Het bewaren van den stalmest. BIJVOEGSEL VAN DE Maandag 17 April 1899, no 90. In den laatsten tijd is ook op de boerderij het een en ander veranderd en heeft ook de landbouwer een ruimeren blik over en dieper inzicht in zijn vak verkregen. Allengs zal zeker wel geen landbouwer meer te vinden zijn, die ook op 't gebied van bemestingsleer zijn ideeën niet heeft gewijzigd; thans reeds kent iedere landbouwer 't woord „kunstmest." Worden de namen der vorschillende kunstmest- soorten al niet altijd juist uitgesproken en zijn er zelfs landbouwers die zich tevreden stellen met den algemeenen naam van „guano" voor alles wat kunstmest heet of er op gelijkt vrijwel allen zijn het tegenwoordig eens om trent de goede werking dezer moderne mest stoffan. Alleen worden nog enkele personen aangetroffen, die geen kunstmest willen toe passen, maar ook zij zullen mettertijd het oude conservatieve begrip van „wat vader en groot vader deed, was goed en daarom doe ik het ook" moeten laten varen, willen zij in den strijd om 't bestaan niet ten onder gaan. Zien wij in den laatsten tijd de aanbeste dingen van kunstmeststoffen door landbouw- vereenigïngen en dergelijke, dan bemerken wc dat jaarlijks het gebruik dier stoffen verbazend toeneemtwel een bewijs, hoe goed de wer king is. Menig landbouwer, die voor een paar jaar van „al dat vreemde goedje" niets wilde weten, zag toch hoe uitstekend het op buurmans veld werkte, nam zelf ook eens de proef, mot 't gevolg dat hij thans een massa van dien kunstmest gebruikt. Voorzeker is dan ook met het bekend wor den dezer kunstmeststoffen een groote factor voor verhooging der akkeropbrengst ontstaan: vele perceelen land geven na 't aanbrengen van enkele honderden kilogrammen dezer mest stoffen een veel hooger opbrengst, zoodat men in sommige streken van ons land zoover gaat ze niet meer te beschouwen als hulpmest, maar als hoofdmest. Vooral in 't Noorden, In de streken der veenkoloniën, kent men aan den kunstmest zulk een hooge waarde toegetuige de uitroep van een practicus op een landbouw- vergadering aldaar „Praat ge nog van hulp- mest Hoofdmest moet ge zeggen 1" Zoo iemand moet dus wel overtuigd zijn van de waarde der kunstmest-bemeeting in de boerderij en voorzeker is de waarde daarvan dan ook niet gering te schatten. Edoch roep ik den landbouwers toedenkt er tevens om dat ook de stalmest voor u waarde bezit. Dit wordt blijkbaar nog niet genoegzaam ingezien, als men eens nagaat de manier, waarop men met dezen mest omgaat. Is het waar dat op den duur de stalmest niet in staat bleek, dat gene in den grond terug te brengen, wat er door den oogst was uitgenomen, toch is blijft deze een waardevol product op en voor de boerderij. Noodzakelijk is het dan ook, dat de stalmest goed wordt bewaard; en jnist deze bewaring laat zoo hier en daar veel te wenschen over. Gaan we na uit welke bestanddeelen de stal mest bestaat, dan weten we dat daarin aanwe zig zijnde vaste en vloeibare uitwerpselen der dieren, benevens het strooistroo. De eerste soort van bestanddeelen, nl. de uitwerpselen der dieren, bevatten voornamelijk het werkzame deel van den mest, te weten de aschbestanddeelen, terwijl de rol van strooi stroo in de boerderij in hoofdzaak een twee ledige is lo. verschaft het aan het vee een droge ligplaats 2o. wordt het vloeibare deel van den mest vastgehouden. Juist bij dit laatste punt wenseh ik de aan dacht mijner lezers een oogenblik te bepalen, omdat de waarde daarvan op sommige boer derijen nog niet genoegzaam schijnt te worden begrepen. Maar al te veel ziet men op enkele boerderijen een massa vloeistof uit