MIDDELBURGSCHE COURANT. Dinsdag 7 Maart. N°. 56- 1899. 142Jaargang, Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., 2. Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. Thermometer Middelburg 6 Maart 8 u. vm. 38 gr. 12 u. 4 »v. 4 u. 41 gr. F. Verw. matige Z.W.\ wind. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór één uur aan het bureau bezorgd zija. Advertentiën: 20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 17 regels 1.50elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis aan het bureau te bekomen. Middelburg 6 Maart. Leerplicht. Ben gewijzigd ontwerp van wet en Memorie van Antwoord zijn verschenen. De Memorie van Antwoord op het voorloo- pig verslag der Tweede kamer betrekkelijk het wetsontwerp tot regeling telt 93 bladzij den. Vier bijlagen zijn nevens het gewijzigd ontwerp gevoegd. De bijlagen tellen 51 blad zijden. Bovendien is er bijgevoegd een aantal lijvige statistische opgaven betreffende school verzuim, en een overzicht van eenige buiten- landsehe wetgevingen op leerplicht. Eene vergelijking van het gewijzigd wets ontwerp met de bepalingen van het oorspron kelijk ontwejrp zal zoo spoedig mogelijk volgen. In het gewijzigde ontwerp is art. 1 geheel omgewerkt en luidt: „Ouders, voogden en anderen, krachtens wet of overeenkomst met de verzorging van kinderen belast, zijn ver plicht voor zoover die kinderen bij hen, in de inrichting onder hun beheer of met hen bij anderen inwonen, zorg te dragen, dat hun ge durende den tijd en overeenkomstig de regelen, in deze wet gesteld, voldoend lager onderwijs wordt verstrekt. Deze verplichting wordt door hen nageleefd lo. ót door te zorgen, dat het kind als leerling op eene lagere school wordt geplaatst en dat het die school geregeld bezoekt 2o'. ói door aan het kind huisonderwijs te doen verstrekken." In het oorspronkelijk ontwerp luidt dit artikel: „Ouders, voogden en verzorgers zijn ver plicht de bij hen of in de inrichting onder hun beheer inwonende kinderen van zes tot dertien jaar geregeld een lagere school te doen be zoeken." Art. 2 luidt thans als volgt: Oader lagere scholen, bedoeld in art. 1, zijn begrepen alle scholen voor lager onderwijs, hetzij openbare, hetzij bijzondere, waar onder wijs gegeven wordt in de vakken, vermeld onder ah in artikel 2 der wet tot regeling van het lager onderwijs. Het schoolbezoek wordt geacht geregeld plaats te vinden, indien gedurende twee maan den niet meer dan twee schooltijden zonder geldige reden wordt verzuimd. Het huisonderwijs, bedoeld sub 2o in art. 1, omvat de vakken, genoemd onder a—ff in art. 2 der wet tot regeling van het lager onderwijs in verband met een goeden leergang. Art. 3 luidtDe verplichting om, voor zoover aan schoolonderwijs de voorkeur gege ven wordt, te zorgen, dat het kind op eene lagere school wordt geplaatBt, vangt aan niterlijk, zoodra het den leeftijd van zeven jaren heeft bereikt. Deze verplichting eindigt zoodra het kind zes jaren leerling eener lagere school is geweest en het alle klassen doorloopen heeft, of voor zoover het onderwijs gegeven wordt in klassen die samen een langeren leertijd dan zes jaren innemen, zoovele klassen, als samen een leer tijd van zes jaren omvatten. Een kind, dat bij zijne toelating op de school terstond in eene hoogere klasse wordt geplaatst, wordt geacht den leertijd, dien de lagere klasse of klassen innemen, afgeloopen te hebben. De verplichting eindigt in ieder geval, indien het kind een klasse heeft afgeloopen, waarin het bij het bereiken van den dertien jarigen leeftijd was geplaatst. Art. 6 luidt thans als volgt De verplichting, in art. 1 bedoeld, wordt niet nagekomen lo. Zoolang het kind, den leeftijd van zeven jaar bereikt hebbende, en nog niet op grond van dertienjarigen leeftijd ingevolge art. 3, derde lid, buiten de leerverplichting vallende, niet als leerling op eene lagere school is ge plaatst, noch huisonderwijs geniet overeenkom stig de regelen der wet, terwijl niet blij kt noch van het vroeger verstrijken van den leerplich tigen leeftijd ingevolge art. 3 2e lid of art. 4 2e lid regelende het huisonderwijs, dat ook aanvangt zoodra het kind den leeftijd van zeven jaren heeft bereikt noeh van eenige wette lijke vrijstelling. 