De aardappelziekte en
hare bestrijding.
FEUILLETON.
BRXJTTJS.
Middelburg 3 Juni.
De nieuwe Gonveraenr-Generaal.
Verschillende Berichten.
BIJVOEGSEL
Maandag 5 Juni 1899, no 130,
V.
Zooals we een vorige maal zagen, zi_
het besproeien met een gieter nog al bezwaren
verbonden, zoodat men al spoedig naar betere
werktuigen voor dat doel ging uitzien.
Verschillende machines zijn dan ook gecon
strueerd, die allen bekend zijn onder den naam
pulverisateur en aldus worden genoemd, omdat
ze de pap a. h. w. pnlveriseeren, d. i. zoo
fijn verdoelen, dat ze in den vorm van poeder
op de bladeren terechtkomt.
Deze pulverisateurs of, om een Holland-
schen naam te bezigen, besproeiers berusten in
hoofdzaak hierop, dat de pap onder aangebrachte
drukking door nauwe openingen naar buiten
wordt geperst, en zoodoende in heel fijn ver
deelden toestand over 't veld wordt verspreid.
Deze machines zijn gemaakt om door een man
op den rug te worden gedragen, maar er is
ook reeds een machine samengesteld, die op
een wagen door paarden over 't land moet
worden getrokken.
Een van de bekende beBproeiers, die ook
eenvoudig is, wil ik hier beschrijven opdat de
lezers eenigszins een begrip kunnen krijgen van
zijn constructie, nl. die van Loumaigne.
In hoofdzaak bestaat deze machine uit een
koperen cylinder, waarin 10 L. van de ko
persulfaat oplossing kan worden gedaan. Aan
dezen cylinder is een kleine luchtpomp be
vestigd, die, door een hefboom op en neer te
duwen, lucht pompt in den cylinder, tenge
volge waarvan de oplossing onder verhoogden
druk komt te staan. Aan de andere zijde,
onderaan het reservoir, bevindt zich een uit-
voerbuis, die door een eaoutchouc slang in
verbinding staat met een koperen pijp, welke
door een bijzondere inrichting de uitvloeiende
massa fijn verdeelt.
Bij den arbeid duwt de gebruiker regelmatig
den hefboom op en neer en brengt zoodoende
de pap onder drukkingdaardoor vult zich de
caoutchoucbuis met vloeistof. Is nu de druk
groot genoeg, dan wordt door het omdraaien
van een kraantje de toegang tot de genoem
de koperen pijp vrij, waardoor de oplossing
met kracht naar buiten wordt gestuwd
uiterst fijn wordt verdeeld.
Inwendig eenigzins afwijkend ingericht is de
pulveriaateur van Allweiler, die eveneens in de
practijk wordt gebezigd.
Meer andere systemen zouden kunnen ge
noemd worden, maar het is mijn doel niet de
goede en Blechte eigenschappen der verschil
lende systemen aan te geven, te minder
daar het niet gemakkelijk zou gaan te
zeggen welk Btelsel juist de voorkeur verdient.
Evenals by elke machine, treft men ook hier
bij het eene systeem goede eigenschappen aan,
die bij een ander ontbreken, en omgekeerd.
Wil men daarover eenigszins een oordeel uit
spreken, dan zgn eenvoudigheid van constructie,
gemakkeiyk schoonmaken, weinig slijtage, niet
zwaar, goed verdeelen der vloeistof, enk
eigenschappen die gewenscht zyn. Eerst in
allerlaatste plaats, en niet, zooals maar al te
veel gebeurt in de eerste, komt de vraag om
trent den prijsdeze mag nooit op den voor
grond worden gesteld. Men onthoude ook
hierby den regelgoedkoop is vaak duurkoop.
Waar de aardappelteelt nu in 't klein wordt
gedreven, zyn deze besproeiers voorzeker de
aangegeven werktuigen.
Bij de grootcultuur echter zou deze wijze van
besproeien wel eens eenig bezwaar kunnen
opleveren, door gebrek aan werkvolk en ook
om het hooge arbeidsloon. Teneinde nu aan
deze bezwaren tegemoet te komen, is door den
heer S. Lako, leeraar aan de R. L. B. S. te
Wageningen, getracht een machine samen
stellen, die door een paard zou kunnen wor-
Een Schoolgeschiedenis van
HA.NS HOFFMANN.
