Het bewaren van den
stalmest.
BIJVOEGSEL
VAN DE
Maandag 17 April 1899, no 90.
In den laatsten tijd is ook op de boerderij
het een en ander veranderd en heeft ook de
landbouwer een ruimeren blik over en
dieper inzicht in zijn vak verkregen. Allengs
zal zeker wel geen landbouwer meer te vinden
zijn, die ook op 't gebied van bemestingsleer
zijn ideeën niet heeft gewijzigd; thans reeds
kent iedere landbouwer 't woord „kunstmest."
Worden de namen der vorschillende kunstmest-
soorten al niet altijd juist uitgesproken en zijn
er zelfs landbouwers die zich tevreden stellen
met den algemeenen naam van „guano" voor
alles wat kunstmest heet of er op gelijkt
vrijwel allen zijn het tegenwoordig eens om
trent de goede werking dezer moderne mest
stoffan. Alleen worden nog enkele personen
aangetroffen, die geen kunstmest willen toe
passen, maar ook zij zullen mettertijd het oude
conservatieve begrip van „wat vader en groot
vader deed, was goed en daarom doe ik het
ook" moeten laten varen, willen zij in den
strijd om 't bestaan niet ten onder gaan.
Zien wij in den laatsten tijd de aanbeste
dingen van kunstmeststoffen door landbouw-
vereenigïngen en dergelijke, dan bemerken wc
dat jaarlijks het gebruik dier stoffen verbazend
toeneemtwel een bewijs, hoe goed de wer
king is. Menig landbouwer, die voor een
paar jaar van „al dat vreemde goedje" niets
wilde weten, zag toch hoe uitstekend het op
buurmans veld werkte, nam zelf ook eens de
proef, mot 't gevolg dat hij thans een massa
van dien kunstmest gebruikt.
Voorzeker is dan ook met het bekend wor
den dezer kunstmeststoffen een groote factor
voor verhooging der akkeropbrengst ontstaan:
vele perceelen land geven na 't aanbrengen van
enkele honderden kilogrammen dezer mest
stoffen een veel hooger opbrengst, zoodat men
in sommige streken van ons land zoover gaat
ze niet meer te beschouwen als hulpmest, maar
als hoofdmest. Vooral in 't Noorden, In de
streken der veenkoloniën, kent men aan den
kunstmest zulk een hooge waarde toegetuige
de uitroep van een practicus op een landbouw-
vergadering aldaar „Praat ge nog van hulp-
mest Hoofdmest moet ge zeggen 1"
Zoo iemand moet dus wel overtuigd zijn van
de waarde der kunstmest-bemeeting in de
boerderij en voorzeker is de waarde daarvan
dan ook niet gering te schatten. Edoch roep
ik den landbouwers toedenkt er tevens om
dat ook de stalmest voor u waarde bezit. Dit
wordt blijkbaar nog niet genoegzaam ingezien,
als men eens nagaat de manier, waarop men
met dezen mest omgaat. Is het waar dat op
den duur de stalmest niet in staat bleek, dat
gene in den grond terug te brengen, wat er
door den oogst was uitgenomen, toch is
blijft deze een waardevol product op en voor
de boerderij. Noodzakelijk is het dan ook, dat
de stalmest goed wordt bewaard; en jnist
deze bewaring laat zoo hier en daar veel te
wenschen over.
Gaan we na uit welke bestanddeelen de stal
mest bestaat, dan weten we dat daarin aanwe
zig zijnde vaste en vloeibare uitwerpselen
der dieren, benevens het strooistroo.
De eerste soort van bestanddeelen, nl. de
uitwerpselen der dieren, bevatten voornamelijk
het werkzame deel van den mest, te weten
de aschbestanddeelen, terwijl de rol van strooi
stroo in de boerderij in hoofdzaak een twee
ledige is
lo. verschaft het aan het vee een droge
ligplaats
2o. wordt het vloeibare deel van den mest
vastgehouden.