2o. Zoo dikwgls een bind, dat als leerling op eene lagere school geplaatst is en nog niet op grond van art. 3, 2e of 3e lid, buiten de leerverplichting valt, die school tiet geregeld bezoekt, terwijl niet blijkt van eenige geldige reden van tijdelijk schoolverzuim, noch dat de voor het nakomen der verplichting aanspra kelijke persoon het redelijkerwijs mogelijke deed om het schoolverzuim te voorkomen. Art. 7 bepaalt: Ouders, voogden en andere in art. 1 genoemde verzorgers zijn van de na leving der in art. 1 opgelegde verplichting vrij gesteld zeolang lo. Zij een vaste woonplaats 2o. Zij de kinderen eene inrichting van onderwijs doen bezoeken, die geacht wordt tot het hooger of middelbaar onderwijs te behooren en waar de kinderen buiten de avonduren ten minste 16 uren per week onderwijs ontvangen. 3o. Zij tegen het onderwijs op alle binnen den afstand van 45 minuten gaans van de woning gelegen lagere scholen, waar voor de kinderen plaats te verkrijgen is, overwegend bezwaar hebben. 4o. Zij voor de kinderen op eenige, binnen den afstand van 45 minuten gaans van de woning gelegen lagere school, ondanks aanvrage tot toelating, geene plaatsing kunnen verkrijgen. 5o. Het tijdstip voor toelating van leerlin- m niet aangebroken is op de lagere school waar toezegging van plaatsing is verkregen. 6o. Een wettelijk voorschrift het bezoeken van de lagere scholen verbiedt. 7o. De kinderen, volgens schriftelijke ver klaring "van eenen geneeskundige, ongeschikt zijn voor het bezoeken eener lagere school. Art. 12, betrekkelijk de geldige redenen van tijdelijk schoolverzuim, noemt als zoodanig, met wijziging van bet desbetreffende art. 9 van het oorspronkelijke ontwerp lo. tijdelijke sluiting van de school of schorsing van het onderwijs2o. een wettelijk voorschrift, hetwelk het bezoeken van de school tijdelijk ver biedt; 3o. tijdelijke wegzending door het hoofd der school als tuchtmaatregel; 4o. vergunning om de school tijdelijk niet te bezoeken op grond werkzaamheden in het belang van land bouw, tuinbouw, veehouderij of veenderij, ver leend door den schoolopziener op grond van art. 13; 5o. ongesteldheid van het kind; ver vulling van godsdienstplichten of andere ernstige omstandigheden, die als geldige rede nen kunnen worden beschouwd. Voorts bevat het gewijzigd ontwerp o. a. een geheel nieuwen titel, handelend over het her haling sondertvijs. Het daaronder vallende art. 34 luidt nl.: Art. 17 der wet tot regeling van het lager onderwijs wordt gelezen als volgt: Aan hen, die het gewoon schoolonderwijs genoten hebben, wordt gelegenheid gegeven tot het genot van berbalingsonderwijs; het herhalingsonderwijs kan zich ook uit. strekken tot vakken die niet begrepen zijn geweest in het genoten schoolonderwijs. De gemeenteraad regelt den omvang van liet herhalingsonderwijs en de wijze, waarop het zal wordon gegeven, naar plaatselijke be hoefte, met inachtneming der volgende voor schriften lo dat het ten minste vier maanden van het jaar, gedurende ten minste acht avonduren per week, moet worden gegeven 2o dat het moet omvatten ten minste vier vakken van onderwijs, waaronder ten minste twee, welke begrepen zijn onder het gewoon schoolonderwijs. Art 18 en art. 19, lett. b, zijn ten deze toe- passelijk. Verder wordt in art. 35 bepaald, dat de in art. 1 dezer wet genoemde personen ook ver plicht zijn te zorgen, dat aan de kinderen, waarvoor zij volgens de bepaling van