1. Uit het Duitsch.
Toen ik mijn eenzame voetreis langs de
Oostzeekust begon, had ik niet bedacht dat
ik zóo dicht by het dorp Benzow zou komen,
waar ik vroeger als logeergast in de pastorie
zulke prettige weken had doorgebracht. Nu
ik in de nabijheid kwam, werd ik er als 't
ware heen getrokken. Het was alsof ik
de rype frambozen en de kruisbessen nog
proefde, en alsof de geur van den paardenstal
en den koestal my in den neus kwam. Ik
was toen in de derde klasse, en had dus in
dertig jaar deze streek niet meer bezocht.
Eensklaps bekroop ®y de lust om het oude
plekje nog eens terug te zien en mijne herin
neringen op te frisschen, ofschoon ik een
omweg van een paar uur moest maken
want Benzow was geen Stranddorphet
lag aan een klein meer, door een hoogen
bergrug van de zee gescheiden. Ik wist dat de
oude dominé al lang dood wasmisschien was
zyn opvolger ook reeds overledenmaar dat
deed er niet toe mijne herinneringen leefden.
Ik ging er dus heen en deed my a best om
den bewogen en waarmede dus dageiyks een
groote oppervlakte zou kunnen worden be
sproeid.
Inderdaad is dan ook zulk een werktuig
geconstrueerd, waarvan de beschaving in
hoofdzaak als volgt wordt aangegeven
De vloeistof wordt, ter hoeveelheid van
)0 L., in een vat gedaan, dat op een kar iB
geplaatst. Een as met zes vleugels roert
voortdurend in de vloeistof, doordat zij door
middel van kettingschgven en ketting met de
wielen is vereenigd. Aan de andere zyde van
de machine bevinden zich een paar raderen,
die een kruk in beweging brengen zoodra het
wiel draait, tengevolge waarvan een dubbele
zuig- en perspomp in werking wordt gebracht.
Door deze pomp wordt een hoeveelheid
vloeistof geperst in een koperen buis, waarop
een windketel is geplaatst; deze ketel dient
om den druk op de vloeistof meer gelijk te
doen zyn. De koperen buis eindigt in
kleppenkast, waar een belaste klep de noodige
spanning veroorzaakt.
Aan de koperen buis zijn vyf zijbuisjes,
waardoor de vloeistof, door sterke caoutchouc-
slangen, in vyf koperen doozen wordt gebracht.
Aan elke doos zijn bevestigd zes sproeikraan-
tjes, zooals die aan een handsproeier voorkomen,
deze sproeitoestelletjes staan in verschillende
richting, zoodat onder en achter de kar de
vloeistof fijn verdeeld op de bladeren terecht
komt.
De voerman, geplaatst op een bok vóór het
vat, heeft door hefboomen zoowel pomp als
roertoestel in zyn hand, als ook de kraantjes
zoodat hij door een overhalen der hefboomen
alles in en uit werk kan zetten. Over 'tveld
rydende, ziet men een wolk van fijn verdeelde
pap achter de kar, waardoor een heele
planten ineens worden besproeid.
MAANDELIJKSCHE ARBEID OP DE
BOERDERIJ.
In 't begin der maand Juni mogen nog man-
gelwortels en koolrapen worden verplanttoch
bedenke men altijd dat laat verplante mangel-
wortels altgd veel kleiner big ven dan gezaaide.
In Juni is wieden, schoffelen en hakken nog
steeds aan de orde. Vooral op de suiker bieten
velden moet flink gewerkt worden, want land
bouwers, onthoudt den gulden regel
wieden brengt de suiker in de biet." Hoewel
daarby het schoonmaken met de wiedmachine
aanbeveling verdient, zie men toch goed toe
hoe de gesteldheid van den bodem is; nog
deze week zag ik op een paar velden hoe daar
door machinaal wieden meer nadeel dan voor
deel zou zijn gedaan. De bodem moet los zyn
en geen korst bovenop, want dan trekt men
h. w. de bieten mede uit.
Einde dezer maand is het tyd voor hooioogst
koolzaadoogst. Men onthoude daarbg dat
het gras niet al te laat mag worden gemaaid,
iets wat hier en daar nog wel eens voorkomt.
