De aardappelziekte en hare bestrijding. FEUILLETON. BRXJTTJS. Middelburg 3 Juni. De nieuwe Gonveraenr-Generaal. Verschillende Berichten. BIJVOEGSEL Maandag 5 Juni 1899, no 130, V. Zooals we een vorige maal zagen, zi_ het besproeien met een gieter nog al bezwaren verbonden, zoodat men al spoedig naar betere werktuigen voor dat doel ging uitzien. Verschillende machines zijn dan ook gecon strueerd, die allen bekend zijn onder den naam pulverisateur en aldus worden genoemd, omdat ze de pap a. h. w. pnlveriseeren, d. i. zoo fijn verdoelen, dat ze in den vorm van poeder op de bladeren terechtkomt. Deze pulverisateurs of, om een Holland- schen naam te bezigen, besproeiers berusten in hoofdzaak hierop, dat de pap onder aangebrachte drukking door nauwe openingen naar buiten wordt geperst, en zoodoende in heel fijn ver deelden toestand over 't veld wordt verspreid. Deze machines zijn gemaakt om door een man op den rug te worden gedragen, maar er is ook reeds een machine samengesteld, die op een wagen door paarden over 't land moet worden getrokken. Een van de bekende beBproeiers, die ook eenvoudig is, wil ik hier beschrijven opdat de lezers eenigszins een begrip kunnen krijgen van zijn constructie, nl. die van Loumaigne. In hoofdzaak bestaat deze machine uit een koperen cylinder, waarin 10 L. van de ko persulfaat oplossing kan worden gedaan. Aan dezen cylinder is een kleine luchtpomp be vestigd, die, door een hefboom op en neer te duwen, lucht pompt in den cylinder, tenge volge waarvan de oplossing onder verhoogden druk komt te staan. Aan de andere zijde, onderaan het reservoir, bevindt zich een uit- voerbuis, die door een eaoutchouc slang in verbinding staat met een koperen pijp, welke door een bijzondere inrichting de uitvloeiende massa fijn verdeelt. Bij den arbeid duwt de gebruiker regelmatig den hefboom op en neer en brengt zoodoende de pap onder drukkingdaardoor vult zich de caoutchoucbuis met vloeistof. Is nu de druk groot genoeg, dan wordt door het omdraaien van een kraantje de toegang tot de genoem de koperen pijp vrij, waardoor de oplossing met kracht naar buiten wordt gestuwd uiterst fijn wordt verdeeld. Inwendig eenigzins afwijkend ingericht is de pulveriaateur van Allweiler, die eveneens in de practijk wordt gebezigd. Meer andere systemen zouden kunnen ge noemd worden, maar het is mijn doel niet de goede en Blechte eigenschappen der verschil lende systemen aan te geven, te minder daar het niet gemakkelijk zou gaan te zeggen welk Btelsel juist de voorkeur verdient. Evenals by elke machine, treft men ook hier bij het eene systeem goede eigenschappen aan, die bij een ander ontbreken, en omgekeerd. Wil men daarover eenigszins een oordeel uit spreken, dan zgn eenvoudigheid van constructie, gemakkeiyk schoonmaken, weinig slijtage, niet zwaar, goed verdeelen der vloeistof, enk eigenschappen die gewenscht zyn. Eerst in allerlaatste plaats, en niet, zooals maar al te veel gebeurt in de eerste, komt de vraag om trent den prijsdeze mag nooit op den voor grond worden gesteld. Men onthoude ook hierby den regelgoedkoop is vaak duurkoop. Waar de aardappelteelt nu in 't klein wordt gedreven, zyn deze besproeiers voorzeker de aangegeven werktuigen. Bij de grootcultuur echter zou deze wijze van besproeien wel eens eenig bezwaar kunnen opleveren, door gebrek aan werkvolk en ook om het hooge arbeidsloon. Teneinde nu aan deze bezwaren tegemoet te komen, is door den heer S. Lako, leeraar aan de R. L. B. S. te Wageningen, getracht een machine samen stellen, die door een paard zou kunnen wor- Een Schoolgeschiedenis van HA.NS HOFFMANN. 