dit ar tikel aansprakelijk j zijn, herhalingsonderwijs wordt verstrekt. Aan deze verplichting wordt voldaan door aan de kinderen te huis of op eene school, gedurende ten minste 4 maanden in het jaar, 8 of meer uren per week herhalingsonderwijs doen genieten, en, wanneer aan schoolon derwijs de voorkeur wordt gegeven, de school geregeld door hen te doen bezoeken. De verplichting vangt aan, zoodra een kind niet meer valt onder de bepalingen nopens het school- en huisonderwijs en wanneer het kind den 15-jarigen leeftijd heeft bereikt. De gemeenteraad is bevoegd, den in het vorig lid bedoelden leerplichtigen leeftijd voor jongens met éen jaar te verlengen. Op een daartoe strekkend raadsbesluit wordt de goed keuring van Gedeputeerde Staten vereischt Omtrent de vrijstellingen enz, zijn in de overige paragrafen van dit art. 35 bepalingen gemaakt. Blijkens het slotartikel (38) treedt de wet in werking op een nader vast te stellen tijd stip, met dien verstande dat het artikel be trekkelijk het herhalingsonderwijs niet inwer king treedt vóór 1 November 1903. In zijn Memorie van Antwoord bestrijdt de minister allereerst de door sommige leden ge dane bewering, dat het der regeering niet te doen zou zijn om leerplicht, maar om dwang tot schoolbezoek, want dat, èn blijkens de toelichting èn blijkens art. 1 in verband met art. 4, huisonderwijs alechts bij uitzondering wordt toegelaten. Deze opvatting nu rust blijkbaar op misverstand, 't Is der regeering alleen en uitsluitend te doen om het verzekeren van het noodige onderwijs aan allen. Of dat onderwijs wordt genoten op school of te huis, is der regeering onverschillig, mits slechts Te Amsterdam dam: Nijoh i Agenten. A. de La Mar Azn. te Rotter* VAN DlTMAB. waarborg bestaat, dat deugdelijk onderwijs wordt verstrekt. Te minder wordt schooldwang beoogd, om dat ouders, die in gemoede bezwaren hebben hunne kinderen aan een der scholen in hunne omgeving toe te vertrouwen, volgens de be paling van het wetsvoorstel niet gedwongen kunnen worden toch hun kroost daarheen te zendenen in dat geval van de verplichting, bedoeld in art. 1, vrij kunnen komen, ook al bestaat er niet het minst uitzicht, dat hunne kinderen, in plaats van schoolonderwijs, huis onderwijs zullen ontvangen. Evenmin kan als bedenking gelden de ongeneigdheid om mede te gaan met eene regeling, welke uitgaat van de grondgedaohte dat de Staat de opvoeding der kinderen in eigen band moet nemen. Maar in 'fc ontwerp komt geen enkele bepaling voor die slechts eenigermate bedoelde uitspraak kan wekken. Ook naar de meening der regeering zou een wetsontwerp, hetwelk die stelling hnldigde, in beginsel zijn af te keuren. Volkomen ongegrond is ook de vrees voor verzwakking van de zedelijke constitutie van het volk. Uitvoerig weerlegt de minister de bedenking als zou hij ten onrechte een beroep hebben gedaan op art. 159 en 353 Burg. Wetb., in welke artikelen de plicht van de oudersom hunne kinderen op te voeden uitdrukkelijk is erkend. De minister beroept zich, als bewijs dat de Nederlandsche wetgever in beginsel niet af- keerig is van verplicht schoolbezoek, op art. 1, laatste zinsnede van de bestaande schoolwet. Kan aangetoond worden dat leerplicht voor Nederland noodzakelijk is, dan moet tot in voering worden besloten, zelfs al ware in dezen geen enkel land ons voorgegaan. Er is geen enkel land aan te wijzen, waar de toestanden de aard van het volkskarakter geheël met die van Nederland overeenkomen. Het best is in dezen ons land nog te vergelijken met Zwitserland en Denemarken, en ook daar be staat leerplicht. Vast is de minister overtuigd, dat zeer velen, die nog geen voldoend besef hebben van de beteekeais van goed onderwijs en hunne kin deren maar laten rondzwerven, later, nadat de leerplicht zal zijn ingevoerd, den wetgever erkentelijk zullen