Ml Bltarisclie Coral
BIJVOEGSEL
VAN DE
VAN
Maandag 30 Januari 1899, no 25.
Doelmatige voeding van melkvee.
VII.
De gerst is een goed voeder voor melkvee,
daar zij gunstig werkt op de melkopbrengst
en tevens zachte boter levert. Toch is ze
beter op hare plaats bij vet vee; om te mesten
dus. Vergelijkt men haar in prijs met andere
producten, dan zal ook deze graansoort weer
een betrekkelijk duur voeder blijken.
Boekweit is een minder goed voeder voor
melkveedit is veel beter op haar plaats voor
't vetten van vee. Ook om ze aan paarden te
geven in geringe mate ia dit goed, mits men
dan maar niet veel arbeid van de dieren verge.
Tot de zaden van peulvruchten behooren in
de eerste plaats de verschillende boonsoorten.
De paardenboonen werken van de peulvruch
ten wel, het gunstigste op de melkgeving
door hun hoog eiwitgehalte zijn zij vooral
aangewezen om het eiwitgehalte van 't voeder
te verhoogen. Daardoor juist stijgt bij veel
gebruik het vetgehalte der melk.
De lupinen, ook feitelijk een boonsoort te
noemen, zijn de eiwitrijkste onder de peul
vruchten. Voor melkkoeien zijn ze een zeer
gevaarlijk voeder, omdat zij eene bittere stof
bevatten, die zich aan melk en boter kan
mededeelen. Als middel om dit gevaar te ver
helpen, wordt ons eene methode aan de hand
gedaan, toegepast te Hohenheim. Men kookt
of stoomt de lupinen bij 100° C. gedurende
ruim een nur, giet er daarna water openlaat
nu gedurende 24 uur zoo nu eu dan eens 't
water afioopen, om het te vervangen door
versch water. Daardoor wordt de bittere stof
weggespoeld. Da aldus behandelde lupinen
zijn een goed voeder voor melkkoeien. In de
hoeveelheid van 2 kg. per koe en per dag,
heeft dit geen nadeeligen invloed op melk en
boter; meer er van te geven zou weder de
kwaliteit van beide producten kunnen ver
minderen.
Da erwten komen in werkzaamheid met de
boonen veel overeen. Ze worden echter minder
aan melkvee toegediend en laten zich 't best
en voordeeligst gebruiken als mestvoeder,
vooral voor varkens.
Van de oliezaden komt als melkvoer vooral
in aanmerking het lijnzaad. Dit voeder geeft een
vetrijke melk en daarbij werkt het verzachtend
op de boter. Men zij echter op zijn hoede er
niet al te veel van te gebruiken, omdat alsdan
de invloed zich soms doet gevoelen op de pro
ducten door er te veel van te geven, kan wel
eens eene olieachtige smaak aan de melk en
de boter ontstaan. Vooral gegeven naast een
eiwitrijk voeder, komt de voortreffelijke wer
king op de melkgeving goed uit.
Omdat de verteerbaarheid van lijnzaad sterk
toeneemt bij kneuzing, doordien alsdan de in
houd der korrel beter aan de verteringssap-
pen wordt blootgesteld, zoo is het aan te raden
alleen gekneusd (gecylinderd) lijnzaad te ge
bruiken.
Het weeken van lijnzaad is ook een zeer
goed werk, maar door weeken alleen wordt
niet de voldoende verteerbaarheid bereikt.
Ook het koken van lijnzaad (gebroken lijn
zaad n. 1.) is niet af te keuren.
Het geven van koolzaad, eveneens gebroken,
gekneusd, werkt verzachtend op de boter.
Vooraleer over te gaan tot de bespreking
van de krachtvoeders uit den handel, wil ik
nog eenige andere producten uit de boerderij
bespreken.
Het eerst valt mijn oog dan op den graan-
afvalde kleinere en minder goede korrels,
die bij 't schoonmaken van de granen achter
blijven. Meestal zijn deze afvalproducten naar
evenredigheid nog rijker aan eiwit dan 't graan
zelve en, omdat ze als afvalproduct toch niet
kunnen worden verkocht, een heel best voeder
voor de dieren. Alleenmen diene er op te
letten dat niet te veel onkruidzaden dezen af
val verontreinigen, omdat in zulk geval de
voedingswaarde niet alleen geriog kan zijn,
maar zelf nadeelige gevolgen vaak niet uit
blijven.
