HelbtrA Cat De aardappelziekte en hare bestrijding. FEUILLETON. VER&ELDIB& ES BOETE. Middelburg 24 Juni. BIJVOEGSEL VAN DE VAN Maandag 26 Juni 1899, no 148 Voor de besproeiing met Bouillie Bordelaise is mooi, droog en stil weer het beste; de ondervinding leert zelfs, dat men niet beangst behoeft te zijn voor sterke zonnewarmte, zoodat even goed 's middags bij sterken zonneschijn mag worden bespoten als bij bewolkten hemel. Wel is waar, dat men eenige keeren plekjes op de bladeren waarnam, die de kenmerken van brand vlekjes droegen, maar nimmer brachten deze merkbare schade teweeg aan de bladeren, noch aan de planten. Evenmin als voor te sterke droogte, is er vrees te koesteren voor een zachten regen of een weiuig windintegendeel, een weinig wind kan zelfs de uiteenspreiding der vloeistof nog begunstigen. Maar, dat by sterken wind of hevige regens de besproeiing is af te keuren, is vrijwel overbodig te zeggentrouwens afge zien van het veel slechtere werk dat men verrichtwelk rechtgeaard landbouwer zal onder zulke omstandigheden zijn werkvolk in de aardappelvelden sturen met een pulveri- sateur Ten laatste en voorzeker voor de prakffgb van hoog belang is de financieele kwestie, nl. hoeveel kost een goed-uitgevoerde besproeiing en worden de gemaakte onkosten wel vergoed Als resultaat van tal van proefnemingen kan worden aangenomen dat per H. A. vooo elke besproeiing noodig ia 1200—1500 Liter Bouillie, genoegzaam zelfs daar, waar men met loofrijke aardappelsoorten te doen heeft. Deze hoeveel heid kan door éen man in tijd van drie dagen op de genoemde vlakte worden uitgespreid wel is waar dat op sommige plaatsen meer dan 1/3 H. A. door een man per dag moet worden behandeld, maar omdat ik de werk zaamheid goed wil hebben gedaan, zal ik drie dagen per H. A. in rekening brengen. Maken we nu een Bouillie, waarin l'/s kopervitriool en l/t kalk, dan is de onkosten- rekeniug als volgt: 22*/® kg- kopersulfaat a f 0.25 f 5.626 VU kalk a f 0.05 0.37 6 1 man drie dagen f 1.25 per dag 3.75 Slijtage a/d machine1. Samen f 10.75 Nemen we dus hetjfeval, dat we driemaal een besproeiing toepassen, dan zou dit volgens deze opgaaf ongeveer f 33.kosten. Vraagt men dan ook in de praktijk de onkosten, dan zal men van ieder, die goed de besproeiing heeft uitgevoerd, ten antwoord krijgenonge veer f 12.— per keer. Gaan we nu naast deze onkosten-berekening die, zooals ik verzekeren kan, niet te laag is genomen, eens na wat de resultaten zijn. Hier voor zijn noodig statistieke gegevens en daarop afgaande kan ik mededeelen dat meerdere op brengsten zijn geconstateerd van 3000 tot 7000 kg. per HA. Zoo heb ik hier de opgave van een proefnemer voor mij, die schreef: „Op de 6 HA. 70 aren, welke ik behandelde bekwam ik een gemiddelde opbrengst van 6.988 kg. per HA. meer." Laat ons nu weer eens niet het hoogste nemen, en ons houden bij een meerdere op brengst van 5000 kg. per HA. Aangenomen een prijs per 100 kg. van f 3 dan is dat een meerdere opbrengst van 50 x f 3 ƒ150. Nog maals herhaal ik het, dat dit voorbeeld lang niet voordeelig is genomen en toch vinden we hier reeds, dat door f 33 uit te geven, een vermeerderde inkomst van f 150 kan worden verkregen. Veel sterker voorbeelden zijn aan te halen, maar laat dit genoeg zijn om den lezers een denkbeeld van de voordeelen te geven. Zijn er dan nog personen, die twijfelen aan de goede werking, welnu, laat dan de 3. Uit het Fr arisch. VAN PAUL B OUR GET. Wat was Corbières merkwaardig om aan te zien, terwijl hg zoo sprakDe flikkering der gedachte verhelderde zijn onregelmatig, vrij leelijk gelaat. Die