zijn voor het genomen initiatief. Herziening der schoolwet op sommige pun ten is wenschelijk, ja dringend noodig, en zal ook na het tot stand komen van de leerplichtwet reeds zeer spoedig aan de orde worden gesteld. Dat het noodig zou zijn aan de overheid meer macht te geven tegenover de onderwijzers, kan vooralsnog niet worden toegestemd. De minister kan zich niet vereenigen met meening, dat aan de invoering van leer plicht behoort vooraf te gaan een aanvulling van art. 47 der schoolwet in dien zin, dat. van gemeentewege voor het verstrekken van voedsel en kleeding aan behoeftige school gaande kinderen moet gezorgd worden. Ten volle onderschrijft de minister het ant woord van vele leden, gegeven naar aanleiding van de opmerking, dat indiening van dit wets ontwerp kort voor de aanvaarding der regeering voor de koningin onpolitiek en onkiesch was. In zijn verdere breedvoerige bespreking van onderscheidene paragrafen van het voorloopig verslag herinnert de minister o. a., dat daar wordt gewezen op het verband tusschen leer plicht en kiesrecht. AI werd daarvan in de mem. van antw. geen melding gemaakt, doch verklaart de minister het geheel eens te zijn met die leden die van oordeel zijD, dat lager ouderwijs voor allen in onzen tijd van temeer belang is, nu het kiesrecht gaandeweg meer wordt uitgebreid. De meeDing dat de ver plichting tot het zenden van kinderen naar de school voor behoeftige ouders ernstige be zwaren heeft, zal de minister niet geheel het ouderlijk gezag. Bedoelde bepaling komt hierop neer, dat een vader, die geen huis onderwijs kan geven en ook in zijne omgeving i school vindt, waaraan hij zijn kind wil toevertrouwen, om vrij te komen van zijn leer verplichting de verklaring moet afleggen, dat hij zijn kind liever van onderwijs verstoken wil laten dan het naar eene der bedoelde scholen te zenden. Wat daarin bar baar sch en dra conisch gelegen is, kan de minister met den besten wil niet inzien. Dat de aan het schooltoezicht toegekende discretion- naire macht tot óf onuitgevoerd öf tot inquisitie zou leiden, kan de minister niet toestemmen. Er zijn gevallen waarin het on verantwoordelijk zou zijn op grond van be weerde gemoedsbezwaren, zonder nader onder zoek, vrijstelling te verleenen. De minister moet ook bezwaar maken om in deze wet te bepalen, dat onder zekere voorwaarden niet- gevaccineerde kinderen hetzij op de bij zondere scholen alleen, hetzij op andere soor ten van scholen mogen worden toegelaten. Dit punt kan eerst aan de orde komen bij eene herziening van de wet op de besmette lijke ziekten. Had de regeering zich geplaatst op het standpuntvoor gemoedsbezwaren is geen uitzondering noodig, zij zou ongetwijfeld )g heel iets anders hebben moeten hooren. Aan den wensch van de leden, die verlan gen dat gedurende den tijd, dat de hulp der kinderen voor den landbouw noodig is, de school geheel zal worden gesloten, kan niet worden voldaan. Onmogelijk is het een nauw keurige becijfering te geven van de meerdere uitgaven die te wachten zijn. Wel kan glo baal worden becijferd, welke de bosten zullen zijn van vermindering van het absolute school verzuim tot aau de grens als waarschijnlijk aangenomen. De minister komt tot de vol gende globale berekening van de meerdere kosten over rijk en gemeentenvoor de ge nten gewone kosten per jaar 152,000; buitengewone kosten voor (schoolbouw) f 750,000voor het Rijkgewone kosten per jaar 67,500buitengewone kosten (school bouw) f 250,000kosten voor toezicht en op leiding per jaar 100,000; kosten voor het herhalingsonderwijs pro memoriemeerdere subsidiën voor het bijzonder onderwijs pro memorie. Aan den wensch van Rijkswege aan de bijzondere onderwijzers een vergoeding toe te kennen voor de aan den Staat te bewijz' diensten kan bezwaarlijk worden voldaan. Dat regeling van den