Juist bij dit laatste punt wenseh ik de aan
dacht mijner lezers een oogenblik te bepalen,
omdat de waarde daarvan op sommige boer
derijen nog niet genoegzaam schijnt te worden
begrepen. Maar al te veel ziet men op enkele
boerderijen een massa vloeistof uit de mest
vaalt wegloopenneen, men is niet tevreden
dat die bruine massa van nature wegloopt,
nog erger: men graaft een greppeltje om de
vloeistof nog vlugger te doen wegvloeien. Dan
loopt die massa meestal in een nabijzijnde
sloot, met het driedubbele nadeel dat
de omgeving door de opstijgende dampen
zeer ongezond wordt;
het drinkwater in de naburige slooten
door wordt verontreinigd;
een massa kapitaal verloren gaat, zonder dat
men er eenig profijt van trekt.
Werd nu zoo nu en dan zulk een sloot eens
uitgediept en de verkregen massa over 't land
of de weide gebracht, dan kon men althans
een deel der bemestende bestanddeelen weer
benuttigen. Maar op verscheidene plaatsen
wordt ook zelfs aan die slooten niets gedaan,
zoodat zeker wel eens de aandacht op
vloeibare massa mag gevestigd worden. Men
vindt zelfs mestvaalten, die heelemaal in poelen
zijn veranderd, zoodat ze bij regenachtig weer
niet te genaken zijD, omdat de omliggende
grond doorweekt is. En terwijl dan daar J:~
massa plantenvoedende bestanddeelen v
loopen, hoort men dikwijls dat de eigenaar
voor honderden guldens aan mest in den vorm
van kunstmest aankoopt. Zulk een landbouwer
handelt dus als een mijnwerker, die het zilver-
erts als waardeloos product ter zijde werpt,
omdat het niet blinkt als zuiver zilver.
Deze vloeibare uitwerpselen zijn juist
meest waardevolle deelen uit de mestvaalt en brengt, bij monde van den heer P. Melis, rap-
dienen zorgvuldig opgevangen en bewaard te
worden; ze bevatten de plantenvoedende stof
fen: atikstot, phosphorzuur en kalium in opge-
losten, dus direct voor de plant opneembaren,
vorm.
De gier nu bestaat niet alleen nit die vloei
bare uitwerpselen, maar nog andere factoren
zijn in 't spel geweest bij haar ontstaaneen
bewijs biervoor is 't feit, dat men in gier altijd
wat phosphorzuur aantreft, terwijl de vloeibare
uitwerpselen der runderen en paarden vrij van
phosphorzuur zijn. De vloeibare uitwerpselen
komen terecht op het strooistroo en de vaste
uitwerpselentengevolge daarvan ontstaan
ontledingsprocessen, waardoor onopgeloste stot-
fen in den oplosbaren toestand worden over
gebracht.
Een j uiste opgave omtrent de handelswaarde
der gier is natuurlijk niet aan te gevenhoe
veelheid gebruikt strooistroo, meer of minder
sterke voeding der dieren, de hoeveelheid
regenwater die op de mestvaalt is gevallen,
de soort van dieren, wier uitwerpselen in de
mestvaalt terecht komen, enz., dit zijn alle
factoren, die daarop van invloed zijn. Een
gemiddelde analyse kan dan ook niet worden
opgegeven, maar berekent men de hoeveel
heid oplosbare plantenvoedende stoffen, die in
de mestvaalt terecht komen en door een niet-
zorgvuldige behandeling te loor gaan, dan
zal men zien dat op sommige plaatsen hon
derden guldens aan meststoffen verloren worden.
En hoe dit te voorkomen? Daarover een
volgenden keer.
P. LEENHOUTS.
Polderbestuur van Walcheren.
Zitting van heden, Zaterdag, morgen te
10 uren.
Voorzitter de heer P. Pouwer.
Tegenwoordig 18 commissarissen.
Afwezig de heeren Borsius en Franse, wegens
ongesteldheidDe Bruijn van Melis en Marie-
kerko, wegens uitlandigheid, en jhr mr L.
Schorer.
De voorzitter deelt mede, dat de heer Dronkers,
de geachte voorzitter, wegens ongesteldheid
verhinderd is deze vergadering bij te wonen.
Spreker zal als waarnemend voorzitter deze
bijeenkomst leiden en vraagt daarbij de wel
willende medewerking der leden.
De notulen van het verhandelde in de vorige
vergadering worden gelezen en goedgekeurd.
Daarna komt ter tafel het verslag van het
dagelijksch bestuur omtrent den toestand des
polders in 1898.