zoon van een kleinen amb tenaar aan het ministerie verried door zijn lichaamsbouw die half boersche, half steed- sche afkomst, die noch de flinkheid der lan delijke kracht, noch het verfijnde van den waren burgerman bezit. Het had grove been deren, en weinig spieren, breede trekken en dun bloed. De schoonheid zijner oogen en van zijn mond maakten deze gebreken weer goed. Het was een mond die de grootste goedheid uitdrukte en met de meeste ongekunsteld heid glimlachteen zijne blauwe oogen waren zóo eerlijk, dat het onmogelijk "scheen dat iemand, die zóo keek, ooit kon liegen. Daarbij een innemende stem, waarin de gloed eener innige overtuiging trilde. Is er meer noodig om den diepen indruk te verklaren, dien dit gesprek op mjj maakte, waarvan ik den inhoud nog woordelijk kan weergeven? Ik schreef het samen op in mgn dagboek, .met vele andere bijzonderheden, die ik bier niet zal vermelden, doch waarin ik de verklaring proef eens genomen worden op kleine schaal en ik ben ervan overtuigd dat na korten tijd alle twijfel zal veranderd zijn in zekerheid. Edoch, dit schrQven is niet het eerste, dat de aandacht op deze gevaarlijke ziekte en hare bestrijdingsmiddelen heeft gevestigdreeds lang hebben velen in verschillende bladen en boeken over deze zaak gesproken. Komt men dan eens zien, welke gevolgen deze publicaties hadden, dan zijn de resultaten alles behalve in het oog loopend. Er werd om gelachen en... nog tegenwoordig treft men personen aan, dié met een schouderophalen antwoorden op de vraag of ze waarde hechten aan de bestrijding. Te beleefd om ronduit te zeggen„ik geloof er toch niets van" geven ze dit door een stil zwijgen, gepaard aan een twijfelachtige lichaams beweging, te kennen. Landbouwers van Zeeland, hoe lang zal dat nog zoo blijven Is het waarheid, wat de voorzitter der Maatschappij tot Bevordering van Landbouw en Veeteelt in Zeeland nog kort geleden op de Algemeene Vergadering te IJzendyke zeide, nl. dat de algemeene ver standelijke ontwikkeling van onze Zeeuwsche bevolking niet beneden het gewone peil gaat, dan moet die bevolking zulks ook in hare daden toonen. Niet langer dan meer getwij feld aan een of ander, omdat het iets nieuws is, maar de proef nemen en niets onopgemerkt laten voorbijgaan. Ia veel andere streken heeft men party getrokken van de uitvinding der Bouillie Bor delaise als bestrijdingsmiddel der zoo gevreesde ziekte; laten dan ook onze Zeeuwsche land bouwers niet langer daarmede wachten. In Zeeland moet men toch niet altijd met de trekschuit achteraan komenvlug begonneD, want anders baalt een ander de te behalen winst ons voor den neus weg. Moge spoedig ook in Zeeland de bestrijding der Phytophthora infestans algemeen zijn P. LEENHOUTS- Geneeskundige raad voor Zeeland en Westelijk Noord-Brabant. In de vorige vergadering van den genees kundigen raad zijn de heeren dr J. C. Bolle, A. J. Wijnne, mr A. P. L. Neliasen, H. J. Spitzen en J. J. Berdenis van Berlekom in commissie benoemd om in de eerstvolgende vergade ring rapport uit te brengen over het voorstel, door den heer Wynne gedaan, om adhaesie te betuigen aan de, in den geneeskundi gen raad voor Zuid-Holland aangenomen, con clusie, luidende „dat slechts door eene herziening der ge neeskundige wetten paal en perk kan worden gesteld aan voortwoekering van de onbevoegde uitoefening der genees- en artsenijbereidkunst;'' en aan het daaraan subsidiair verbonden verzoek aan den minister van binnenlandsche zaken: „reeds thans met uwen ambtgenoot voor justitie in overleg te willen treden over het verstrekken van ruimere gelegenheid