veldarbeid van kinderen een noodzakelijk gevolg zou moeten zijn van invoering van leerplicht, kan de minister niet toegeven. Die arbeid zal reeds beperkt worden door invoering van leerplicht. Dat bet school verzuim van dien aard in Nederland is, dat leerplicht gerechtvaardigd is, blijft de minister een feit achten. Onder anderen waren er op 1 Januari 1897 59720 kinderen die op den leeftijd, waarop zij zonder wettige verhindering school dienden te gaan, niet school gingen en zelfs niet ingeschreven waren. De bestrijding der invoering van leerplicht op grond van de achterstelling van 't bijzonder onderwijs bij het openbare, geeft den minister aanleiding tot eene beschouwing, waaruit zijns inziens blijkt, dat dit verwijt ongegrond is. Ook had de minister meer erkenning en waar deering verwacht van de wijze waarop bij aan gemoedsbezwaren heeft trachten te gemoet komen. De verklaring van art. 8 (nieuw art. 10) le lid wordt barbaarsch en draconisch genoemd en beschouwd als een ergerlijke inmenging in Omtrent de artikelen van het gewijzigd ont werp zegt de minister o. a. dat door de wijziging, welke art. 1 thans heeft ondergaan het bezwaar is opgeheven van die leden, welke den inhoud van dat artikel niet in overeen stemming achtten met titel en beweegreden van het wetsontwerp. In art. 2 zijn de eerste oefeningen van het bandteekenen (vak i) thans vervallen als ver plicht vak zoowel voor het school- als voor het huisonderwijs. Door de nieuwe bepaling, dat gedurende 2 maanden niet meer dan 2 schooltijden zonder geldige reden mogen worden verzuimd, is dus het verzuim geoorloofd van éen schooldag die twee tijden heeft. Onder de inrichtingen van onderwijs, die geacht worden tot het hooger of middelbaar onderwijs te behooreD, zijn begrepen vak scholen, zooals ambachtsscholen. Tevens is bepaald dat de kinderen daar, buiten de avonduren, ten minste 16 uur per week onderwijs moeten ontvangen. Van het kind, waarvoor vrijstelling wordt gevraagd, moet de naam worden opgegeven Blijkens de toelichting van art. 9 (nieuwe artt. 12, 16 en 17) acht de minister 't na ernstige overweging niet raadzaam armoede uitdrukkelijk in de wet als geldige reden van schoolverzuim te vermelden. Niet alle ouders, die arm zijn, zijn in de onmogelijkheid hunne kinderen naar school te laten gaan. Of de armoede van dien aard is, dat ze het school gaan belet, moet beoordeeld worden door de betrokken autoriteit. Waar dat 't geval is zal van aanmaning of vervolging geen sprake zijn. Zware ziekte van ouders of naaste bloed verwanten, slecht weer en slechte toestand van wegen vallen ook alle onder de rubriek van „andere ernstige omstandigheden" sub 5o van het nieuwe artikel bedoeld, welke geldige redenen van tijdelijk schoolverzuim daarstellen. Onmogelijk is 't alle omstandigheden te voor zien of te omschrijven. Het geval, vervulling van godsdienstplichten, is vermeld om den twijfel weg te nemen die. kan ontstaan of alleen godsdienstonderwijs in de uren, krachtens art. 22 der wet tot regeling van het L. O. aangegeven, als geldige reden van verzuim wordt beschouwd. Op een vraae wat onder vervulling van godsdienstplichten in deze bepaling is te verstaan, wordt geant woord Zoowel godsdienstonderwijs als d«- vervulling van godsdienstplichten op kerke lijke feestdagen. De meeste artikelen van de wet zijn, zegt de memorie, ook op het verplicht herhalings onderwijs van toepassing verklaard. Codsd ienstonderwijs op openbare scholen Door de regeering zijn inlichtingen verstrekt op de adresssn van ingezetenen van Almelo en andere gemeenten en van ingezetenen van Smilde, houdende verzoek om verbetering der gelegenheid tot het ontvangen van godsdienst onderwijs op de openbare scholen. Het adres, dat in extenso aan de Tweede kamer werd medegedeeld, wijst op de achter uitzetting van het