Ml Bltarisclie Coral BIJVOEGSEL VAN DE VAN Maandag 30 Januari 1899, no 25. Doelmatige voeding van melkvee. VII. De gerst is een goed voeder voor melkvee, daar zij gunstig werkt op de melkopbrengst en tevens zachte boter levert. Toch is ze beter op hare plaats bij vet vee; om te mesten dus. Vergelijkt men haar in prijs met andere producten, dan zal ook deze graansoort weer een betrekkelijk duur voeder blijken. Boekweit is een minder goed voeder voor melkveedit is veel beter op haar plaats voor 't vetten van vee. Ook om ze aan paarden te geven in geringe mate ia dit goed, mits men dan maar niet veel arbeid van de dieren verge. Tot de zaden van peulvruchten behooren in de eerste plaats de verschillende boonsoorten. De paardenboonen werken van de peulvruch ten wel, het gunstigste op de melkgeving door hun hoog eiwitgehalte zijn zij vooral aangewezen om het eiwitgehalte van 't voeder te verhoogen. Daardoor juist stijgt bij veel gebruik het vetgehalte der melk. De lupinen, ook feitelijk een boonsoort te noemen, zijn de eiwitrijkste onder de peul vruchten. Voor melkkoeien zijn ze een zeer gevaarlijk voeder, omdat zij eene bittere stof bevatten, die zich aan melk en boter kan mededeelen. Als middel om dit gevaar te ver helpen, wordt ons eene methode aan de hand gedaan, toegepast te Hohenheim. Men kookt of stoomt de lupinen bij 100° C. gedurende ruim een nur, giet er daarna water openlaat nu gedurende 24 uur zoo nu eu dan eens 't water afioopen, om het te vervangen door versch water. Daardoor wordt de bittere stof weggespoeld. Da aldus behandelde lupinen zijn een goed voeder voor melkkoeien. In de hoeveelheid van 2 kg. per koe en per dag, heeft dit geen nadeeligen invloed op melk en boter; meer er van te geven zou weder de kwaliteit van beide producten kunnen ver minderen. Da erwten komen in werkzaamheid met de boonen veel overeen. Ze worden echter minder aan melkvee toegediend en laten zich 't best en voordeeligst gebruiken als mestvoeder, vooral voor varkens. Van de oliezaden komt als melkvoer vooral in aanmerking het lijnzaad. Dit voeder geeft een vetrijke melk en daarbij werkt het verzachtend op de boter. Men zij echter op zijn hoede er niet al te veel van te gebruiken, omdat alsdan de invloed zich soms doet gevoelen op de pro ducten door er te veel van te geven, kan wel eens eene olieachtige smaak aan de melk en de boter ontstaan. Vooral gegeven naast een eiwitrijk voeder, komt de voortreffelijke wer king op de melkgeving goed uit. Omdat de verteerbaarheid van lijnzaad sterk toeneemt bij kneuzing, doordien alsdan de in houd der korrel beter aan de verteringssap- pen wordt blootgesteld, zoo is het aan te raden alleen gekneusd (gecylinderd) lijnzaad te ge bruiken. Het weeken van lijnzaad is ook een zeer goed werk, maar door weeken alleen wordt niet de voldoende verteerbaarheid bereikt. Ook het koken van lijnzaad (gebroken lijn zaad n. 1.) is niet af te keuren. Het geven van koolzaad, eveneens gebroken, gekneusd, werkt verzachtend op de boter. Vooraleer over te gaan tot de bespreking van de krachtvoeders uit den handel, wil ik nog eenige andere producten uit de boerderij bespreken. Het eerst valt mijn oog dan op den graan- afvalde kleinere en minder goede korrels, die bij 't schoonmaken van de granen achter blijven. Meestal zijn deze afvalproducten naar evenredigheid nog rijker aan eiwit dan 't graan zelve en, omdat ze als afvalproduct toch niet kunnen worden verkocht, een heel best voeder voor de dieren. Alleenmen diene er op te letten dat niet te veel onkruidzaden dezen af val verontreinigen, omdat in zulk geval de voedingswaarde niet alleen geriog kan zijn, maar zelf nadeelige gevolgen vaak niet uit blijven. Tarwegruis