tot het doen constateeren van overtredingen der geneeskundige wetten." De commissie heeft aan die opdracht voldaan. Zg bericht in de eerste plaats, dat de heer Wijnne voor zijn lidmaatschap bedankte en dus aan het rapport niet heeft medegewerkt, om vervolgons een verslag harer overwegingen uit te brengen. Na kennismaking met de notulen der ver gaderingen van 23 Aug. 1897, 29 Dec. 1897 en 10 Dec. 1898 van den geneeskundigen raad van Zuid-Holland, en met bet rapport der commissie, benoemd in de vergadering van dien raad van 29 Dec. 1897, Is de commissie op de hoogte gekomen van de voorwaarden waar onder en de motieven waardoor de raad zich tot den minister van binnenlandsche zaken meende te moeten wenden. Het vooropgestelde feit, dat de geneeskundige wetten (1 Juni 1865 Stbl. 58, 60 en 61) tallooze malen worden overtreden, is genoegzaam bekend en ten over vloede door de Nederlandsche maatschappij voor Pharmacie duidelijk bewezen. De alge meene vraag of dit feit een aansporing moet zijn tot het zoeken van middelen, die deze overtredingen zouden moeten beletten, bracht vind van den grooten geestdrift, dien ik daar, onder de ontluikende boomen van den ouden tuin, in mij voelde ontwaken. Ik ver beeld mij, en ik hoop dat thans, evenals toen, die vreedzame lanen, waar langs zich de standbeelden der koninginnen en de borst beelden der dichters verheffen, het tooneel zijn van even opgewonden, verheven gesprekken tusschen jonge lieden, als dat waarvan ik de herinnering oproep. Dergelijke uren zgn alles wat ik van mijn jeugd betreur en ook de ongekunsteld heid van mijne ziel, die zulke edele opwel lingen gedoogt als die, welke mg dien middag al mijne plannen deed opgeven, om Eugéne tot aan zgn woning te begeleiden. Zoodra wij er waren, stelde hg voor, my op zijn beurt thuis te brengen. Het was ge heel donker eer wij afscheid namen, nadat wij in dit eindelooze gesprek alle onderwerpen van den menschelijken geeBt aangeroerd had den en overeengekomen waren waar wij elkaar den volgenden dag zouden vinden. Dan zou ik hem naar la Pitiè brengen, waar hij de kliniek volgde. „Ik geloof", zei ik, „dat ik uw voorbeeld zal volgen en mij ook aan de geneeskunde wijden". Ik heb mg echter niet aan de geneeskunde gewgd en dat plotseling besluit om Corbières na te volgen, bepaalde zich by eenige bezoeken reeds dadelijk twee zienswijzen in dQ commissie aan den dag De beide heeren Nelisaen en Spitzen zyn van oordeel, dat het wenscheiyk en mogelijk is door scherpere handhaving en betere wetsbe palingen in meerdere mate dan tot dusver tegen de kwakzalverij op te treden. De heeren Bolle en Van Berlekom achten de wenschelijkheid en de mogelijkheid daarvan niet aanwezig. De eersten voeren voor hunne meening aan, dat de kwakzalverij der volksgezondheid schade berokkent en het bestaan bedreigt der bevoegde uitoefenaars, wier moeiiyk verkregen bevoegd heid en met contröle bezwaarde uitoefening door den staat in het publiek belang dient te worden beschermd. De laatstendat de kwak- zalvery of niet officieele wetenschap slechts ingang vindt, waar de officieele wetenschap te kort schiet of geen vertrouwen vindt; en dat dit vertrouwen in zake gezondheid zich buiten het bereik van wetsbepalingen zal houden; en dat de moeite voor het verkrggen der bevoegdheid door den Staat voldoende beloond wordt met het uitsluitend recht tot het voeren van den titel, die de bevoegdheid kenmerkt. Nagaande de redenen, die onder de bestaande wetgeving het voortwoekeren der kwakzalvery hebben mogelgk gemaakt vindt de commissie daarvoor de drie volgende in het meergenoemde