godsdienstonderwijs op onze openbare lagere en middelbare scholen en gymnasia, waardoor, naar adressanten meenen, bij de leerlingen tegenzin gewekt woidt tegen bet godsdienstonderwijs en voedsel wordt ge geven aan de meening, als zou dit onderwijs min belangrijk zijn. Overtuigd van de groote waarde van het catechetisch onderwijs heeft de minister zich daarom de vraag gesteld, op welke wijze aan den wensch naar verheffing van dat onderwijs het best ware te voldoen. Langs administratieven weg is een poging gedaan om aan de grief van adressanten te gemoet te komen. Op grond van koninklijke machtiging is eene aanschrijving gericht aan de gemeentebesturen, aan de directeuren van de Rijks H. B. S., aan de directeuren en de directrice van de rijkskweekscholen ter oplei- van onderwijzers en onderwijzeressen en aan de besturen van de verschillende vereeni- gingen tot oprichting en instandhouding van ambachtsscholen, welke van rijkswege worden gesubsidieerd, om overeenkomstig het verlangen van adressanten één en een half uur op da roosters van lesuren te doen aanwijzen voor het godsdienstonderwijs. Van den uitslag van m maatregel zal afhangen, op welke andere wijze, zoo noodig, aan de bezwaren tegemoet ware te komen. De verschillende besturen van gymnasia es middelbare scholen worden bij de bovenbe doelde aanschrijving uitgenoodigd op den rooster van lesuren voor hunne school, te beginnen met het komende schooljaar, éen voor- of na middag of ten minste l'/s uur aan het begin of het einde van een voor- of namiddag voor het godsdienstonderwijs te willen aanwijzen. BMOE911MUÜ1A FAZ. Bg - kon. besluit zijn ter secretarie van den Raad van State benoemd tot hoofdcommies J. H. Jalink, thans commiestot commies V. A. G. van den Bergb, thans adj.-commies is bij den waarborg en de belasting der gou den en zilveren werken benoemd tot commies stempelaar te Amsterdam F. J. Witteveen, thans aide-assaieur aldaar; is de duur der detacbeering bij de land macht in West-Indië, van den officier van ge zondheid 2e kl. H. A. Meerdink van het pers. van den geneesk. dienst der landmacht, voor onbepaalden tijd verlengd. UIT STAD ÉN "PROVINCIE. In het eerste bericht onder Stad en Pro- vincie in ons vorig nommer is ia het laatste deel een miszetting geslopen, waardoor onze bedoeling niet juist is weergegeven, wat aan leiding kan geven tot misverstand. Die zin moest aldus luiden „De eerlijkheid op het gebied van belastingen is onder ons volk niet zoo groot getuige o. a. het nieuw ontwerp op de vermogensbe lasting dat de pers, vooral die, zooals het N. v. d. Z>., goede beginselen predikt, straffe loos daden van oneerlijkheid als 't ware mag verheerlijken. Zij werkt dan mede aan het bevorderen van een slecht beginsel. Tusschen meedeeleu en het zgdelings of rechtstreeks verheffen is een groot verschil." Het woord „straffeloos" kwam op een ver keerde plaats voor. De adjudanten-onderofficier apothekers L. C. Schomper, by het militair hospitaal te Middelburg, en A. Adem», bg dat te Breda, zullen op 11 Maart a.s. onderling van standplaats verwisselen. Gedurende de maand Februari zijn blij- kens het zgn. Maandboekje, te Middelburg 23 personen overleden. De leeftijd der overledenen wasbeneden het jaar 7, van 1 tot 5 jaar 3, van 5 tot 10 jaar 1, van 30 tot 35 jaar 2, van 45 tot 50 jaar 1, van 55 tot 60 jaar 1, van 60 tot 65 jaar 1, van 70 tot 75 jaar 4, van 75 tot 80 jaar 2 en van 90 tot 95 jaar 1. De ziekten der overledenen warenlongont steking 4, levenszwakte, stuipen en slepend longlijden ieder 2 en voorts kliertering, kan ker, waterzucht, longtering, influenza, kink hoest, bartgebrek, buikvliesontsteking, lever ziekte, kinderdiarrhoea, ieder een; een persoon werd overreden, een verdionk en ien overleed elders.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1899 | | pagina 1