Tarwegruis is ook een zeer goed melkvoe-
derde hoeveelheid melk wordt er niet
door verminderd, terwijl het vetgehalte der
melk wordt verhoogd. Tevens werkt het
goed op de kwaliteit der boter, doordien het
zachte boter vormt. Het best dient men het
den dieren toe, gemengd met mangelwortels,
pulpe, enz. of anders geweekt in water.
Met het voederen van roggeafval zij men
vooral voorzichtig, daar ook dit branderig
werkt op de dieren. Vooraf weeken en 't
water laten wegloopen, ia voorzeker aan te
raden.
VRAAGBUS.
De redactie ontving het volgende schrijven:
Mijnheer de .Redacteur
Naar aanleiding van het antwoord, dat be
trekking had op de voordeelen Van twee- of
driemaal daags melken, ben ik zoo vrij u het
volgende onder 't oog te brengen
Het eerste gedeelte, a. meerdere hoeveelheid
melk, b. betere kwaliteit der melk en c. finan
cieels voordeelen, bevredigt mij geheel, maar
klopt volgens mijn bescheiden meening niet
met het slot van het antwoord, waarin gezegd
wordt, dat alleen bij nieuw-fealfde koeien ge
durende den eersten tijd, vooral bij jonge
koeien, die een le en 2e kalf hebben geworpen,
eene melking van driemaal daags is aan te
bevelen, doch dat overigens de manier van
tweemaal melken by de tegenwoordige prijzen
van boter en melkproducten fiaancieel de meest
voordeelige zou zijn. Ik spreek dit dus ook
geheel en al tegen en zeghoe lager de
zuivelproducten in prgs zyn, hoe meer men
moet trachteD, de hoogst mogelijke opbrengst te
verkrijgen.
Waar, zooals hier, den practici geen direct
antwoord wordt voorgelegd, zal niemand met
driemaal melken gaan beginnen en alzoo zul
len weinigen de gestelde vraag, luidende:
„Worden de veranderingen in mijn bedrijf, de
meerdere werkzaamheden enz. goed betaald
door de meerdere inkomsten," naar waar
heid kunnen beantwoorden.
Immers, men moet deze proef een jaar lang
nemen om tot eene goede conclusie te komen.
Er dient dus mede begonnen te worden; en
dat zal nu juist niet worden gedaan als het
door een theoreticus zoo lauwtjes wordt aan
bevolen of afgeraden.
Meerder arbeidsloon wordt zeker gevraagd,
maar ook onze handelsgewassen als uien, kar
wei en bieten, vragen meer onderhoudskosten
dan de graanbouw en toch is de laatste verre
op deu achtergrond geschoven.
Om mijn schrijven eenigszins te wettigen,
geef ik u hier 2 melkstaten mijner koeien, n.l.
van 1894 en 1895.
In '94 werden de koeien tweemaal, in '95
driemaal daags gemolken. Ziehier het verschil:
1894.
gemolken gaf
No. 16, geworpen 4 Jan. '94,284 dagen 3597 L.
26
28 Jan. '94,322
3572
25
26 April '94,320
n 5018
39
21 Jan. '94,348
4138
37
2 Dec. '93,319
3388
7
4 Juni '94,210
3052
22765 L.
189 5.
gemolken gaf
No. 16, geworpen 1 Jan. '95,312 c
agen 5356 L.
26
6 Maart '95,237
5130
25
22 April '95,302
6324
39
4 Febr. '95,320
5940
37
17 Febr.'95,291
4833
7
8 Oct. '95,296
3568
31151L.
Alzoo een verschil van 8386 L.
In 1895 maakte ik per L. 41/-, cent en was
er dus een voordeel van f 377.37.
De waarde van mijn ontroomde melk heb
ik bij het gemiddeld cijfer van 41/* cent niet
gerekend. Rekenen wij van de meerdere hoe
veelheid 50 ontroomde melk, dan krijg ik
4193 L, a 1 ct. p. L. geschat (wat zeker niet
te veel is), en klimt mijn voordeelig saldo tot
ruim f 419 over 6 koeien.
Zou dit werkelijk niet zeer veel hoogerzijn
dan 't meerdere arbeidsloon? Ieder trekke
hieruit zelf een conclusie.
Hoogachtend,
Een practisch landbouwer.