rapport van den geneeskundigen raad voor Zuid-Holland lo. Het aantal ambtenaren, met de hand having der wet belast, was onvoldoende en hunne keuze niet volgens de behoefte 2o. De wetten zelve, regelende de uitoefe ning der genees- eu artsenijbereidkunBt, zyn met fouten behept, die aan hare toepassing in den weg staan 3o. De procedure, noodig om eene overtre ding der geneeskundige wetten te treffen, is uiterst moeiiyk. Ad 1. Kwam het der commissie voor, dat het aantal ambtenaren ruim voldoende is en der zake kundig tot handhaving der genees kundige wetten. In de le plaats zijn daartoe naast de inspecteurs ter beschikking het geheele corps leden en plaatsvervangende leden van de geneeskundige radendan elk politie beambte. Overweging verdient het of het niet wen- schelijk ware dat «en der inspecteurs opleiding als pharmaceut genoten had. Ad. 2. Van slechte handhaving der bestaande wet kan geen sprake zgn, wanneer die wet een bepaald geval niet treft en daarom op dat geval niet wordt toegepast. Dit is een motief voor wetswgziging. Ad. 3. Waar do ambtenaren bij het open baar ministerie zelve de bezwaren aantoonen by het berechten dezer overtredingen rijzend (Tijdschrift voor strafrechtMr Cnopius) en dus praetisch de juistheid der beschouwingen om trent dit punt in het rapport blykt, moet wor den toegegeven dat dit punt inderdaad aan de uitvoering der wet in den weg -laat. Evenwel moet hierby gezegd worden, dat het den ambte naren voornoemd vrystaat de in beslag genomen waar aan den geneeskundigen inspecteur toe te zenden, die door een der leden of plaats vervangende leden van den raad een kosteloos onderzoek kan laten verrichten. Waar zg dus de besproken gronden niet voldoende achten ter verklaring van het voort woekeren der kwakzalverij, daar meenen de heeren Nelissen en Spitzen dat de wetten zelve daartoe onvoldoende zijn en worden door hen wijzigingen noodig geacht. Naast de reeds vermelde vergemakkelijking der procedure door het geven van uitbreiding van de bevoegdheid van den ambtenaar bij het openbaar ministerie bij de kantongerech ten, tot het hooren van getuigen en het be noemen van deskundigen, bevelen zij als wij ziging aan: Uitbreiding der bevoegdheid van de leden en plaatsvervangende leden van den genees kundigen raad tot bet binnentreden van alle winkels en verkooplokalen en tot het in beslag nemen aldaar van alle geneesmiddelen, die hun verdacht voorkomen en van alle waren, die zy vermoeden dat in strijd met de wet als ge neesmiddelen worden verkocht. Opneming in de wet van verbodsbepalingen tegen het aanprijzen in het openbaar aan het pu bliek door middel der pers van geneesmiddelen tegen daarbij aangegeven ziekten. aan het hospitaal, die althans deze goede zijde hadden, dat zij mij tegenover de werkelgbheid plaatsten. Dat was hetgeen ik het meest noo dig had. Mijn dwaling, evenals van zoovele andere jongelieden, op een dwaalspoor gebracht door een voorbarige eerzucht om teschrgven, bestond hieriD, dat ik van de letterkunde een doel maakte, terwijl zy slechts een uitvloeisel is. Ik wilde romans schrgven en ik had niets opgemerkt of ondervonden, verzen maken en ik had niets gevoeld. De grootste dienst, die mij bewezen kon worden, was nn mg te ontrukken aan die kunstmatige, boek achtige omgeving, waarin ik my vermijdde, om mg de eenvoudige, hulpbehoevende mensch- beid, het prozaïsche, alledaagsche, doch ware leven te toonen. Die dienst bewees Eugène mij tweemaal, en zonder het te vermoeden; eerst door die heilzame bezoeken aan la PiHê en dan door mij binnen te leiden bij zijn familie, in dat