MIDDELBURGSCHE COGBANT.
y
N°. 20-
142" Jaargang.
1899.
Dinsdag
24 Januari.
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
3?rijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., 2.-
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
Thermometer
Middelburg 23 Jan. 8 u. vm. 40 gr. 12 u. 46 gr.
av. 4 u. 42 gr. F. Yerw. mat. N. wind.
Advertentiën voor het eerstvolgend
nummer moeten des middags vóór één uur
aan het bureau bezorgd zijn.
Advertentiën: 20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel
Groote letters naar de plaats die zij innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige
voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis
aan het bureau te bekomen.
Agenten?
Te Zierikzee: A. C. de Mooij; te Tholen: W. Al
van Nieüwenkuijzen*, te Terneuzen; M. de Jonge.
Middelburg 23 Januari.
Dr Kuyper en de Lomboksche
leesten.
De hoofdredacteur van De Standaard heeft
nader ontvouwd de gronden, waarop zijn eigen
aardig, gewijzigd gevoelen stennt omtrent den
pOBt op de Staatsbegrooting voor de Lombok
sche feesten.
Billijkheidshalve dienen wij daarvan wel
melding te maken.
Na eene bestrijding der meeniug van baron
Mackay omtrent dit punt schrijft hij
„De grief, de klacht was dus gericht tegen
het brutale feit, dat de Nederlandsche regeering
rechtstreeks geld aanvroeg, om zalk een af
godenoffer aan te schaffen.
De strijd ging tegen het woord offerfeest
op de begrooting, en van meet af werd er door
dr Kuyper bijgezegd, dat die strijd niet zou
bestaan tegen het woord volksfeestEn wel
heeft men daarop gezegdlood om oud ijzer,
maar dit betwisten we.
De regeering brengt op dezelfde begrooting
tal van tractementen van ambtenaren, van wie
ze zeer goed weet, dat velen een deel van dat
geld bezigen om zonde tegen het achtste ge
bod te plegen. Toch oordeelt daarom niemand
dat de regeering, dusdoende, zich aan de daar
bij genoemde zonde medeplichtig stelt.
Maar schreef de regeering op de begrooting:
Voor A f 2700 tractement, en f 300 extra
toelage om het achtste gebod te overtreden,
dan zou ze wel terdege medeplichtig staan.
Het verschil gevoelt men. In het eerste
geval verstrekt men geld, waarvan de ver
antwoordelijkheid voor de bestediDg geheel'
aan hem, die het ontvangt, wordt gelaten. Id
het tweede geval zou men zelf de mede-ver
antwoordelijkheid op zich nemen.
En zoo is het ook hier.
Voor een volksfeest in Indië geld te geven
is op zichzelf volkomen geoorloofd, mits de
verantwoordelijkheid van de wijze, waarop dit
zal toegaan, geheel en uitsluitend aan het
feestvierende volk blijve. Maar het is niet
geoorloofd, gelden rechtstreeks en opzettelijk
voor het brengen van offers aan afgoden, te
verstrekken, omdat men aldan zelf de verant
woordelijkheid ook voor die daad als daad draagt.
Ook de regeering van een stad kan gelden
toestaan voor een volksfeest, al weet ze, dat
dit feest door velen in zwelgerij en dronken
schap zal gevierd worden. Maar geen regeering
van een ordelijke stad zal op haar budget
schrijven f 1000 voor drank, opdat het volk
zich bij gelegenheid van het feest bedrinke.
Voor een volksfeest ja, voor een drinkfeest
stellig: neen.
En heel de gerezen moeilijkheid zou dan ook
voorkomen zijn, zoo de Indische comptabiliteit
van meetaf van niets anders dan van subsidie
voor een volksfeest gesproken had. Men had
dan zeer goed geweten, dat dit volk een hei-
densch volk is, en dat dus bij dit feest ook
heidenscbe plechtigheden zouden gevierd wor
denmaar de verstrekking zou niet regelrecht,
en onder verantwoording der regeering, op
erkenning der afgoderij, als een zaak die ze
bevorderen mag, gericht zijn geweest.
Het is dan ook zeer te betreuren, dat de
regeering niet van meetaf haar voordracht iii
dien juister vorm gegoten heeften nog meer
te betreuren, dat, zoodra er captie werd ge
maakt, en de eenig natuurlijke uitweg terstond
werd aangewezen, die uitweg niet dadelijk is
ingeslagen.
