MIDDELBURGSCHE COGBANT. y N°. 20- 142" Jaargang. 1899. Dinsdag 24 Januari. Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. 3?rijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., 2.- Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. Thermometer Middelburg 23 Jan. 8 u. vm. 40 gr. 12 u. 46 gr. av. 4 u. 42 gr. F. Yerw. mat. N. wind. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór één uur aan het bureau bezorgd zijn. Advertentiën: 20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis aan het bureau te bekomen. Agenten? Te Zierikzee: A. C. de Mooij; te Tholen: W. Al van Nieüwenkuijzen*, te Terneuzen; M. de Jonge. Middelburg 23 Januari. Dr Kuyper en de Lomboksche leesten. De hoofdredacteur van De Standaard heeft nader ontvouwd de gronden, waarop zijn eigen aardig, gewijzigd gevoelen stennt omtrent den pOBt op de Staatsbegrooting voor de Lombok sche feesten. Billijkheidshalve dienen wij daarvan wel melding te maken. Na eene bestrijding der meeniug van baron Mackay omtrent dit punt schrijft hij „De grief, de klacht was dus gericht tegen het brutale feit, dat de Nederlandsche regeering rechtstreeks geld aanvroeg, om zalk een af godenoffer aan te schaffen. De strijd ging tegen het woord offerfeest op de begrooting, en van meet af werd er door dr Kuyper bijgezegd, dat die strijd niet zou bestaan tegen het woord volksfeestEn wel heeft men daarop gezegdlood om oud ijzer, maar dit betwisten we. De regeering brengt op dezelfde begrooting tal van tractementen van ambtenaren, van wie ze zeer goed weet, dat velen een deel van dat geld bezigen om zonde tegen het achtste ge bod te plegen. Toch oordeelt daarom niemand dat de regeering, dusdoende, zich aan de daar bij genoemde zonde medeplichtig stelt. Maar schreef de regeering op de begrooting: Voor A f 2700 tractement, en f 300 extra toelage om het achtste gebod te overtreden, dan zou ze wel terdege medeplichtig staan. Het verschil gevoelt men. In het eerste geval verstrekt men geld, waarvan de ver antwoordelijkheid voor de bestediDg geheel' aan hem, die het ontvangt, wordt gelaten. Id het tweede geval zou men zelf de mede-ver antwoordelijkheid op zich nemen. En zoo is het ook hier. Voor een volksfeest in Indië geld te geven is op zichzelf volkomen geoorloofd, mits de verantwoordelijkheid van de wijze, waarop dit zal toegaan, geheel en uitsluitend aan het feestvierende volk blijve. Maar het is niet geoorloofd, gelden rechtstreeks en opzettelijk voor het brengen van offers aan afgoden, te verstrekken, omdat men aldan zelf de verant woordelijkheid ook voor die daad als daad draagt. Ook de regeering van een stad kan gelden toestaan voor een volksfeest, al weet ze, dat dit feest door velen in zwelgerij en dronken schap zal gevierd worden. Maar geen regeering van een ordelijke stad zal op haar budget schrijven f 1000 voor drank, opdat het volk zich bij gelegenheid van het feest bedrinke. Voor een volksfeest ja, voor een drinkfeest stellig: neen. En heel de gerezen moeilijkheid zou dan ook voorkomen zijn, zoo de Indische comptabiliteit van meetaf van niets anders dan van subsidie voor een volksfeest gesproken had. Men had dan zeer goed geweten, dat dit volk een hei- densch volk is, en dat dus bij dit feest ook heidenscbe plechtigheden zouden gevierd wor denmaar de verstrekking zou niet regelrecht, en onder verantwoording der regeering, op erkenning der afgoderij, als een zaak die ze bevorderen mag, gericht zijn geweest. Het is dan ook zeer te betreuren, dat de regeering niet van meetaf haar voordracht iii dien juister vorm gegoten heeften nog meer te betreuren, dat, zoodra er captie werd ge maakt, en