl.w. Middelburg 30 Augustus. AdvertentiSn voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór één uur aan het bureau bezorgd zijn. AdvertentiSn: 20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle rndere familieberichten sa Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel Groote letters naar de plaats die zij innemen. AdvertentiSn by abonnement op voordeelige voorwaarden. Prospectnsseu daarvan zjjn gratis aan het bureau te bekomen. Agenten) Te Zierikzee: A. C. de Mooxj; te Tholen: W. Al vah Nebuwbnhuijzeh: te Terneuzen: M. de Jonok. Treurig Terwjjl de gansche wereld ontzet is over de schandalen, die in Frankrijk door den generalen staf zijn uitgehaaldwalgt van de misdaad> tegenover Dreyfus gepleegd, schrift De Tijd in een opstel, dat eerst een anderen geest ademt, en waarin ook gewezen wordt op de ver keerde hondiug, tegenover Dreyfus aangenomen, o. a..Daar ligt iets treurigs en tevens iets weerzinwekkends in, al die met eere grijs geworden generaals en andere krijgsoversten dag aan dag te zien afgemat en in bet nauw gedreven door spitsvondigheden en slimheden van advocaten, een soort van strijd, waarin zij, natuurlek, op jammerlijke wijze bet onder spit moeten delven." Het is zonde van die arme Mercier, Mau- rel enz.! Wil De Tijd eens zeggen welke de daden zyn, waardoor die mannen met eere grys geworden zyn Omdat zy een wapenrok dragen, zyn ze nog geen helden en evenmin eerbiedwaardig. Dat alleen tooh is nog geen reden, om zich te verheffen of verheven te worden. En de eer der generaals en leiders van het Fransche leger staat sedert 1870 nietbyzonder hoog. De soldaten vochten in dat jaar als leenwen; maar het is al meermalen gezegd, zy waren veel beter dan de meesten hnnner aanvoerders, die, nog geen vyf jaren geleden, door den karakterloozen Rochefort ezels wer den genoemd. Die hoofden deugden niet. Zij waren noch bekwaam, noch doortastend; zij waren hun dapperen mannen niet waard en niet waardig. En dandoor hunne slordigheid was niets gereed, toen het leger tegen Duitschland moest optrekken. Dat dit niet veranderd is, kan De Tijd evengoed weten als wij. Tot in de eerste dagen van November 1894 stond generaal Mercier in een deel der met De Tijd verwante Fransehe pers bloot aan beschuldigingen, zoo ernstig als zelden waren gehoord. Hij, de mi uister van oorlog, die voor de samenstelling der Madagascar-expeditie verantwoordeiyk was, werd in de hevigste termen beschuldigd, zijD plicht te hebben verzuimd. Hem werd ver weten door onvoldoende voorbereiding oorzaak te zijn, dat deze expeditie, die zonder Blag of stoot, zonder één schot haar doel bereikte, 6000 of 7000 man door gebrekkige verpleging verloor. En deze geweldige campagne van de tegen woordige Iegeraanbidders werd gestaakt op den dag dat Mercier den „Jood Dreyfns"deed vervolgen. Da slechte reputatie is er in de laatste jar en dns niet op verbeterd. Het leger is geworden een speelbal voor het volk, niet van de degeiyke, verstandige Franschen, maar van het plebs en van de clerioale dry vers. Dit laatste is geen los daarheen geworpen praatje, geen beweren zonder grond. Meerma len is door katholieke bladen o. a. door het ff. t>. A., maar ook door een Nederlandscb blad, welks naam ons niet meer te binnen schiet beweerd, dat de geheele Dreyfns- zaak anti-clericaal isdat men voor Dreytns opkomt, niet om het recht, maar omdat de geioovige katholieken, die het burgelijk be stuur voor zich gesloten zien, in het leger tot de hoogste waardigheden opklimmen. En in dat zinsverband werd uitdrukkeiyk erkend, dat, wijl de legerhoofden kerksch waren, een aan val op den staf een aanval op de kerk was. Maar men stelle nn eens, dat De Tijd gelijk