Ontkend kan toch niet worden, dat, na al
wat voorviel, de wijziging nu een minder
effect heeft.
Ook zoo echter zullen wij het als een stap
in de goede richting beschouwen, zoo het on
zalige woord van offerfeest uit de regeerings-
stukken voor goed verdwijnt, en plaats maakt
voor dat van volksfeest.
Dit geldt te meer, nu uit de mededeelingen
van de regeering bigkt, dat er niet bedoeld
was een offerande aan een der Doerga-heelden
maar aan een Siwa-beeld. De offerande aan
Doerga-beelden toch is een dierenoffer en kost
geld. Die aan de Siwa-beelden daarentegen
staat enkel uit losse bloemen, en kost geen geld,
want de lieden zelf, die op het feest komen,
brengen die bloemen mede. Van het geld, voor
het volksfeest gegeven, gaat alzoo voor
eigenlijke offerande niets af; en hiermede ver
valt óók zakelijk datgene waartegen de grief
gericht was.
Aldus wordt voldoening gegeven aan de con
sciëntie van elk Nederlander, die nog aan
Tien geboden, als de grondslag van onzem
schelijke samenleving, met onwrikbaar geloot
blijft vasthouden.
Misschien zelfs zal het een betere periode
inleiden, waarin het voor onze Indische regee
ring als regel zal gaan geldenDe vrijheid
van den inlander ook op religieus gebied on
geschonden te laten, maar nooit medeplichtig
te worden aan Siwaïsme, of onder wat anderen
vorm ook het heidendom in onzen Archipel
moge optreden.
Iets waarop we ten ernstigste aandringen.
De apostel toch, dien men zoo gaarne den
apostel der liefde noemt, blijft het ook ons
met zulk een nadruk toeroepen: „Kinderkens,
bewaart uzeiven van de afgoden
Zoo heeft dus dr Kuyper opnieuw een
staaltje gegeven van zijne groote kunst in het
aanvoeren van allerlei schijngronden om zijn
gevoelens te verdedigen en tevens de goê
gemeente met allerlei woorden te begoochelen.
Dat in deze kwestie een man als baron
Mackay lijnrecht tegenover hem staat, is al
bewijs genoeg, dat men waarlijk in deze ge-
Ioovig en anti-revolutionnair kan zijn en toch
billijk en rechtvaardig tegenover z. g. heidenen.
En zoo zullen er wel meer onder de partij-
genooten van beide mannen worden aange
troffen.
Over de zonderlinge vergelijking tusschen
ize kwestie en de traktementen van ambte
naren, willen wij alleen opmerken, om aan te
toon en hoe mank zij gaat, dat een ambtenaar
recht heett op zijn salaris en eene regeering
over de wijze, waarop deze het hem rechtens
toekomende besteedt, niets te zeggen heeft.
Doende zooals dr Kuyper voorstelt, zou zij
zich begeven op een geheel verkeerd terrein
en zeker niet geschikt zjjn om een land te
besturen.
Dr Kuyper zal ons zeker wel ten goede
duiden dat wij de woorden, die hij bezigde,
eenigszins wijzigden. In zijn lezerskring en
zelfs daarbuiten onder zijne aanhangers moge
onsmakelijke gewoonte bestaan om allerlei
woorden te gebruiken, die men in fatsoenlijk
gezelschap vermijdt, wij hebben te veel respect
voor onze lezers om zulke uitdrukkingen hun
onder de oogen te brengenen te meer omdat
wij ook voor velen ze alles behalve stichtelijk
en oorbaar noemen.
Eveneens gaat mauk de redeneering over
een stad die voor een volksfeest geld toestaat.
Dat geschiedt meestal door den raad aan eene
commissie, van wier plannen het college op
de hoogte isen niet om het volk daarvoor
drank te verschaffen. Zoo kan men wel de
onmogelijkste vergelijkingen maken.
wat nu de hoofdzaak betreft, zij is onzes
inziens zoo eenvondig mogelijk. De regeering
geeft geld voor het feest der inlanders, dat
met hun godsdienst in verband staat; de
naam offerfeest of volksfeest doet niets ter
ike.