Hieraan is het volgende ontleend
Hoewel het begin van den winter zonder
buitengewone vloeden voorbij ging, zoo
later de verdedigingswerken toch niet geheel
voor beschadiging gevrijwaard. In de maanden
December 1898 en Januari 1899 kwamen een
drietal vrij hooge vloeden voor, die beduidende
schaden veroorzaakten, welke echter zonder
buitengewone middelen konden worden hersteld
of tegen verdere uitbreiding voorzien.
De kosten van herstel hebben bedragen
voor de Noord watering f 5211.61, voor de Zuid
watering f 940.20 en voor de Westwatering
896.25, samen alzoo f 7048 06.
Door de stormvloeden hebben de zeedijken
en de duinen nog al gel
In het afgeloopen jaar werd geen overlast
van het polderwater ondervonden.
Het verslag zal, als naar gewoonte, worden
gedrukt.
Vervolgens geschiedt overlegging van de
polderbegrooting voor 1899.
Zij wordt als volgt voorgesteld
Inkomsten.
Hfdst. I, ontvangsten wegens vroegere dien
en, f 5588.
Hfdst. II, opbrengst van eigendommen en
bezittingen, f 2443.84.
Hfdst. III, belastingen en heffingen, f250.372.77
(gewoon dijkgesehot ad f 14.50 per heet. schot-
r en f 6.30 per heet. vrijland f 232,896.41
buitengewoon dijkgesehot ad f 1 per heet.
f 16.899.18).
Hfdst. IV, inkomsten van verschillenden
aard en toevallige baten, f 3564.37.
Hfdst. V, inkomsten van straat- en zand-
egen, f 9900.
Hfdst. VI, buitengewone ontvangsten, f 50.000
(geldleening met de Mij voor Gemeente-crediet.)
Totaal der inkomsten f 321.868.98,
Uitgaven.
Hfdst. I, uitgaven van vroegere dienstjaren!
nihil.
Hfdst. II, kosten der gewone werken, f175.800,
(Noord watering f 135.950, Oostwatering f 9850,
Zuidwatering f 11.080 ea Westwatering f 18.920).
Hfdst. Ill, kosten der buitengewone
f 5597.23s (regularisatie van stormschaden in
198).
Hfdst. IV, kosten van straat- en zandwegen;
f 9900.
Hfdst, V, rentebetalingen aflossing van geves
tigde schulden, f 94.676.71.
Hfdst. VI, bezoldigingen en sehadelooBBtel-
lingen, f 17.360.33.
Hfdst. VII, kosten der inspectiën op de zee-
werken, f 700.
Hfdst. VIII, kosten van onderhoud van 's pol
ders eigendommen, f 400.
Hfdst. IX, grond en andere lasten f 1066.39s,
Hfdst. X, kosten van brand, licht en bureau
behoeften, f 500.
Hfdst. XI, druk-, bind- en schrijfloonen, f 550-
Hfdst. XII, kosten van bijhouding van den
kadastralen polderlegger, f 300.
Hfdst. XIII, kosten der
missarissen, f 250.
Hfdst. XIV, andere uitgaven, in het belang
van den polder noodig, f 3400.
Hfdst. XV, onvoorziene uitgaven, f 11.368.31.
Tntool rfat.
port nit, strekkende tot goedkeuring der
grooting.
Bij de algemeene beschouwingen, waartoe
alsnu gelegenheid gegeven wordt, vraagt de
heer Snijders eene inlichting omtrent het dijk
gesehot waarom is afgeweken van het denkbeeld
van het dag. bestuur om weer eene tijdelijke
geldopneming te doen plaats hebben en eene
leeniug van f 50.000 wordt voorgesteld.
Een leening op korten termijn is altijd duur
en tijdelijke geldopneming veel goedkooper.
Andere corporatiën kunnen tot 3!/4 geld
geleend krijgen.
Het steeds ter markt gaan bij een zelfde
instelling is mogelijk ook niet aanbevelens
waardig en het vertrouwen, dat de polder ge
niet, is toch groot genoeg om ook bij anderen
te sl8gen.
De voorzitter deelt mede, dat tijdelijke geld
opname iedere drie maanden verleDgd moet
worden en dan de rente wordt bepaald naar
den koers van den dag.
Hij wijst erop dat de onkosten bij tijdelijke
geldopname grooter zijn dan bij eene geldlee
ning, die, eens aangegaan, ook kan afgelost
worden wanneer de polder tegen lager rente
kan geholpen worden.