Uit dit schrijven, waardoor den lezers met
eene belangrijke proefneming worden bekend
gemaakt, zou dus moeten blijken dat de ant
woorden op vraag 1 in de Midd. Crt van
Maandag 26 Dec. tot een heel ander dan door
my opgegeven resultaat moeten leiden, niet
waar?
Laat ons eens zien.
Bedoelde practicus is bevredigd door de
antwoorden, genoemd onder s, Je n c; alleen
het slot van 't antwoord zou hiermede niet
kloppen.
In de eerste plaats wensch ik de aandacht
van den schrijver te bepalen by niet een deel
der laatste woordenmaar bij het werkelijk slot
van mijn schrijven, waar ik neerschreef: Onder
vinding moet hierbij beslissen; meermalen is
driemaal melken met voordeel toegepast.
Waar de geachte landbouwer dus de con
clusie trekt, als zou ik, door geen direct
antwoord te geven, de oorzaak zyn, dat wel
niemand met driemaal melken zal gaan begin
nen, daar dunkt mij dat juist het slot mijner
antwoorden er toe zal bijdragen, om meerdere
proefnemingen in het leven te roepen. Als
toch, zooals er duidelijk te lezen staat, drie
maal melken meermalen voordeel heeft opge
leverd, dan ligt daarin genoegzaam uitgedrukt
dat wel eens proeven zyn genomen met goede
resultaten; en waar nu in dit geval de proeven
niet altijd voordeelig uitvallen, meen ik de
beste wyze van beantwoording te vinden in
de woorden: „de ondervinding moet hierbij
beslissen," omdat biermede den landbouwers
wordt toegeroepen: „neemt eens de proef."
Zonder genomen proef kan van geen onder
vinding sprake zijn.
De Bchryver meent dan dat men een jaar
lang die proef moet nemen om tot eene goede
conclusie te komen.
Mij zij het vergund op te merken, dat in
eene zaak als deze de proeftijd van éen jaar
nog veel te kort iseen in de praktijk toch
genoegzaam bekend feit is het, dat de opbrengst
van eene koe over verschillende jaren nog al
eens uiteenloopend kan zijn. Bovendien wil ik
straks eenige personen noemen, wier oordeel
waarschynlijk toch wel gegrond zijn zal op
meerdere proefnemingen en die bet driemaal
melken niet als zoo heel voordeelig aangeven.
De cijfers, door den inzender genoemd, zijn
voor dit geval zeker prachtigde goede resul
taten, daarin beschreven, waren mij bekend,
alvorens ik indertijd de vraag moest beant
woorden, maar het gaat toch niet aan om
dit speciaal geval ala een algemeeue conclusie
in een dagblad op te nemen. Te minder daar
zoo licht andere oorzaken de groote voordee
len wat zullen verminderen.
Uit het cijfer 4l/a cent per L., door den
schrijver gemaakt voor zijn melk (daar niet
onder begrepen de waarde der ondermelb, die
later eerst wordt genoemd), blykt dat de melk
ook goed vet moet zyn geweest, want om 41/*
cent van de melk te maken is voorzeker een
goed vetgehalte noodig, by de tegenwoordige
algemeen gemaakte boterpryzen.
Wordt de melk aan fabrieken geleverd, dan
is mij meestal gebleken dat het middelcijfer over
een geheel jaar geen 4 cent halen kan, als er
betaald wordt naar vetgehalte en boterprys-
Voor die practici is dus de berekening wel
wat voordeelig. Maar de hoofdkwestie is deze
zijn de bijomstandigheden dan inderdaad van
dien aard, dat den goheolen tyd door, over een
reeks van jaren, driemaal melken zou zijn af
te keuren En dan zeg ik thans weerde
ondervinding zal hier beslissen voor een ieder
in zyne omstandigheden.
Dat niet overal en altijd driemaal melken
finantieel voordeelig zal zijn, wordt door den
heer Hijlkema in diens werk over zuivelberei
ding op pag. 48 al heel sterk uitgedrukt, waar
hij zegt dat de ommekeer in het bedrijf niet
door de meerdere opbrengst zal worden goed
gemaakt.