De redeneering van dr Kuyper is een kras
stukje van casuïstiek, waaruit op nieuw blijkt,
hoever hij het heeft gestuurd in het gooche
len met „blijk en schijn". Nu de theorieën
zijner partij, bij de stembus herhaaldelijk ver
kondigd, onhoudbaar blijken of men de con
sequentie van vroeger verdedigde beginselen
niet aandurft, moet op allerlei wijze de in deze
igane inconsequentie worden goedgepraat.
Eéu betuiging van dr Kuyper aanvaarden
wij met ingenomenheid, nl. deze dat de regee
ring de „vrijheid van den inlander ook op
religieus gebied ongeschonden moet laten."
Wij hebben vroeger wel eens anders hooren
redeneeren.
Dat is al een zeer groote schrede in de
goede richting. Als dit begrip bij de volge
lingen van dr Kuyper meer doordringt, zijn
wij een heel eind gevorderd.
dan zoeke hij zelf geen spijkers op
laag water om de regeering moeilijkheden in
!g te leggen, wanneer zij, krachtens dat
beginsel, uit godsdienstig en politiek oogpunt
rechtvaardig en verstandig handelt ook
tegenover de inlandsche bevolking.
Dr Kuyper had beter gedaan van begin af
aan zich te scharen aan de zijde van baron
Mackay, die dan toch van al de door hem
aangevoerde bezwaren niets heeft gevoeld en
in deze beslist partij koos boven de re
geering. Hij zou dan zich practischer en
beter staatsman getoond hebben en zich een
terugtocht hebben bespaard, die in het oog
van velen, zelfs van zijne aanhangers, zonderling
moet schijnen en zijn aanzien niet kan verhoogen.
Godsdienstonderwijs.
Naar aanleiding van de bezwaren, van ker
kelijke zijde ingebracht tegen de gelegenheid,
die er in verband met de lessen op de lagere
en middelbare scholen bestaat om godsdienst
onderwijs te geven, bezwaren waarover wij
vroeger ons gevoelen reeds openbaarden, en die,
naar ons voorkomt, vrij breed uitgemetea wor
den geeft het Rotterdamsch Nieuwsblad eene
oplossing aan de hand, die, dunkt ons, wel
overweging verdient.
Na getracht te hebben de kwestie zuiver te
stellen, overweegt de redactie van dat blad of
het niet mogelijk zou zijn met de wenschen der
goesdienstleeraars tot een vergelijk te komen.
Zij wijst daarbij o. a. op het huiswerk, dat
in deze zoozeer in den weg ziten schrijft dan
Over dat veelbesproken „huiswerk" wordt
verschillend geoordeeld; tal van jongelui heb
ben er geen moeite mede en vinden bovendien
nog wel tijd voor allerlei nuttige dingen. Het
is in vroeger tijd meestal regel geweest, dat
voor een catechisatie avonduren worden aan
gewezen, en het schijnt toch niet ondoenlijk,
uit deze de meest geschikte te kiezen. De
bewering, dat alsdan de jongelieden niet frisch
genoeg zijn om onderwijs te ontvangen en er
behoorlijk van te profiteeren, zouden wij niet
gaarne voor onze rekening nemen.
Zoo zou er dan eigenlijk, zonder eenige
verandering in de inrichting van ons onderwijs
aan de wenschen der godsdienstleeraars te
voldoen zljD, wanneer slechts bij de ouders
daartoe de ernstige wil bestond?
Voor een groot deel jal
Doch ter wille van een overeenstemming,
die niet anders dan vruchtbaar kan zijn voor
de leerlingen zeiven, achten wij toch eenige
cessies gewenscht. De godsdienstleeraars
willen meer geven dan tot dusver, hun onder
richt degelijker, meer omvattend doen zijn,
en dan hebben zij aan één uur per week voor
elke groep leerlingen niet genoeg. Van hen
kan niet gevergd worden, dat zij avond op
avond met dat gedeelte hunner taak bezig
zijnbeschikking over eenige goede uren op
den dag is waarlijk geen onredelijke eiech.