1. Uit het Duitsch. Toen ik mijn eenzame voetreis langs de Oostzeekust begon, had ik niet bedacht dat ik zóo dicht by het dorp Benzow zou komen, waar ik vroeger als logeergast in de pastorie zulke prettige weken had doorgebracht. Nu ik in de nabijheid kwam, werd ik er als 't ware heen getrokken. Het was alsof ik de rype frambozen en de kruisbessen nog proefde, en alsof de geur van den paardenstal en den koestal my in den neus kwam. Ik was toen in de derde klasse, en had dus in dertig jaar deze streek niet meer bezocht. Eensklaps bekroop ®y de lust om het oude plekje nog eens terug te zien en mijne herin neringen op te frisschen, ofschoon ik een omweg van een paar uur moest maken want Benzow was geen Stranddorphet lag aan een klein meer, door een hoogen bergrug van de zee gescheiden. Ik wist dat de oude dominé al lang dood wasmisschien was zyn opvolger ook reeds overledenmaar dat deed er niet toe mijne herinneringen leefden. Ik ging er dus heen en deed my a best om den bewogen en waarmede dus dageiyks een groote oppervlakte zou kunnen worden be sproeid. Inderdaad is dan ook zulk een werktuig geconstrueerd, waarvan de beschaving in hoofdzaak als volgt wordt aangegeven De vloeistof wordt, ter hoeveelheid van )0 L., in een vat gedaan, dat op een kar iB geplaatst. Een as met zes vleugels roert voortdurend in de vloeistof, doordat zij door middel van kettingschgven en ketting met de wielen is vereenigd. Aan de andere zyde van de machine bevinden zich een paar raderen, die een kruk in beweging brengen zoodra het wiel draait, tengevolge waarvan een dubbele zuig- en perspomp in werking wordt gebracht. Door deze pomp wordt een hoeveelheid vloeistof geperst in een koperen buis, waarop een windketel is geplaatst; deze ketel dient om den druk op de vloeistof meer gelijk te doen zyn. De koperen buis eindigt in kleppenkast, waar een belaste klep de noodige spanning veroorzaakt. Aan de koperen buis zijn vyf zijbuisjes, waardoor de vloeistof, door sterke caoutchouc- slangen, in vyf koperen doozen wordt gebracht. Aan elke doos zijn bevestigd zes sproeikraan- tjes, zooals die aan een handsproeier voorkomen, deze sproeitoestelletjes staan in verschillende richting, zoodat onder en achter de kar de vloeistof fijn verdeeld op de bladeren terecht komt. De voerman, geplaatst op een bok vóór het vat, heeft door hefboomen zoowel pomp als roertoestel in zyn hand, als ook de kraantjes zoodat hij door een overhalen der hefboomen alles in en uit werk kan zetten. Over 'tveld rydende, ziet men een wolk van fijn verdeelde pap achter de kar, waardoor een heele planten ineens worden besproeid. MAANDELIJKSCHE ARBEID OP DE BOERDERIJ. In 't begin der maand Juni mogen nog man- gelwortels en koolrapen worden verplanttoch bedenke men altijd dat laat verplante mangel- wortels altgd veel kleiner big ven dan gezaaide. In Juni is wieden, schoffelen en hakken nog steeds aan de orde. Vooral op de suiker bieten velden moet flink gewerkt worden, want land bouwers, onthoudt den gulden regel wieden brengt de suiker in de biet." Hoewel daarby het schoonmaken met de wiedmachine aanbeveling verdient, zie men toch goed toe hoe de gesteldheid van den bodem is; nog deze week zag ik op een paar velden hoe daar door machinaal wieden meer nadeel dan voor deel zou zijn gedaan. De bodem moet los zyn en geen korst bovenop, want dan trekt men h. w. de bieten mede uit. Einde dezer maand is het tyd voor hooioogst koolzaadoogst. Men onthoude daarbg dat het gras niet al te laat mag worden gemaaid, iets wat hier en daar nog wel