Door onderzoekingen toch is uitgemaakt dat
het gras zijn hoogste voedingswaarde bezit in
begin van den bloei. Wacht men totdat
het gras is uitgebloeid, dan worden al vele
stengels hard en is de hoeveelheid verteerbare
voedingsstoffen minder geworden.
Eveneens is dit het geval met de klaver
weiden ook deze dienen in 't begin van den
bloei gemaaid te worden. Daarbij komt dan
nog 't voordeel dat de tweede snede veel beter
heeft zich flink te ontwikkelen,
het oogsten van klaver zy men zeei
voorzichtig, omdat anders al heel spoedig ver
lies aan voeder ontstaat; de blaadjes, die veel
voedsel in den gemakkelgkst verteerbaren vorm
bevatten, gaan bij niet zorgvuldige behande
ling gauw verloren.
In 't laatst van Juni is de tijd, omSt Jans-
rogge te zaaienin 't najaar wordt deze
maaid als veevoeder, 't volgend jaar geeft ze
dan nog vrucht.
De bemesting der weiden met gier is na den
eersten hooioogst aan te bevelen.
Waar het warme weer veel bijdraagt voor
't optreden der aardappelziekte, komt langza
merhand de tgd voor het besproeien met de
Bouillie Bordelaise.
P. LEENHOUTS.
OOK EEN STANDPUNT.
De Nieuwe Zondagsbode noemt de Dreyfus-
zaak „een wrange vrucht van het karakterbe-
dervend tooneel, in het van geloof grootendeels
beroofde Frankrijk."
Och komHet tooneelAls het blad nu
had gesproken van romans, dan zouden wy
het ons kunnen begapen. De kern der zaak
ligt tot zekere hoogte in den door sensatie
romans verwarden geest van Du Paty de Clam.
Maar wat doet nu het „grootendeels van het
geloof beroofde Frankryk" daarbij
Of zou de redactie soms bedoeleD, dat bet
geval Dreyfus door het geloof „Dreyfus-zaak"
is geworden
'tls waarlgk niette onrechte dat in Frank
ryk zoo wordt geklaagd over le sabre et le gou-
pillon, anders gezegd „sabel en wijwaterkwast."
De benoeming van den generaal W. Roe
boom tot die hooge waardigheid komt zeker
zeer onverwacht, zegt Het Vaderland. Velen
zijn genoemd voor deze gewichtige betrekking,
maar nog bij niemand was, naar 'tschynt, het
vermoeden opgekomen, dat de heer Rooseboom
de aangewezen man zou wezen. De heer Roo
seboom trouwens is nooit in Indië geweeBt en
werd nimmer genoemd onder de Indische spe
cialiteiten. Het is evenwel meermalen geble
ken, dat niet altijd de met Indië het best
bekenden de beste laadvoogden waren, terwijl
onder hen, die Indië niet kenden, er 5
weest, die in deze betrekking goed werk
hebben gedaan. Doorzicht, energie, karakter
zijn op den Buitenzorgschen troon van
meer waarde dan de ervaring eener lange In
dische loopbaan. Waar het aantal Indische
autoriteiten, in wie de stof voor een Gouver
neur-Generaal steekt, zeker niet groot is en
daaronder enkele om bepaalde redenen niet
konden of wilden in aanmerking komen, was
het zeker niet vreemd, dat buiten dien kring
is gezocht.
Wg gelooven dat de keuze, door de regee
ring gedaan, algemeen gunstig zal worden
opgenomen. Wie den heer Rooseboom
Kamerlid gekend hebben, hebben hem zonder
uitzondering leeren bewonderen om zyn ver
bazend omvangrijke kennis en zyn ongeëven
aarde werkkracht. Deskundig op militair
gebied, was er toch ook geen onderwerp
buiten zijn vak, dat hy niet bestudeerde
meester werd, zoodat zijn woord al zeer spoedig
gezag kreeg, ook over niet-militaire aangele
genheden. Daarbg ging hij steeds geheel
zelfstandig zijn weg, hield zich nooit op met
intrigetjes, maakte zich altyd warm voor
belangen, die hij meende dat bevordering
eischten. Hij gaf daarbij den indruk, dat in
steekt de kracht van den regeerder, mis
schien wat autoritair, maar dan ook doortastend
i karaktervol.