de mest vaalt wegloopenneen, men is niet tevreden dat die bruine massa van nature wegloopt, nog erger: men graaft een greppeltje om de vloeistof nog vlugger te doen wegvloeien. Dan loopt die massa meestal in een nabijzijnde sloot, met het driedubbele nadeel dat de omgeving door de opstijgende dampen zeer ongezond wordt; het drinkwater in de naburige slooten door wordt verontreinigd; een massa kapitaal verloren gaat, zonder dat men er eenig profijt van trekt. Werd nu zoo nu en dan zulk een sloot eens uitgediept en de verkregen massa over 't land of de weide gebracht, dan kon men althans een deel der bemestende bestanddeelen weer benuttigen. Maar op verscheidene plaatsen wordt ook zelfs aan die slooten niets gedaan, zoodat zeker wel eens de aandacht op vloeibare massa mag gevestigd worden. Men vindt zelfs mestvaalten, die heelemaal in poelen zijn veranderd, zoodat ze bij regenachtig weer niet te genaken zijD, omdat de omliggende grond doorweekt is. En terwijl dan daar J:~ massa plantenvoedende bestanddeelen v loopen, hoort men dikwijls dat de eigenaar voor honderden guldens aan mest in den vorm van kunstmest aankoopt. Zulk een landbouwer handelt dus als een mijnwerker, die het zilver- erts als waardeloos product ter zijde werpt, omdat het niet blinkt als zuiver zilver. Deze vloeibare uitwerpselen zijn juist meest waardevolle deelen uit de mestvaalt en brengt, bij monde van den heer P. Melis, rap- dienen zorgvuldig opgevangen en bewaard te worden; ze bevatten de plantenvoedende stof fen: atikstot, phosphorzuur en kalium in opge- losten, dus direct voor de plant opneembaren, vorm. De gier nu bestaat niet alleen nit die vloei bare uitwerpselen, maar nog andere factoren zijn in 't spel geweest bij haar ontstaaneen bewijs biervoor is 't feit, dat men in gier altijd wat phosphorzuur aantreft, terwijl de vloeibare uitwerpselen der runderen en paarden vrij van phosphorzuur zijn. De vloeibare uitwerpselen komen terecht op het strooistroo en de vaste uitwerpselentengevolge daarvan ontstaan ontledingsprocessen, waardoor onopgeloste stot- fen in den oplosbaren toestand worden over gebracht. Een j uiste opgave omtrent de handelswaarde der gier is natuurlijk niet aan te gevenhoe veelheid gebruikt strooistroo, meer of minder sterke voeding der dieren, de hoeveelheid regenwater die op de mestvaalt is gevallen, de soort van dieren, wier uitwerpselen in de mestvaalt terecht komen, enz., dit zijn alle factoren, die daarop van invloed zijn. Een gemiddelde analyse kan dan ook niet worden opgegeven, maar berekent men de hoeveel heid oplosbare plantenvoedende stoffen, die in de mestvaalt terecht komen en door een niet- zorgvuldige behandeling te loor gaan, dan zal men zien dat op sommige plaatsen hon derden guldens aan meststoffen verloren worden. En hoe dit te voorkomen? Daarover een volgenden keer. P. LEENHOUTS. Polderbestuur van Walcheren. Zitting van heden, Zaterdag, morgen te 10 uren. Voorzitter de heer P. Pouwer. Tegenwoordig 18 commissarissen. Afwezig de heeren Borsius en Franse, wegens ongesteldheidDe Bruijn van Melis en Marie- kerko, wegens uitlandigheid, en jhr mr L. Schorer. De voorzitter deelt mede, dat de heer Dronkers, de geachte voorzitter, wegens ongesteldheid verhinderd is deze vergadering bij te wonen. Spreker zal als waarnemend voorzitter deze bijeenkomst leiden en vraagt daarbij de wel willende medewerking der leden. De notulen van het verhandelde in de vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. Daarna komt ter tafel het verslag van het dagelijksch bestuur omtrent den toestand des polders in 1898. Hieraan is het