eens voorkomt. Door onderzoekingen toch is uitgemaakt dat het gras zijn hoogste voedingswaarde bezit in begin van den bloei. Wacht men totdat het gras is uitgebloeid, dan worden al vele stengels hard en is de hoeveelheid verteerbare voedingsstoffen minder geworden. Eveneens is dit het geval met de klaver weiden ook deze dienen in 't begin van den bloei gemaaid te worden. Daarbij komt dan nog 't voordeel dat de tweede snede veel beter heeft zich flink te ontwikkelen, het oogsten van klaver zy men zeei voorzichtig, omdat anders al heel spoedig ver lies aan voeder ontstaat; de blaadjes, die veel voedsel in den gemakkelgkst verteerbaren vorm bevatten, gaan bij niet zorgvuldige behande ling gauw verloren. In 't laatst van Juni is de tijd, omSt Jans- rogge te zaaienin 't najaar wordt deze maaid als veevoeder, 't volgend jaar geeft ze dan nog vrucht. De bemesting der weiden met gier is na den eersten hooioogst aan te bevelen. Waar het warme weer veel bijdraagt voor 't optreden der aardappelziekte, komt langza merhand de tgd voor het besproeien met de Bouillie Bordelaise. P. LEENHOUTS. OOK EEN STANDPUNT. De Nieuwe Zondagsbode noemt de Dreyfus- zaak „een wrange vrucht van het karakterbe- dervend tooneel, in het van geloof grootendeels beroofde Frankrijk." Och komHet tooneelAls het blad nu had gesproken van romans, dan zouden wy het ons kunnen begapen. De kern der zaak ligt tot zekere hoogte in den door sensatie romans verwarden geest van Du Paty de Clam. Maar wat doet nu het „grootendeels van het geloof beroofde Frankryk" daarbij Of zou de redactie soms bedoeleD, dat bet geval Dreyfus door het geloof „Dreyfus-zaak" is geworden 'tls waarlgk niette onrechte dat in Frank ryk zoo wordt geklaagd over le sabre et le gou- pillon, anders gezegd „sabel en wijwaterkwast." De benoeming van den generaal W. Roe boom tot die hooge waardigheid komt zeker zeer onverwacht, zegt Het Vaderland. Velen zijn genoemd voor deze gewichtige betrekking, maar nog bij niemand was, naar 'tschynt, het vermoeden opgekomen, dat de heer Rooseboom de aangewezen man zou wezen. De heer Roo seboom trouwens is nooit in Indië geweeBt en werd nimmer genoemd onder de Indische spe cialiteiten. Het is evenwel meermalen geble ken, dat niet altijd de met Indië het best bekenden de beste laadvoogden waren, terwijl onder hen, die Indië niet kenden, er 5 weest, die in deze betrekking goed werk hebben gedaan. Doorzicht, energie, karakter zijn op den Buitenzorgschen troon van meer waarde dan de ervaring eener lange In dische loopbaan. Waar het aantal Indische autoriteiten, in wie de stof voor een Gouver neur-Generaal steekt, zeker niet groot is en daaronder enkele om bepaalde redenen niet konden of wilden in aanmerking komen, was het zeker niet vreemd, dat buiten dien kring is gezocht. Wg gelooven dat de keuze, door de regee ring gedaan, algemeen gunstig zal worden opgenomen. Wie den heer Rooseboom Kamerlid gekend hebben, hebben hem zonder uitzondering leeren bewonderen om zyn ver bazend omvangrijke kennis en zyn ongeëven aarde werkkracht. Deskundig op militair gebied, was er toch ook geen onderwerp buiten zijn vak, dat hy niet bestudeerde meester werd, zoodat zijn woord al zeer spoedig gezag kreeg, ook over niet-militaire aangele genheden. Daarbg ging hij steeds geheel zelfstandig zijn weg, hield zich nooit op met intrigetjes, maakte zich altyd warm voor belangen, die hij meende dat bevordering eischten. Hij gaf daarbij den indruk, dat in steekt de kracht van den regeerder, mis schien wat autoritair, maar dan ook doortastend i karaktervol. Zgn schitterende militaire loopbaan bezorgde im reeds op 54-jarigen leeftyd den generaals- rang. Dat intusschen bepaaldelijk op den militair de aandacht viel, gelooven wy niet. De toestanden in Indië zyn thans zoo, dat het oorlogvoeren vooreerst niet op den voorgrond zal staan, noch in Atjeh, noch elders. De tocht naar de N.