is ook een zeer goed melkvoe- derde hoeveelheid melk wordt er niet door verminderd, terwijl het vetgehalte der melk wordt verhoogd. Tevens werkt het goed op de kwaliteit der boter, doordien het zachte boter vormt. Het best dient men het den dieren toe, gemengd met mangelwortels, pulpe, enz. of anders geweekt in water. Met het voederen van roggeafval zij men vooral voorzichtig, daar ook dit branderig werkt op de dieren. Vooraf weeken en 't water laten wegloopen, ia voorzeker aan te raden. VRAAGBUS. De redactie ontving het volgende schrijven: Mijnheer de .Redacteur Naar aanleiding van het antwoord, dat be trekking had op de voordeelen Van twee- of driemaal daags melken, ben ik zoo vrij u het volgende onder 't oog te brengen Het eerste gedeelte, a. meerdere hoeveelheid melk, b. betere kwaliteit der melk en c. finan cieels voordeelen, bevredigt mij geheel, maar klopt volgens mijn bescheiden meening niet met het slot van het antwoord, waarin gezegd wordt, dat alleen bij nieuw-fealfde koeien ge durende den eersten tijd, vooral bij jonge koeien, die een le en 2e kalf hebben geworpen, eene melking van driemaal daags is aan te bevelen, doch dat overigens de manier van tweemaal melken by de tegenwoordige prijzen van boter en melkproducten fiaancieel de meest voordeelige zou zijn. Ik spreek dit dus ook geheel en al tegen en zeghoe lager de zuivelproducten in prgs zyn, hoe meer men moet trachteD, de hoogst mogelijke opbrengst te verkrijgen. Waar, zooals hier, den practici geen direct antwoord wordt voorgelegd, zal niemand met driemaal melken gaan beginnen en alzoo zul len weinigen de gestelde vraag, luidende: „Worden de veranderingen in mijn bedrijf, de meerdere werkzaamheden enz. goed betaald door de meerdere inkomsten," naar waar heid kunnen beantwoorden. Immers, men moet deze proef een jaar lang nemen om tot eene goede conclusie te komen. Er dient dus mede begonnen te worden; en dat zal nu juist niet worden gedaan als het door een theoreticus zoo lauwtjes wordt aan bevolen of afgeraden. Meerder arbeidsloon wordt zeker gevraagd, maar ook onze handelsgewassen als uien, kar wei en bieten, vragen meer onderhoudskosten dan de graanbouw en toch is de laatste verre op deu achtergrond geschoven. Om mijn schrijven eenigszins te wettigen, geef ik u hier 2 melkstaten mijner koeien, n.l. van 1894 en 1895. In '94 werden de koeien tweemaal, in '95 driemaal daags gemolken. Ziehier het verschil: 1894. gemolken gaf No. 16, geworpen 4 Jan. '94,284 dagen 3597 L. 26 28 Jan. '94,322 3572 25 26 April '94,320 n 5018 39 21 Jan. '94,348 4138 37 2 Dec. '93,319 3388 7 4 Juni '94,210 3052 22765 L. 189 5. gemolken gaf No. 16, geworpen 1 Jan. '95,312 c agen 5356 L. 26 6 Maart '95,237 5130 25 22 April '95,302 6324 39 4 Febr. '95,320 5940 37 17 Febr.'95,291 4833 7 8 Oct. '95,296 3568 31151L. Alzoo een verschil van 8386 L. In 1895 maakte ik per L. 41/-, cent en was er dus een voordeel van f 377.37. De waarde van mijn ontroomde melk heb ik bij het gemiddeld cijfer van 41/* cent niet gerekend. Rekenen wij van de meerdere hoe veelheid 50 ontroomde melk, dan krijg ik 4193 L, a 1 ct. p. L. geschat (wat zeker niet te veel is), en klimt mijn voordeelig saldo tot ruim f 419 over 6 koeien. Zou dit werkelijk niet zeer veel hoogerzijn dan 't meerdere arbeidsloon? Ieder trekke hieruit zelf een conclusie. Hoogachtend, Een practisch landbouwer. Uit dit schrijven, waardoor den lezers met eene belangrijke proefneming worden bekend gemaakt, zou dus moeten blijken dat de ant woorden op vraag 1 in de Midd. Crt van Maandag 26 Dec. tot een heel ander dan door my opgegeven resultaat moeten leiden, niet waar? Laat ons eens zien. Bedoelde practicus is bevredigd door de antwoorden, genoemd