MIDDELBURGSCHE COURANT. 1899 Zaterdag 8 April. N°. 83- 142° Jaargang, Deze courant verschijnt dagelijks, mot uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., 2.- Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. Thermometer Middelburg 7 April 8 u. vm. 50 gr. 12 u. 48 gr. av. 4 u. 48 gr. F. Verw. kr. W. wind, zw. bew. Eerst brood dan kennis. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór één uur aan het bureau bezorgd zijn. Advertentièn20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 17 regels 1.50elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis aan het bureau te bekomen. Agenten. Te Ylissingen: C. N. J. de Vet Mestdag# te GoesA. C. Bolluït, firma Wed. de Johgb. De dorpsonder wijzer" is nog niet bevre digd. Noch hetgeen zijn collega opmerkte, ter weerlegging van zijn meening, noch de, zoo duidelijke en zoo zaakrijke, beschouwing van den minister van binnenlaudache zaken, die wij onder zijn aandacht brachten, hebben hem van gedachten kunnen doen veranderen. Dat verwondert ons, vooral omdat hij als onderwijzer liefde voor de jeugd moest ge voelen en die liefde hem moest drijven naar onze zijde. Wij beginnen nu wel eenigszins te wan hopen hem te bekeeren; maar willen toch nog eene poging wagen hem tot nadenken te brengen over de vraag of hij zich wel op een goed standpunt plaatst. Bovendienhet geldt hierbij een hoogst belangrijk vraagstuk, dat de gemoederen thans meer dan ooit in beweging brengt; waarover de meeningen onder alle partijen verschillen en dat wel van alle kanten mag worden bekeken. Daarom willen wij nog wel een plaats verleenen edoch nu voor het laatst aan zijne tegenopmerkingen. Wjj ontvingen dan van hem het volgend schrijven .- Mijnheer de Redacteur Naar aanleiding der bestrijding van mijn stnkje„Eerst brood, dan kennis" moet ik het volgende opmerken Ik scbreet niet uit obstructie, doch had alleen het belang der arbeiders op het oog. De bepaling dat gedurende den oogsttijd 2 maanden verlof zou worden gegeven, was mij bekend. Maar waar staat iets vau den tijd van af April (op 't vroegst) tot den oogsttijd. Ik moet zeggen, dat ik in dien tijd nooit menBchen in of om de smidse zie, dan alleen als het weer hen belet te werken. De werkgever moet maar volwassen personen nemen, zegt men. Goed, maar wie moet het meerdere arbeidsloon betalen De boer natuur lijk, die bi) de hooge pacht en den tegenwoor- digen prijs van 't graan het reeds al bang ge noeg heeft. En ik blijf volhouden, dat het een drnk op den arbeider zal blijken te zijn, als leerplicht wordt ingevoerd, zooals die nu in het ontwerp staat. In het slot van mijn stukje sprak ik de hoop nit, dat alle arbeiderskinderen spoedig getrouw de tchool mochten bezoeken. Maar als ze thuis er minder om verdienen, dan mogen ze niet gedwongen worden te komen. Eo hiermede eindig ik nogmaalsDat ze Bpoedig naar school komen, de kinderen, omdat vader en moeder bnnne verdiensten kunnen missen! Een dorpsonderwijzer. Wij stelden dit stnkje weêr in handen van Een onderwijzer, den schrijver van het bekende hoofdartikel, die ons ver zocht nog het volgende te willen opnemen: Geachte Collega! Het spijt mij het n te moeten zeggen Uwe sympathieën zijn verkeerd g epla at at. Eerst heette het: de ouders kunnen de verdiensten der kinderen niet missen. Zoo wel door schrijver dezes als door de redac tie is n aangetoond, dat het ontwerp-zelf n dit wapen nit de handen slaat. Nu zegt ge: „wie moet het meerder arbeidsloon betalen? De boer natuurlijk, die bij hooge pacbt ea den tegenwoordigen prys van 't graan het reeds bang genoeg heeft." Om n de waarheid te zeggen is, al zijn de gulden dagen van voorheen voorbij, van die moeilijke omstandigheden der boeren niet zoo heel veel te bespeuren. Of hebt ge nooit opgemerkt, hoe by kermissen, boeren- koopdagen enz. dikwyls veel geld brood dronken wordt stukgeslagen? En dat doet men toch niet, als men „het reeds bang genoeg heeft". En bovendien de boer krijgt voor hooger loon mannenwerk in plaats van kinderarbeid. Maar dat daargelaten. Onze sympathie dat brengt nn geluk kig eenmaal onze betrekking mee behoort aan