Zgn schitterende militaire loopbaan bezorgde
im reeds op 54-jarigen leeftyd den generaals-
rang. Dat intusschen bepaaldelijk op den
militair de aandacht viel, gelooven wy niet.
De toestanden in Indië zyn thans zoo, dat het
oorlogvoeren vooreerst niet op den voorgrond
zal staan, noch in Atjeh, noch elders. De
tocht naar de N.-O. kust van Atjeh, waarvan
juist gisteren een telegram melding maakte,
was lang voorbereid en zal wel tot het verle-
dene behooren, als de nieuwe Gouverneur-
Generaal voet aan wal zet. Op den weg, dien wij
nu eenmaal zijn ingeslagen, was deze tocht onver
mijdelijk,deels om hen te helpen, die tegen Polim
onze hulp inroepen,deels om onrustige staatjes tot
rede te brengen. Wg hopen dat, als deze tocht
zal zyn afgeloopen, het oorlogvoeren een eind
zal hebben en wg gelooven ook wel, dat dit
de bedoeling der regeering is. Generaal Roose
boom trouwens was als Kamerlid nooit een man
van de „agressie quand-même", zoomin als de
tegenwoordige minister van koloniën. Zyn
qualiteiten als staatsman zullen zeker bij de
benoeming meer gegolden hebben, dan
militaire hoedanigheden.
Generaal Rooseboom is op dit oogenblik
voorzitter der commissie, die belast is met
de studie van het vraagstuk der fusie van de
Nederlandsche en Indische officierskorpsen,
Zoo op dien grond zekere verwachtingen in
sommige kringen aan deze benoeming worden
vastgeknoopt, is 't misschien niet overbodig
op te merken, dat deze commissie nog slechts
in 't stadium der voorbereidende studie ver
keert, en dat, zoover bekend, de heer Roose
boom niet met een gearreteerde meening
deze naar Indië vertrekt. Dit vraagstuk
voor de Regeering, naar wy meenen te kunnen
verzekeren, nog geheel ongepraejudicieerd.
't Is zeker een heele onderneming voor
iemand op56-jarigen leeftyd, voor 'teerstnaar
Indië te vertrekken om zoo zware verantwoor-
delgkheid te aanvaarden. Den nieuwen Gouver
neur-Generaal zy de kracht toegewenscht om
_n taak te vervullen, tot eigen voldoening en
in 't belang van Nederland en Indië.
Het Dagblad schrgft
De keuze, welke op hem gevallen is, wordt
in verband gebracht behalve met het regee-
ringsbeleid van Atjeh, met het ernstige vraag
stuk van de verdediging van Java tegen
buitenlandsch geweld.
Deze laatste overweging verklaart misschien
de benoeming van een persoon, zoo geheel en
al vreemd aan Indische toestanden als generaal
Rooseboom.
In elk geval is de regeering in dit opzicht
consequent gebleven na de benoeming van den
heer De Meester.
Het Handelsblad teekent onder het bericht
van de benoeming aan
Men kan verzekerd zyn, dat hy als gouver
neur-generaal de thans gevolgde Atjeh-politiek
zal voortzetten.
den weg terug te vinden. Heelemaal strookte
de werkeiykheid niet met myne herinneringen;
maar er woei toch dezelfde frissche, bekende
lucht. Ik vond den tuin der pastorie en betrad
dien vrgmoedig. Ik bleef er ook een poos
ongestoord. De boomen waren natuuriyk ge
groeid en veranderd, maar de bessenstruiken
schenen nog dezelfde te zgn, en ik kon niet
nalaten er een klein proefje van te nemen.
Zij smaakten nog precies als van ouds.
Al te lang kon ik mg hier evenwel niet op
houden, want aan het einde van de laan ver
scheen iemanddien ik terstond voor den
tegenwoordigen dominé hield, ofschoon zgne
waardigheid noch uit zgn haar bleek, zooals
dat anders by ons te lande gebruikelijk is
ik begreep het alleen aan zgne vriendelgk,
welwillend uiterlgk, en ging onbeschroomd
naar hem toe, stelde my voor en verklaarde
hem wat mg hier heen voerde.
Onder het spreken kwam het my voor dat
ik dien man meer gezien had; die fijne, regel
matige, nog jeugdige trekken deden my den
ken aan.Ja, dat was het nu juist: aan wien?
