MIDDELRURGSCHE COURANT. N°. 5, 142s Jaargang. 1899, Vrijdag 6 Januaii. Het TooneeL ciggT: Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, Prijs, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., ƒ2.- Afzoudetlijke nummers kosten 5 cent. Thermometer Middelburg 5 Jan. 8 u. vm. 37 gr. 12 u. 46 gr. av. 4 u. 44 gr. F. Verw. matige W. w. zw. bew. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór één uur aan het bureau bezorgd zijn. Advertentiën: 20 cent per'regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten m Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regel Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratiB aan het bureau te bekomen. Agenten! Te Zierikzee: A, C. de Mooij; te Tholen: W. A2 van Nieuwenhuijzen; te Terneuzen;M.de Jonge. Middelburg 5 Januari. Opanbaar slachthuis. In Alkmaar is op dit oogenblik aan de orde do oprichting van een abattoireen kwestie die nog niet zoo lang geleden ook in onze omgeving besproken is. Burg. en weth. in genoemde stad hebben, na ingewonnen adviez,en een voordracht ingediend, om tot oprichting van een openbaar slacht huis over te gaan. De Alkmaarscbe slagers- vereeniging heeft daarop bij den raad een adres ingediend en verzocht dit niet te doen. De gezondheidscommissie heeft toen in een schrij ven aan den raad tegen dit adres geprotesteerd en daarna is door een groot aantal nering doenden een adres ingezonden, waarin op ver werping van de voordracht van burg. en wetb. tot oprichting van een openbaar slachthuis wordt aangedrongen. De heer C. D. Donath, secretaris van Alk maar, hield in eene 12 December 11. gehouden vergadering van de Vereeniging van burgemees ters en secretarissen in Noord-Holland, ter in leiding eener gedachtenwisseling, eene rede over „het abattoir-vraagstuk" en gaf die thans iD het licht. De schrijver eindigt met de volgende stel lingen De oprichting van een openbaar slachthuis is niet slechts het eenige middel om tot eene doeltreffende vleeschkeuring te komen, doch moet bovenal onmisbaar worden genoemd om tot beter hygiënische toestanden te geraken met het oog op het verdwijnen van alle slacht plaatsen uit de kom der gemeente. Een behoorlijk toezicht op den hier bedoel den tak van den publieken gezondheidsdienst, bij art. 179 sub Ir. I der gemeentewet aan bur gemeester en wethouders opgedragen, is in ge meenten boven 7000 zielen met een dichtbe bouwde kom zonder abattoir niet mogelijk. Tegen het oprichten van een openbaar slachthuis bestaan voor het gemeentebestuur geene financieele bezwaren, omdat de daarvoor noodige uitgaven niet drukken op de belasting betalende ingezetenen, doch worden gevondeD door de toepassiDg van art. 254 der Gemeente wet. De lasten van een openbaar slachthuis druk ken uitsluitend op de vleeschverbruikers, die echter zonder abattoir evenzeer de lasten dra gen van even zoovele particuliere slachthuizen als er slagers in de gemeente zijn, welke laster in het eerste geval geenszins drukkender zijn dan in het laatste. In plaatsen zonder abattoir heffen de slagers, in de vleescbprijzen, als het ware elk afzon derlgk en ieder op eigen gelegenheid slacht- huisgelden, die mogen worden geacht in het algemeen hoog te zijn, dank zij eene alleszins verschoonbare coalitie van de gezamenlijke slagers in de gemeente. Er bestaat geen bezwaar het heffen van slachthuisgelden in bet algemeen belang van het slagersbedryf over te nemen door middel van te heffen rechten aan een gemeentelijk slachthuis, te minder omdat het nadeel, hetwelk de slagers daarvan ondervinden, van geringe beteekenis blijkt te zijn, als de voordeeleD, welke zij van een abattoir genieten, mede in de weegschaal worden gelegd. De schrijver zegt ten slotte het eens te zijn met den bekenden Miinchener hygiënist prof. Bollinger, die schreef„Men mag, zonder on rechtvaardig te zijn, beweren, dat ieder gemeen tebestuur, hetwelk in de mogelijkheid verkeert een slachthuis op te richten en dit nalaat, zich aan een ernstig verzuim schuldig maakt". In het betoog, dat aan deze stellingen voor afgaat, begint, zoo lezen wij in het overzicht, dat de Opr. Haarl. Crt. van dit vlugschrift geeft, de schrijver, na op het trouwens van zelf sprekend groot hygiënisch