In zijn Lehrbuch der Milchwirthschaft spreekt
ook prof. dr W. Fleischmann het uit, dat op
den duur deze methode van driemaal melken
niet voordeelig zal zijn, als men rekening
houdt met de bijomstandigheden. Waar een
driemaal melken op grootere boerderyen, door
bet in de weide loopen der dieren, soms op
tamelijk verren afstand van de boerderij, zich
van zelf verbiedt, zal het voordeel op kleinere
hoeven nog moeten bewezen worden. Daar
wordt reeds als oordeel uitgesproken, dat het
nog lang niet is uitgemaakt of op zulke klei
nere bedrijven (in geval da meerdere opbrengst
blijft bestaan, wat ook nog te bewyzen valt)
de meerdere onkosten zullen worden vergoed.
Meer personen, wier namen op 't gebied der
zuivelbereiding zekerlyk met eerbied worden
genoemd, schryven in denzelfden geest. Alleen
wil ik nog ter bekrachtiging dit zeggenOok
in het nu pas verschenen; W6rk „Stohmann,
Milch- iind Molkereiproductc" staat op pag. 137
geschreven„Die Mehrerertr'dge an Milch und
Fett, welche neun der Versuchtskiihe in der
Periode des dreimaliyen Melkensim Vergleiche
zu den Ertrügnissen der Periode des zweimali-
gen Melkensliefertenwaren im Mittel nicht
so gross, als man in der Praxis anzunehmen
geneigt ist."
En waaraan dan toe te schryven, dat mijn
oordeel nog isvoorzichtigheid om niet het
driemaal melken aan te bevelen Wel
hieraan.
Gaat men de dieren driemaal melken, dan
moet men ook beter gaan voederen en dat
zulks niet weinig kostbaar is, blykt immers
genoeg uit 't feit, dat de melk (vooral de boter)
alleen uit 't voeder afkomstig kan zijn, want
de eenige bron voor de vaste melkbestand-
deelen zijn de bestanddeelen van het voeder.
Die meerdere uitgaven voor 't poeder moeten
in de eerste plaats van de inkomsten der melk-
opbreDgst worden afgetrokken en daardoor zal
dat cijfer al aardig dalen.
Daarnaast moet men eens naar zyne dieren
zeiven zien. Eene koe, die drachtig is, moet
voor twee zaken zorgenle voor de melk
geving en 2e voor 't jonge dier.
Voor beiden is een deel van 't voeder noodig
en tevens eene goede bloedstrooming naar de
organen, waar beiden, melk en kalf, worden
gevormd.
Zoodra men nu door driemaal melken bij
voortduring den bloedstroom naar den uier trekt,
wordt die bloedstroom, en bygevolg ook de
voedselstroom, sterk aan 't zich ontwikkelde
jonge dier onttrokken. Dat zulks voor dit
jonge wezen niet best is, me dunkt, dit ligt
voor de hand. Bovendien menig practisch
landbouwer maakte my er ook opmerkzaam
op, hoe eene koe achteruitging als men te lang
driemaal ging doormelken. Deskundigen ver
klaarden mij meermalen, dat nit een oogpunt
van gezondheid het driemaal melken moest
worden nagelaten, daar 't dier daardoor nood
zakelijk sterk moet lijden. In een proef van
slechts één jaar zal zoo ietB natuurlijk niet
zoo spoedig uitkomen, maar ik zou wel eens
twee koeien, onder dezelfde omstandigheden
gevoederd en geleefd hebbende alleen met
verschil van twee of driemaal melken, na ver
loop van een jaar a vier of vijf naast elkaar
willen zien, met hunne producten erbij. Voor
zeker zou dan blijken dat de resultaten niet zoo
gunstig meer zijn, als in bovengenoemd
schrijven wordt opgegeven.
Daarnaast staat de onmogelykheid op vele
boerderyen om aan het driemaal melken
te beginnen. Op mijne verschillende uit
stapjes ter studie van de praktijk heb ik
het zoo vaak waargenomen, dat de weiden een
heel eind van de boerderij aflagen, zoodat bij
driemaal daags melken zeker minstens een
melker of melkster, uitsluitend voor 't melken
der dieren en het transporteeren naar de
boerderij, zou moeten worden ingehuurd,
omdat anders voor het bestaande personeel de
tijd voor 't overige werk tekort zou zijn. Dat
op zulke boerderyen driemaal melken in den
zomer geen voordeel meer zou opleveren, ook
dit laat zich wel begrijpen.