heeft, dat de generaals met eere grys zijn geworden; ware dan door De Tijd niet beter gezegd, dat er iets trenrigs en tevens iets weerzinwekkends ligt in het feit, dat zy hun reputatie, door allerlei knoeierijen, bet spion- nage stelsel, te grabbel werpen En indien thans „de generaals" niet meer zyn wat zy warenindien het officierenkorps niet meer het populaire type schijnt dat het was, dan hebben wy slechts te wyzen op het spionnage-stelsel, als onwederlegbaar bewys voor, misschien ook al oorzaak van de dalende moraliteit. Of het gehalte der Fransche generaals daalde, omdat zy zich door de „nieuwe tactiek" te veel toelegden op het rooven en weer aan elkander doen plakken van vodjes papier? Wy weten het niet. Het kan ook zyn dat het anders is, dat juist het aangapen van dat heillooze middel gevolg is van het besef, dat de militaire waarde der bevelhebbers af neemt en dat zy zich nu langs anderen weg hebben te bewegen. Maar dit weten wy wel, dat geen enkele stem gehoord is, welke getuigde van veront waardiging over het feit, dat een belang rijk deel van den stat zich ophoudt met een werk, dat den militair zóo onwaardig is, als de arbeid van het bureau des renseignements. De taktiek van De Tijd is echter wat al te doorzichtig. Zyne redactie weet zoo mooi te schryven over „een zekere geesteiyke verwantschap tusschen de Kerk en het leger, als men beide beschouwt als organen van het gezag, alB grondzuilen der maatschappelijke orde". Daar zit hem de kneep. Dit bevestigt wat wy hierboven schreven. En juist aan het streven om die verwantschap te versterken, heeft Frankryk de treurige feiten te wyten, die thans by het proces Dreyfus aan het licht komen. Het blad, dat onlangs zulk een onbiliyk oordeel over de Joden te lezen gaf, kan niet anders dan scbryven zooals het nn deed over „De Fransche officieren en de Dreyfus-zaak." Zgn betoog past geheel in het kader van de ünivere, wier redactie zich verwondert, dat er nog slechts éen aanslag is voorgekomen en beweert „dat, wanneer al de generaals, die daeeiyks in de pers worden door het siyk gesleurd en aan den hittereten haat prys gegeven, niet scherp werden bewaakt, men ongetwyfeld nienwe moorden te betreuren zou hebben." Die arme generaals! De eenige aanslag, nog gepleegd, gold Labori, in wakkeren strijder voor recht en rechtvaar digheid en die aanval kwam hun te stade. De dreigbrieven, die geschreven werden, zgn gericht tot hen die recht moeten spreken. Maar Mercier en zyn kliek worden niet bedreigd Het is toch zonderling Dr Kuyper en de ongevallenwet. In baar nommer van beden geeft de Arnh. Crt het slot van haar beschouwing over het amendement van dr Kuyper. Wy nemen dit, om de belangrykheid van het onderwerp, dat wel van alle kanten mag bezien worden, en vooral ook om het betoog zelf, in zijn geheel over. Van de zgde der Kamer is aan de Regeering de vraag gesteld, of de vorming van bedryts- vereenigingen volgens het amendement van dr Kuyper nadeelig zou zyn voor de niet tot die vereenigiDgen behoorende werkgevers. De Re geering acht die vraag niet in het algemeen te beantwoorden. Zg zou in de vorming van be- drytsvereénigingen voor de overige werkgevers geen nadeel zien, indien1° door de bedryts- vereenigingen eene voldoende waarborgsom ge stort werd2° de door haar te betalen vergoeding voor administratiekosten niet minder bedroeg dan de administratiekosten, die zij aan de Ryksver- zekeringsbank veroorzaaktenen 3° een zoo groot aantal werklieden, als met het oog op de tech niek der verzekering voldoende kon geacht wor den, voor risico der Rijksverzekeringsbank verzekerd bleef. Werd echter aan eene dier voorwaarden niet voldaan, dan zou de Ryks ver - zekeringbank eu zouden