-O. kust van Atjeh, waarvan juist gisteren een telegram melding maakte, was lang voorbereid en zal wel tot het verle- dene behooren, als de nieuwe Gouverneur- Generaal voet aan wal zet. Op den weg, dien wij nu eenmaal zijn ingeslagen, was deze tocht onver mijdelijk,deels om hen te helpen, die tegen Polim onze hulp inroepen,deels om onrustige staatjes tot rede te brengen. Wg hopen dat, als deze tocht zal zyn afgeloopen, het oorlogvoeren een eind zal hebben en wg gelooven ook wel, dat dit de bedoeling der regeering is. Generaal Roose boom trouwens was als Kamerlid nooit een man van de „agressie quand-même", zoomin als de tegenwoordige minister van koloniën. Zyn qualiteiten als staatsman zullen zeker bij de benoeming meer gegolden hebben, dan militaire hoedanigheden. Generaal Rooseboom is op dit oogenblik voorzitter der commissie, die belast is met de studie van het vraagstuk der fusie van de Nederlandsche en Indische officierskorpsen, Zoo op dien grond zekere verwachtingen in sommige kringen aan deze benoeming worden vastgeknoopt, is 't misschien niet overbodig op te merken, dat deze commissie nog slechts in 't stadium der voorbereidende studie ver keert, en dat, zoover bekend, de heer Roose boom niet met een gearreteerde meening deze naar Indië vertrekt. Dit vraagstuk voor de Regeering, naar wy meenen te kunnen verzekeren, nog geheel ongepraejudicieerd. 't Is zeker een heele onderneming voor iemand op56-jarigen leeftyd, voor 'teerstnaar Indië te vertrekken om zoo zware verantwoor- delgkheid te aanvaarden. Den nieuwen Gouver neur-Generaal zy de kracht toegewenscht om _n taak te vervullen, tot eigen voldoening en in 't belang van Nederland en Indië. Het Dagblad schrgft De keuze, welke op hem gevallen is, wordt in verband gebracht behalve met het regee- ringsbeleid van Atjeh, met het ernstige vraag stuk van de verdediging van Java tegen buitenlandsch geweld. Deze laatste overweging verklaart misschien de benoeming van een persoon, zoo geheel en al vreemd aan Indische toestanden als generaal Rooseboom. In elk geval is de regeering in dit opzicht consequent gebleven na de benoeming van den heer De Meester. Het Handelsblad teekent onder het bericht van de benoeming aan Men kan verzekerd zyn, dat hy als gouver neur-generaal de thans gevolgde Atjeh-politiek zal voortzetten. den weg terug te vinden. Heelemaal strookte de werkeiykheid niet met myne herinneringen; maar er woei toch dezelfde frissche, bekende lucht. Ik vond den tuin der pastorie en betrad dien vrgmoedig. Ik bleef er ook een poos ongestoord. De boomen waren natuuriyk ge groeid en veranderd, maar de bessenstruiken schenen nog dezelfde te zgn, en ik kon niet nalaten er een klein proefje van te nemen. Zij smaakten nog precies als van ouds. Al te lang kon ik mg hier evenwel niet op houden, want aan het einde van de laan ver scheen iemanddien ik terstond voor den tegenwoordigen dominé hield, ofschoon zgne waardigheid noch uit zgn haar bleek, zooals dat anders by ons te lande gebruikelijk is ik begreep het alleen aan zgne vriendelgk, welwillend uiterlgk, en ging onbeschroomd naar hem toe, stelde my voor en verklaarde hem wat mg hier heen voerde. Onder het spreken kwam het my voor dat ik dien man meer gezien had; die fijne, regel