de eenig natuurlijke uitweg terstond werd aangewezen, die uitweg niet dadelijk is ingeslagen. Ontkend kan toch niet worden, dat, na al wat voorviel, de wijziging nu een minder effect heeft. Ook zoo echter zullen wij het als een stap in de goede richting beschouwen, zoo het on zalige woord van offerfeest uit de regeerings- stukken voor goed verdwijnt, en plaats maakt voor dat van volksfeest. Dit geldt te meer, nu uit de mededeelingen van de regeering bigkt, dat er niet bedoeld was een offerande aan een der Doerga-heelden maar aan een Siwa-beeld. De offerande aan Doerga-beelden toch is een dierenoffer en kost geld. Die aan de Siwa-beelden daarentegen staat enkel uit losse bloemen, en kost geen geld, want de lieden zelf, die op het feest komen, brengen die bloemen mede. Van het geld, voor het volksfeest gegeven, gaat alzoo voor eigenlijke offerande niets af; en hiermede ver valt óók zakelijk datgene waartegen de grief gericht was. Aldus wordt voldoening gegeven aan de con sciëntie van elk Nederlander, die nog aan Tien geboden, als de grondslag van onzem schelijke samenleving, met onwrikbaar geloot blijft vasthouden. Misschien zelfs zal het een betere periode inleiden, waarin het voor onze Indische regee ring als regel zal gaan geldenDe vrijheid van den inlander ook op religieus gebied on geschonden te laten, maar nooit medeplichtig te worden aan Siwaïsme, of onder wat anderen vorm ook het heidendom in onzen Archipel moge optreden. Iets waarop we ten ernstigste aandringen. De apostel toch, dien men zoo gaarne den apostel der liefde noemt, blijft het ook ons met zulk een nadruk toeroepen: „Kinderkens, bewaart uzeiven van de afgoden Zoo heeft dus dr Kuyper opnieuw een staaltje gegeven van zijne groote kunst in het aanvoeren van allerlei schijngronden om zijn gevoelens te verdedigen en tevens de goê gemeente met allerlei woorden te begoochelen. Dat in deze kwestie een man als baron Mackay lijnrecht tegenover hem staat, is al bewijs genoeg, dat men waarlijk in deze ge- Ioovig en anti-revolutionnair kan zijn en toch billijk en rechtvaardig tegenover z. g. heidenen. En zoo zullen er wel meer onder de partij- genooten van beide mannen worden aange troffen. Over de zonderlinge vergelijking tusschen ize kwestie en de traktementen van ambte naren, willen wij alleen opmerken, om aan te toon en hoe mank zij gaat, dat een ambtenaar recht heett op zijn salaris en eene regeering over de wijze, waarop deze het hem rechtens toekomende besteedt, niets te zeggen heeft. Doende zooals dr Kuyper voorstelt, zou zij zich begeven op een geheel verkeerd terrein en zeker niet geschikt zjjn om een land te besturen. Dr Kuyper zal ons zeker wel ten goede duiden dat wij de woorden, die hij bezigde, eenigszins wijzigden. In zijn lezerskring en zelfs daarbuiten onder zijne aanhangers moge onsmakelijke gewoonte bestaan om allerlei woorden te gebruiken, die men in fatsoenlijk gezelschap vermijdt, wij hebben te veel respect voor onze lezers om zulke uitdrukkingen hun onder de oogen te brengenen te meer omdat wij ook voor velen ze alles behalve stichtelijk en oorbaar noemen. Eveneens gaat mauk de redeneering over een stad die voor een volksfeest geld toestaat. Dat geschiedt meestal door den raad aan eene commissie, van wier plannen het college op de hoogte isen niet om het volk daarvoor drank te verschaffen. Zoo kan men wel de onmogelijkste vergelijkingen maken. wat nu de hoofdzaak betreft, zij is onzes inziens zoo eenvondig mogelijk. De regeering geeft geld voor het feest der inlanders, dat met hun godsdienst in verband staat; de naam offerfeest of volksfeest doet niets ter ike. De