Voor de kinderen der scholen van lager
onderwijs is da weg gebaand; de wet laat de
gelegenheid open, om van schooluren, ook van
schoollokalen, gebruik te maken. Dat van die
bepaling gedurende de twintig jaren, dat de
wet in werking is, nog weinig resultaten zijn
gezien, is te wijten aan gemis van organisatie
Als de leeraren van verschillende kerkgenoot
schappen met elkander in overleg traden over
de keus van dezelfde uren, gedurende welke
in een der lokalen aan hun leerlingen lea
wilden geven, dan kon gedurende dien tijd het
overige onderwijs gedeeltelijk of geheel stil
staan. Zelfs, al wilden de predikanten de
kinderen liever ontvangen in hun woning of
in de kerkeraadskamer, of in een speciaal
daartoe ingericht lokaal, ook dan zou er, mits
alle heeron hun keus vestigden op dezelfde
uren, waarschijnlijk wel aan hun verlangen
kunnen voldaan worden.
Voor middelbaar en voorbereidend hooger
onderwijs bestaat soortgelijke wettelijke be
paling niet, en met het oog op de ervaring,
tj het lager onderwijs opgedaan, is het zeer
do vraag of het raadzaam zou zijn, haar in het
aanzijn te roepen. Naar onze meening zou het
meer aanbeveling verdienen, in een andere
richting naar een oplossing te zoeken.
Vooreerst hebben wij reeds, in de meeste
scholen ook van voortgezet onderwijs, twee
vrije middagen per week. Wat belet den
godsdienstleeraar, van deze gebruik te maken
Ja, er is éen bezwaar, een van de twee mid
dagen is op Zaterdag, en deze dag is voor de
leeraars, die zich op een minstens even belaug-
rijk deel van hun taak alsdan hebben voor te
bereiden, minder geschikt. Welnu, dan breke
men eenvoudig met deze traditie, en verdeele
de vrije halve dagen anders over den duur der
week. In Frankrijk wordt overal des Zater
dagsmiddags school gehouden,maar Donderdag
is geheel vrijdien dag wordt dan ook alge-
in bestemd ook voor het godsdienstonderwijs,
en van klachten of bezwaren is geen sprake.
Zooiets kan ook ten onzent worden vastgesteld.
Nog beter zouden wij het achten, als bijvoor
beeld des Maandags en des Woensdags, (of op
twee andere door eenige tusschenruimte ge
scheiden dagen) alleen des voormiddags werd
school gehouden. Dan konden de predikanten
over een zestal uren voor hun verschillende
groepen van leerlingen beschikken. Dat zou
te verkiezen zijn boven een geheelen vrijen
dag, omdat alsdan somtijds aan dezelfde leer
lingen twee uren achtereen godsdienstonderwijs
moest gegeven worden, hetgeen om verschil
lende redenen niet wenschelijk is. Nam men
er dan nog een paar avonduren, zoo noodig,
bij, dan ware alle reden van klachten over te
weinig tijd en gelegenheid verwijderd.
Een andere regeling zou te veel bezwaren
ontmoeten. In elke school zitten, over alle klas
sen verspreid, leerlingen van onderscheiden
kerkgenootschap, van afwijkende vorderingen
op de catechisatieles. Men kan die jongelieden
niet op de verschillende lesuren aan de school
onttrekkendat zou een desorganisatie teweeg
brengen, die terstond in het oog springt als
men maar even wil nadenke;
Ons voorstel komt aan a
tegemoet. Om het ten uitvoer te leggen zijn,
meenen we, geen wettelijke herzieningen noo
dig misschien zou eeu ministerieele uituoodi-
ging aan de gemeentebesturen, eventueele aan
vragen om, bebalve den bestaanden vrijen mid
dag, nog een anderen toe te staan, in ernstige
overweging te nemen, voldoende zijn. Zouden
godsdienstleeraren, wier ijver wij op hoo-
gen prijs stellen, en op wier practischen zin
wij een beroep doeD, dezen weg niet eenswil-
A T J E H.
Het is morgen, Dinsdag 24 Januari, 25 jaar
geleden dat in Atjeh de Kraton werd genomen.
En nog altyd zijn wij daar niet in het reine
Aan hoevele, toen opgewekte schoone ver
wachtingen is in die 25 jaar de bodem inge
slagen
BESfOEMIl*«Jix1 ENZ.