belang der te hebben gewezen, met in bet licht te stellen, dat het aanstellen van een voldoend aantal keurmeesters om in al de particuliere slachtplaatsen behoorlijk toezicht te houden en het vleesch te keuren, veel te duur is en dat dit toezicht toch nog altijd zeer gebrekkig moet zijn. Daarna komende tot de financieele zijde der zaak, vestigt hij allereerst de aandacht op hetgeen de ervaring leert, nl. dat de be lastingen er niet om behoeven te worden verhoogd en eene verhooging der vleesch prgzen daarvan niet het gevolg behoeft te zijn. Geene inrichting van openbaar nut dan juist een openbaar slachthuis kon beter voor zien in eene behoorlijke aflossing en de rente van het voor den bouw benoodigde kapitaal, zonder dat de vleeschprgzen daardoor eene verhooging ondergaan. In buitenlandsche steden met een betrekkelijk klein getal in woners werpt het abattoir, na aftrek van rente en amortisatie en bij normale vleesch prijzen, nog winst af. Hij staaft dit met statistieke opgaven en merkt voorts aan, dat dit alles trouwens in den aard der zaak ligt. Want, zoo het op- of inrichten van een gas fabriek, een waterleiding of telephoon een geheel onzekere zaak is, in zoover het niet van te voren bekend kan zijn of daarvan een met de aanlegkosten geëvenredigd gebruik zal worden gemaakt, bij een openbaar slachthuis staat de omvang van het bedrijf reeds van te voren vast, daar het aantal slachtingen in het nauwste verband staat met de bevolking. Van het oprichten van een openbaar slachthuis mag dan ook gezegd worden, meent hij niet ten onrechte, dat daaraan geen risico verbon den is, terwijl het de hygiënische toestanden verbetert en het vleesch niet duurder maakt. Hier en daar beproefden de slagers wel, na de oprichting van een abattoir, hooger prijzen te bedingen. Maar de prijs daalde spoedig tot het normale peil tengevolge van de concurrentie. Er is dan ook natuurlijk geen reden voor hen, om de vleeschprgzen te verhoogen. Thans immers brengen zij aan de verbruikers in rekening de kosten voor in richting en onderhoud van hunne slacht plaatsen en die voor aankoop en onderhoud van de in een slachtplaats benoodigde werk tuigen. En wat zal nu geschieden als de talrijke particuliere slachtplaatsen, in het be lang der openbare gezondheid, uit de kom der gemeente zijn verwijderd en hebben plaats gemaakt voor éen openbaar slachthuis? Dan zuilen door de slagers bij het vaststellen der vleeschprgzen geene gelden meer in rekening kunnen worden gebracht wegens kosten van aanleg en onderhond van even zoovele particu liere slachtplaatsen en alles wat daartoe behoort, doch dan treedt daarvoor in plaats het totaal rechten, welke aan het eenige gemeen telijk slachthuis worden geheven. Dit kan den vleeschverbruikers, uit een financieel oogpunt beschouwd, niet anders dan geheel onver schillig zijn. De meening van de slagers, als zouden de vleeschverbruikers met een abattoir Het moge waar zijn, wat J. H. K. in het N. v. d. D. schreef, dat het „een siDgelier ge not is te luisteren naar Augier's comedie No taris Guèriw, zich te verlustigen in den goeden en fijnen geest, over geestigheden van goeden huize, die telkens en telkens op ongezochte en natuurlijke wijze uit de gesprekken opspat ten" wij moeten eerlijk erkennen, dat onB dan "Woensdagavond een zeer groot deel van al die geestigheden, van dat genot is ontgaan. En wij gelooven zelfs dat meer dan de helft van de talrijke toeschouwers de schouw burg was op alle rangen dicht bezet met ons in hetzelfde geval verkeerde. Misschien dat het stuk, in het oorspronkelijke, door Fransche. acteurs vlug en levendig ge speeld, dien indruk kan maken. Maar ons scheen Het Woensdagavond vreeselijk lang dradig. Kwam dit soms omdat het onderwerp, waarover de geheele handeling draaide, ons te weinig belang inboezemde om daarnaar ruim drie uren te zitten luisteren? Alleen het laatste bedrijf paktede ontknoo- jring interesseerdede houding van den hoofd- meer moeten betalen dan zonder abattoir, acht de schrijver dus absoluut onjuist. Voor de slagers zelf moet, naar de schrijver aanmerkt, het gemeenschappelijk gebruik van één slachthuis op den duur financieel voordee- liger zijn, dan dat zij ieder een eigen