redeneering van dr Kuyper is een kras stukje van casuïstiek, waaruit op nieuw blijkt, hoever hij het heeft gestuurd in het gooche len met „blijk en schijn". Nu de theorieën zijner partij, bij de stembus herhaaldelijk ver kondigd, onhoudbaar blijken of men de con sequentie van vroeger verdedigde beginselen niet aandurft, moet op allerlei wijze de in deze igane inconsequentie worden goedgepraat. Eéu betuiging van dr Kuyper aanvaarden wij met ingenomenheid, nl. deze dat de regee ring de „vrijheid van den inlander ook op religieus gebied ongeschonden moet laten." Wij hebben vroeger wel eens anders hooren redeneeren. Dat is al een zeer groote schrede in de goede richting. Als dit begrip bij de volge lingen van dr Kuyper meer doordringt, zijn wij een heel eind gevorderd. dan zoeke hij zelf geen spijkers op laag water om de regeering moeilijkheden in !g te leggen, wanneer zij, krachtens dat beginsel, uit godsdienstig en politiek oogpunt rechtvaardig en verstandig handelt ook tegenover de inlandsche bevolking. Dr Kuyper had beter gedaan van begin af aan zich te scharen aan de zijde van baron Mackay, die dan toch van al de door hem aangevoerde bezwaren niets heeft gevoeld en in deze beslist partij koos boven de re geering. Hij zou dan zich practischer en beter staatsman getoond hebben en zich een terugtocht hebben bespaard, die in het oog van velen, zelfs van zijne aanhangers, zonderling moet schijnen en zijn aanzien niet kan verhoogen. Godsdienstonderwijs. Naar aanleiding van de bezwaren, van ker kelijke zijde ingebracht tegen de gelegenheid, die er in verband met de lessen op de lagere en middelbare scholen bestaat om godsdienst onderwijs te geven, bezwaren waarover wij vroeger ons gevoelen reeds openbaarden, en die, naar ons voorkomt, vrij breed uitgemetea wor den geeft het Rotterdamsch Nieuwsblad eene oplossing aan de hand, die, dunkt ons, wel overweging verdient. Na getracht te hebben de kwestie zuiver te stellen, overweegt de redactie van dat blad of het niet mogelijk zou zijn met de wenschen der goesdienstleeraars tot een vergelijk te komen. Zij wijst daarbij o. a. op het huiswerk, dat in deze zoozeer in den weg ziten schrijft dan Over dat veelbesproken „huiswerk" wordt verschillend geoordeeld; tal van jongelui heb ben er geen moeite mede en vinden bovendien nog wel tijd voor allerlei nuttige dingen. Het is in vroeger tijd meestal regel geweest, dat voor een catechisatie avonduren worden aan gewezen, en het schijnt toch niet ondoenlijk, uit deze de meest geschikte te kiezen. De bewering, dat alsdan de jongelieden niet frisch genoeg zijn om onderwijs te ontvangen en er behoorlijk van te profiteeren, zouden wij niet gaarne voor onze rekening nemen. Zoo zou er dan eigenlijk, zonder eenige verandering in de inrichting van ons onderwijs aan de wenschen der godsdienstleeraars te voldoen zljD, wanneer slechts bij de ouders daartoe de ernstige wil bestond? Voor een groot deel jal Doch ter wille van een overeenstemming, die niet anders dan vruchtbaar kan zijn voor de leerlingen zeiven, achten wij toch eenige cessies gewenscht. De godsdienstleeraars willen meer geven dan tot dusver, hun onder richt degelijker, meer omvattend doen zijn, en dan hebben zij aan één uur per week voor elke groep leerlingen niet genoeg. Van hen kan niet gevergd worden, dat zij avond op avond met dat gedeelte hunner taak bezig zijnbeschikking over eenige goede uren op den dag is waarlijk geen onredelijke eiech. Voor de kinderen der scholen van lager onderwijs is da weg gebaand; de wet laat de gelegenheid open, om van schooluren, ook van schoollokalen, gebruik te maken. Dat van die