geheimzinnige, eigenaardige, huiselgke leven, waarvan ik gedurende gerui- men tyd niets dan bet schilderachtige zag. Het geheimzinnige is mij eerst later gebleken. De oude Corbières bewoonden met hun zoon de tweede verdieping van een zeer oud huis, in een zeer oude straat in de buurt van het Panthéon. Die straat deBtijdsgenaamd Besprekende put heeft thans niets nieuwmodisch dan haar nieuweren naam „rue Mayot." Niets Het verkoopen of ten verkoop in voorraad hebben van geneesmiddelen qua talis door on bevoegden. Wat als geneesmiddel was verkocht of ten verkoop aanwezig was, kan den rechter worden overgelaten. Het gevaar, dat hy ter eeniger tyd ook brood, melk, wijn onder de geneesmiddelen zou rekenen is denkbeeldig. Uit het bovenstaande volgt, dat de commis sie verdeeld is over de beantwoording der haar voorgelegde vraageu dat zy na het aangeven vau eenige motieven vóór en tegen de con clusie van den geneeskundigen raad van Zuid- Holland, het nemen eener beslissing aan den raad most overlaten. Handelingen van het Geneeskundig Staatstoe zicht in 1898. In onze provincie, die op 31 Dec. 1897 een werkeiyke bevolking had van 213.618 personen, werden in 1898 levend geboren 7049 kinderen en overleden met levenloos aangegeveneü 4014 personen, of 18,79 op do 100. Het aantal levenloos aangegevenen was 330. De ouderdom der overledenen was beneden het jaar 1301, van 1—5 342, van 5—14 133, van 1420 66, van 2050 441, van 5065 398, van 65—80 722 en boven de 80 jaren 281 personen. Daarvan stierven er o. a. 210 aan lichaams zwakte, tering, 220 aan kanker, 155 aan apo plexie, 153 aan hersenziekten, 310 aan keel- en longtering, bloedspuwing en suikertering, 509 aan acute ziekten der ademhalingswerk tuigen, 503 aan acute ziekten der spijsver tarings - werktuigen, 189 aan chronische ziekten der spijsverteringswerktuigen en 206 aan onbe kende oorzaak. Roodvonk kwam voor in 10 gemeenten met 43 ziektegevallen, waarvan 9 met doode ïyken afloop. Mazelen werden geconstateerd in 29 ge meenten, 668 gevallen met 17 overiydens. Typhus en fabris typhoïdea de den zich voor in 27 gemeenten, van de 70 aangetasten stierven er 18. Van den geneesheer te IJzendyke werd een nauwkeurig overzicht metplattegrondsteekening ontvangen omtrent het heerschen van typhus abdominalis gedurende de laatste jaren In het gehucht Turkye, behoorende tot de gemeenten IJzendyke en Waterlandkerkje. In 1895 kwa men aldaar 50 gevallen voor met 5 sterfge vallen onder de 144 bewoners. Na dien tijd bleven de inwoners verder bevryd, doch moesten de nieuwe bewoners steeds tol betalen, zooals ook wederom in dit jaar, toen 4 vreemdelingen successieveiyk wegens typhus abdominalis onder behandeling kwamen. Zooals by een bezoek ter plaatse bleek en trouwens ook door den geneesheer voor hoogst- waarschyülyb was gehouden, moest de oorzaak aan slecht drinkwater worden toegeschreven, daar de meeste ingezetenen van Turkye het water gebruikten of uit een kolk in een weide gelegen, of uit een gemeenteput van 3.5 M. diepte. Beide watersoorten zagen er onoogiyk uit en hoewel door den geneesheer reeds in 1895 een bacteriologisch onderzoek met nega tief resultaat had plaats gehad, meende het geneeskundig staatstoezicht thans wederom een onderzoek van beide watersoorten te moeten instellen. Dit geschiedde in het bacte riologisch laboratorium van de universiteit te Amsterdam met het gevolg, dat ook nu geen bac. typhi of bac. coli kon aangetoond worden, hoewel het water overigens bacteriologisoh erg verontreinigd werd aangetroffen en dus onveorwaardelgk moest worden afgekeurd. Bij de gemeentebesturen