Bij koD. besluit:
is benoemd tot lid der bij kon. besluit van
20 Febr. 1897 no. 1 ingestelde Staatscommissie
tot voorbereiding van de te nemen maatregelen
ter bevordering der codificatie van het Inter
nationaal privaatrecht, mr B. Ort, raad-adviseur
bij het departement van justitie;
is aan J. M. C. Meuwissen, verificateur der
2de catagorie der directe belastingen, invoer
rechten en accijnzen te Arnhem, toegekend de
gouden eere-medaille der orde van Oranje-
Nassau en
i de duur der detacheering bij de landmacht
in West-Indië van den eerste-luitenant der
infanterie H. L. M. van Ghert, met twee jaren
verlengd en alzoo nader bepaald op vijf jaren.
De luitenant ter zee der 2de klasse jhr F.
L. van Geen wordt met 7 Februari a. s.
geplaatst in de rol van Hr Ms torpedo-instructie
schip Marnix en gedetacheerd bij den torpedo
dienst, en de officier van gezondheid der 2de
klasse bij de zeemacht M. van Willigen wordt
met 10 Februari a. s. geplaatst bij het hospitaal
der marine te Willemsoord.
UIT STAD EN PROVINCIE.
Men meldt ons
In de voorschriften nopens het verleenen
van machtiging tot bet schieten van schadelijk
gevogelte heeft de commissaris der Koningin
van Zeeland eenige verandering gebracht, zoo-
dat de circulaires van 1857, 1884 en 1895 in
getrokken worden en den 27 December jl. eene
nieuwe uitgegeven. Voor heeren liefhebbers
van wild, die daarop niet direct recht hebben,
wij willen het woord stroopers niet ge
bruiken is het niet van belang ontbloot
te weten, dat als zij soms eene machtiging als
bovenbedoelde verlangen, de burgemeester aan
den commissaris moet kunnen verklaren dat
de aanvrager in vijf jaren geen overtreding
der jachtwet gepleegd heeft. Vergissen wij
ons niet, dan was het aantal jaren vóór dien
op twee gesteld, derhalve leven de overtreders
nu oDder langer censuur. Door de maande
scbe opgaven van de ambtenaren van het
openbaar ministerie te raadplegen, weten de
burgemeesters gemakkelijk of een aanvrager
eener kostelooze machtiging zuiver van wild-
belustheid is of bezwaarlijk van de langooren
kan afblijven.
Het was Zondag in onzen schouwburg
weêr een heerlijke avond.
Tot vreugde van velen, die zich reeds hadden
gespitst op het genot en voor wie het moeten
derven daarvan eene groote teleurstelling zou
geweest zijn, was de ongesteldheid van een
der solisten geweken.
Tijdig werd dit Zondagmorgen bekend ge
maakt.
Geen wonder dat men hem, des avonds, bij
zijn optreden met eene hartelijke toejuiching
begroette.
Met groote belangstelling, onder aandachtige
stilte werd de opvoering van Das Nachtlager
in Granada gevolgd en geluisterd naar den
schoonen zang van allen, die, naar ons voor
kwam, nog beter zongen dan bij de eerste
opvoering welke wij bijwoonden, en ook zelfs by
de tweede voorstelling.
Met opzet wijdden wij ook onze aandacht
eens aan het publiek, niet het minst aan hen,
die hoog gezeten warenen wij merkten met
ingenomenheid op hoeveel indruk het geheel
op hen maakte.
En geen woDder.
Het schoone, het verrukkelijke van zang en
spel kon niet anders dan imponeeren.
Aan luide, hartelijke, welgemeende toejui
chingen weer geen gebrek. Zij waren de meest
welsprekende bewijzen van de erkentelijkheid
jegens hen, die zoo geheel belaDgelooB, met
zooveel toewijding zich beijverden ons dat ge
not te verschaffen.
Aan de pianiste werd een sierlijke mand met
bloemen aangeboden.
De schouwburg was overvol.
Velen, die zelfs wisten dat er geen plaats
meer was en anderen, die daarmee niet bekend
waren, beproefden te vergeefs een plaatsje
machtig te worden.
Men bood zelfs het dubbele van den entree
prijs voor een staanplaats.
Aan dat verlangen kon echter niet voldaan
worden.
Of er dan toch nog niet eens eeu vierde
voorstelling kon plaats hebben; liefst ook op
een Zondag? Zoo vroeg men.