De heer Van der Swa'mn wijst er op dat,
toen het denkbeeld van tijdelijke geldopneming
werd geopperd, de toestand anders was dan
De kosten der werken zjjn hooger ge
worden dan werd vermoed, ook tengevolge van
daaraan toegebrachte schaden.
In dit geval is, waar het eene belangrijke
som geldt, eene leening regelmatiger.
Dat met de genoemde inrichting is onder
handeld, is een gevolg hiervan, dat geenvoor-
deeliger aanbiedingen zijn ontvangen.
De heer Snijders verklaart zich dankbaar
voor de inlichtingen, doch niet volkomen vol
daan. Hij zal echter over deze kwestie niet
verder uitwijden.
De algemeene beraadslaging wordt hierop
De heer Schorer komt ter vergadering.
Alsnu wordt overgegaan tot de artikelsge-
wijze behandeling, beginnende met de uit-
a ven.
Bij hfdst II. art. 2, kosten der werken voor
de Oostwatering,zegt de heer VanTeijüngen,
dat in de raming daarvoor niet zijn uitgetrok
ken gelden voor voorziening in de buurt van
het polderhuis. Tussehen hoofd 15 en 16 is
in het najaar een oeverafachuiving voorge
komen, die wel niet bijzonder groot is, maar
waarmede toch rekening moet gehouden wor
den wijl door deskundigen reeds sedert jaren
is beweerd en door peilingen is aangetoond
dat de vooroever daar steeds achteruit gaat.
Spreker toont dit in den breede aan en
maakt met den meesten ernst het dag. bestuur
opmerkzaam op den toestand aldaar, met ver
zoek dat steeds zullen worden overgelegd de
rapporten van den hoofdingenieur omtrent de
peilingen.
De voorzitter zegt dat het hier een kleine
oeverafachuiving geldt, een 80 meter uit den wal-
Die afstand maakt stprten onmogelijk en
doet ook voor geen gevaar vreezen. De aan
dacht van het dag. bestuur is in elk geval
steeds op dit punt gevestigd en du en dan
laat het daar ook buitengewone peilingen doen,
Bij art. 3, kosten dei' werken voor de Zuid
watering, zegt de heer Van Teijlingen in
den ramingsstaat geen uitgaven gevonden te
hebben voor werken tussehen dijkpalen 38 en
39, die het dag. bestuur vroeger noodig oor
deelde, nl. verbetering der bestaande steenglooi-
ing.
De voorzitter deelt mede, dat bij onderzoek
gebleken is dat dit werk niet zoo noodig is.
Daarom is het van de oorspronkelijke raming
iu Augustus geschrapt.
Spreker zou voorziening daar geheel onnoo-
dig achten en de commissie, die de ramingen
onderzocht, is van hetzelfde gevoelen.
art. 4, kosten der W e s t w a t e r i n g,
zegt do heer De Visser, dat daarop voor
heul f 2500 is uitgetrokken. Is dat bedrag
niet te hoog vraagt hg.
De voorzitter deelt mede dat steenen land-
hoofden en ijzeren riggels, waarop hier is ge
rekend, wel duur zijn, maar langer standhouden
dan houten landhoofden.
De heer Louwerse is geen voorstander van
heulen met steenen landhoofden. Hij geeft
verre de voorkeur aan geheel gemetselde heulen,
De voorzitter wijst er op dat dit bij de be
doelde heul aan de Griffioen niet gemakkelijk
zijn zou, tengevolge van de breedte, die
heul hebben moet.
De heer Louwerse zegt dat zijne opmerking
niet deze heul geldt, maar dat zij meer in
het algemeen is bedoeld.
De voorzitter deelt mede dat gemetselde
heulen worden gemaakt,daar waar dit mogelijk is.
De beer Cysouw gelooft ook dat op den
duur steeneu laudhoofden voordeeliger zgn, en
wijst er verder op dat de heul, die hier bedoeld
wordt, niet anders kan gemaakt worden dan
is voorgesteld.
De heer Koene gaat met den heer Louwerse
ede. Hij gelooft dat de heul aan de Griffioen
ook kon gemetseld worden zonder het verkeer
te belemmeren.
De voorzitter is dit niet eens; de doorgang
zou te smal worden.
