IKIDDELBURGSCHE COURANT.
N°. 166-
142" Jaargang,
1899,
Maandag
17 Juli.
Middelburg IS Juli.
Oude liefde
Deze courant verschijnt dagelijks, met aitzondering van Zon- en feestdagen.
Prgs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p.,/J.-
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
Thermom eter
Middelburg 15 Juli 8 u. vm, 68 gr. 12 u. 76 gr.
av. 4 u. 74 gr. F. Verw. zw. Z. W. wind. bew. lucht.
AdvertentiSn voor hét eerstvolgend
nummer moeten des middags vóór één uur
aan het bureau bezorgd zijn.
AdvertentiSn: 20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten an
Dankbetuigingen van 17 regels 1.50elke regel meer 20 jent. Reclames 40 cent per regel
Groote letters naar de plaats die zij i nemen.
AdvertentiSn by abonnement op voordeelige
voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis
aan het bureau te bekomen.
B§ deze courant behoort een Bijvoegsel.
Agenten.
Te Vllssingen: C. N. J. de Vet Mestdagh; te
Goes: A. C. Bolluït, firma Wed. de Jonge.
Als de heer I. H. C. Heljse, onze iu de
gansche provincie bekende stadgenoot, iets
op het hart heeft, draalt bij slechts zelden
met dit door woord of geschrift bekend te
maken.
Verwonderen doet het ous daarom niet,
dat hij, vurig voorstander van de openbare
neutrale school, toen in 1889 de schoolwet-
Mackay, „treuriger gedachtenis", zooals hij
zegt, in het Staatsblad verscheen, onderden
eersten indruk een artikel schreef, getiteld
„Op weg naar Canossa", dat echter in por
tefeuille is gebleven, omdat het wegens zijn
heftigheid niet kon worden opgenomen in
het tijdschrift, waarvoor het bestemd was,
en dat elders niet ter plaatsing werd aan
geboden, omdat hem van bevriende zijde
driDgend verzocht werd, de pacificatie niet
in den weg te staan.
Die belijdenis doet de hoer Heijse in een
opstel, onlangs onder het opschrift Nemesis
en het motto La garde meurtmais ne se
rend pasgeplaatst in het N. Tijdschrift
voor Paedagogiek.
Wij hebben zoo'n stil vermoeden dat, vóór
de beer Heijse dit laatste opstel schreef, hij
nog eens nagelezen heeft het verborgen ar
tikel; en leed gevoeld zal hebben tien jaar
geleden, aan het dringend verzoek tot op
berging te hebben voldaan.
Want laat het ons ook eerlijk bekennen
het optimisme van hen, die van de
wet-Mackay pacificatie hoopten en
daaronder behoorden ook wij is al
heel spoedig jammerlijk beschaamd gewor
den. Zij werden daardoor teleurgesteld. Bij
al de liefde, welke zij voor de openbare
school gevoelden, wilden zij aan de voor
standers der bijzondere school recht doen
wedervaren en ook aan hunne billijke eischen
gehoor geven. Maar zij vermoedden niet,
dat die eischen steeds grooter zouden wor
den. Zij hadden zich voorgesteld dat men
aan den anderen kant zon meewerken
openbare en vrije school naast elkaar rus
tig te doen leven. De vrienden der eerste
verlangden niets lieverzg wilden die vrije
school steunen in het belang van hen,
die daaraan behoefte gevoelden. Maar aan
de andere zijde wil men den strijd Diet op
geven en rust men niet, vóór de openbare
school ten onder is gegaan.
Daarom, hadde de heer Heijse zijn be
schouwing in 1889 in 't licht gegeven, hij
zou zich thans zeker daarop beroepen, om
aan te toonen dat wat nu plaats heeft, door
hem is voorspeld en o.a. de heer Zaayer destijds
gelijk had toen hij twijfel opperde aan dat
einde, omdat, naar zijn beweren, anderen
meer invloed hadden op het zich noemende
christenvolk dan het toenmalige ministerie-
Mackay.
Thans toont de heer Heijse de juistheid
van zijn beweren aan, met een beroep op
de geschiedenis dier tien jaren.