matige, nog jeugdige trekken deden my den ken aan.Ja, dat was het nu juist: aan wien? En ik merkte dadeUjk dat hy my ook zocht thuis te brengen, maar zelfs het noemen onzer namen bracht ons niet verder. Wy begrepen eikaars verlegenheid en zeiden beiden lachend: „Ik verbeeld my dat wij elkaarik moet u toch vroeger „Ja, daar zullen wy wel gauw achter komen," zei ik eiadelyk. „Wees zoo goed my BERTOESHN «EN ENZ. Bij kon. beBluit is aan mr C. G. By le veld, op verzoek, met ingang van 1 Juli 1899, eervol ontslag verleend uit zyne betrekking van vice-president der arr.-rechtbank te Arnhem, onder dankbetuiging: is benoemd tot vice-president der arr.-recht- bank te Arnhem mr D. R. B. baron van Lynden, thans rechter in gemeld college e eere-medaille der orde van Oranje- Nassau in zilver toegekend aan G. J. du Pain, bode der gemeente Haastrecht; jhr mr P. van Foreest, te Heilo, en prof. dr A. Mayer, te Wageningen, die in 1899 af treden, eerstgenoemde als lid en voorzitter laatstgenoemde als lid der commissie van toe zicht op de rijks-landbouwproefstations, opnieuw als zoodanig benoemd en zyn tot leden dier isie benoemddr F. A. F. C. Went, hoog leeraar aan de ryks-universiteit te Utrecht, en P. B. J. Ferf, lid van de Tweede kamer der Staten-Generaal, te Haarlem; is aan den adj.-commies by het Dep. van oorlog A. Parent, op grond van ziels- en lichaamsgebreken, eervol ontslag uit zijne ge melde betrekking verleend zyn benoemd by het pers. van den geneesk. dienst der landmacht, tot officier vangezondb. le kl., de burgergeneeskundigen (artsen) L. Coenen, A. van der Minne, dr J. B. Diehl en C. J. B. Pickée; is, voor den tijd van 5 jaren, benoemd bij het pers. van den geneesk. dienBt der land macht, tot reserve officier van gezondh. 2e kl. de heer W. A. Vermaas, arts is aan den yker der maten en gewichten, chef van dienst, J. de Boeuff, te Groningen, op zyn verzoek, eervol ontslag verleend uit rijks dienst; is aan den heer jhr C. H. A. van der Wijck, op zyn verzoek, met ingang van 3 October a. eervol ontslag verleend als Gouverneur- Generaal van Nederlandsch-Indië, en zulks met dankbetuiging is benoemd tot ridder in de orde van den Nederlandsche Leeuw de heer mr A. Loudon, referendaris by het Dep. van Koloniën. Aanstaanden Woensdag verleent de minister van justitie geene audiëntie. fWEEDB K1MEH, VruchtenwIJnwet. Ter beantwoording van het Yoorl. Verslag der Kamer omtrent het wetsontwerp, inhou dende nadere bepalingen omtrent den accijns op den wijn, zegt de minister van financiën in zijne memorie, dat 't hem aangenaam was te vernemen, dat de wensch der Regeering om te trachten de vruchtenteelt tot meerdere ontwikkeling te brengen door wegneming van de in onze fiscale wetgeving bestaande belem meringen vrij algemeene instemming vond. 't Was hem niet gebleken op welken grond enkele leden aan dit wetsontwerp een min of meer protectionistisch karakter toekennen. Hy verwacht niet van den voorgeBtelden maatregel belangrijk verbruik van cider hier te lande. De minister heeft gemeend, van een zoozeer het algemeen belang gewenschten maatregel niet te mogen afzien, enkel en alleen omdat de volstrekte zekerheid ontbreekt, dat mis bruiken niet zullen plaats vinden. Het is niet tegen te spreken, dat wel eenig gevaar bestaat van pogingen tot vervalsching van vruchten- wyn met cider. Daartegen zal echter gewaakt moeten worden en de gegeven inlichtingen doen verwachten, dat dit over het geheel met goed gevolg zal kunnen geschieden. Wanneer wyn met afschryving van accyns wordt uitgevoerd, geschiedt de Hitvoer direct uit