De heer Koene wijst verder op het gevaar
voor de paarden bij heulen als de voorgestelde.
De voorzitter stelt in het licht dat, als de
putten voor de heulen goed worden aangevuld
met steenpuin, het rgden erover gemakkelijk
gaat. Dat aanvullen laat echter hier en daar
nogal te wenschen over. Hier, bij de Griffioen
beBtaat daarvoor geen bezwaar.
De heer Corré is het eens met den heer Koene.
Hij wijst erop dat het aanvullen met grond
wel, doch met steen niet is te vergen van de
aangelanden of de gemeentebesturen.
De voorzitter wijst erop dat het polderbe-
van hem die met het onderhoud van den weg
is belast.
Bij art. 5 van hfdst. III, regularisatie van
stormschaden, f 5597.23', wijst de heer Snijders
erop dat het vorige jaar hiervoor f 13.132.58s
was uitgetrokken. In verband met het daar
straks medegedeelde over groote stormschaden
in dit jaar vraagt hij inlichtingen.
De heer Van der Swalme deelt mede, dat er
dit jaar niet zooveel stormsohade is, maar dat
er tal van andere werken moeten uitgevoerd
worden, die veel geld eischen.
De heer Snijders wijst erop dat een f30.000
meer is geraamd, dan in Augustus werd noodig
geacht. Daarom verwondert hem het klein
bedrag van dezen post.
De voorzitter zegt dat deze som betreft de
schade, in 1898 toegebracht.
Den heer Snijders is het niet duidelijk dat,
waar de kosten der werken zooveel hooger
zgn, de regularisatie zulk een laag cijfer
vereischt.
Bij hfdst. IV, kosten der straat- en zand
wegen, vraagt de heer Van Teijlingen inlich
tingen omtrent het onderhoud van een zijtak-
naar Overduin, die hij meent dat ten laste
komt van den eigenaar.
De voorzitter zegt dat die kosten zijn afge
kocht.
De heer De Visser vraagt of in deze be
grooting ook begrepen is de verbetering van
den grintweg van Middelburg naar Grijpskerke.
De voorzitter zegt, dat het dag. bestuur de
verbetering tot het volgende jaar wenscht uit
te stellen, wijl niet alles op eens kan geschieden.
De heer Van Teijlingen wijst er op, dat de
weg van Serooskerke tot Oostkapelle hersteld
wordt tot mijlpaal 10 en zon gaarne wenschen,
dat de herstelling nog iets verder werd uit
gestrekt, tot bij den tol.
De heer Van der Swalme zegt, dat het nu
voorgedragen stuk weg het slechtst is en de
herstelling van het overige zuinigheidshalve
nog wel eenigen tijd kan uitgesteld worden,
De heer Van Teijlingen meent dat, waar de
verbetering niet veel geld zal eischen, het
wenschelijk wezen zou dit eindje er bij te
Hij geeft dat het dag. bestuur in overweging.
Da voorzitter zegt dat hierop zal worden gelet.
De heer Snijders merkt op, dat hier meer
alen is beweerd dat wat voor de wegen wordt
ontvangen, ook daaraan wordt besteed. Hij
meent dat zulks dit jaar niet het geval is.
De voorzitter toont aan dat de raming van
de inkomsten gelijk is aan die voor de uitgaven.
B^ hfdst. V. art. 17, zes maanden rente van
f 50.000, vraagt de heer Sprenger de behan
deling aan te houden totdat over de leening
is beslist.
Dit wordt goedgevonden.
Bij hfds. VI, bezoldigingen en schadeloosstel
lingen, zegt de heer Sprenger vernomen te
hebben, dat twee ambtenaren van den polder
naar eene andere betrekking solliciteeren. Hij
geeft het dag. bestuur in overweging eens na
te gaan of er geen termen zouden bestaan om
de jaarwedden der waterbouwkundige ambte
naren na een zeker aantal dienstjaren te ver-
hoogen.
De voorzitter zegt die overweging toe.
Na behandeling der uitgaven wordt overge
gaan tot de inkomsten.
Bij hfdst. III, belastingen en heffingen, wordt
het gewoon dijkgesehot goedgekeurd, zooals
dat is voorgesteld.
Het buitengewoon gescbot, op f 1 voorgesteld,
wenscht de heer Sprenger te brengen op f3,
ie de leening onnoodig te maken
of tot lager bedrag.