volgende ontleend Hoewel het begin van den winter zonder buitengewone vloeden voorbij ging, zoo later de verdedigingswerken toch niet geheel voor beschadiging gevrijwaard. In de maanden December 1898 en Januari 1899 kwamen een drietal vrij hooge vloeden voor, die beduidende schaden veroorzaakten, welke echter zonder buitengewone middelen konden worden hersteld of tegen verdere uitbreiding voorzien. De kosten van herstel hebben bedragen voor de Noord watering f 5211.61, voor de Zuid watering f 940.20 en voor de Westwatering 896.25, samen alzoo f 7048 06. Door de stormvloeden hebben de zeedijken en de duinen nog al gel In het afgeloopen jaar werd geen overlast van het polderwater ondervonden. Het verslag zal, als naar gewoonte, worden gedrukt. Vervolgens geschiedt overlegging van de polderbegrooting voor 1899. Zij wordt als volgt voorgesteld Inkomsten. Hfdst. I, ontvangsten wegens vroegere dien en, f 5588. Hfdst. II, opbrengst van eigendommen en bezittingen, f 2443.84. Hfdst. III, belastingen en heffingen, f250.372.77 (gewoon dijkgesehot ad f 14.50 per heet. schot- r en f 6.30 per heet. vrijland f 232,896.41 buitengewoon dijkgesehot ad f 1 per heet. f 16.899.18). Hfdst. IV, inkomsten van verschillenden aard en toevallige baten, f 3564.37. Hfdst. V, inkomsten van straat- en zand- egen, f 9900. Hfdst. VI, buitengewone ontvangsten, f 50.000 (geldleening met de Mij voor Gemeente-crediet.) Totaal der inkomsten f 321.868.98, Uitgaven. Hfdst. I, uitgaven van vroegere dienstjaren! nihil. Hfdst. II, kosten der gewone werken, f175.800, (Noord watering f 135.950, Oostwatering f 9850, Zuidwatering f 11.080 ea Westwatering f 18.920). Hfdst. Ill, kosten der buitengewone f 5597.23s (regularisatie van stormschaden in 198). Hfdst. IV, kosten van straat- en zandwegen; f 9900. Hfdst, V, rentebetalingen aflossing van geves tigde schulden, f 94.676.71. Hfdst. VI, bezoldigingen en sehadelooBBtel- lingen, f 17.360.33. Hfdst. VII, kosten der inspectiën op de zee- werken, f 700. Hfdst. VIII, kosten van onderhoud van 's pol ders eigendommen, f 400. Hfdst. IX, grond en andere lasten f 1066.39s, Hfdst. X, kosten van brand, licht en bureau behoeften, f 500. Hfdst. XI, druk-, bind- en schrijfloonen, f 550- Hfdst. XII, kosten van bijhouding van den kadastralen polderlegger, f 300. Hfdst. XIII, kosten der missarissen, f 250. Hfdst. XIV, andere uitgaven, in het belang van den polder noodig, f 3400. Hfdst. XV, onvoorziene uitgaven, f 11.368.31. Tntool rfat. port nit, strekkende tot goedkeuring der grooting. Bij de algemeene beschouwingen, waartoe alsnu gelegenheid gegeven wordt, vraagt de heer Snijders eene inlichting omtrent het dijk gesehot waarom is afgeweken van het denkbeeld van het dag. bestuur om weer eene tijdelijke geldopneming te doen plaats hebben en eene leeniug van f 50.000 wordt voorgesteld. Een leening op korten termijn is altijd duur en tijdelijke geldopneming veel goedkooper. Andere corporatiën kunnen tot 3!/4 geld geleend krijgen. Het steeds ter markt gaan bij een zelfde instelling is mogelijk ook niet aanbevelens waardig en het vertrouwen, dat de polder ge niet, is toch groot genoeg om ook bij anderen te sl8gen. De voorzitter deelt mede, dat tijdelijke geld opname iedere drie maanden verleDgd moet worden en dan de rente wordt bepaald naar den koers van den dag. Hij wijst erop dat de onkosten bij tijdelijke geldopname grooter zijn dan bij eene geldlee ning, die, eens aangegaan, ook kan afgelost worden wanneer de polder tegen lager rente kan geholpen worden. De heer Van der Swa'mn wijst er op dat, toen het denkbeeld van tijdelijke