Bij dit alles gerekend de geheele ommekeer,
die er op de boerderij plaats heeft, de vermeer
dering van kleine uitgaven, die meestal te veel
over 't hoofd gezien worden, acht ik mij niet
gerechtigd voor alle gevallen het driemaal
melken aan te bevelen.
Dankbaar ben ik den inzender voor de door
hem gegeven opgaven, te meer daar zij mij
in staat gesteld hebben deze zaak iets uitvoe
riger te behandelen. Dat proeven steeds die
nen genomen te worden bierby, zoowel als by
bemesting van 't land, ligt voor de hand en
om daarom myne opinie over die zaak nog
maals goed uit te drukken, zyn voor ditmaal
mijne laatste woorden
Melk de jonggekalfde koeien tot ODgeveer
drie maanden na 't kalven driemaal per dag,
maar onderzoek èn in dien tijd én voor 't ver
volg in ieder geval of de meerdere opbrengsten
wel de meerdere uitgaven aan voeder, werk
krachten, schuur- en poetsmateriaal, enz. goed
maken, want anders zal driemaal melken op
den duur finantieel nadeelig worden.
Een ieder handele dus naar omstandigheden.
P. LEENHOUTS.
Middelburg 28 Januari.
VIVISECTIE.
Men zendt ons een afdruk van een opstel,
in Androcles opgenomen.
Daaruit blykt ons het volgende
In October jl. heeft de Nederlandsche Bond
tot bestrijding der Vivisectie door middel van
eene brochure een beroep gedaan op de medici
in Nederland in zake de Vivisectie.
Achter de brochure was een invullingsbiljet
gevoegd, waardoor de Bond de opinie der
medici omtrent het vivisectievraagstuk en daar
door zijne volledige en gedeeltelyke medestan
ders onder de medici zou leeren kennen.
De uitslag der enquête was dat 357 medici
waaronder enkele tandartsen duidelijk
hebben geantwoord. Nog enkele antwoorden
zijn ingekomen, die minder duidelijk zijneen
vier- of vijftal dezer zouden veraoedelyk onder
de voorstanders van Vivisectie te rangschik
ken zyn. De weinige antwoorden, die in den
laatsten tyd nog ingekomen zijn, waren alle
van voorstanders van Vivisectiehet laat zich
dus aanzien dat, indien een enkele medicus nog
antwoorden mocht, dit antwoord wel ten gunste
der Vivisectie zal zijn.
In het algemeen kan men zeggen dat 5/o der
medici op de vragen het stilzwijgen heeft be
waard. Ofschoon er enkele tegenstanders van
Vivisectie onder mogen schuilen, ontveinst de
Bond zich niet, dat daaronder véél meer voor
standers van Vivisectie zijn, die, uit minach
ting voor het streven van den Bond of de be
moeizucht van leeken, zich niet verwaardigd
hebben te antwoordenen dat de groote massa
der zwijgers te beschouwen is als onverschilli
gen, van wie dus niets te hopen of te ver
wachten is dan tegenwerking.
Van 357 antwoorden waren 248 vóór Vivi
sectie, waaronder echter 63 voorstanders van
beperkende wettelijke bepalingen. 109 der
ontvangen antwoorden waren van tegenstan
ders van Vivisectie, waarvan42 volstrekt
tegenstanders.
Onder de tegenstanders van Vivisectie, be
houdens speciale gevallen, vonden wy den heer
A. van der Hoeve te Zie rik zee; en onder
de volstrekte tegenstanders den heer A. de
Fouw te Middelburg eu F. M. Westfaal
Quadekker te Arnemuiden.
BEITOEMUIUIÜI EKZ.
Bij kon. besluit:
is de ritmeester C. H. van der Mersch, van het
lste regiment huzaren, met ingang van 1 Maart,
op pensioen gesteld, ad f1100 'sjaars; en
is tegen 1 Maart benoemd tot directeur van
het telegraafkantoor te Eindhoven C. C. Beu-
mer Hardenberg, thans commies der telegrapbie
van de eerste klasse.
De ministers van waterstaat en oorlog ver-
leenen de volgende week geen audiëntie.
Door den minister van binnenlandsche zaken
wordt in de Staatscourant herinnerd dat den
belastingplichtige, die zijn aanslag in de per
soneels belasting over 1898 op 1 Februari a. s,
niet heeft afbetaald, geene kiesbevoegdheid
wordt toegekend, teDzij de belastingplichtige
vóór 3 Maart aan den burgemeester het bewijs
levere dat de betaling alsnog vóór of op den
eersten dier maand is geschied.