Wij gelooven niet dat daarop eenige kans
bestaatal zijn ook wij overtuigd dat, gaf men
op nieuw eene voorstelling op zulk een dag,
tegen dezelfde prijzen, de schouwburg weêr
overvol zijn zou.
Een extra-tram reed Zondagavond te
half twaalf uur naar Vlissingen, om de inge
zetenen dier gemeente, die in Middelburg
waren geweest, o. a. ter bp woning van de
opera-voorstelling, huiswaarts te voeren.
Met dien tram vertrok ook het gezelschap
van mevrouw de weduwe Bakker, gevestigd
te Vlissingenwaar het anders geregeld
voorstellingen geeft in bet Vereenigingsgebouw,
en dat in het Schuttershof alhier eene op
voering had gegeven, o. a. van De Bruiloft
van Kloris en Roosje, waarin de rol van Tho-
masvaer werd vervuld door den heer A. Bakker
en die van Pieternel door mevrouw Bakker
Stoete.
In hun gesprekken werden natuurlijk de
kwesties van den dag, o. a. die van Dreyfus
en de Gebr. Hoger huizen, aangeroerd en ook
enkele wenschen geait op den bloei en de
welvaart van Middelburg.
Een en ander vond veel bijval bij het vrij
talrijk aanwezige publiek, dat zich ook bij
het voorafgegane blijspel in drie bedrijven
Wie wil mijne dochters trouwen zeer goed ver
maakte.
Hetzelfde gezelschap zal, daartoe nitgenoo-
digd, nog eene voorstelling in het Schutters-
hof geven, en wel Zondag 5 Februari.
Bij die gelegenheid zal opgevoerd worden
De bittere pil, het bekende blijspel van Justus
van Maurik.
Men achtervolgt ons in den laatBten tijd
met berichten omtrent zingende lijsters, als
zoovele bewijzen voor den z&chten winter, dien
wij thans hebben. Heden meldde men ons dat
die zangvogels zich zelf tegenwoordig zoo
vroeg in den morgen doen hooren dat de ster
ren dan nog aan de lucht Btaan.
In hoever een en ander tot de hooge zeld
zaamheden behoort, zullen wij daarlaten.
Wij merken alleen op, dat reeds webeu ge-
leden door ons het zingen dier vogels werd
waargenomenook des avonds wanneer het
gaslicht reeds was ontstoken.
Het tienjarig bestaan van het Te huis
voor dienstboden te Middelburg zal morgen
(Dinsdag) avond feestelijk worden herdacht.
In het lokaal in de Bogardstraat zal het
comité alsdan bijeenkomen, en zuilen de meisjes,
die het Te Huis gewoonlijk bezoeken, worden
onthaald. Er zullen voordrachten worden ge
houden enz.
Tot bijwoning hiervan zijn ook uitgenoodigd
de jonge dames, die door voorlezing, orgelspel
enz. steeds het gezellig verkeer onder de be
zoekende meisjes helpen verhoogen.
Aan mej. G. Zoeller, die, zooals in ons vorig
nommer is gemeld, van de oprichting daarbij
als directrice is werkzaam geweest, is door het
comité een aandenken geschonken.
Dit comité bestaat nit de damesDe Maret
TakWagenaar, presidente, De Raad—Van
Sonsbeeck, AbreschCoster, De Veer, Ter Haar
Romeny, Poort, mej. P. N. Koole en mej. C. F.
Sprenger, secretaresse.
Uit Vlissingen.
De nachtboot Prins Hendrik, van de stoom
vaartmaatschappij Zeeland, die Zaterdagavond,
van Vlissingen naar Queenborough ver
trok, kwam, even buiten de haven, in aan
varing met het EDgelsche ss. Gotha, varende
van Gent op Goole.
De Prins Hendrik beliep eene vrij groote
schade aan de raderkast en de brng, terwijl
de Gotha, die spoedig na het ongeval zijne
reis voortzette, geene noemenswaardige averij
bekwam.
De Hendrik geraakte aan de Nolleplaat, nabg
het badhuis aan den grond. Aangekomen
sleepbooten hebben echter geen hulp be
hoeven te verieenen, daar de Prins Hendrik
Zondagmorgen te half acht uur, tegen hoog
water, met eigen krachten weder vlot kwam
en naar de haven kon terugstoomen,