Buiten kijf is het „dat de clericalen op-
zichtens het onderwijsvraagstuk met reuzen
schreden zijn vooruitgegaan; dat zij heel
wat genaderd zijn tot hun ideaal„de vrije
school regel met de staatsschool als aan
vulling."
Het compromis, onlangs, zooals wij in ons
vorig nummer hebben meegedeeld, gesloten
tusschen de heeren Koyper, Mackay, De
Savornin Lohman en Woltjer, getuigt van
de stoutheid der anti-revolutionaire partij
mannen.
De daarbij gesteld wordende eischen zijn
een man als dr Bronsveld te machtig.
Hij wil niet meedoen om de school geheel
te ontwringen aan den Staat.
„Niet de Staatsschool loslaten", zoo schrijft
hg in zgne bekende Kroniek„maar haar
in den waren zin des woords maken tot een
volksaohoolhaar verbeteren waar zg gebrek
kig, haar heroveren waar zg prijsgegeven werd,
dat ii onze lens.
De hoogleeraar De Louter heeft onlangs, in
zgn rectorale rede, op het organisch verband
gewezen tnsscben maatschappg en Staat; kan
men zich nu voorstellen een maatschappij, be
staande uit godsdienstige burgers, en een Staat
die zegtvoor mij zgu atheïsten en calvinisten
lood om oud gzer, ik zal hun beiden de gele
genheid geven, om scholen op te richten, van
bun beginselen doortrokken?
Ik meen, dat men op het gebied van de
school niet doen moet wat de doleerenden op
kerkelgk gebied hebben gedaan. Wg zgn bezig
post voor post, gemeente voor gemeente, terug
te brengen tot de prediking van het Evangelie
door een eigen predikant. Onze Evangelisatie
lokalen zgn daartoe de wegbereiders, en slechts
behulpsels. Wg g veren niet voor vrge gemeen
ten van welke richting ook, en ook niet voor
kerkelgke Vereenigingen. Maar nu doen wg
dit ook niet op het gebied van de school. De
zoogen. vrge school is niet ons ideaal, maar
de Staatsechool, die doordrongen is van den
geest des Evangelies, en waar Christelgk-histo-
risch onderwgs wordt gegeven.
De liefde voor het Evangelie, bet Cbristelgk
karakter der ouders moet op den daar een
andere school onmogelgk maken."
Men ziethet is weer de oude kwestie.
Aan de eene zijde de anti-revolntionnaireD,
met dr Kuyper en jhr mr A. F. dé Savor
nin Lohman nu broederlijk saam vereend,
vol ijver om de openbare school te doen
verdwijnen.
En Rome, hetzij dit aristocratisch of de
mocratisch is, ook op dit pnnt éen, schaart
zich gaai na aan de zgde van die trouwe
bondgenooten.
In de zitting der Tweede kamer van
Woensdag 28 Augustus 1889 zeide de minis
ter Macks y o. a.
„Reods bij de herziening der Grondwet
werd een middel gezocht en ik heb daar
aan een levendig aaDdeel genomen om
den strijd te beslechten.
Dit is toen niet mogen gelukken, maar
dezelfde gevoelens, die mg toen bezielden,
waren nog steeds de mijne, toen ik onver
wachts geroepen werd om de regeering te
aanvaarden. Geen wonder dan ook, dat, toen
ik mij weder voor dezelfde kwestie geplaatst
zag, ik naar een middel zocht, om, al was
het nu op eene andere wijze, het doel te
bereiken. En nu heb ik gemeend dat dit
werkelijk door de voorgestelde wijziging der
wet op het lager onderwgs zon kunnen
geschieden.
Niet hetisreeds gezegd dat daar
door aan den schoolstrijd in het algemeen
een einde zal gemaakt worden; de Regee
ring heeft dit inderdaad niet in hare macht.
Trouwens wij leven daartoe in een te
vrij land, waar de meeningen niet kunnen
gebonden worden en elkeen het recht heeft
om zijne meening vrij te uiten.