onder s, Je n c; alleen het slot van 't antwoord zou hiermede niet kloppen. In de eerste plaats wensch ik de aandacht van den schrijver te bepalen by niet een deel der laatste woordenmaar bij het werkelijk slot van mijn schrijven, waar ik neerschreef: Onder vinding moet hierbij beslissen; meermalen is driemaal melken met voordeel toegepast. Waar de geachte landbouwer dus de con clusie trekt, als zou ik, door geen direct antwoord te geven, de oorzaak zyn, dat wel niemand met driemaal melken zal gaan begin nen, daar dunkt mij dat juist het slot mijner antwoorden er toe zal bijdragen, om meerdere proefnemingen in het leven te roepen. Als toch, zooals er duidelijk te lezen staat, drie maal melken meermalen voordeel heeft opge leverd, dan ligt daarin genoegzaam uitgedrukt dat wel eens proeven zyn genomen met goede resultaten; en waar nu in dit geval de proeven niet altijd voordeelig uitvallen, meen ik de beste wyze van beantwoording te vinden in de woorden: „de ondervinding moet hierbij beslissen," omdat biermede den landbouwers wordt toegeroepen: „neemt eens de proef." Zonder genomen proef kan van geen onder vinding sprake zijn. De Bchryver meent dan dat men een jaar lang die proef moet nemen om tot eene goede conclusie te komen. Mij zij het vergund op te merken, dat in eene zaak als deze de proeftijd van éen jaar nog veel te kort iseen in de praktijk toch genoegzaam bekend feit is het, dat de opbrengst van eene koe over verschillende jaren nog al eens uiteenloopend kan zijn. Bovendien wil ik straks eenige personen noemen, wier oordeel waarschynlijk toch wel gegrond zijn zal op meerdere proefnemingen en die bet driemaal melken niet als zoo heel voordeelig aangeven. De cijfers, door den inzender genoemd, zijn voor dit geval zeker prachtigde goede resul taten, daarin beschreven, waren mij bekend, alvorens ik indertijd de vraag moest beant woorden, maar het gaat toch niet aan om dit speciaal geval ala een algemeeue conclusie in een dagblad op te nemen. Te minder daar zoo licht andere oorzaken de groote voordee len wat zullen verminderen. Uit het cijfer 4l/a cent per L., door den schrijver gemaakt voor zijn melk (daar niet onder begrepen de waarde der ondermelb, die later eerst wordt genoemd), blykt dat de melk ook goed vet moet zyn geweest, want om 41/* cent van de melk te maken is voorzeker een goed vetgehalte noodig, by de tegenwoordige algemeen gemaakte boterpryzen. Wordt de melk aan fabrieken geleverd, dan is mij meestal gebleken dat het middelcijfer over een geheel jaar geen 4 cent halen kan, als er betaald wordt naar vetgehalte en boterprys- Voor die practici is dus de berekening wel wat voordeelig. Maar de hoofdkwestie is deze zijn de bijomstandigheden dan inderdaad van dien aard, dat den goheolen tyd door, over een reeks van jaren, driemaal melken zou zijn af te keuren En dan zeg ik thans weerde ondervinding zal hier beslissen voor een ieder in zyne omstandigheden. Dat niet overal en altijd driemaal melken finantieel voordeelig zal zijn, wordt door den heer Hijlkema in diens werk over zuivelberei ding op pag. 48 al heel sterk uitgedrukt, waar hij zegt dat de ommekeer in het bedrijf niet door de meerdere opbrengst zal worden goed gemaakt. In zijn Lehrbuch der Milchwirthschaft spreekt ook prof. dr W. Fleischmann het uit, dat op den duur deze methode van driemaal melken niet voordeelig zal zijn, als men rekening houdt met de bijomstandigheden. Waar een driemaal melken op grootere boerderyen, door bet in de weide loopen der dieren, soms op tamelijk verren afstand van de boerderij, zich van zelf verbiedt, zal het voordeel op kleinere hoeven nog moeten bewezen worden. Daar wordt reeds als oordeel uitgesproken, dat