het kind. En wanneer nn een poging wordt aange wend om den toestand van het kind te ver beteren wanneer getracht wordt het kind doen worden een menecb in denedelsfen zin van het woordwanneer er naar ge streefd wordt nu de scholen te bevolken om later de gevangenissen te ontvolkenals kennis en ontwikkeling, gevoegd by alle christelijke en maatschappeiyke deugden, gemeen goed kannen worden, dan collega, juich ik zulk een pogen toe, stap over wat moeilijkheden heen, en zoek naar geen spoken bij helderen maneschyn. En daarmede: basta. Een onderwijzer. Als nn de „d o r p s o n d e r w ij z e r" nog eenige liefde voor de jeugd gevoelt, zal hy zeker bovenstaande wel eens ernstig o verwe- gen.Ons dunkt: hij moest al lang teruggekeerd zijn van de dwalingen zyns wegs, wanneer hier en daar goed geluisterd had naar de eigenaardige redeneeringen op dit punt, waarachter menigeen zijn egoïstische bedoe lingen verbergt. Hij moest begrijpen dat het bierbij niet geldt een kwestie, die men moet bezien uit een bekrompen oogpunt, maar van een ruim standpunt. Een wetgever heeft niet alleen te maken met de jengd van het platteland, maar ook met die der steden. Het zyn niet alleen de belangen van de kinderen der veldarbeiders, maar ook die van de duizenden der andere werklieden die behartigd moeten worden. En nn willen wij dien „dorpsonde r- w ij z e r" nog eens uitdrukkelijk wyzen op de vele stemmen, welke opgaan jnist nit die kringen, om toch vooral sympathie te be tuigen met het ontwerp. Die gaan toch wel degelijk nit van per sonen, wier verdiensten ook niet zoo groot zijn Moeten die zich dan geen opofferingen getroosten Dat door eene regeling van een ontwerp als dat op den Leerplicht belangen ;escbaad wordeneven goed als bij alle andere regelingen, o. a. tegen overmatigen arbeid van vrouwen en jeugdige personen in fabrieken enz., spreekt van zelf, maar bet algemeen belang gaat boven het bijzonder. Dat de belanghebbenden hunne grieven breed uitmetendat zij, die zooveel moge lijk wenschen tegen te houden dat de gele- 1 om meer kennis en ontwikkeling te brengen onder het algemeeD, worde ver meerderd, zich aan de zijde van die belang hebbenden scharen, ligt voor de hand. De laatsten weten maar al te goed, dat bij elke schrede, die de kennis en de ontwikkeling voorwaarts doen, hun invloed op de nn nog bekrompen, eenzydig ontwikkelden ver mindert. En een regeling van znlk een vraagstuk, maar nog meer het tot stand brengen ervan is daardoor juist zoo moeilijk. De regeering moet met zoovele belangen en belangetjes rekening honden. Het valt daarom dnsook te waardeeren, dat de minister toonde de belangen der plattelandsbevolking niet nit het oog te verliezen en met het oog op den veldarbeid bijzondere bepalingen maakte. Hierop vestigen wij ook de aandacht van een schryver van een ander ingezonden stuk, nog dezer dagen ontvangen. Ook daarin komen weêr enkele opmerkingen voor, in den geest als dien van „Een dorp son de r w y z e r." Wij kunnen die nu met stilzwijgen voorbijgaan. Maar hy beweert nog meer. Zoo merkt de schryver o. a. op dat „men met veel schoolkennis nog geen goed werk man of gelukkig mensch is." Een waar heid als een koe, zonden wy zeggen. Maar nog meer waar is 't, dat men zonder school kennis zeker geen goed werkman wordt, in den tegenwoordigen tyd, waarin de eischen zoo hoog zyn. En dande leertijd om een goed arbeider, een goed werkman te worden, begint eerst na de schooljarenen met te meer vrucht zal men van dien leertijd kunnen profiteeren als men goed onderlegd isin zyne kinder jaren kennis heeft vergaard. Om een goed werkman of goed arbeider te worden, daarvoor zijn weer andere leer scholen of moeten er in het leven worden geroepen. Of iemand een gelukkig mensch is of wordt, hangt, buiten de mate van kennis en ontwikkeling van het individu, van zoovele omstandigheden af, dat wy dit punt wel onbesproken kannen laten. De schryver zegt verder o. a. in zijn stak: „Daarom, laat de 12 Idjsrige boeren- en arbeiderskinderen, die wat lezen, schaven en rekenen kunnen, desnoods zich zelf verder leeren, daarin onderatennd door goede biblio