Maar wat de Regeering wel in hare macht
heeft, is, voorstellen te doen, waardoor al
thans op politiek terrein de schoolstrijd tot
stilstand kome, dat op politiek terrein
niet alles beheerseht worde door de school
kwestie."
Zeker, de eenige strgd, die destgds alles
beheerschte, is gekalmeerd; de politieke
toestand wordt niet meer, zooals vroeger,
geheel door den schoolstrijd in beslag
genomen.
r de voorstanders van het christelgk
onderwgs hebben dien strgd toch in stilte
voortgezethun eischen zgn voortdurend
vermeerderd.
En zal de politieke strijd weêr niet
in al zijn heftigheid ontbranden als de heeren
Kuyper c. s. voor den dag komen met hunne
eischen, neergelegd in dat compromis
En al klinkt nn ook de vordering van dr
Bronsveld bezadigder, zij is in beginsel
dezelfde.
De vrees voor Rome weerhoudt hem en
de zgnen de voorstellen van het compromis
te bezegelen; want worden die wet, dan
eischt ook Rome zgn deel, en terecht.
Neen, de openbare school moet volgens
hem behouden big ven, doch dienstbaar ge
maakt aan de Christelgk-Historisehe ideeën.
Tegenover mr Hubrecht, in zgn bekend
opstel in De Gids over Kiesrecht en onderwijs,
wgst dr Bronsveld op het gevaar dat, als
de neutrale school wordt opgeofferd, de
neutrale Staat evenzeer zal moeten worden
prgsgegeven.
„De neutrale school inderdaad, zoo
schrijft de Utrechtsche predikant, zg wordt
reeds sinds lang door niemand meer ver-
dedigd, of mogelgk geacht. Daarover zga
/>t tamelijk wel eens. Neutra-
/yflding, in naam van alle geest-
driftf^au alle zielkunde, van alle paeda
gogiek te veroordeelen. Eigenlijk strgden
wij daarover niet meer.
De qnaestie is thansin wier handen zal
de volksschool komeiTI>"
Dr Bronsveld en de zgnen zouden er niet
afkeerig van zijn haar onder hunne hoede
te nemen.
Maar Rome en Calvgn weten het beter
zij willen haar voor altgd doen verdwijnen,
om op hare puinhoopen zeiven gebouwen in
hun geest te stichten.
Zij zgn daaraan na 1889 druk bezig, en
begveren zich daarvoor steeds meer en meer.
Zoo blijft de oude kwestie immer nieuw.
De bestrgders der openbare neutrale
school hebben in mr Hubrecht een bondge
noot gekregen.
Ook daarop wijst de beer Hegse en hlj
komt op tegen de meeningen, door dien
staatsraad geuit, waar deze aan het slot van
zgn merkwaardig ariikel deze veelbeteeke-
nende woorden schrgft„Aan onze nakome
lingen, de vrge, vranke en fiere burgers
van Nederland in de twintigste eeuw, mogen
wij geene kiesverenigingen nalaten op
kerkgeloof gebouwd; evenmin eene staats
school met de nooit te verwezenlijken leuze
eener onmogelijke neutraliteit."