het nog lang niet is uitgemaakt of op zulke klei nere bedrijven (in geval da meerdere opbrengst blijft bestaan, wat ook nog te bewyzen valt) de meerdere onkosten zullen worden vergoed. Meer personen, wier namen op 't gebied der zuivelbereiding zekerlyk met eerbied worden genoemd, schryven in denzelfden geest. Alleen wil ik nog ter bekrachtiging dit zeggenOok in het nu pas verschenen; W6rk „Stohmann, Milch- iind Molkereiproductc" staat op pag. 137 geschreven„Die Mehrerertr'dge an Milch und Fett, welche neun der Versuchtskiihe in der Periode des dreimaliyen Melkensim Vergleiche zu den Ertrügnissen der Periode des zweimali- gen Melkensliefertenwaren im Mittel nicht so gross, als man in der Praxis anzunehmen geneigt ist." En waaraan dan toe te schryven, dat mijn oordeel nog isvoorzichtigheid om niet het driemaal melken aan te bevelen Wel hieraan. Gaat men de dieren driemaal melken, dan moet men ook beter gaan voederen en dat zulks niet weinig kostbaar is, blykt immers genoeg uit 't feit, dat de melk (vooral de boter) alleen uit 't voeder afkomstig kan zijn, want de eenige bron voor de vaste melkbestand- deelen zijn de bestanddeelen van het voeder. Die meerdere uitgaven voor 't poeder moeten in de eerste plaats van de inkomsten der melk- opbreDgst worden afgetrokken en daardoor zal dat cijfer al aardig dalen. Daarnaast moet men eens naar zyne dieren zeiven zien. Eene koe, die drachtig is, moet voor twee zaken zorgenle voor de melk geving en 2e voor 't jonge dier. Voor beiden is een deel van 't voeder noodig en tevens eene goede bloedstrooming naar de organen, waar beiden, melk en kalf, worden gevormd. Zoodra men nu door driemaal melken bij voortduring den bloedstroom naar den uier trekt, wordt die bloedstroom, en bygevolg ook de voedselstroom, sterk aan 't zich ontwikkelde jonge dier onttrokken. Dat zulks voor dit jonge wezen niet best is, me dunkt, dit ligt voor de hand. Bovendien menig practisch landbouwer maakte my er ook opmerkzaam op, hoe eene koe achteruitging als men te lang driemaal ging doormelken. Deskundigen ver klaarden mij meermalen, dat nit een oogpunt van gezondheid het driemaal melken moest worden nagelaten, daar 't dier daardoor nood zakelijk sterk moet lijden. In een proef van slechts één jaar zal zoo ietB natuurlijk niet zoo spoedig uitkomen, maar ik zou wel eens twee koeien, onder dezelfde omstandigheden gevoederd en geleefd hebbende alleen met verschil van twee of driemaal melken, na ver loop van een jaar a vier of vijf naast elkaar willen zien, met hunne producten erbij. Voor zeker zou dan blijken dat de resultaten niet zoo gunstig meer zijn, als in bovengenoemd schrijven wordt opgegeven. Daarnaast staat de onmogelykheid op vele boerderyen om aan het driemaal melken te beginnen. Op mijne verschillende uit stapjes ter studie van de praktijk heb ik het zoo vaak waargenomen, dat de weiden een heel eind van de boerderij aflagen, zoodat bij driemaal daags melken zeker minstens een melker of melkster, uitsluitend voor 't melken der dieren en het transporteeren naar de boerderij, zou moeten worden ingehuurd, omdat anders voor het bestaande personeel de tijd voor 't overige werk tekort zou zijn. Dat op zulke boerderyen driemaal melken in den zomer geen voordeel meer zou opleveren, ook dit laat zich wel begrijpen. Bij dit alles gerekend de geheele ommekeer, die er op de boerderij plaats heeft, de vermeer dering van kleine uitgaven, die meestal te veel over 't hoofd gezien worden, acht ik mij niet gerechtigd voor alle gevallen het driemaal melken aan te bevelen. Dankbaar ben ik den inzender voor de door hem gegeven opgaven, te meer daar zij mij in staat gesteld hebben deze zaak iets uitvoe riger te behandelen. Dat