van IJzendyke en Waterlandkerkje werd een proef met het slaan van een Nortonpomp aanbevolen. Door een geneesheer te T holen werd een klacht ingediend over het verwijderen van het kenmerk „typhus" door ee* ander geneesheer, nadat.diens hulp door den lijder was ingeroepen. Het gemeentebestuur, op deze daad gewezeB, liet terstond het biljet wederom aanplakken met opmaking van proces-verbaal. Toen te Kruiningen enkele gevallen van febris typhoïdea waren voorgekomen in eene buurt met slechte rioleering werd met den burgemeester omtrent het aanbrengen van ver betering overleg gepleegd. «gDiphtheritis kwam voor in 23 ge meenten en wel in 110 gevallen, waarvan 27 een doodelijken afloop hadden. schijnt er veranderd te zijn, sedert het ver wijderde tijdstip, toen de colleges der Schotten en der Ieren daar vlak bij bloeiden en waar van de opschriften op de gevels nog bestaan. Wanneer ik somtijds een pelgrimstocht daar heen doe, vind ik haar nog net als een vijf en twintig jaar geleden. Het hobbelige pla veisel, waarop de rijtuigen zich zelden wagen, prykt nog altyd met een landeiyk groen waas. Er steken nog altgd boomtakken boven de muren der tuinen uit, en de concierges houden nog altgd met de bewoners der benedenver diepingen hunne lange gesprekken op bet trottoir en verrichten daar allerlei werkzaam heden, terwgl de kinderen knikkeren en touwtje springen, zonder gevaar te loopen van overre den te worden. De ongelijke huizen, van ver schillenden tyd en bouwtrant, herinneren er aan, dat die wijk als van zelf ontstaan is, lang zaam aaD, naar gelang der behoeften en niet in eens, op bevel der overheid waardoor op het moderne Parys het stempel der algemeene eentonigheid gedrukt is. Geen andere omiys- ting zou beter gepast hebben by het strakke onbewegelijke uiterlijk der ouders van mijn vriend. De gepensionneerde deurwaarder, die zelf open deed, zoodra er gescheld werd, was een man van acht en vijftig jaar, heel rechtop en heel mager, met een ondoorgrondeiyk gezicht, waaraan alleen de oogen uitdrukking gaven blauwe oogen, gelgk die van zyn zoon, In de gemeente Hontenisse werd in April wegens diphtheritis de bewaarschool te Groe nendijk met goed gevolg tijkelijk gesloten, gepaard met desinfectïe der lokalen. Verder deden zich in Zeeland voor 14 gevallen van oroup, 84van kinkhoest, benevens 15 kraambedziekten. Van hondsdolheid werd alleen modedeeliug gedaan door den districtsveearts te Dordrecht en nog slechts van een verdacht geval bij een hond uit de gemeente Westdorpe die, losge broken zynde, een vrouw te Sluiskil vrij hevig had gebeten in rechterhand en arm, zoodat ge neeskundige hulp moest worden ingeroepen. Wegens de groote waarschijnlijkheid van „verdachte dolheid" meende de geneeskundige inspecteur de gewonde vrouw niet te mogen verontrusten, alvorens door een controle proef aan de veeartsenijschool te Utrecht, waarheen de bond direct is opgezonden, meer zekerheid omtrent het geval te hebben verkregen. De contróle-proef gaf een negatief resultaat, zoodat hondsdolheid mocht worden buiten gesloten. Van de ryksontsmettingsovens teHansweert en Roosendaal is in 1898 voor het ontsmetten van goederen, afkomstig van ïyders aan be- smettelgke ziekten, geen gebruik gemaakt. Met betrekking tot verontreiniging van bodem, water en lucht melden de handelingen het volgende: Bij het gemeentebestuur van Borssele werd aangedrongen op verbetering van de gemeente- aschbelt, waarover klachten waren ingekomon» Door den raad is tot overdekking van dien vuilnisbak met een steenen gewelf besloten. Te Terneuzen werd een