bepaling gedurende de twintig jaren, dat de wet in werking is, nog weinig resultaten zijn gezien, is te wijten aan gemis van organisatie Als de leeraren van verschillende kerkgenoot schappen met elkander in overleg traden over de keus van dezelfde uren, gedurende welke in een der lokalen aan hun leerlingen lea wilden geven, dan kon gedurende dien tijd het overige onderwijs gedeeltelijk of geheel stil staan. Zelfs, al wilden de predikanten de kinderen liever ontvangen in hun woning of in de kerkeraadskamer, of in een speciaal daartoe ingericht lokaal, ook dan zou er, mits alle heeron hun keus vestigden op dezelfde uren, waarschijnlijk wel aan hun verlangen kunnen voldaan worden. Voor middelbaar en voorbereidend hooger onderwijs bestaat soortgelijke wettelijke be paling niet, en met het oog op de ervaring, tj het lager onderwijs opgedaan, is het zeer do vraag of het raadzaam zou zijn, haar in het aanzijn te roepen. Naar onze meening zou het meer aanbeveling verdienen, in een andere richting naar een oplossing te zoeken. Vooreerst hebben wij reeds, in de meeste scholen ook van voortgezet onderwijs, twee vrije middagen per week. Wat belet den godsdienstleeraar, van deze gebruik te maken Ja, er is éen bezwaar, een van de twee mid dagen is op Zaterdag, en deze dag is voor de leeraars, die zich op een minstens even belaug- rijk deel van hun taak alsdan hebben voor te bereiden, minder geschikt. Welnu, dan breke men eenvoudig met deze traditie, en verdeele de vrije halve dagen anders over den duur der week. In Frankrijk wordt overal des Zater dagsmiddags school gehouden,maar Donderdag is geheel vrijdien dag wordt dan ook alge- in bestemd ook voor het godsdienstonderwijs, en van klachten of bezwaren is geen sprake. Zooiets kan ook ten onzent worden vastgesteld. Nog beter zouden wij het achten, als bijvoor beeld des Maandags en des Woensdags, (of op twee andere door eenige tusschenruimte ge scheiden dagen) alleen des voormiddags werd school gehouden. Dan konden de predikanten over een zestal uren voor hun verschillende groepen van leerlingen beschikken. Dat zou te verkiezen zijn boven een geheelen vrijen dag, omdat alsdan somtijds aan dezelfde leer lingen twee uren achtereen godsdienstonderwijs moest gegeven worden, hetgeen om verschil lende redenen niet wenschelijk is. Nam men er dan nog een paar avonduren, zoo noodig, bij, dan ware alle reden van klachten over te weinig tijd en gelegenheid verwijderd. Een andere regeling zou te veel bezwaren ontmoeten. In elke school zitten, over alle klas sen verspreid, leerlingen van onderscheiden kerkgenootschap, van afwijkende vorderingen op de catechisatieles. Men kan die jongelieden niet op de verschillende lesuren aan de school onttrekkendat zou een desorganisatie teweeg brengen, die terstond in het oog springt als men maar even wil nadenke; Ons voorstel komt aan a tegemoet. Om het ten uitvoer te leggen zijn, meenen we, geen wettelijke herzieningen noo dig misschien zou eeu ministerieele uituoodi- ging aan de gemeentebesturen, eventueele aan vragen om, bebalve den bestaanden vrijen mid dag, nog een anderen toe te staan, in ernstige overweging te nemen, voldoende zijn. Zouden godsdienstleeraren, wier ijver wij op hoo- gen prijs stellen, en op wier practischen zin wij een beroep doeD, dezen weg niet eenswil- A T J E H. Het is morgen, Dinsdag 24 Januari, 25 jaar geleden dat in Atjeh de Kraton werd genomen. En nog altyd zijn wij daar niet in het reine Aan hoevele, toen opgewekte schoone ver wachtingen is in die 25 jaar de bodem inge slagen BESfOEMIl*«Jix1 ENZ. Bij koD. besluit: is benoemd tot lid der bij kon. besluit van 