dus indirect de overige werkgevers van de vorming van bedryfaveree- nigingen nadeel kunnen ondervinden. Gaan wy na, in hoever deze voorwaarden toereikend zyn eu iu hoever het amendement daaraan beantwoordt. De te storten waarborgsom bestaat uit het gekapitaliseerd bedrag, vereischt tot dekking der ongevallen, die gedurende een jaar ver- moedaiyk zullen voorkomen. Uit den aard der zaak wordt hier een min of meer willekeurige greep gedaanook zyn de bepalingen van het amendement ten deze niet zeer dnideiyk en ten deele onderling tegenstrijdig, daar in het eene artikel bepaald wordt dat de Koningin, in het andere dat het bestuur der Ryks- verzekeringsbank het bedrag der waarborgssom vaststelt. Nemen wy aan, dat alle onduide- ïykheid en tegenstrydigheid worden opgeheven en dat de waarborgsom voldoende biykt. Dan is men er echter nog niet; het ie toch niet alleen noodig, dat de waarborgsom aanvanke- lgk voldoende is, maar ook dat zy dit biyft. Zy dient ter verzekering van hetgeen de bedryfsvereeniging aan de Ryksverzekerings bank verschuldigd wordt en niet tgdig betaalt. Het amendement bepaalt, dat de bedryfsver eeniging wordt opgeheven indien de waar borgsom, door het daaruit nemen van ver schuldigde bedragen, op éen derde is verminderd en bet bestuur der Rijksverzekeringsbank daarvan aan den Minister van Waterstaat kennis geeft. Zoolang dit geval niet aanwezig is, heeft de vermindering der waarborgsom ter zake van wanbetaling geenerlei rechts gevolg; de waarborgsom kan tot iets meer daD éen derde dalen, zonder dat daartegen iets te doen valt. In geval van faillissement eener bedryfsvereeniging, waarnit voortvloeit dat de Ryks verzekeringsbank de verzekering der by die vereeniging verzekerde werklieden over neemt, kan de Ryksverzekeringsbank dns wel degelg'k schade ïyden, die zg niet op de leden der getailleerde bedryfsvereeniging verbalen kan. Aan de eerste der geBtelde voorwaarden, zooals zij behoorde gesteld te zyn, wordt dus niet voldaan. De bedrijfavereenigiDg heeft aan de Ryks verzekeringsbank te vergoeden 2/3 van het gemiddeld bedrag der administratiekosten per verzekerde. Of deze vergoeding voldoende zon slechts uit de ondervinding met zekerheid kannen biyken. Vooralsnog meenen wy het sterk te moeten betwyfelen. Als reden, waarom deze vergoeding slechts 2/3 moet bedragen, geeft dr Kuyper op dat de bedrgfsver- eenigingen de bemoeiingen der Rijksverzeke ringsbank in geen geringe mate beperken, vooral ten gevolge van den langeren wachttyd, die het onderzoek der voorgekomen ongevallen, welke tijdeiyke ongeschiktheid na zichsleprn, tot op 5.8 doet inkrimpen. Zullen de admi nistratiekosten hierdoor echter wel belangryk verminderen .Men denke zich by voorbeeld eene gemeente, waarin acht groote fabrieken bestaan, elk met meer dan 50 en te zamen met 3200 werklieden, en voorts een aantal kleinere ondernemingen, elk met minder dan 50 en te zamen met 1000 werklieden. Waarscbynlijk zullen de groote fabrieken alle tot eene be dryfsvereeniging toetreden, terwgl de werk lieden by de kleinere ondernemingen dook de Rijksverzekeringsbank zullen worden verze kerd. Nu komt het ons voor, dat de admi nistratiekosten der Rijksverzekeringsbank voor de 4200 werklieden ia die gemeente, ongere kend nog het door de bank te houden toezicht op de bedrgfavereenigingeD, nagenoeg even veel zullen bedragen als zonder het optreden van deze het geval zou zyn. En wel om deze redenen, dat de nooiige controle in die gemeente toch moet worden uitgeoefend, en dat de admi nistratiekosten ten opzichte van werklieden, die over een aantal kleinere ondernemingen ver spreid zyn, betrekkelijk veel hooger zullen loopen dan ten opzichte van werklieden, die