beerput, hoogst- waarschyniyk zonder bodem, daar van ont ruiming nimmer sprake was, aangetroffen en een keuken, waardoor reeds jaren achtereen stank werd verspreid in een kamer van het aangrenzend perceel. De eigenaar van het huis, waarin de beerput ligt, werd op het onhoudbare van den toestand gewezen, mede in verband met zyn regenbak, op slechts enkele meters afstand van den beerput ver- wgderd. Hoewel opruiming van den put en in de plaats daarvan het tonnenstelsel werd toe gezegd, zoo bestaat groote twyfel of hieraan wel spoedig gevolg zal worden gegeven en wat alsdan met de wet in de hand te doen om dergelijke gruwelyke toesta*den te doen opheffen Een rioolzinkput met slechte afwatering onder het raam van een ingezeten ta Oud- Vosmeer gaf aanleiding tot klachten wegens stankverspreiding. By het gemeentebestuur werd met goed gevolg op verbetering aangedrongen. In den aanvang van 1898 werd nit IJerseke bericht ontvangen, dat de raad in beginsel rioleering is toegedaan en by de te sluiten leening een bedrag van f 10,000 daarvoor zal aangewezen worden. Toen later daaromtrent niets meer werd ver nomen en om inlichtingen werd gevraagd, kreeg de geneeskundige inspecteur den indruk alsof deze zaak, voor IJerseke van zoo enorm groot belang, vooral door financieele bezwaren nog steeds op zich moet laten wachten. Op het verzoek van L. Ongenau, landbouwer te Biervliet, om een schuur voor landbouw producten op 40 M. van de R.-K. begraaf plaats aldaar te mogen bouwen, werd gunstig geadviseerd, onder voorwaarde, dat bedoelde schuur nimmer aan zijne bestemming mocht worden onttrokken. Aan het bestuur der gemeente Philippine werd eene opgave verstrekt van het benoodigd aantal Ma ten behoeve van eene nieuwe ge meente-begraafplaats op het door het genees kundig staatstoezicht goedgekeurd terrein. Eene oppervlakte van 20 a 25 aren werd noo dig geacht, daar ook op de afscheiding van de afzonderiyke begraafplaatsen (Katholiek, Pro testant en Algemeen) en op de paden moest gerekend worden. Thans is deze begraafplaats reeds aangelegd en wel geheel overeenkomstig het verlangen van den geneeskundigen inspecteur. Gunstig werd geadviseerd op het verzoek van A. Koets te Zoutelande, om te bouwen binnen den afstand van 50 M. van de alge meene begraafplaats aldaar, omdat alleen de schuur voor een klein gedeelte binnen den verboden afstand zou komen te liggen. maar met esn zonderlingen glans, waarin ik nu, op een afstand, de geheime koorts eener voortdurende wroeging onderscheid. Op dat tijdstip zag ik er alleen een vaderlijke ver goeding in, waarvan ik nooit een tweede voor beeld ontmoet had. Die goede man, die zijn leven had doorgebracht aan het hoekje van den haard, gestookt op kosten der belasting schuldigen, in een voorvertrek der Place Beau- vaur, mot het aan de praat houden van solli citanten, scheen in zgn jongen al de vergoe ding voor een ellendig bestaan opgehoopt te hebben. Te oordeelen naar de nederigheid der woning, den eenvoud der meubels, de bloeding van vader en moeder, moest het inkomen van die lieden wel zeer beperkt zgn. Ea toch was Eugène nooit éen boek voor zgn studies ge weigerd, nooit gedoogde de ex-deurwaarder dat de student in de medicijnen éen uur vau zijn werk afnam, om een les te geven, of aan een tijdschrift mede te werken, kortom eetiig geld te verdienen. De vurigheid zijner liefde deed hem beseffen, dat voor oen toekomstig geleerde de jaren zijner jeugd driedubbel tel len, en dat volkomen vryheid tot werken in dien tijd het kostbaarste goed is. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1899 | | pagina 5