geldopneming werd geopperd, de toestand anders was dan De kosten der werken zjjn hooger ge worden dan werd vermoed, ook tengevolge van daaraan toegebrachte schaden. In dit geval is, waar het eene belangrijke som geldt, eene leening regelmatiger. Dat met de genoemde inrichting is onder handeld, is een gevolg hiervan, dat geenvoor- deeliger aanbiedingen zijn ontvangen. De heer Snijders verklaart zich dankbaar voor de inlichtingen, doch niet volkomen vol daan. Hij zal echter over deze kwestie niet verder uitwijden. De algemeene beraadslaging wordt hierop De heer Schorer komt ter vergadering. Alsnu wordt overgegaan tot de artikelsge- wijze behandeling, beginnende met de uit- a ven. Bij hfdst II. art. 2, kosten der werken voor de Oostwatering,zegt de heer VanTeijüngen, dat in de raming daarvoor niet zijn uitgetrok ken gelden voor voorziening in de buurt van het polderhuis. Tussehen hoofd 15 en 16 is in het najaar een oeverafachuiving voorge komen, die wel niet bijzonder groot is, maar waarmede toch rekening moet gehouden wor den wijl door deskundigen reeds sedert jaren is beweerd en door peilingen is aangetoond dat de vooroever daar steeds achteruit gaat. Spreker toont dit in den breede aan en maakt met den meesten ernst het dag. bestuur opmerkzaam op den toestand aldaar, met ver zoek dat steeds zullen worden overgelegd de rapporten van den hoofdingenieur omtrent de peilingen. De voorzitter zegt dat het hier een kleine oeverafachuiving geldt, een 80 meter uit den wal- Die afstand maakt stprten onmogelijk en doet ook voor geen gevaar vreezen. De aan dacht van het dag. bestuur is in elk geval steeds op dit punt gevestigd en du en dan laat het daar ook buitengewone peilingen doen, Bij art. 3, kosten dei' werken voor de Zuid watering, zegt de heer Van Teijlingen in den ramingsstaat geen uitgaven gevonden te hebben voor werken tussehen dijkpalen 38 en 39, die het dag. bestuur vroeger noodig oor deelde, nl. verbetering der bestaande steenglooi- ing. De voorzitter deelt mede, dat bij onderzoek gebleken is dat dit werk niet zoo noodig is. Daarom is het van de oorspronkelijke raming iu Augustus geschrapt. Spreker zou voorziening daar geheel onnoo- dig achten en de commissie, die de ramingen onderzocht, is van hetzelfde gevoelen. art. 4, kosten der W e s t w a t e r i n g, zegt do heer De Visser, dat daarop voor heul f 2500 is uitgetrokken. Is dat bedrag niet te hoog vraagt hg. De voorzitter deelt mede dat steenen land- hoofden en ijzeren riggels, waarop hier is ge rekend, wel duur zijn, maar langer standhouden dan houten landhoofden. De heer Louwerse is geen voorstander van heulen met steenen landhoofden. Hij geeft verre de voorkeur aan geheel gemetselde heulen, De voorzitter wijst er op dat dit bij de be doelde heul aan de Griffioen niet gemakkelijk zijn zou, tengevolge van de breedte, die heul hebben moet. De heer Louwerse zegt dat zijne opmerking niet deze heul geldt, maar dat zij meer in het algemeen is bedoeld. De voorzitter deelt mede dat gemetselde heulen worden gemaakt,daar waar dit mogelijk is. De beer Cysouw gelooft ook dat op den duur steeneu laudhoofden voordeeliger zgn, en wijst er verder op dat de heul, die hier bedoeld wordt, niet anders kan gemaakt worden dan is voorgesteld. De heer Koene gaat met den heer Louwerse ede. Hij gelooft dat de heul aan de Griffioen ook kon gemetseld worden zonder het verkeer te belemmeren. De voorzitter is dit niet eens; de doorgang zou te smal worden. De heer Koene wijst verder op het gevaar voor de paarden bij heulen als de voorgestelde. De voorzitter stelt in het licht dat, als de putten voor