Zooals op de aanslagbiljetten vermeld is,
ontslaat het indienen van bezwaarschriften,
aangiften of verzoeken tot het verkrygen van
ontheffing niet van de verplichting om den
aanslag op tijd te betalen.
Ontheffingen blyven buiten aanmerking, zoo
lang zij niet vaststaan, hetzij omdat in hooger
beroep is gekomeD, hetzy omdat de termyn
voor het instellen van beroep nog niet ver
streken is.
Het Beleid der regeering,
beschouwd van het standpunt der Eerste
kamer, vindt weerklank in de algemeene
beschouwingen der leden van dat college over
de staatsbegrooting.
Volgens het verslag daarvan spraken onder
scheidene leden hunne verwondering uit over
de houding, welke twee leden van het kabinet,
tevens leden van de Tweede kamer, hadden
aangenomen bij de stemming over de voorge
stelde amendementen op onderart. 4 van de
Vestingbegrooting.
Men stond stil by den toestand der finan
ciën, de oorzaken daarvan en de middelen
tot verbetering.
Volgens eenige leden is de toestand onzer
geldmiddelen in de rede, waarbij de minister
van financiën de begrooting voor 1899 aanbood,
te gunstig geteekend. In eene afdeeling had
den sommigen vrij algemeen den indruk ver
kregen, dat de toestand der fiaanciën die
van Ned.-Indië buiteD beschouwing blijvende
aanmerkelijk minder zorgvol was, dan uit ver
schillende mededeelingen van den minister van
financiën, aangaande de gevolgen der financieele
maatregelen van 1894—1897 verstrekt, moest
worden opgemaakt. Hoe de meeningen over
den toestand overigens mochten verschillen,
hierover waren allen het eens, dat 's Rijks
geldmiddelen de ernstige zorg van regeering
en volksvertegenwoordiging eischen.
Een aantal oorzaken van den toestand
werden besproken. Algemeen zag men de oor
zaak in de toenemende verhooging van de zoo
genaamde gewone uitgaven. Van verschillende
zyden werd aangetoond, dat onze staathuis
houding op steeds weelderiger voet wordt in
gericht. Nagenoeg alle departementen dragen
hiervan de sporen. Enkele leden deelden die
opvatting niet. De fout ligt huns inziens in
de verdeeling der uitgaven over de verschil
lende hoofdstukken der staatsbegrooting.
Wat de middelen tot verbetering betreft
besprak men in de eerste plaats de wensche-
lijkheid eener wyziging der belastingwetgeving,
ten anderen de noodzakeiykheid van bezuini
ging.
De meening van den minister, dat verhooging
der directe belastingen niet raadzaam is,
werd door alleD, die zich hierover uitlieten,
zonder tegenspraak gedeeld. Sommige leden
betreurden het dat de minister van financien
thans heil gaat zoeken in eene verzwaring van
accijnzen, met name wat het gedistilleerd be
treft. Verdere afschaffing van bestaande be
lastingen achtten enkele leden bedenkeiyk. De
invoering van eene tabaksbelasting werd door
eenige leden in overweging gegeven.
De vraag werd besproken of van wyziging
onzer tariefwetgeving in beschermenden
geest gunstige uitkomsten voor de financiën
waren te wachten.
Volgens enkele leden ware bet wenscheiyk
een matig recht op vreemd meel te heffen.
Van alle zyden werd op bezuiniging aange
drongen.
De wettelijke verzekering van werk
lieden tegen de gevolgen van ouderdom,
ziekte, en invaliditeit kwam aan verschillende
zyden ter sprake. Houdt de regeering deze
zaak voor uitvoerbaar, dan geeft, al moge voor
uitwerking van het denkbeeld nog studie noo-
dig zijn, zoo betoogde men, het verslag der
staatscommissie voldoende bouwstoffen aan de
hand om de hoofdlijnen van het ontwerp vast
te stellen. Onderscheidene leden wenschten
zich op dit oogenblik van eiken aandrang tot
het indienen van een ontwerp betreffende de
verzekering tegen invaliditeit en ouderdom te
onthouden.