„Mg dunkt" zoo zegt de heer Hegse
mg dunkt, dit klinkt als een zwanenzwang,
tenzg nn jatenzg er eon klein over
blijfsel is, wier knieën zich niet gebogen heb
ben voor Baiil en ook niet zullen buigen, eeD
kleine schaar, die, als het noodig is, de aloude
zal verdedigen, en wei sterven maar zich
niet overgeven wil. Vooralsnog heb ik goeden
dat die kleine schare er is, grooter zelfs
waarschgnlgk dan menigeen denkt, maar zal zg
stand houden? De vogelaar lokt met zoet ge
fluit, en gevaarlyker nog dan dit is de Sirenen
zang der schgnvrienden, in allerlei tonen ge
stemd. Ik voor mg ben vooralsnog ongeneigd
mg te laten bekeeren. Met alle waardeering
van 't gehalte der lading en de vlag, die haar
moet dekken, weiger ik mij neder te leggen bij de
uitspraak van den bekwamen Staatsraad, wiens
Gidsartikel thans in brochure-vorm is versche
nen omdat van hooggeachte zgde 't verlangen
daartoe is geuit, en aanvaard ik in geen geval
magere vergoeding der caricatuur staats
school, die ons door den geachten schrgver
wordt aangeboden, een mager beestje, dat mg
zwak van lendenen lgkt, om er een rit mede
te durven wagen. Deze zwakke concurrent
van de bgzondere school ware beter op stal
gelaten. Wij moeten elkander goed verstaan,
en niet met woorden speleD. Zoo de heer
Hubrecht beweren wil, dat er een onmogelgke
neutraliteit is, dan zal ik hem gaarne bijvallen
maar niet, als bg daarmede zeggen wil, dat de
voor allen bruikbare neutrale staatBschool,die de
wetgever bedoelde, een utopie, een onmogelgk-
heid is. Men heefc van de neutraliteit een cari-
catnnr gemaakt, en zich zoo de taak zeerver-
gemakkelgktmaar de vraag rest, of men het
recht daartoe bad, en dan zeg ik zeer
beslistneenDoor niets is bewezen, dat
de openbare school niet bruikbaar zou zgn
voor alle kinderen des volks. Het tegendeel
zou blgken, als de goê-gemeente maar niet
door enkele drgvers werd opgestookt,
zondere scholen mogen dan per se geen
secteBcholen zgn, die welke vgandig tegen
over de openbare school staan en er op
uit zgn haar leeg te pompen, dragen zeer
zeker dat barakter, en wanneer die regel
worden met een jammerlijk verzwakte staats
school als aanvulling, zullen wg toestanden
zien geboren worden, waarvan velen zich nn
zeker geen juiste voorstelling maken. De
schrgver van „Kiesrecht en onderwgs" wil de
zorg voor de opleiding van het onder wg zend
personeel in de handen van den Staat laten;
maar als der clericalen ideaal„de vrge school
regel" ook door toedoen van een deel der
andersdenkenden verwezenlijkt wordt, zal men
eens zien, hoe spoedig ook voor de opleiding
der onderwgzers de Staat wel zal mo{
talen, maar er overigens niet veel over zal
hebben in te brengen. En wanneer maar
de aanvullende staatsschool op een laag peil
is gebracht, zal men eens ontwaren, hoe spoedig
de tegenpartg er op uit zal wezen, om dien
zwakken concurrent door allerlei middelen het
leven onmogelgk te maken. „Pessimisme,"
zegt misschien deze of gene op schamperen
toon, terwgl hg de dingen hun loop laat, tot
dat het te laat is dien te keeren. Want de
meerderheid van „onze vrge, vranke en fiere
burgers" zou toch nog ongaarne zulke toe
standen als ik profeteer willens en wetens in
de hand werken. En die znllen ongetwgfeld in
t leven treden, tenzg eene kleine bende, die
van geen wgken weet, pal staat voor de be
dreigde veste, en anderen, daardoor tot waak
zaamheid genoopt, terngkeeren op hunne
wegen: maar hoe dat ook zij, de toestand is
en big ft précair.
Hoe nu zgn wg daartoe gekomen? Dat is
onverbiddelijke Nemesis, die de straf op de
miBdaad van 1889 doet volgen.
Jaeen misdaad noem ik de wet van 1889,
voorzooveel de medewerking van hen aangaat
die niet uit overtuiging, maar om allerlei
redenen van hoogere politiek de aanneming
hebben mogelgk gemaakt. Wat zonder hun
toedoen van die wet zon geworden zgn, laat
zich niet met zekerheid vaststellen, ook
daarom niet, omdat men geenszins in 's mon-
schen binnenste lezen kan, en de grenslgn
tusschen overtuigde voorstemmers en heel of
half onwillige medestanders ten deze bezwaar
lijk met beslistheid kan worden aangegeven.
Geen oogenblik komt het in mg op te beweren,
dat onze geestverwanten onder de voorstem
mers dier wet met bewustzgn kwaad deden,
maar zij begingen m. i. een bgna onvergeeflijke
fout, door te spelen in de kaart van de tegen-
pang.