proeven steeds die nen genomen te worden bierby, zoowel als by bemesting van 't land, ligt voor de hand en om daarom myne opinie over die zaak nog maals goed uit te drukken, zyn voor ditmaal mijne laatste woorden Melk de jonggekalfde koeien tot ODgeveer drie maanden na 't kalven driemaal per dag, maar onderzoek èn in dien tijd én voor 't ver volg in ieder geval of de meerdere opbrengsten wel de meerdere uitgaven aan voeder, werk krachten, schuur- en poetsmateriaal, enz. goed maken, want anders zal driemaal melken op den duur finantieel nadeelig worden. Een ieder handele dus naar omstandigheden. P. LEENHOUTS. Middelburg 28 Januari. VIVISECTIE. Men zendt ons een afdruk van een opstel, in Androcles opgenomen. Daaruit blykt ons het volgende In October jl. heeft de Nederlandsche Bond tot bestrijding der Vivisectie door middel van eene brochure een beroep gedaan op de medici in Nederland in zake de Vivisectie. Achter de brochure was een invullingsbiljet gevoegd, waardoor de Bond de opinie der medici omtrent het vivisectievraagstuk en daar door zijne volledige en gedeeltelyke medestan ders onder de medici zou leeren kennen. De uitslag der enquête was dat 357 medici waaronder enkele tandartsen duidelijk hebben geantwoord. Nog enkele antwoorden zijn ingekomen, die minder duidelijk zijneen vier- of vijftal dezer zouden veraoedelyk onder de voorstanders van Vivisectie te rangschik ken zyn. De weinige antwoorden, die in den laatsten tyd nog ingekomen zijn, waren alle van voorstanders van Vivisectiehet laat zich dus aanzien dat, indien een enkele medicus nog antwoorden mocht, dit antwoord wel ten gunste der Vivisectie zal zijn. In het algemeen kan men zeggen dat 5/o der medici op de vragen het stilzwijgen heeft be waard. Ofschoon er enkele tegenstanders van Vivisectie onder mogen schuilen, ontveinst de Bond zich niet, dat daaronder véél meer voor standers van Vivisectie zijn, die, uit minach ting voor het streven van den Bond of de be moeizucht van leeken, zich niet verwaardigd hebben te antwoordenen dat de groote massa der zwijgers te beschouwen is als onverschilli gen, van wie dus niets te hopen of te ver wachten is dan tegenwerking. Van 357 antwoorden waren 248 vóór Vivi sectie, waaronder echter 63 voorstanders van beperkende wettelijke bepalingen. 109 der ontvangen antwoorden waren van tegenstan ders van Vivisectie, waarvan42 volstrekt tegenstanders. Onder de tegenstanders van Vivisectie, be houdens speciale gevallen, vonden wy den heer A. van der Hoeve te Zie rik zee; en onder de volstrekte tegenstanders den heer A. de Fouw te Middelburg eu F. M. Westfaal Quadekker te Arnemuiden. BEITOEMUIUIÜI EKZ. Bij kon. besluit: is de ritmeester C. H. van der Mersch, van het lste regiment huzaren, met ingang van 1 Maart, op pensioen gesteld, ad f1100 'sjaars; en is tegen 1 Maart benoemd tot directeur van het telegraafkantoor te Eindhoven C. C. Beu- mer Hardenberg, thans commies der telegrapbie van de eerste klasse. De ministers van waterstaat en oorlog ver- leenen de volgende week geen audiëntie. Door den minister van binnenlandsche zaken wordt in de Staatscourant herinnerd dat den belastingplichtige, die zijn aanslag in de per soneels belasting over 1898 op 1 Februari a. s, niet heeft afbetaald, geene kiesbevoegdheid wordt toegekend, teDzij de belastingplichtige vóór 3 Maart aan den burgemeester het bewijs levere dat de betaling alsnog vóór of op den eersten dier maand is geschied. Zooals op de aanslagbiljetten vermeld is, ontslaat het indienen van bezwaarschriften, aangiften of verzoeken tot het verkrygen van ontheffing niet van de verplichting om den aanslag op tijd te betalen. Ontheffingen blyven buiten aanmerking, zoo lang