20 Febr. 1897 no. 1 ingestelde Staatscommissie tot voorbereiding van de te nemen maatregelen ter bevordering der codificatie van het Inter nationaal privaatrecht, mr B. Ort, raad-adviseur bij het departement van justitie; is aan J. M. C. Meuwissen, verificateur der 2de catagorie der directe belastingen, invoer rechten en accijnzen te Arnhem, toegekend de gouden eere-medaille der orde van Oranje- Nassau en i de duur der detacheering bij de landmacht in West-Indië van den eerste-luitenant der infanterie H. L. M. van Ghert, met twee jaren verlengd en alzoo nader bepaald op vijf jaren. De luitenant ter zee der 2de klasse jhr F. L. van Geen wordt met 7 Februari a. s. geplaatst in de rol van Hr Ms torpedo-instructie schip Marnix en gedetacheerd bij den torpedo dienst, en de officier van gezondheid der 2de klasse bij de zeemacht M. van Willigen wordt met 10 Februari a. s. geplaatst bij het hospitaal der marine te Willemsoord. UIT STAD EN PROVINCIE. Men meldt ons In de voorschriften nopens het verleenen van machtiging tot bet schieten van schadelijk gevogelte heeft de commissaris der Koningin van Zeeland eenige verandering gebracht, zoo- dat de circulaires van 1857, 1884 en 1895 in getrokken worden en den 27 December jl. eene nieuwe uitgegeven. Voor heeren liefhebbers van wild, die daarop niet direct recht hebben, wij willen het woord stroopers niet ge bruiken is het niet van belang ontbloot te weten, dat als zij soms eene machtiging als bovenbedoelde verlangen, de burgemeester aan den commissaris moet kunnen verklaren dat de aanvrager in vijf jaren geen overtreding der jachtwet gepleegd heeft. Vergissen wij ons niet, dan was het aantal jaren vóór dien op twee gesteld, derhalve leven de overtreders nu oDder langer censuur. Door de maande scbe opgaven van de ambtenaren van het openbaar ministerie te raadplegen, weten de burgemeesters gemakkelijk of een aanvrager eener kostelooze machtiging zuiver van wild- belustheid is of bezwaarlijk van de langooren kan afblijven. Het was Zondag in onzen schouwburg weêr een heerlijke avond. Tot vreugde van velen, die zich reeds hadden gespitst op het genot en voor wie het moeten derven daarvan eene groote teleurstelling zou geweest zijn, was de ongesteldheid van een der solisten geweken. Tijdig werd dit Zondagmorgen bekend ge maakt. Geen wonder dat men hem, des avonds, bij zijn optreden met eene hartelijke toejuiching begroette. Met groote belangstelling, onder aandachtige stilte werd de opvoering van Das Nachtlager in Granada gevolgd en geluisterd naar den schoonen zang van allen, die, naar ons voor kwam, nog beter zongen dan bij de eerste opvoering welke wij bijwoonden, en ook zelfs by de tweede voorstelling. Met opzet wijdden wij ook onze aandacht eens aan het publiek, niet het minst aan hen, die hoog gezeten warenen wij merkten met ingenomenheid op hoeveel indruk het geheel op hen maakte. En geen woDder. Het schoone, het verrukkelijke van zang en spel kon niet anders dan imponeeren. Aan luide, hartelijke, welgemeende toejui chingen weer geen gebrek. Zij waren de meest welsprekende bewijzen van de erkentelijkheid jegens hen, die zoo geheel belaDgelooB, met zooveel toewijding zich beijverden ons dat ge not te verschaffen. Aan de pianiste werd een sierlijke mand met bloemen aangeboden. De schouwburg was overvol. Velen, die zelfs wisten dat er geen plaats meer was en anderen, die daarmee niet bekend waren, beproefden te vergeefs een plaatsje machtig te worden. Men bood zelfs het dubbele van den entree prijs voor een staanplaats. Aan dat verlangen kon echter niet voldaan worden. Of er dan toch nog niet eens eeu vierde