de heulen goed worden aangevuld met steenpuin, het rgden erover gemakkelijk gaat. Dat aanvullen laat echter hier en daar nogal te wenschen over. Hier, bij de Griffioen beBtaat daarvoor geen bezwaar. De heer Corré is het eens met den heer Koene. Hij wijst erop dat het aanvullen met grond wel, doch met steen niet is te vergen van de aangelanden of de gemeentebesturen. De voorzitter wijst erop dat het polderbe- van hem die met het onderhoud van den weg is belast. Bij art. 5 van hfdst. III, regularisatie van stormschaden, f 5597.23', wijst de heer Snijders erop dat het vorige jaar hiervoor f 13.132.58s was uitgetrokken. In verband met het daar straks medegedeelde over groote stormschaden in dit jaar vraagt hij inlichtingen. De heer Van der Swalme deelt mede, dat er dit jaar niet zooveel stormsohade is, maar dat er tal van andere werken moeten uitgevoerd worden, die veel geld eischen. De heer Snijders wijst erop dat een f30.000 meer is geraamd, dan in Augustus werd noodig geacht. Daarom verwondert hem het klein bedrag van dezen post. De voorzitter zegt dat deze som betreft de schade, in 1898 toegebracht. Den heer Snijders is het niet duidelijk dat, waar de kosten der werken zooveel hooger zgn, de regularisatie zulk een laag cijfer vereischt. Bij hfdst. IV, kosten der straat- en zand wegen, vraagt de heer Van Teijlingen inlich tingen omtrent het onderhoud van een zijtak- naar Overduin, die hij meent dat ten laste komt van den eigenaar. De voorzitter zegt dat die kosten zijn afge kocht. De heer De Visser vraagt of in deze be grooting ook begrepen is de verbetering van den grintweg van Middelburg naar Grijpskerke. De voorzitter zegt, dat het dag. bestuur de verbetering tot het volgende jaar wenscht uit te stellen, wijl niet alles op eens kan geschieden. De heer Van Teijlingen wijst er op, dat de weg van Serooskerke tot Oostkapelle hersteld wordt tot mijlpaal 10 en zon gaarne wenschen, dat de herstelling nog iets verder werd uit gestrekt, tot bij den tol. De heer Van der Swalme zegt, dat het nu voorgedragen stuk weg het slechtst is en de herstelling van het overige zuinigheidshalve nog wel eenigen tijd kan uitgesteld worden, De heer Van Teijlingen meent dat, waar de verbetering niet veel geld zal eischen, het wenschelijk wezen zou dit eindje er bij te Hij geeft dat het dag. bestuur in overweging. Da voorzitter zegt dat hierop zal worden gelet. De heer Snijders merkt op, dat hier meer alen is beweerd dat wat voor de wegen wordt ontvangen, ook daaraan wordt besteed. Hij meent dat zulks dit jaar niet het geval is. De voorzitter toont aan dat de raming van de inkomsten gelijk is aan die voor de uitgaven. B^ hfdst. V. art. 17, zes maanden rente van f 50.000, vraagt de heer Sprenger de behan deling aan te houden totdat over de leening is beslist. Dit wordt goedgevonden. Bij hfds. VI, bezoldigingen en schadeloosstel lingen, zegt de heer Sprenger vernomen te hebben, dat twee ambtenaren van den polder naar eene andere betrekking solliciteeren. Hij geeft het dag. bestuur in overweging eens na te gaan of er geen termen zouden bestaan om de jaarwedden der waterbouwkundige ambte naren na een zeker aantal dienstjaren te ver- hoogen. De voorzitter zegt die overweging toe. Na behandeling der uitgaven wordt overge gaan tot de inkomsten. Bij hfdst. III, belastingen en heffingen, wordt het gewoon dijkgesehot goedgekeurd, zooals dat is voorgesteld. Het buitengewoon gescbot, op f 1 voorgesteld, wenscht de heer Sprenger te brengen op f3, ie de leening onnoodig te maken of tot lager bedrag. Dit voorstel wordt voldoende ondersteund. De heer Van der