zij niet vaststaan, hetzij omdat in hooger beroep is gekomeD, hetzy omdat de termyn voor het instellen van beroep nog niet ver streken is. Het Beleid der regeering, beschouwd van het standpunt der Eerste kamer, vindt weerklank in de algemeene beschouwingen der leden van dat college over de staatsbegrooting. Volgens het verslag daarvan spraken onder scheidene leden hunne verwondering uit over de houding, welke twee leden van het kabinet, tevens leden van de Tweede kamer, hadden aangenomen bij de stemming over de voorge stelde amendementen op onderart. 4 van de Vestingbegrooting. Men stond stil by den toestand der finan ciën, de oorzaken daarvan en de middelen tot verbetering. Volgens eenige leden is de toestand onzer geldmiddelen in de rede, waarbij de minister van financiën de begrooting voor 1899 aanbood, te gunstig geteekend. In eene afdeeling had den sommigen vrij algemeen den indruk ver kregen, dat de toestand der fiaanciën die van Ned.-Indië buiteD beschouwing blijvende aanmerkelijk minder zorgvol was, dan uit ver schillende mededeelingen van den minister van financiën, aangaande de gevolgen der financieele maatregelen van 1894—1897 verstrekt, moest worden opgemaakt. Hoe de meeningen over den toestand overigens mochten verschillen, hierover waren allen het eens, dat 's Rijks geldmiddelen de ernstige zorg van regeering en volksvertegenwoordiging eischen. Een aantal oorzaken van den toestand werden besproken. Algemeen zag men de oor zaak in de toenemende verhooging van de zoo genaamde gewone uitgaven. Van verschillende zyden werd aangetoond, dat onze staathuis houding op steeds weelderiger voet wordt in gericht. Nagenoeg alle departementen dragen hiervan de sporen. Enkele leden deelden die opvatting niet. De fout ligt huns inziens in de verdeeling der uitgaven over de verschil lende hoofdstukken der staatsbegrooting. Wat de middelen tot verbetering betreft besprak men in de eerste plaats de wensche- lijkheid eener wyziging der belastingwetgeving, ten anderen de noodzakeiykheid van bezuini ging. De meening van den minister, dat verhooging der directe belastingen niet raadzaam is, werd door alleD, die zich hierover uitlieten, zonder tegenspraak gedeeld. Sommige leden betreurden het dat de minister van financien thans heil gaat zoeken in eene verzwaring van accijnzen, met name wat het gedistilleerd be treft. Verdere afschaffing van bestaande be lastingen achtten enkele leden bedenkeiyk. De invoering van eene tabaksbelasting werd door eenige leden in overweging gegeven. De vraag werd besproken of van wyziging onzer tariefwetgeving in beschermenden geest gunstige uitkomsten voor de financiën waren te wachten. Volgens enkele leden ware bet wenscheiyk een matig recht op vreemd meel te heffen. Van alle zyden werd op bezuiniging aange drongen. De wettelijke verzekering van werk lieden tegen de gevolgen van ouderdom, ziekte, en invaliditeit kwam aan verschillende zyden ter sprake. Houdt de regeering deze zaak voor uitvoerbaar, dan geeft, al moge voor uitwerking van het denkbeeld nog studie noo- dig zijn, zoo betoogde men, het verslag der staatscommissie voldoende bouwstoffen aan de hand om de hoofdlijnen van het ontwerp vast te stellen. Onderscheidene leden wenschten zich op dit oogenblik van eiken aandrang tot het indienen van een ontwerp betreffende de verzekering tegen invaliditeit en ouderdom te onthouden. Over de penaionneering der werk lieden zelve had in verschillende afdeelingen een min of meer breedvoerige gedachtenwisse- ling plaats. Eenige leden waarschuwden tegen het stellen van te hooge eischen. In drie af deelingen, waar dit onderwerp werd bespro ken, was men algemeen de overtuiging toege daan, dat de Staat de