voorstelling kon plaats hebben; liefst ook op een Zondag? Zoo vroeg men. Wij gelooven niet dat daarop eenige kans bestaatal zijn ook wij overtuigd dat, gaf men op nieuw eene voorstelling op zulk een dag, tegen dezelfde prijzen, de schouwburg weêr overvol zijn zou. Een extra-tram reed Zondagavond te half twaalf uur naar Vlissingen, om de inge zetenen dier gemeente, die in Middelburg waren geweest, o. a. ter bp woning van de opera-voorstelling, huiswaarts te voeren. Met dien tram vertrok ook het gezelschap van mevrouw de weduwe Bakker, gevestigd te Vlissingenwaar het anders geregeld voorstellingen geeft in bet Vereenigingsgebouw, en dat in het Schuttershof alhier eene op voering had gegeven, o. a. van De Bruiloft van Kloris en Roosje, waarin de rol van Tho- masvaer werd vervuld door den heer A. Bakker en die van Pieternel door mevrouw Bakker Stoete. In hun gesprekken werden natuurlijk de kwesties van den dag, o. a. die van Dreyfus en de Gebr. Hoger huizen, aangeroerd en ook enkele wenschen geait op den bloei en de welvaart van Middelburg. Een en ander vond veel bijval bij het vrij talrijk aanwezige publiek, dat zich ook bij het voorafgegane blijspel in drie bedrijven Wie wil mijne dochters trouwen zeer goed ver maakte. Hetzelfde gezelschap zal, daartoe nitgenoo- digd, nog eene voorstelling in het Schutters- hof geven, en wel Zondag 5 Februari. Bij die gelegenheid zal opgevoerd worden De bittere pil, het bekende blijspel van Justus van Maurik. Men achtervolgt ons in den laatBten tijd met berichten omtrent zingende lijsters, als zoovele bewijzen voor den z&chten winter, dien wij thans hebben. Heden meldde men ons dat die zangvogels zich zelf tegenwoordig zoo vroeg in den morgen doen hooren dat de ster ren dan nog aan de lucht Btaan. In hoever een en ander tot de hooge zeld zaamheden behoort, zullen wij daarlaten. Wij merken alleen op, dat reeds webeu ge- leden door ons het zingen dier vogels werd waargenomenook des avonds wanneer het gaslicht reeds was ontstoken. Het tienjarig bestaan van het Te huis voor dienstboden te Middelburg zal morgen (Dinsdag) avond feestelijk worden herdacht. In het lokaal in de Bogardstraat zal het comité alsdan bijeenkomen, en zuilen de meisjes, die het Te Huis gewoonlijk bezoeken, worden onthaald. Er zullen voordrachten worden ge houden enz. Tot bijwoning hiervan zijn ook uitgenoodigd de jonge dames, die door voorlezing, orgelspel enz. steeds het gezellig verkeer onder de be zoekende meisjes helpen verhoogen. Aan mej. G. Zoeller, die, zooals in ons vorig nommer is gemeld, van de oprichting daarbij als directrice is werkzaam geweest, is door het comité een aandenken geschonken. Dit comité bestaat nit de damesDe Maret TakWagenaar, presidente, De Raad—Van Sonsbeeck, AbreschCoster, De Veer, Ter Haar Romeny, Poort, mej. P. N. Koole en mej. C. F. Sprenger, secretaresse. Uit Vlissingen. De nachtboot Prins Hendrik, van de stoom vaartmaatschappij Zeeland, die Zaterdagavond, van Vlissingen naar Queenborough ver trok, kwam, even buiten de haven, in aan varing met het EDgelsche ss. Gotha, varende van Gent op Goole. De Prins Hendrik beliep eene vrij groote schade aan de raderkast en de brng, terwijl de Gotha, die spoedig na het ongeval zijne reis voortzette, geene noemenswaardige averij bekwam. De Hendrik geraakte aan de Nolleplaat, nabg het badhuis aan den grond. Aangekomen sleepbooten hebben echter geen hulp be hoeven te verieenen, daar de Prins Hendrik Zondagmorgen te half acht uur, tegen hoog water, met eigen krachten weder vlot kwam en naar de haven kon terugstoomen,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1899 | | pagina 1