bg enkele groote ondernemingen zyn gecon centreerd. Men zegge niet, dat deze laatste omstandigheid er jnist toe moet leiden, om de vergoeding van administratiekosten voor de bedryfsvereenigingen verzekerden lager te stellen. Het ligt in het wezen eener gedwon gen verzekering, dat risico's en administratie kosten over alle verzekerden geiykelgk wor den omgeslagen en dat geen hnnner zich aan de verzekering kan onttrekken. Toelating van dit laatste moet tengevolge hebben, dat de verzekeringsbank de betere posten verliest en met de minder goede bezwaard big ft, zoodat genoodzaakt wordt, hare premiën te ver- boogen. Het is dus volstrekt niet rationeel dat de bedryfsvereenigingen aan de Ryksver zekeringsbank het gemiddeld bedrag harer administratiekosten per verzekerde slechts ge- deelteiyk vergoeden. Hierby komt, dat het toezicht op de bedryfsvereenigingen de Ryks verzekeringsbank zal belasten met een afzon- deriyken tak van beheer, die hare administratie kosten niet onbelaDgrgk zal doen toenemen het is niet meer daD billgb, dat deze verhooging van administratiekosten geheel ten laste der bedryfsvereenigingen kome. Neemt men dit een en ander in aanmerking, dan zal men hat met ons aannemeiyk achten, dat de door de bedryfsvereenigingen te betalen vergoeding van van het gemiddeld bedrag der administratie kosten per verzekerde vry wat minder zal be dragen dan de administratiekosten, die zy aan de Rijksverzekeringsbank zullen veroorzaken, Hoe groot voorts het aantal voor risico der Rgksverzekeringsbank verzekerde werklieden moet zyn, dat met het oog op de techniek der verzekering voldoende kan geacht worden, wordt door de Regeering niet opgegeven. In hoever de Rgksverzekeringsbank van de vor ming van bedryfsvereenigingen nadeel zal ondervinden, zal afhangen van den omvang dien het bedryf dier vereenigingen verkrygt. Wy voor ons zyn van meening, dat onder de werking van bepalingen, als in het amende ment van dr. Kuyper vervat zyn, verreweg de meeste werkgevers, die 50 of meer vaste werklieden in dienst hebben, tot eene bedryfs vereeniging zullen toetreden. Indien dit ge schiedt, en zelfs indien de bedryfsvereenigingen aan de Rijksverzekeringsbank slechts de helft harer verzekeringen onttrekken, moet daarvan het gevolg zyn, dat de administratiekosten voor de overblijvende verzekeringen betrekke- lijk hooger worden. De hier voren sub 3° vermelde voorwaarde had dan ook veeleer aldus behooren te luidenindien de vermin dering van het aantal voor risico der Rijks verzekeringsbank verzekerde werklieden te gering ware, om eene noemenswaardige ver hooging van het gemiddeld bedrag der admi nistratiekosten per verzekerde teweeg te brengen. Aan deze voorwaarde zal bij aan neming van het amendement van dr.Knyper, zooals het thans luidt, zeker niet voldaan worden. Wij meenen in dit en in ons vorig artikel te hebben aangetoond, dat naar het amende ment van dr Kuyper: lo geeoe voldoende zekerheid bestaat, dat de by eene bedrg fa ver eeniging verzekerde werklieden, indien zy door een ongeval getroffen worden, de hun toekomende schadeloosstellingen werkeiyk zul len verkrygen 2o voor de bedryfsvereenigin gen of voor de daarbg aangesloten werkge vers de mogelgkheid is opengelaten, om de verzekerde werklieden zeiven in de kosten der verzekering te doen bydragen3o niet vast staat dat de door de bedryfsvereenigingen te storten waarborgsommen, aangenomen dat zg aanvankeiyk voldoende zyD, dit ook zullen blijven4o de door die vereenigingen te be talen vergoeding van '/s van het gemiddeld bedrag der administratiekosten per verzekerde denkelijk aanmerkelgk te gering zal blgken; 5o ook afgeBcheideu daarvan, de administra tiekosten voor de