kosten der pensionneering onmogelijk op zich nemen kan. Waaruit zouden de sommen voor dit doel moeten wor den betaald Blykt eene regeling mogelijk dan zal de Staat slechts steunend kunnen optreden. Verplichte deelneming van den werk man achtte men noodig, wil men een resultaat van eenige beteekenis krijgen. Enkelen ver- eenigden zich niet met deze beschouwing. Een hoog pensioen voor oude arbeiders is, volgens eenige leden, niet wenschelyk. Een bydrage van f 1 a f 2 schijnt niet te hoog, maar is hoogst welkom in huishoudingen. Moeilijker zal het, volgens eenige leden, zyn het pensioen te regelen voor ouderdom en in validiteit. Naar het gevoelen van onderscheidene leden behoort de regeering alvorens eene poging wordt gedaan tot wettelijke regeling van het arbeidscontract de Kamers van Arbeid daarover te hooren. Vele leden drongen er op aan, dat de reg. by eene herziening der armenwet pal zal staan voor het beginsel, krachtens hetwelk armen zorg in de eerste plaats is de taak van kerken en particulieren. Alvorens over te gaan tot regeling van werkt ij den en loon wenschten eenige leden de uitkomsten af te wachten daar waar desbetreffende bepalingen bestaan. Het ver trouwen werd uitgesproken dat eene herziening der kieswet zich uitsluitend zoude beper ken tot de techniek. Vry algemeen achtte men de regeling der administratieve rechtspraak zeer urgent. De schorsing van enkele besluiten met betrekking tot het voorzien in het militie contingent (s 7 s t e e m-C ooien) werd door eDkele leden goedgekeurd en door andere be streden. Naar de overtuiging van een groot aantal leden was het de plicht der regeering om te zorgen dat de persoonlyke dienstplicht gehandhaafd blijft. Door den heer Röall, lid der Eerste kamer is een nota overgelegd betrekking hebbende op den toestand van 's rijks financiën. Na eene gedetailleerde becijfering komt de Bteller tot de conclusie, dat indien inderdaad onverwyide maatregelen behoeven te worden genomen om tegenover de grootere uitgaven middelen te stellen, die baar volkomen dekken, of wel in dien werkelyk de financieele toestand minder ruim is dan hij was, die noodzakeiykheid of mindere ruimte alsdan in ieder geval niet zouden zijn veroorzaakt door de financieele maatregelen van 18941897 maar nagenoeg alleen, zoo niet uitsluitend, door stijging van uitgaven, die heeft plaats gehad, of werd toe gestaan na 1897. Op een en ander heeft de regeering geant woord. Zij verklaart dat beoordeeling van de hou ding, door leden van de Tweede kamer, al of niet tevens leden van het Kabinet, by stem mingen over amendementen aangenomen, buiten den kring van gedachtenwisseling tiisscben de Eerste kamer en de regeering ligt. Aan de solidariteit van het kabinet beeft bet feit, waarop men doelde, geen afbreuk gedaan. Ter beantwoording van de nota van den heer RÖsll legt de minister een volledigen staat over van het bedrag, waarop de uitkeering van elke gemeente over het jaar 1898 is vastge steld. Het totaal, dat geen noemenswaar dige veranderingen meer kan ondergaan, is f 12.921.588. In 't geheel zullen de uitkeerin- gen f 4.435.445 hooger zijn dan het bedrag, bedoeld by de wet van 26 Juli 1885. Bestond er voor den minister reden te twyielen aan de bewering dat het geheele samenBtel der finan cieele maatregelen van het vorige kabinet aan de schatkist geen geld heeft gekost, thans ech ter, nu de uitkeeringeu aan de gemeenten de oorspronkelijke raming met een minder bedrag blijkeD te overtreffen dan gevreesd werd en de Buikeraccijns 22 ton boven de raming heeft opgebracht, is gelukkig iedere twijfel ten aan zien van dit punt geweken. Tegenover ruim

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1899 | | pagina 1