En ik merkte dadeUjk dat hy my ook zocht
thuis te brengen, maar zelfs het noemen onzer
namen bracht ons niet verder. Wy begrepen
eikaars verlegenheid en zeiden beiden lachend:
„Ik verbeeld my dat wij elkaarik
moet u toch vroeger
„Ja, daar zullen wy wel gauw achter
komen," zei ik eiadelyk. „Wees zoo goed my
BERTOESHN «EN ENZ.
Bij kon. beBluit
is aan mr C. G. By le veld, op verzoek, met
ingang van 1 Juli 1899, eervol ontslag verleend
uit zyne betrekking van vice-president der
arr.-rechtbank te Arnhem, onder dankbetuiging:
is benoemd tot vice-president der arr.-recht-
bank te Arnhem mr D. R. B. baron van
Lynden, thans rechter in gemeld college
e eere-medaille der orde van Oranje-
Nassau in zilver toegekend aan G. J. du Pain,
bode der gemeente Haastrecht;
jhr mr P. van Foreest, te Heilo, en prof.
dr A. Mayer, te Wageningen, die in 1899 af
treden, eerstgenoemde als lid en voorzitter
laatstgenoemde als lid der commissie van toe
zicht op de rijks-landbouwproefstations, opnieuw
als zoodanig benoemd en zyn tot leden dier
isie benoemddr F. A. F. C. Went, hoog
leeraar aan de ryks-universiteit te Utrecht, en
P. B. J. Ferf, lid van de Tweede kamer der
Staten-Generaal, te Haarlem;
is aan den adj.-commies by het Dep. van
oorlog A. Parent, op grond van ziels- en
lichaamsgebreken, eervol ontslag uit zijne ge
melde betrekking verleend
zyn benoemd by het pers. van den geneesk.
dienst der landmacht, tot officier vangezondb.
le kl., de burgergeneeskundigen (artsen) L.
Coenen, A. van der Minne, dr J. B. Diehl en
C. J. B. Pickée;
is, voor den tijd van 5 jaren, benoemd bij
het pers. van den geneesk. dienBt der land
macht, tot reserve officier van gezondh. 2e kl.
de heer W. A. Vermaas, arts
is aan den yker der maten en gewichten,
chef van dienst, J. de Boeuff, te Groningen,
op zyn verzoek, eervol ontslag verleend uit
rijks dienst;
is aan den heer jhr C. H. A. van der Wijck,
op zyn verzoek, met ingang van 3 October a.
eervol ontslag verleend als Gouverneur-
Generaal van Nederlandsch-Indië, en zulks met
dankbetuiging
is benoemd tot ridder in de orde van den
Nederlandsche Leeuw de heer mr A. Loudon,
referendaris by het Dep. van Koloniën.
Aanstaanden Woensdag verleent de minister
van justitie geene audiëntie.
fWEEDB K1MEH,
VruchtenwIJnwet.
Ter beantwoording van het Yoorl. Verslag
der Kamer omtrent het wetsontwerp, inhou
dende nadere bepalingen omtrent den accijns
op den wijn, zegt de minister van financiën
in zijne memorie, dat 't hem aangenaam was
te vernemen, dat de wensch der Regeering om
te trachten de vruchtenteelt tot meerdere
ontwikkeling te brengen door wegneming van
de in onze fiscale wetgeving bestaande belem
meringen vrij algemeene instemming vond.
't Was hem niet gebleken op welken grond
enkele leden aan dit wetsontwerp een min of
meer protectionistisch karakter toekennen. Hy
verwacht niet van den voorgeBtelden maatregel
belangrijk verbruik van cider hier te lande.
De minister heeft gemeend, van een zoozeer
het algemeen belang gewenschten maatregel
niet te mogen afzien, enkel en alleen omdat
de volstrekte zekerheid ontbreekt, dat mis
bruiken niet zullen plaats vinden. Het is niet
tegen te spreken, dat wel eenig gevaar bestaat
van pogingen tot vervalsching van vruchten-
wyn met cider. Daartegen zal echter gewaakt
moeten worden en de gegeven inlichtingen
doen verwachten, dat dit over het geheel met
goed gevolg zal kunnen geschieden.
Wanneer wyn met afschryving van accyns
wordt uitgevoerd, geschiedt de Hitvoer direct
uit de bergplaats voor verlengbaar krediet.