Die misdaad wreekt zich thans, en nu is het
toch wel niet te veel gevergd, dat de zooda-
nigen uit zucht tot consequentie, uit hooghar
tigheid niet voortschrgden op den verkeerden
weg, of zich aanstellen als de ratten, die het
zinkende schip verlaten. In naam van den
godsdienst zelfs in vrijzinnigen geest is ook al
kruistocht tegen de openbare school ge
predikt maar ik bid die klagers te bedenken,
wat er van hun opvatting van godsdienst bg
jeugd terecht komt, als de dusgenaamd
vrge school regel wordt. Het kon wel eens
blijken, dat dezen het paard van Troje hadden
binnengehaald.
Een belangrgk contingent in de rgen van
hen, die de aanneming der wet van 1889 tot
stand brachten, is geleverd door de zoodanigen,
die ter wille van andere vraagstukken op
maatschappelgk gebied den eindeloozen Bchool-
strgd van de baan wenschten te schuiven.
Mgn voornaamste grief tegen hen is wel deze,
dat zg zich geen rekenschap gaven van de
vraag, of het beoogde doel langs dien weg te
bereiken was, afgezien zelfs van de kwestie of
de uitkomst het offer waard was.
Weer anderen hebben uit overdreven conci
liatiezncht en misplaatst, in elk geval kwalgk
begrepen, billgkheidsgevoel, een wet helpen iu
't leven roepen, waarvan de grondwettigheid
minstens genomen twijfelachtig was, en die
in elk geval indrnischte tegen lang beleden,
diep ingewortelde overtuiging, zonder rekening
honden met, of te letten op de keerzgdi
der medaille.
Niet weinigen ook hebben in 1889 het oude
vaandel verlaten uit zekere aangeboren traag
heid ot wel op grond van vermeende grieven
tegen het openbaar onderwgs en de onderwg
zers der openbare school.
Die allen hebben m. i. een bijna misdadige
font begaan, die zich nu gaandeweg wreekt,
bij het voortschrijden op dezen weg niet
alleen de overtreders, maar de geheele gem<
schap, voorzoover zg niet tot de clericalen
behoort, tot groote schade zal strekken.
Dit is de onverbiddelgke Nemesis, want on
trouw aan beginselen, zg het ook om redenen
van hoogere politiek, wreekt zich altoos en
bg sommigen die in 1889 vóór de wet Mackay
stemden, was er tot op zekere hoogte beginsel
verzaking.
Mogen de teekenen der tgdeD, in verband met
de jongste geschiedenis en de luchtsprongen
van_enkelen tot voorlichting zgn 11"
Maar naast de bevoordeeling van eigen
scholen, zgn zg er voortdurend op nit de
openbare school, steeds liet kleinood van
Nederland, ten onder te brengen.
,Oude liefde roest niet", zegt het spreek
woord.
Wg kunnen ons niet voorstellen dat daar
op de liefde, de sympathie van het over-
groote deel van het Néderlandsehe volk,
veel meer dan „een kleine schare/' eene
uitzondering zal maken.
De jongste beweging, door de kwestie-
Dilnner in 't leven geroepen, heeft daarvan
nog dnidelgk het bewijs geleverd.
Men kan, evenals wij, het goed recht der
bgzondere school op subsidie erkennen, en
tegelijker tg d overal de openbare school in
eere willen houden, vast overtuigd als men
is, dat wg aan haar voor een groot deel te
danken hebben de verdraagzaamheid, die
in ons land heerscht.
Al hebben wg in 1889 helpen bevorderen
de totstandkoming der wet-Mackay, onze
liefde voor die school blijft onverflauwd en
haar bestaan zouden wg niet gaarne, zooals
mr Hubrecht dit met zijn voorstel doet, in
gevaar willen brengen.
En ons gevoelen wordt zeker nog door
er velen gedeeld.
Maar zoo nu en dan moet die liefde wak
ker geschud, op nieuw levendig gemaakt
worden. Dan eerst worden de oogen weêr
i geopend voor de gevaren die deze
school bedreigen.