Swalme wijst er op dat het denkbeeld niet nieuw is, ook niet voor het dag. bestuur. Het heeft echter gemeend daarop niet te moeten ingaan, omdat er geen geldige redenen bestaan om in de eerste jaren buiten gewone rampen te vr8ezen en het dus niet noodzakelijk is de ingelanden op zoo hooge lasten te brengen. De heer Snijders zal tegen het voorstel stemmen, omdat hij tegen een leening is, daar er naar zijne meening goedkooper geld kan worden verkregen en hij, waar het niet noodig is, geen meerdere lasten op de ingelanden wil leggen. De heer Van Teijlingen zal met het voorstel van den heer Sprenger medegaan, omdat de schuldenlast van den polder niet wil ver meerderen. De voorzitter gelooft dat het voorgestelde dijkgesehot hoog genoeg is en acht het ver keerd de lasten der ingelanden te verhoogen zoolang dit niet dringend noodig is. Het voorstel-Sprenger, alsnu in i gebracht, wordt verworpen met 15 tegen 4 stemmen. Voor stemmen de heeren Lantsheer, Spren ger, Van Teijlingen en Schorer. Bij hfdst. V, inkomsten van straat- n zandwegen, vraagt bij art. 17; brengst van hakhout en boomen, waarvoor niets is uitgetrokken, de hear Louwerse waartoe toch de aanplant, die zooveel kost, dient als er geen financieel voordeel uit volgt. De voorzitter deelt mede dat er dit jaar geen hout ia, geschikt om verkocht te worden. De heer Louwerse vraagt of het doel van den aanplant alleen is verfraaiing van den weg of ook voordeel. De voorzitter antwoordt dat zoowel naar het eene als naar het ander wordt gestreefd. Bij hfdst. VI, buitengewone ont vangsten, geldleening van f 50.000, vraagt de heer Snijders stemming. De voorzitter beveelt de leden aan de leening niet af te stemmen. De polder heeft het geld noodig en misschien is er wel tegen lager rente geld te bekomen, maar dan zgn de kosten grooter. De leening kan bovendien af gelost worden, wanneer men dit wenseht. Het dag. bestuur heeft getracht op voor deeliger wijze geld te krijgen maar is daarin den beer Snijders, wordt de leening keurd. Hierna wordt het aangehouden artikel rente betaling voor deze leening vastgesteld. Alsnu komt de begroofing in haar geheel in stemming. Zij wordt aangenomen met algemeene stem- behalve die van de heeren Sprenger en Snijders. Aan het dag. bestuur worden daarop de gewone machtigingen verleend. Hierna wordt door het dag. bestuur overge legd een concept-reglement tot het pensioneeren der ambtenaren. Daarbij wordt bepaald: Art. 1. De ambtenaren van den polder Wal cheren hebben aanspraak op pensioena. nadat zij den leeftijd van 65 jaren hebben bereikt en minstens dertig jaren in dienst van den polder zijn werkzaam geweest; b. wanneer zij na tieDjarigen dienst door ziekte buiten staat zgn hunne betrekking langer te vervullen, mits die toestand bewezen worde door eene schrif- verklaring van twee door het dage lijksch bestuur aan te wijzen personen c. wan neer zij in of door hunne betrekking gebreken bekomen, die ben, volgens eene verklaring sub b, ongeschikt maken langer hunne betrek king te vervullen. Onder de ambtenaren, iu dit artikel genoemd, worden bedoeldde griffier, ontvanger, water bouwkundige ambtenaar, ambtenaren ter griffie, opzichters en onder-opzichters, dijk- en sluis wachters, de vaste kantonnier op 's polders straatwegen en de bode-concierge. Art. 2. Geen aanspraak op pensioen hebben j, die ontslagen zijn tengevolge van wange drag, oneerlijkheid of plichtverzuim ot die eigen dunkelijk hunne betrekking hebben verlaten. Art. 3. Het pensioen bedraagt: in het ge val, bedoeld bij art la, van bet gemiddelde per jaar, gerekend over het in de drie laatste