de bergplaats voor verlengbaar krediet. Wordt het wetsontwerp bekrachtigd, dan zal op zulke bergplaatsen meer toezicht noodig zyn dan thans. Voor benadeeling van onze bier-industrie vreest de minister niet. Reductie van de alcoholgrens (met 13 pet) door sommige leden voorgesteld zou een belangryk bezwaar voor den handel en voor don fiscus medebrengen. Algeheele herziening van de verschillende bepalingen betreffende den wynaccyns en deze in éen wet byeen te brengen, ware z. i. niet onwenscheiyk, hoewel er andere accgnswetten die voor eene nieuwe condificatie nog eerder in aanmerking zouden komen dan deze. Bij de Memorie van Antwoord is gevoegd n nota van wijzigingen, o. a. om een bepa ling op te namen dat onder boomvruchten ook verstaan worden aalbessen, kruisbessen, bosch bessen en frambozen. alle plaatsen op te noemen waar gij sedert uw geboorte gewoond hebt, op het rytje af, als 't u blieft. Gij zyt de jongste, dus dat gaat het snelst." „Ik ben geboren te Grossbuberitz, bg Stolpenburg," zei hy vroolgk „en in die stad heb ik mijn schoolonderwijs genoten „Halt," riep ik uit „wij zijn er al bgna! In welk jaar, als ik vragen mag „Twaalf jaar geleden deed ik myn eind examen." „Zoo, zoo, nu is my alles duidelgk tot bijna dienzelfden tijd ben ik daar leeraar aan het gymnasium geweest vroeger ook leer ling maar dat was vóór uw tyd, ei jonge leeraar van de laagste klasse kent de gezichten der heeren gymnasiasten uit hoogste beter dan omgekeerd „0, maar gij hebt toch zeker dadeiyk gemerkt dat ik u ook herkende," viel h_ in de rede en schudde mij de hand, „ofschoon gij wel gelijk hebt, dat een jongen uit de hoogste klasse zich ver verheven voelt boven een leeraar van de laagste. Maar men biyft niet altgd gymnasiast en ik hoop dat gij my het genoegen zult doen, heden mijn gast te willen zgn. Gg blgft natuurlgk eten en dan kunnen wy onder de koffie Skat spelen. De derde man is er toevallig ook, en dien kent wellicht nog beter dan mg. Het is myn gewei schoolmakker en tegenwoordige boezemvriend. Alfred Brückner, de zoon van onzen direc teur, dien wij vroeger Oodegisel en daarna Brutus noemden. „Wat!" riep ik verrast uit „de jonge Brückner Dus is daar toch nog wat van terecht gekomen Hy was de belhamel by het groote examen-schandaalik herinner i i die geschiedenis nog heel goed, vooral de conferen ties erover. Maar sedert heb ik Stolpenburg geheel uit het oog verlorenhet ligt een beetje jlegen. Alleen heb ik vernomen dat directeur overleden is en ook de oudeRödea. dien deze niet kon uitstaan en zoo leeiyk behandelde „Eu diejlater zijn beBte vriend is geworden en dat tot aan Briickners dood gebleven is", viel hij mij weer in de rede, terwijl zijne goed hartige oogen schitterden. „Nu, ik twijfel niet aanof wij zullen heden nog men: schoolgeschiedenis samen ophalen, en daarbij is Röber een onuitputteiyke bron. Het toch merkwaardig hoe men iemand zoo innig kan vereeren en toch zoo hartelgk uitlachen Net als men hem, ondanks de grootste gene genheid, half dood kon ergeren. „Hola Alfred riep hy het huis in, toen wij de deur genaderd waren. Weldra verscheen er een jonge oi wiens gezicht ik terstond herkende, door de geiykenis met zijn moeder. „Brückner, pas kapitein geworden," stelde de dominé hem voor, „natuurlijk by den staf, tydeiyk hier in de buurt met ópmetingen belast, ONDERWIJS. Mej. L. M. van der Hart is Vrijdag be noemd tot onderwijzeres aan school A te Hoofdplaat Na afgelegd examen gaan aan de Konink- ïyke Militaire Academie o. a. over van het 2e naar het 3e studiejaar: J. J. Hoo- iboom, J. M. van der Made en J, J. Quadekker, allen infanterie hier te lande F. W. Hering, inf. O.