theken en vakbladen en aangemoedigd door leerzame boekgeschenken enz." Dit geldt meer dns het herhalingsonder- wijs, waarvan de schryver geen voorstander is. Eigenlijk is hij geen bewonderaar van het onderwijs in 'talgemeen; en acht hy het al voldoende wanneer een kind wat lezen, schrijven en rekenen kan. Als het zoover is, dan kan het de* nood* zich zeli verder leeren. Met iemand, die aldns redeneert, is het voor ons moeielijk, zoo niet onmogelijk, van gedachten te wisselen. Wij bepalen ons daarom dan ook alleen tot eeBe enkele opmerking: Het algemeen belang stelt hooger eischen dan de bewuste schrijver doet. In theorie klinkt zyne redeneering al vrij zonderling, maar in de praktijk is zy onmogelyk toe te passen. Juist omdat dan het zich verder ontwikkelen zon afhangen van tal van om standigheden, buiten het kind om, o.a. van het bestaan van „goede bibliotheken en vak bladen," zouden de goedgezinden weêr de dupe worden van eene regeling, die men slechts zelden zal aantreffen. Wij hebben het nn al zoovele jaren met allerlei dergelijke middelen beproefd, zonder het gewenscht succes, dat het, onzes inziens, meer dan tyd wordt den weg in te slaan, dien de regeering ons wyst en die door man nen van kennis, mannen van ervaring, mannen van ruimer blik dan hij, die het bovenstaande schreef, als een zeer goede wordt geprezen. En wy herhalenal zullen wij in dat geval nog niet het volmaakte hebben be reikt, op den weg naar het goede zyn wj) dan al een heel eind gevorderd. Middelburg 7 April. Ternenzensche belangen contra den Belgischen minister Onze lezers kennen de grieven der handelaars i expediteurs in Terneuzen tegen een maat regel van den minister Yandenpeereboom, d.d. 20 Juni, waarby alle goederen, welke naar of van Terneuzen werden verzonden aan een sta tion van de spoorwegmy. „MechelenTerneu zen", by inschryving getroffen werden met een recht van 10 francs per 1000 Kg. ten voor- deele van den Belgischen staat, als de genomen weg afweek van den kortsten weg, waarvoor het tarief Is vastgesteld. Deze maatregel werkt natuuriyk nadeelig voor de haven van Ternenzen, wijl het den expediteurs daardoor niet meer vry stond te vervoeren langs welke lijn zy wilden. Loopt de kortste weg over de lijn „GentTerneuzen") dan worden zy nn verplicht daar langs te vervoeren, terwyi het hnn in vele gevallen voordeeliger uitkomt te expedieeren langs de iyn „MechelenTerneuzen." Na invoering van voroagenoemden maatregel, werden door expediteurs te Terneuzen ver- toogen gericht tot den minister Yandenpeere boom, om intrekking daarvan te verkrygen, maar zonder gevolg. De minister gaf te kennen, dat hy bet be sluit niet kon intrekken, daar kaden, hangars enz. behooren aan beide maatschappyen, die de haven van Terneuzen bedienen. Verdere betoogen, om den minister van ge dachten te veranderen, mochten niet baten. Zoowel in ons blad als in de Tern. Crt zyn tegen den genomen maatregel ernstige beden kingen geopperd. Daarop wyst nu de redactie van de Indé- pendance. Zij herinnert er tevens aan, dat zij reeds eenige maanden geleden erop wees hoe de minister België in moeilijkheden zou brengen met ons, zyne Noordelijke baren, omdat het door hem genomen besluit ook haar zeer eigenmachtig, willekenrig voorkwam. Volgens haar heeft er omtrent dit punt tnsschen de Belgische en Nederlandsche regee- ringen eene wisseling van diplomatieke nota's plaats gehad; en bevindt de minister Vanden- peereboom zich thans tegenover ons land in een allerzonderlingste positie, daar de door hem genomen maatregel, zoo geheel tegen de belangen der expediteurs te Ternenzen, ook in flagranten strijd is met de bepalingen der Bernsche conventie, waarby in art. 6 dnideiyk wordt gezegd, dat elke expediteur vry is in het kiezen van den weg voor bet verzenden van zQne goederen. De redactie van het Bel gische blad twyfelt dan ook geen oogenblik aan den uitslag der gevoerde gedachtenwisseling. Maar daarnit volgt van zelf, dat de minister misbrnik gemaakt beeft van zijn macht, toen hy door eene tariefswyziging de expediteurs belette hunne goederen te verzenden op de wyze, die hun goed