Dit voorstel wordt voldoende ondersteund.
De heer Van der Swalme wijst er op dat het
denkbeeld niet nieuw is, ook niet voor het dag.
bestuur. Het heeft echter gemeend daarop niet
te moeten ingaan, omdat er geen geldige
redenen bestaan om in de eerste jaren buiten
gewone rampen te vr8ezen en het dus niet
noodzakelijk is de ingelanden op zoo hooge
lasten te brengen.
De heer Snijders zal tegen het voorstel
stemmen, omdat hij tegen een leening is, daar
er naar zijne meening goedkooper geld kan
worden verkregen en hij, waar het niet noodig
is, geen meerdere lasten op de ingelanden wil
leggen.
De heer Van Teijlingen zal met het voorstel
van den heer Sprenger medegaan, omdat
de schuldenlast van den polder niet wil ver
meerderen.
De voorzitter gelooft dat het voorgestelde
dijkgesehot hoog genoeg is en acht het ver
keerd de lasten der ingelanden te verhoogen
zoolang dit niet dringend noodig is.
Het voorstel-Sprenger, alsnu in i
gebracht, wordt verworpen met 15 tegen
4 stemmen.
Voor stemmen de heeren Lantsheer, Spren
ger, Van Teijlingen en Schorer.
Bij hfdst. V, inkomsten van straat-
n zandwegen, vraagt bij art. 17;
brengst van hakhout en boomen, waarvoor niets
is uitgetrokken, de hear Louwerse waartoe
toch de aanplant, die zooveel kost, dient als er
geen financieel voordeel uit volgt.
De voorzitter deelt mede dat er dit jaar geen
hout ia, geschikt om verkocht te worden.
De heer Louwerse vraagt of het doel van
den aanplant alleen is verfraaiing van den weg
of ook voordeel.
De voorzitter antwoordt dat zoowel naar
het eene als naar het ander wordt gestreefd.
Bij hfdst. VI, buitengewone ont
vangsten, geldleening van f 50.000,
vraagt de heer Snijders stemming.
De voorzitter beveelt de leden aan de leening
niet af te stemmen. De polder heeft het geld
noodig en misschien is er wel tegen lager
rente geld te bekomen, maar dan zgn de
kosten grooter. De leening kan bovendien af
gelost worden, wanneer men dit wenseht.
Het dag. bestuur heeft getracht op voor
deeliger wijze geld te krijgen maar is daarin
den beer Snijders, wordt de leening
keurd.
Hierna wordt het aangehouden artikel rente
betaling voor deze leening vastgesteld.
Alsnu komt de begroofing in haar geheel
in stemming.
Zij wordt aangenomen met algemeene stem-
behalve die van de heeren Sprenger en
Snijders.
Aan het dag. bestuur worden daarop de
gewone machtigingen verleend.
Hierna wordt door het dag. bestuur overge
legd een concept-reglement tot het
pensioneeren der ambtenaren.
Daarbij wordt bepaald:
Art. 1. De ambtenaren van den polder Wal
cheren hebben aanspraak op pensioena. nadat
zij den leeftijd van 65 jaren hebben bereikt
en minstens dertig jaren in dienst van den
polder zijn werkzaam geweest; b. wanneer zij
na tieDjarigen dienst door ziekte buiten staat
zgn hunne betrekking langer te vervullen, mits
die toestand bewezen worde door eene schrif-
verklaring van twee door het dage
lijksch bestuur aan te wijzen personen c. wan
neer zij in of door hunne betrekking gebreken
bekomen, die ben, volgens eene verklaring
sub b, ongeschikt maken langer hunne betrek
king te vervullen.
Onder de ambtenaren, iu dit artikel genoemd,
worden bedoeldde griffier, ontvanger, water
bouwkundige ambtenaar, ambtenaren ter griffie,
opzichters en onder-opzichters, dijk- en sluis
wachters, de vaste kantonnier op 's polders
straatwegen en de bode-concierge.
Art. 2. Geen aanspraak op pensioen hebben
j, die ontslagen zijn tengevolge van wange
drag, oneerlijkheid of plichtverzuim ot die eigen
dunkelijk hunne betrekking hebben verlaten.