Wordt het wetsontwerp bekrachtigd, dan zal
op zulke bergplaatsen meer toezicht noodig
zyn dan thans. Voor benadeeling van onze
bier-industrie vreest de minister niet. Reductie
van de alcoholgrens (met 13 pet) door
sommige leden voorgesteld zou een
belangryk bezwaar voor den handel en voor
don fiscus medebrengen.
Algeheele herziening van de verschillende
bepalingen betreffende den wynaccyns en deze
in éen wet byeen te brengen, ware z. i. niet
onwenscheiyk, hoewel er andere accgnswetten
die voor eene nieuwe condificatie nog
eerder in aanmerking zouden komen dan deze.
Bij de Memorie van Antwoord is gevoegd
n nota van wijzigingen, o. a. om een bepa
ling op te namen dat onder boomvruchten ook
verstaan worden aalbessen, kruisbessen, bosch
bessen en frambozen.
alle plaatsen op te noemen waar gij sedert
uw geboorte gewoond hebt, op het rytje af,
als 't u blieft. Gij zyt de jongste, dus dat
gaat het snelst."
„Ik ben geboren te Grossbuberitz, bg
Stolpenburg," zei hy vroolgk „en in die stad
heb ik mijn schoolonderwijs genoten
„Halt," riep ik uit „wij zijn er al bgna!
In welk jaar, als ik vragen mag
„Twaalf jaar geleden deed ik myn eind
examen."
„Zoo, zoo, nu is my alles duidelgk tot
bijna dienzelfden tijd ben ik daar leeraar aan
het gymnasium geweest vroeger ook leer
ling maar dat was vóór uw tyd, ei
jonge leeraar van de laagste klasse kent de
gezichten der heeren gymnasiasten uit
hoogste beter dan omgekeerd
„0, maar gij hebt toch zeker dadeiyk
gemerkt dat ik u ook herkende," viel h_
in de rede en schudde mij de hand, „ofschoon
gij wel gelijk hebt, dat een jongen uit de
hoogste klasse zich ver verheven voelt boven
een leeraar van de laagste. Maar men biyft
niet altgd gymnasiast en ik hoop dat gij my
het genoegen zult doen, heden mijn gast te
willen zgn. Gg blgft natuurlgk eten en dan
kunnen wy onder de koffie Skat spelen. De
derde man is er toevallig ook, en dien kent
wellicht nog beter dan mg. Het is myn gewei
schoolmakker en tegenwoordige boezemvriend.
Alfred Brückner, de zoon van onzen direc
teur, dien wij vroeger Oodegisel en daarna
Brutus noemden.
„Wat!" riep ik verrast uit „de jonge
Brückner Dus is daar toch nog wat van
terecht gekomen Hy was de belhamel by het
groote examen-schandaalik herinner i
i die
geschiedenis nog heel goed, vooral de conferen
ties erover. Maar sedert heb ik Stolpenburg
geheel uit het oog verlorenhet ligt een beetje
jlegen. Alleen heb ik vernomen dat
directeur overleden is en ook de oudeRödea.
dien deze niet kon uitstaan en zoo leeiyk
behandelde
„Eu diejlater zijn beBte vriend is geworden
en dat tot aan Briickners dood gebleven is", viel
hij mij weer in de rede, terwijl zijne goed
hartige oogen schitterden. „Nu, ik twijfel
niet aanof wij zullen heden nog men:
schoolgeschiedenis samen ophalen, en daarbij
is Röber een onuitputteiyke bron. Het
toch merkwaardig hoe men iemand zoo innig
kan vereeren en toch zoo hartelgk uitlachen
Net als men hem, ondanks de grootste gene
genheid, half dood kon ergeren.
„Hola Alfred riep hy het huis in, toen
wij de deur genaderd waren.
Weldra verscheen er een jonge oi
wiens gezicht ik terstond herkende, door de
geiykenis met zijn moeder.
„Brückner, pas kapitein geworden," stelde
de dominé hem voor, „natuurlijk by den staf,
tydeiyk hier in de buurt met ópmetingen belast,
ONDERWIJS.