dnnkt, terwijl hy, van den anderen kant, de administratie machtigde allervreemdste tarieven in het leven te roepen, die de spoorwegmaatschappyen zeer benadeelen. Het verwondert de redactie van de Indépendance dan ook zeer, dat geen enkel vertegenwoordi ger, noch in de Kamer noch in den Senaat, omtrent deze belangrijke kwestie eenige op heldering heeft gevraagd. Verder herinnert zy aan eene brochure, in 1898 uitgegeven door de Fêdêration des asso ciations commerctales et industrielies de Belgique. Daarin werd gewezen op tal van gevallen, waarin de minister onmogelyk de door hem geBtelde tarieven kon verdedigenen werd erop aangedrongen, dat zyne macht in deze zou worden beperkt, en dat eene herziening van de geldende tarieven en het vaststellen van nieuwe zou worden opgedragen aan eene commissie, samengesteld nit deskundigen, leden van de Kamer, bandelaars en indnstrieelen. Dit idee komt genoemde redactie uitstekend voor. Alleen langs die», weg kan men hopen duidelijke en verstaanbare tarieven te verkry gen, terwijl de tegenwoordige zeer ingewikkeld zijn, niet alleen door de wyze waarop ze zijn geredigeerd, maar ook door de vele supplemen ten, die daaraan later zyn toegevoegd. Dan bestaat er kans dat er geen bepalingen zul/en worden gemaakt die duideiyk de sporen dragen van bevoorrechting, zooals er o.a. in genoemde brochnre worden aangehaald, en evenmin voor- schrifcen, die getuigen van een misbruik van macht, zooals 'met de bewuste en zoozeer aan gevallen bepaling ten opzichte van den handt] te Terneuzen het geval is. noodig zal zyn ook voor volgende jaren, waarin de mogelijkheid van ernstige ongevallen, die velen tegelykertyd treffen, niet is uitgesloten en waarin dientengevolge plotseling groote nitkeeringen noodig kannen worden. De aangehaalde cyfers geven niet aan, wat op den duur, over lange tijdvakken, voor de verzekering der werklieden enkel in die be paalde bedrijven zal noodig zyn; veel meer geven ze enkel eene aan wy zing van hetgeen volgens het zoogenaamde Umschlagverfahren in die bedryven in de afgeloopen tien jaren toevallig noodig was. De volgens het o-i. zooveel juistere Kapital DecJcungsverfahren aan de ryksverzekeringsbank te bepalen premies daar entegen znlien waarschijnlijk, zooal niet in de eerste jaren, dan toch zeker spoedig, meer stabiel zyn, en voor alle eventueele ongeval len waarborgen. Het moge waar zyn, dat, tengevolge der in het wetsontwerp voorkomende bepalingen omtrent een observatietyd van drie weken en omtrent den omvang der schadeloosstellingen, de verzekerden minder znlien ontvangen dan thans by vele ondernemingen het geval is (ea wy vleien ons tot die ondernemingen te mogen worden gerekend), doch die bepalingen kannen in een wettelyke regeling niet wel worden ge mist. En men mag toch ook niet het voordeel voorbijzien, dat by dezen wetteiyken dwang de verzekering zich zal uitstrekken over een overwegend groot deel dei Nederlandsche werklieden, waar thans slechts een betrekkeiyk klein gedeelte in gnnstiger toestand verkeert." Onder de door de firma wenschelijk geachte wyzigingen komen de twee volgende voo. Zy zou ook de ongevallen, overkomen aan de werklieden buiten het b e d r ij f, in de verzekering willen zien opgenomen, en zy zou ook ieder, die in het verzekeringsplichtig be drijf werkzaam is, willen verzekerd zien, afge zien van de vraag, hoeveel zijn loon bedraagt. ONGEVALLENWET. Een zeer gnnstig oordeel over dit wetsont werp wordt uitgesproken door de bekende firma C. J. van Houten Zn te Wessp, zeker ook wel eene, die onder de groot-indnstrieelen van ons land mag gerekend worden en wier oordeel dns ook van gewicht is te achten. Door de Kamer van koophandel te Amster dam was haar mededeeling gevraagd van de opmerkingen, waartoe de aanhangige wet haar aanleiding gaf, en zy voldeed aan dat verzoek door een uitvoerig schrijven, dat in afschrift aan de Tweede kamer is medegedeeld. De firma Van Houten heeft van het wets ontwerp met byna onverdeelde inatemming kennis genomen en de bezwaren tegenjde ver zekering by de ryksverzekeringsbank, door andere indnstrieelen geopperd, deelt zy niet. ~iy