-I. van het le naar het 2e studiejaarjhr D. de Brauw, E. L. N. Quadekker (v. w.) en P. M. de Wolf, allen infanterie hier te landeP. A. de Haas, C. A. Rynders, F. G. de Veer en A. Weber (v. w.) inf. O.-I. en jhr W. C. M. de van Ellemeet (y. w.) cavalerie hier te lande. By beschikking van den minister van binnenlandsche zaken is bepaald, dat de com- missiën, die in 1899 worden belast met het afnemen der examens in de vreemde talen, waarvan de programma's zijn vastgesteld bij Kon. Besl. van 14 Oct. 1884 (Stbld no. 216), voor zooveel betreft de dezen zomer te houden examens, zitting zullen houden voor het mon deling gedeelte te 's Gravenhage, voor het schrifteiyk gedeelte op nader aan te wgzen plaatsen. O. a. is benoemd in de commissie voor de Hoogduitsche taal als plaatsvervangend lid de heer F. G. de Liefde, leeraar aan de R. H. B. S. en het gymnasium te Middelburg. Volgens de Hollandscbe bladen kan bin nenkort een voorstel van de regeering tot herziening van de drankwet worden tegemoet gezien. De kapitein C. J. Pické, van het 3e reg. vest.-art., is overgeplaatst bij het le reg. veld- art. en ingedeeld te Utrecht. Tot zuivelconsulent in de provincie Drenthe is benoemd de heer F. E. Posthuma, se Leeuwarden, secretaris van den Bond van Coöperatieve Zuivelfabrieken in Friesland. Voor het examen voor adelborst hebben zich 96 aspiranten aangemeld, en voor dat voor leerling-machinist 68 candidaten. Biykens het jaarverslag betreffende de Maatschappij tot Opvoeding van Wecxen in he Huisgezin, die over enkele weken haar 25-jarig bestaan viert, is sinds 1 Febr. '98 opgetreden als direoteur secretaris de heer J. Woudstra, als opvolger van den heer M. W. Scheltema Ezn., wien op verzoek eervol ontslag werd verleend. Het oude, gebrekkige Doorgangshuis op Zandbergen bij Amersfoort is vervangen door ruim, doelmatig ingericht gebouw. Deze zoo dringend noodzakelyke verbetering vergde veel van de kas; slechts voor 1/3 gedeelte werden de buitengewone uitgaven door extra- bydragen gedekt. Het bestuur doet nogmaals een beroep op den steun van weezen vrienden. Op 1 Januari '99 waren in verzorging 198 en genoodzaakt om in zijne vrije uren met den schralen kost en het eenvoudige gezel schap van een dorpsdominé het voor lief te „En die dit met den dolzinnigsten ijver doet", viel Brückner lachende in, „ofschoon hem de rijkste landgoederen open staan. Nu, over den schamelen kost zult gij zelf kunnen oordeelen, dokter." Wij drukten elkaar de hand en ik werd in huis geleid en aan de dames voorgesteld want behalve de dominésvrouw was er ook nog hare jongste zuster, een allerliefst, mooi, twintigjarig meisje, dat door de huisgenooten „kindje" genoemd werd, doch #>or den kapi tein steeds als „Mejuffrouw" aangesproken en met een zekere onderscheiding behandeld werd. Ik begon reeds iets te vermoeden. Het middagmaal was hoogst gezellig, en ik voelde my als onder oude kennissen. Ook merkte ik bijna niet dat ik ongeveer vijftien jaar ouder was dan de beide schoolmakkers, en dat kwam voornameiyk omdat wy grooten deels dezelfde leeraren hadden gehad en op dezelfde lijn stonden in de meerdere of min dere mate van ontzag voor die heeren. Want het ging zooals gewoonlijk, wanneer oude schoolmakkers byeen zyn, de leeraren vormden meestal het onderwerp van het ge sprek, en terwgl wy na afloop van het mid dagmaal onder een glas wyn bleven zitten piraten, kwam er geen einde aan de verhalen,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1899 | | pagina 5