En bet is een verdienste van den heer
Heijse dat hij daartoe het zgne deed in een
opstel, waarvoor wg meenden de belang
stelling onzer lezers te mogen vragen, om
dat het niet bekend is in wgden kring en
het ook de aandacht verdient van hen die
het N. Tijdschrift voor Paedagogiek niet
Ziedaar het voornaamste, dat de heer
Hegse op het hart had en dat er af moest.
In ons nommer van 11 November 1896
wezen wg er reeds op, dat na 1889
als 't ware de vroegere opgewektheid voor
het openbaar onderwgs en de waardeering
van den onderwgzersstand in 't algemeen
verminderd is.
Dat verschijnsel valt in de laatste drie
jaren niet minder waar te nemen.
Dat betreuren wg ten zeerste. En te
meer, omdat dit grootendeels voortkomt nit
verblindheid en uit gemis aan besef van het
gevaar dat dreigt.
De clericale partijen begveren zich sedert
1889 om de bgzondere scholen, vaak met
een geest van onverdraagzaamheid door
trokken, waar hun exclnsivistische leerstel
lingen worden geleerd, sterker te maken.
Profiteerende van de vrggevigheid, met
behulp van de vrgzinnigen in het leven ge
roepen, jagen zg steeds naar meer en van
hnn standpunt hebben zg daarin gelijk.
UIT STAD EN PROVINCIE.
De vereeniging Uit het volkVoor het volk
vraagt in de eerstvolgende dagen de belang
stelling van het publiek en wel tegen Zondag
middag voor een matin ée, die van harentwege
uitgaat en in het Schuttershof zal gegeven
worden door het fanfaren-corps Geduld Overwint
van IJzendgke, directeur de heer P. J. Dellaert.
Leden en begunstigers der vereeniging heb
ben daarbg vrgen toegang met eene dame.
Voor anderen is de entree 25 cents per persoon
ambachtslieden, dienstbaren en kinderen be
hoeven Biecht s 10 cent te betalen.
Dan heeft Dinsdag a. de openbare lesplaats
van de volkszangschool, kind der vereenigiDg.
Ook deze is voor belangstellenden toegankelijk
tegen entree van 25 cent.
Wie hoort niet gaarne die heldere kinder
en lieve liederen zingen
In verband met een tweetal berichten,
die onlangs op gezag van andere bladen in de
Midd. Crt. voorkwamen, doet men ons een
paar mededeelingen.
De eerste betreft de klokken, die eertgda
het klokkenspel te Arnemuiden uitmaak
ten en na voor een carillon in den toren van
het Ryksmuseum te Amsterdam bestemd zgn.-
Men beweerde, zooals onze lezers weten, dat
die klokken gegoten zonden zyn door de ge
broeders Hemony.
Dit is oDjuist.
Die klokken zgn lang voor de geboorte de#'
HemoDy's vervaardigd door Pieter van der
Ghein te Mechelen.
In de Geschiedenis en plaatsbeschrijving vafi
Arnemuiden door H. M. Eesteloo komt op
bladz. 68 en volgende de geschiedenis van dat
klokkenspel voor.
De tweede mededeeling geldt de grafsteeneri
in de kerk te G o e s en wel voornamelgk dié
van den kroniek-compilator M. Smallegangé.-
Deze ligt, volgens het begravings register niet
in de preekkerk maar in de nederkerk begra
ven. Als de bouten vloer dus om geen andcré
reden moet opgebroken worden, is het waar
schgnlgk voorzichtig, dat het kerkbeBtour died
laat liggen. Het is bovendien niet denkelgk,-
dat er een grafsteen van zwart marmer op
's mans graf geplaatst zal zgn, zooals vroeger
wel beweerd is, wanneer men zgn armoedigen
toestand in aanmerking neemt.
De heer F. Caland maakte daarop reeds in
de Navorscher van 1865 blz. 169 opmerkzaam.
Uit Vlissingen.
Door den waarnemend voorzitter dei" com
missie van toezicht op het lager onderwgs, den
heer J. C. de Rugter de Wildt, haa heden
morgen ten raadhuize, in tegenwoordigheid van
het dagelgksch bestuur, hoofden van scholen,
onderwgzers en onderwgzeressen en eenige