Art. 3. Het pensioen bedraagt: in het ge
val, bedoeld bij art la, van bet gemiddelde
per jaar, gerekend over het in de drie laatste
jaren genoten traktement; in het geval, bedoeld
by art. 16, voor elk dienstjaar l/40 van het ge
middelde per jaar der bezoldiging, gedurende
de drie laatste jaren genotenin het geval,
bedoeld bij art. 1c, hetzelfde als by art. 16,
doch nooit tot een minder bedrag dan van
het traktement.
Het pensioen bedraagt nooit meer dan 2/,
van het hierboven genoemde gemiddelde trak
tement.
Art. 4. De pensioenen worden voldaan uit
de polderkas, waartoe jaarlijks een post op de
polderbegrooting wordt gebracht.
Art. 5. Wanneer zij, aan wie krachtens art.
16 ol c pensioen is verleend, een gesalarieerde
betrekking aanvaarden, wordt het pensioen
gedurende het vervullen dier betrekking ge
schorst, met dien verstande dat, indien het
salaris, aan de nieuwe betrekking verbonden,
lager ia dan de inkomsten welke de gepensi
oneerde genoot op het oogenblik van zgn ont
slag uit 's polders dienst, behoudens het
bepaalde bij art. 3 laatste alinea, zooveel wordt
uitgekeerd als noodig is om het bedrag der
inkomsten uit de vroegere betrekking te doen
Totaal der uitgaven f 321.868.98. j stuur voor de heul verantwoordelijk is, maar I niet geslaagd,
De commissie tot onderzoek der begrooting-1 het aanvullen der putten behoort tot het werk 1 Met algemeene stemmen,
behalve die vau
Wanneer de krachtens art. 16 of c gepensi-
leevde ook pensioen uit zijne nieuwe be
trekking mocht gaan genieten, wordt van
'a polders pensioen slechts zooveel uitgekeerd
als noodig is om hem tot het bedrag van het
pensioen, verleend op het oogenblik van zijn
ontslag, uit zijne betrekking bij den polder té
doen geraken.
De voorzitter stelt voor de behandeling hier
van aan te houden, wijl het dag. bestuur niet
in zijn geheel tegenwoordig is.
Hiertegen blijkt bij de vergadering geen be
zwaar te bestaan.
Alsnu komt in behandeling een voorstel van
het dag. bestuur om aan den heer C. A.
Hackenberg te Middelburg te verkoopen een
stuk grond onder Serooskerke, waarin da
polder voor 11 centiaren mede-eigenaar is, en
wel voor f Ó.10 per centiare.
Dit wordt goedgevonden.
Door Dirk Stroo, landbouwer te Vlisaingen,
is verzocht om van den polder te mogen koo-
pen 18 M2 grond, welke de polder bezit in een
perceel onder Koudekerke.
Het stuk grond is voor den polder vau
weinig of geen waarde, waarom het bestuur
adviseert het verzoek in te willigeu en het
stuk grond voor f 2 te verkoopen.
Ook hiermede vereenigt de vergadering zich.
Verder stelt het dag. bestuur voor de heul
no. 126 in den Soetendaalschen weg no. 4,
gemeente Serooskerke, onder de Noodwatering
vervangen door een Eng. aardenbuis, wijd
0.456M
Dit wordt goedgevonden.
Door burg. en weth. van Grijpskerke werd
aan het dag. bestuur verzocht eene bijdrage
van f 40 beschikbaar te stellen ter verbetering
van het verkeer op een gedeelte van den
Grijpskerkschen weg.
Met het oog op het weinige belang, dat de
polder by die wegsverbetering heeft, geeft het
dag. bestuur in overweging om tot het beoogde
doel geen hooger bedrag dan f 25 beschikbaar
te stellen.
De heer De Visser vindt bet wel wat klein
geestig van de betrokken gemeente, om hier
voor de hulp van den polder in te roepen.
De voorzitter zegt dat de polder wel f 25
kan geven om een verbetering, die werkeiyk
noodig is, tot stand te brengen.
De heer De Visser wyst op het gevaarlijke
van deze bijdrage, die voor het vervolg als
een antecedent kan gelden.
Daarop wordt conform het voorstel besloten.
De inning van het dijkgesehot wordt vast-
op 15 Mei, 1 Juli, 2 October en 15
Hierop wordt de vergadering door den voor
zitter gesloten.