ten laste der Rgksverzeke ringsbank biyvende verzekeringen tengevolge van de vorming van bedryfsvereenigingen be- trekkeiyk hooger zullen worden. Zyn wjj in dat betoog geslaagd, of zelfs al is dit slechts voor een deel het geval, zoo volgt daaruit onbetwistbaar, dat het amendement van dr Knyper, zooals het daar ligt, niet voor aanneming vatbaar is. De daarin vervatte regeling strekt nitsluitend ten bate van de groote ny verheid. Dit kan niet anders, omdat kleinere werkgevers niet bg machte zyn te voldoen aan de daarby gestelde geldelijke eischen, die niet kannen worden verlaagd, indien de Ryksverzekeringsbank niet aan scha de zal blootstaan, ja zelfs in sommige opzich- nog zouden moeten worden verhoogd. Nn zon bet voorzeker een grof onrecht zgn, aan de groote ng verheid voordeelen toe te kennen, die niet alleen voor de kleine ny verheid onbe reikbaar bleven, maar zelfs tot het opleggen van zwaardere lasten aan deze laatste moesten leiden. De kleine ny verheid is hier te lande van zeer groote beteekenis. Door zyne ligging, door zyne waterwegen, door zyn stelsel van vrijen handel is Nederland by uitnemendheid bet land dér kleine ny verheid. Voor die ny verheid levert wettelyke verzekering van werklieden tegen ongevallen in het bedryf onmiskenbare voordeelen op. Die voordeelen zonden echter verdwynen en in benadeeling overgaan, wan neer groote werkgevers, niet zelden de geduchte concurrenten der kleine ny verheid, bovenhaar werden bevoorrecht, met het gevolg dat de op haar drukkende lasten moesten worden ver zwaard. Eene dergelyke, hoogst onrechtvaar dige bejegening van de kleine nyverheid is van den Nederlandschen wetgever niet te ver wachten. Indien de bezwaren van dr Knyper en de zynen tegen „het bureaucratisch en centralistisch karakter" van het wetsontwerp overwegend zyn; indien zy het afkenren, dat de werk gever geenerlei belang zal hebben om het toekennen eener voldoende schadeloosstelling aan zyn, door een ongeval getroffen werkman tegen te werken; indien zy in het feit, dat geene wettelyke regeling der verzekering vaD werklieden tegen ziekte is voorafgegaan, onoverkomelijk bezwaar zien, en in den daaruit voortvloeienden korten wachttyd niet kunnen berustenindien zy het volstrekt noodig achten, dat de schadeloosstellingen der getrof fenen over de eerste dertien weken na het ongeval tot de ziekte-verzekering gebracht en geheel of ten deele uit bydragen, van de werklieden te heffen, bestreden wordenzoo mogen zy hunne stem tegen het wetsontwerp uitbrengen. Zeker zou het <fè voorkeur ver dienen, wanneer zy deze sociale hervorming wilden helpen tot stand brengen, door zich zooveel mogeiyk over bestaande bezwaren heen te zetten en zich aan te sluiten pogingen om het wetsontwerp binnen het kader daarvan te verbeteren, ook ten einde zooveel mogeiyk aan de bedenkingen der adressanten, voor zoover die gegrond zijn tegemoet te komen. Mocht dit echter te veel van hen gevergd zgn, dan is het beter, datzy het wetsontwerp eenvoudig afstemmen, dan dat zy het trachten te bederven door daarin eene onrechtvaardige en onaannemeiyke uitzonde ring op den regel te doen opnemen. Het zon kunnen zyn, dat in het amendement van dr Kuyper een weinig politiek verscholen lag. De groote werkgevers, die daardoor wor- bevoorrecht, zyn over 't gebeel de anti revolutionaire richtiDg geenszins toegedaan. Wellicht heeft dr Kuyper aan die invloedrijke mannen eene kleine voorproef willen gevtn van de wyze van behartiging hunner belangen, die zy van een eventueel anti-revolutionair bewind zouden kunnen verwachten. Mocht iets dergelgks bedoeld zijn, dan heeft het groote amendement intusschen reeds zgne werking gedaan, zoodat het, uit een politiek