jaren genoten traktement; in het geval, bedoeld by art. 16, voor elk dienstjaar l/40 van het ge middelde per jaar der bezoldiging, gedurende de drie laatste jaren genotenin het geval, bedoeld bij art. 1c, hetzelfde als by art. 16, doch nooit tot een minder bedrag dan van het traktement. Het pensioen bedraagt nooit meer dan 2/, van het hierboven genoemde gemiddelde trak tement. Art. 4. De pensioenen worden voldaan uit de polderkas, waartoe jaarlijks een post op de polderbegrooting wordt gebracht. Art. 5. Wanneer zij, aan wie krachtens art. 16 ol c pensioen is verleend, een gesalarieerde betrekking aanvaarden, wordt het pensioen gedurende het vervullen dier betrekking ge schorst, met dien verstande dat, indien het salaris, aan de nieuwe betrekking verbonden, lager ia dan de inkomsten welke de gepensi oneerde genoot op het oogenblik van zgn ont slag uit 's polders dienst, behoudens het bepaalde bij art. 3 laatste alinea, zooveel wordt uitgekeerd als noodig is om het bedrag der inkomsten uit de vroegere betrekking te doen Totaal der uitgaven f 321.868.98. j stuur voor de heul verantwoordelijk is, maar I niet geslaagd, De commissie tot onderzoek der begrooting-1 het aanvullen der putten behoort tot het werk 1 Met algemeene stemmen, behalve die vau Wanneer de krachtens art. 16 of c gepensi- leevde ook pensioen uit zijne nieuwe be trekking mocht gaan genieten, wordt van 'a polders pensioen slechts zooveel uitgekeerd als noodig is om hem tot het bedrag van het pensioen, verleend op het oogenblik van zijn ontslag, uit zijne betrekking bij den polder té doen geraken. De voorzitter stelt voor de behandeling hier van aan te houden, wijl het dag. bestuur niet in zijn geheel tegenwoordig is. Hiertegen blijkt bij de vergadering geen be zwaar te bestaan. Alsnu komt in behandeling een voorstel van het dag. bestuur om aan den heer C. A. Hackenberg te Middelburg te verkoopen een stuk grond onder Serooskerke, waarin da polder voor 11 centiaren mede-eigenaar is, en wel voor f Ó.10 per centiare. Dit wordt goedgevonden. Door Dirk Stroo, landbouwer te Vlisaingen, is verzocht om van den polder te mogen koo- pen 18 M2 grond, welke de polder bezit in een perceel onder Koudekerke. Het stuk grond is voor den polder vau weinig of geen waarde, waarom het bestuur adviseert het verzoek in te willigeu en het stuk grond voor f 2 te verkoopen. Ook hiermede vereenigt de vergadering zich. Verder stelt het dag. bestuur voor de heul no. 126 in den Soetendaalschen weg no. 4, gemeente Serooskerke, onder de Noodwatering vervangen door een Eng. aardenbuis, wijd 0.456M Dit wordt goedgevonden. Door burg. en weth. van Grijpskerke werd aan het dag. bestuur verzocht eene bijdrage van f 40 beschikbaar te stellen ter verbetering van het verkeer op een gedeelte van den Grijpskerkschen weg. Met het oog op het weinige belang, dat de polder by die wegsverbetering heeft, geeft het dag. bestuur in overweging om tot het beoogde doel geen hooger bedrag dan f 25 beschikbaar te stellen. De heer De Visser vindt bet wel wat klein geestig van de betrokken gemeente, om hier voor de hulp van den polder in te roepen. De voorzitter zegt dat de polder wel f 25 kan geven om een verbetering, die werkeiyk noodig is, tot stand te brengen. De heer De Visser wyst op het gevaarlijke van deze bijdrage, die voor het vervolg als een antecedent kan gelden. Daarop wordt conform het voorstel besloten. De inning van het dijkgesehot wordt vast- op 15 Mei, 1 Juli, 2 October en 15 Hierop wordt de vergadering door den voor zitter gesloten.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1899 | | pagina 5