Mej. L. M. van der Hart is Vrijdag be
noemd tot onderwijzeres aan school A te
Hoofdplaat
Na afgelegd examen gaan aan de Konink-
ïyke Militaire Academie o. a. over
van het 2e naar het 3e studiejaar: J. J. Hoo-
iboom, J. M. van der Made en J, J. Quadekker,
allen infanterie hier te lande F. W. Hering,
inf. O.-I.
van het le naar het 2e studiejaarjhr D. de
Brauw, E. L. N. Quadekker (v. w.) en P. M.
de Wolf, allen infanterie hier te landeP. A.
de Haas, C. A. Rynders, F. G. de Veer en
A. Weber (v. w.) inf. O.-I. en jhr W. C. M. de
van Ellemeet (y. w.) cavalerie hier te
lande.
By beschikking van den minister van
binnenlandsche zaken is bepaald, dat de com-
missiën, die in 1899 worden belast met het
afnemen der examens in de vreemde talen,
waarvan de programma's zijn vastgesteld bij
Kon. Besl. van 14 Oct. 1884 (Stbld no. 216),
voor zooveel betreft de dezen zomer te houden
examens, zitting zullen houden voor het mon
deling gedeelte te 's Gravenhage, voor het
schrifteiyk gedeelte op nader aan te wgzen
plaatsen.
O. a. is benoemd in de commissie voor de
Hoogduitsche taal als plaatsvervangend lid de
heer F. G. de Liefde, leeraar aan de R. H. B.
S. en het gymnasium te Middelburg.
Volgens de Hollandscbe bladen kan bin
nenkort een voorstel van de regeering tot
herziening van de drankwet worden tegemoet
gezien.
De kapitein C. J. Pické, van het 3e reg.
vest.-art., is overgeplaatst bij het le reg. veld-
art. en ingedeeld te Utrecht.
Tot zuivelconsulent in de provincie
Drenthe is benoemd de heer F. E. Posthuma,
se Leeuwarden, secretaris van den Bond van
Coöperatieve Zuivelfabrieken in Friesland.
Voor het examen voor adelborst hebben
zich 96 aspiranten aangemeld, en voor dat voor
leerling-machinist 68 candidaten.
Biykens het jaarverslag betreffende de
Maatschappij tot Opvoeding van Wecxen in he
Huisgezin, die over enkele weken haar 25-jarig
bestaan viert, is sinds 1 Febr. '98 opgetreden
als direoteur secretaris de heer J. Woudstra,
als opvolger van den heer M. W. Scheltema Ezn.,
wien op verzoek eervol ontslag werd verleend.
Het oude, gebrekkige Doorgangshuis op
Zandbergen bij Amersfoort is vervangen door
ruim, doelmatig ingericht gebouw. Deze
zoo dringend noodzakelyke verbetering vergde
veel van de kas; slechts voor 1/3 gedeelte
werden de buitengewone uitgaven door extra-
bydragen gedekt. Het bestuur doet nogmaals
een beroep op den steun van weezen vrienden.
Op 1 Januari '99 waren in verzorging 198
en genoodzaakt om in zijne vrije uren met
den schralen kost en het eenvoudige gezel
schap van een dorpsdominé het voor lief te
„En die dit met den dolzinnigsten ijver
doet", viel Brückner lachende in, „ofschoon
hem de rijkste landgoederen open staan. Nu,
over den schamelen kost zult gij zelf kunnen
oordeelen, dokter."
Wij drukten elkaar de hand en ik werd in
huis geleid en aan de dames voorgesteld want
behalve de dominésvrouw was er ook nog
hare jongste zuster, een allerliefst, mooi,
twintigjarig meisje, dat door de huisgenooten
„kindje" genoemd werd, doch #>or den kapi
tein steeds als „Mejuffrouw" aangesproken en
met een zekere onderscheiding behandeld werd.
Ik begon reeds iets te vermoeden.
Het middagmaal was hoogst gezellig, en ik
voelde my als onder oude kennissen. Ook
merkte ik bijna niet dat ik ongeveer vijftien
jaar ouder was dan de beide schoolmakkers,
en dat kwam voornameiyk omdat wy grooten
deels dezelfde leeraren hadden gehad en op
dezelfde lijn stonden in de meerdere of min
dere mate van ontzag voor die heeren.
Want het ging zooals gewoonlijk, wanneer
oude schoolmakkers byeen zyn, de leeraren
vormden meestal het onderwerp van het ge
sprek, en terwgl wy na afloop van het mid
dagmaal onder een glas wyn bleven zitten
piraten, kwam er geen einde aan de verhalen,