oogpunt beschouwd, zou kunnen worden ingetrokken. Dit zou in overeenstemming zyn met de be kende tactiek van wyien den heer Groen van Prinsterer. Daarentegen zou door essentiëole wgziging van het amendement, in de oiogen der groote spoorwegmaatschappyen en indns- trieelen, allicht „het mooie er afgaan". De groote werkgevers te waarschuwen voor itgeen hun verder zou te wachten staan, in dien zy in het hun voorgehouden lokaas moch ten bgten, ligt thans niet op onzen weg; wij zouden daardoor het kader van deze opstellen te buiten gaan. Ook Het Vaderland bestrgdt uitvoerig, op dezelfde gronden als het Arnhemsche blad, bet amendement iu een opstel, waarvan de aanhef luidt als volgt De anti-revolutionnaire pers der linkerzyde onderscheidt zich door twee eigenaardigheden. In de eerste plaats is zy aityd vol eerbiedige bewondering voor al wat dr Kuyper zegt, doet of verzint, zyn woorden en daden makende tot noim harer inzichten. Iu de tweede plaats kant zy zich altyd aan met groote verontwaardiging tegen al wat maar den schijn heeft niet te gaan ia democratische richting. Er was reden nieuwsgierig te zgn naar de houding, die zg zou aannemen voor 't geval de eminente leider zelf eens iets mocht voorstellen, wat niet gaat in democratische richting. Men behoeft daaromtrent thaDS ni--t meer in bet onzekere te verkeeren de een stemmige en onafgebroken lofzangen, aange heven voor de amendementen, door dr Kuy per op de ongevallenwet ingediend, toonen dat de vereering voor dit werk zgner handen het wint van de liefde voor de democratische iyn. Want wat er te zeggen moge zyn ten gunste van deze amendementen, waarvan de bewerking zeker van niet alledaagsch wetge vend talent en van groote scherpzinnigheid getuigt, hieraan kan wel niet getwyfeid wor den, dat de strekking daarvan lijnrecht tegen de democratische iyn ingaat. De amendementen scheppen een privilege voor eenige groot-industrieeien. Het congres te Sent over ie Trans- vaalscbe kwestie. Na een lange rede over het Ned. Verhond, erlangde zoo schrgft de correspondent van het Hbld de beer Max Rooses het woord om te spreken over Transvaal. Deze verga dering, zeide spr., mag niet onverschillig blij ven voor Zuid-Afrikadie belangstelling mag hier blgken. Wg stellen, zeide spr., vertrou wen in de rechtvaardigheid van hetEngelscbe volk en op die rechtvaardigheid mag, meeDt hg, een beroep worden gedaan. Wij mogen hopen dat het Engelsche volk niet wil toe staan, dat een onrechtvaardige daad tegenover de Boeren daarginds zal worden gepleegd. Wij mogen hopen, dat het onheil van de Boeren nog zal worden afgekeerdhet zon een ramp zyn voor het menschdom als die oorlog mocht uitbreken; een ramp voor den Nederlandschen stam. Het is, dus zegt spr., thans hetoogen- blik iets te doen en aan het slot zgner geest driftvolle rede, stelde spr. deze mol ie „Het Ned. Taal- eu Letterkundig CoDgres doet een beroep op bet Britsche volk, dat den vrijheidszin altyd heeft getoond, om dien ook te toonen tegenover de Zuid-Afrikaansctie republieken en spreekt den wensch uit, dat de onafhankelgke ontwikkeling dezer Gemeene- besten niet zal worden gestoord". Daverende toejuichingen volgden op deze motiemaar de voorzitter bracht haar niet zoo grif in stemming. Hg stond g8hcel en al aan de zyde des heeren Roosea, doch begaf men zich hier niet, tegen de bedoeling der congressen in, op staatkundig of gods dienstig terrein Deze meening werd niet gedeeld door den hoog leer aar Paul Frédéricq; deze geloofde, dat het congres zich volgens de reglementen van orde wel met staatkunde en politiek mag bezig houden, als bet betreft belangen voor

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1899 | | pagina 1