schrijft daarover het volgende ,Waar dit ontwerp als eerste stap ter uit voering van het publiekrechteiyk beginsel, dat gemeene gevaren zooveel mogelijk gemeen- schappelijk moeten worden gekeerd, de werk gevers dwingt de voor de gevaren noodige middelen op te brengen, daar moet het ook zorgen, dat de gelden te allen tyde Voor de verschuldigde renten aanwezig zyn. Dienten gevolge moet de Staat zich onvoorwaardelyk aansprakeiyk stellen voor de richtige uitbeta ling dier renten, en daarnit vloeit o. i. voort, niet alleen, dat de Staat de verzekering in eigen hand moet nemen, zooals in het ontwerp is bedoeld, maar ook, dat verzekering op andere wyze dan by de in het leven te roepen centrale instelling streng moet worden afgewezen. Jnist deze streng doorgevoerde centralisee ring der organisatie jnichen wy in het ontwerp zeer toe, en het heeft onze bevreemding ge wekt, dat door meerdere indnstrieelen tegen de uitsluiting van andere wyze van verzekering bezwaren zyn ingediend. Men grondt zich daarby op de bewering, dat de verzekering volgens het ontwerp voor den werkgever meer kost,en de getroffene minder zal ontvangen dan bijv. by de zelf verzekering, en voert tot staving de bedragen aan, over een tjjdvak van 10 jaren, aan door ongevallen getroffenen feitelijk taald. Daarby wordt evenwel over het hoofd gezien, dat die cyfers niet weergeven wat PRINS PANDIAN. Naar aanleiding van het over dien prins in The Madras Mail geschrevene, opgenomen in ons nommer van Woensdag 11., deelt mr W. B. gsma, gep. Oost-Indisch ambtenaar, te Apeldoorn, mede, dat binnen veertien dagen een boek zai verschijnen, waarin alle bijzon derheden omtrent den persoon en het werk van Pandian vermeld zyn met de getuigenis van in Engeland en Engelscb-Indië algemeen bekende mannen. Dit boek is reeds in 1895 nitgegeven in Madras met een voorrede van den Rev. T. P. Dudley B. A., een welbekend zendeling in Madras. Het publiek dient te weten, dat het werk van Pandian steeds met hevigen tegenstand te kampen heeft gehad van 1892 tot nu toe. BENOEMULN UEA ENZ. Bij kon. besluit is jbr mr A. G. Schimmelpennincb, gezant' schapsattaché in algemeenen dienst, bevorderd tot gezantschapssecretaris der tweede klasse by het Dep. van bnitenlandsche zaken is benoemd tot kantonrechter te Kampen mr F. O. van der Dassen, thans griffier by het kantongerecht aldaar zyn benoemdtot ontvanger der directie bel. enz. te Breukelen c. a.. J. Fokkens, ont vanger te Terschelling c. a.,te Wamel c. a< jhr A. van Raab van Canstein, ontvanger te Uitgeest c. a., en te Buiksloot c. a. D. W. Janssen, ontvanger derzelfde middelen tef Nieuwesluis (gemeente Heenvliet c. a.) is voor den tijd van driejaren gedetacheerd by de landmacht in WeBt-Indië de eerste-luit.- kwartierm. S. J. Koster, van het korps torpe- disten is de termijn der detacheering van vyf jaren by het leger in N. I. van den eerste-luit. J. F. Weitzel, van het wapen der inf. van het leger hier te lande, met zes maanden verlengd: zyn benoemd: by het wapen der inf.: tot eerste-luit. de tweede-luit. J. L. M. van den Brandhof en H. van Dam, beiden van het wapen; eerstgenoemde by het leger in N.-I., laatstge noemde by de landmacht in West-Indië gedeta cheerd bij het lste reg., tot kap. de eerste-luit.- adj. H. Spanjaerdt Speekman van het 5de reg.,- en tot eerste-luit.' de tweede-lnit. J. Feitsma van het korps,gedetacheerd by het kol. werfdepot; bij het 7e reg., tot kap. de eerste-luit. C. A. Maller, van het 2e reg., en tot eerste-luit. de tweede-luit. E. de Kruyff, van het korps; bij het 8e reg. tot eerste-luit. de tweede-luit. K. van Drunen en H. G. M. Mathol de Jongb, beiden van het korps, laatstgenoemde ged. by de kol. reservebg het wapen der art., by het 3e reg. veld-art., tot eerste-luit. de tweede- luit. C. M. G. P. Couvée, van het korps; by het 3e reg. vesting-art., tot kap. de eerste- luit.-adj. J. Vervloot, van het le reg. vest.art is aan den reserve-officier van gezondbeid lste kl. dr A. E. Vermey een eervol ontslag verleend nit z^ne betrekking tot de landmacht

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1899 | | pagina 1