Over de penaionneering der werk
lieden zelve had in verschillende afdeelingen
een min of meer breedvoerige gedachtenwisse-
ling plaats. Eenige leden waarschuwden tegen
het stellen van te hooge eischen. In drie af
deelingen, waar dit onderwerp werd bespro
ken, was men algemeen de overtuiging toege
daan, dat de Staat de kosten der pensionneering
onmogelijk op zich nemen kan. Waaruit
zouden de sommen voor dit doel moeten wor
den betaald
Blykt eene regeling mogelijk dan zal de
Staat slechts steunend kunnen optreden.
Verplichte deelneming van den werk
man achtte men noodig, wil men een resultaat
van eenige beteekenis krijgen. Enkelen ver-
eenigden zich niet met deze beschouwing.
Een hoog pensioen voor oude arbeiders is,
volgens eenige leden, niet wenschelyk. Een
bydrage van f 1 a f 2 schijnt niet te hoog,
maar is hoogst welkom in huishoudingen.
Moeilijker zal het, volgens eenige leden, zyn
het pensioen te regelen voor ouderdom en in
validiteit. Naar het gevoelen van onderscheidene
leden behoort de regeering alvorens eene poging
wordt gedaan tot wettelijke regeling van het
arbeidscontract de Kamers van Arbeid
daarover te hooren.
Vele leden drongen er op aan, dat de reg.
by eene herziening der armenwet pal zal staan
voor het beginsel, krachtens hetwelk armen
zorg in de eerste plaats is de taak van kerken
en particulieren.
Alvorens over te gaan tot regeling van
werkt ij den en loon wenschten eenige
leden de uitkomsten af te wachten daar waar
desbetreffende bepalingen bestaan. Het ver
trouwen werd uitgesproken dat eene herziening
der kieswet zich uitsluitend zoude beper
ken tot de techniek. Vry algemeen achtte men
de regeling der administratieve rechtspraak
zeer urgent. De schorsing van enkele besluiten
met betrekking tot het voorzien in het militie
contingent (s 7 s t e e m-C ooien) werd door
eDkele leden goedgekeurd en door andere be
streden. Naar de overtuiging van een groot
aantal leden was het de plicht der regeering
om te zorgen dat de persoonlyke dienstplicht
gehandhaafd blijft.
Door den heer Röall, lid der Eerste kamer
is een nota overgelegd betrekking hebbende op
den toestand van 's rijks financiën. Na eene
gedetailleerde becijfering komt de Bteller tot
de conclusie, dat indien inderdaad onverwyide
maatregelen behoeven te worden genomen om
tegenover de grootere uitgaven middelen te
stellen, die baar volkomen dekken, of wel in
dien werkelyk de financieele toestand minder
ruim is dan hij was, die noodzakeiykheid of
mindere ruimte alsdan in ieder geval niet
zouden zijn veroorzaakt door de financieele
maatregelen van 18941897 maar nagenoeg
alleen, zoo niet uitsluitend, door stijging van
uitgaven, die heeft plaats gehad, of werd toe
gestaan na 1897.
Op een en ander heeft de regeering geant
woord.
Zij verklaart dat beoordeeling van de hou
ding, door leden van de Tweede kamer, al of
niet tevens leden van het Kabinet, by stem
mingen over amendementen aangenomen, buiten
den kring van gedachtenwisseling tiisscben de
Eerste kamer en de regeering ligt. Aan de
solidariteit van het kabinet beeft bet feit,
waarop men doelde, geen afbreuk gedaan.
Ter beantwoording van de nota van den heer
RÖsll legt de minister een volledigen staat
over van het bedrag, waarop de uitkeering van
elke gemeente over het jaar 1898 is vastge
steld. Het totaal, dat geen noemenswaar
dige veranderingen meer kan ondergaan, is
f 12.921.588. In 't geheel zullen de uitkeerin-
gen f 4.435.445 hooger zijn dan het bedrag,
bedoeld by de wet van 26 Juli 1885. Bestond
er voor den minister reden te twyielen aan de
bewering dat het geheele samenBtel der finan
cieele maatregelen van het vorige kabinet aan
de schatkist geen geld heeft gekost, thans ech
ter, nu de uitkeeringeu aan de gemeenten de
oorspronkelijke raming met een minder bedrag
blijkeD te overtreffen dan gevreesd werd en de
Buikeraccijns 22 ton boven de raming heeft
opgebracht, is gelukkig iedere twijfel ten aan
zien van dit punt geweken. Tegenover ruim