slacht plaats hebben to onaei houden. Als algemeenen regel kan men veilig stellen, dat één groot slachthuis, hetwelk aan alle denkbare eischen voldoet, goedkooper in gebruik is dan een groot aantal kleine slachthuizen, al stelt men voor elk van deze ook geringe eischen. Voor de aan het abattoir geheven rechten, die de slagers, krachtens eene economische wet, op de consumenten verhalen, geeft de gemeente hun alles, waarin zij vroeger zelf hadden te voorzien. Zij kannen daarvoor be schikken over ruime en doelmatige slacbllo- kalen; zij hebben geen eigen stallen voor slachtvee meer noodigzij hebben geen onder houdskosten meer en zij genieten daarvoor nog van tal van voordeelen en gemakken, welke een naar de eischen der tgds iDgericbt Blachthuis kan aanbieden en welke in hunne eigene, tegenwoordige meestal gebrekkige slachtplaatsen met onvoldoende lucht en licht ontbreken. Op den duur moet dus, gelijk de schrijver zegt, voor de slagers zeiven een abattoir ook financieel voordeeliger zijn. Maar de schrijver erkent, dat het voor de Blagers, die de op lossing van het abattoir-vraagstuk medemaken, die den overgangstijd beleven, eene onaange name zaak is. Hun toestand is, naar hg aanmerkt, eenigszins analoog aan dien van de vroegere ondernemers van trekschuiten en diligences, met wier belaDgen de ontwikke ling der verkeersmiddelen geen rekening kon houden. Maar, zegt hij, het algemeen belang, hetwelk de gemeentebesturen bovenal geroepen zgn te behartigen, gedoogt niet om deze on aangenaamheid aan de slagers te besparen, zelfs dan niet al kon door hen worden aan getoond, dat zij inderdaad op de een of andere wijze directe schade zonden onder vinden. De gemeenschap mag aan dit parti culiere belang in geen geval de groote hygië nische voordeelen ten offer brengen, welke een openbaar slachthuis medebrengt. Nog doet hij uitkomen, dat de slagers zelf al wordt dit hunnerzijds nog niet algemeen begrepen het grootste belang hebben ingrijpen der overheid in deze. Zelfs de besten onder hen immers zijn zonder keuriDg buiten staat de deugdelijkheid van hnn koop waar in alle gevallen te controleeren. En aan onedele concurrentie wordt bovendien paal eD perk gesteld, daar aan de minder solide sla gers door de keuring aan een abattoir, zooveel slechts mogelijk is, word belet hunne kwade praktijken ten nadeele van het publiek en van solide slagers uit te oefenen. Tot zoover de Alkmaarsche schrijver, die ten slotte erop wijst, dat door de oprichting van een openbaar slachthuis eveneens de toe passing van humaniteitsbeginselen jegens dieren zal zegevieren. Het is al eenige jaren geleden, datdekweB- tie van een abattoir in ons midden werd be handeld en wel naar aanleiding van een be sprekiDg in den raad, in verband met eene op merking van den heer P. H. de Ligny, die zich een groot voorstander van zulk een abat toir toonde. Op de algemeene vergadering, 5 Sept. 1896 persoon, over wie vrouw en zoon gericht hielden, en die zijn plan met het landgoed La Valtareuse, waarvan hij zich zoo aardig meende meester te hebben gemaakt, in dnigen zag vallen, wekte de verdoofde belangstelling wêer op. En uitmuntend was het gedacht den hoofd persoon ten slotte geheel alleen met zgn hand langer achter te laten. Verlaten van alle eerlijke lieden, van zijne vrouw, die hij dertig jaar had geplaagd, en van zgn zoon, die in begrippen van eer en eerlijkheid zoover boven zijn vader stond, restte notaris Cruérin niets anders dan Brenudie in „vuile zaakjes" hem zoo goed terzij stond, Maar het genot, bij dat bedrijf gesmaakt, ook door het spel van alle medewerkenden, was wel wat duur gekocht door hetgeen voor afging. De „flirtende" mevrouw Lecoutellier en haar neef zgn aardige Fransche figuren, maar hunne belangen lieten ons kouden de redeneeringen van den notaris tegenover hen en tegenover den aan nitvinding-manie lijdenden Desronce- rets waren misschien heel belangrijk voor per sonen, die met zulke zaken hebben te maken, ons schenen zg meer in een roman dan in tooneelstuk op zijn plaats. Voor geen der personen konden wij eenige sympathie gevoelen. Om van den notaris, natuurlijk alles behalve aantrekkelijk was, niet te spreken, vonden wij mevrouw Cecile Lecou tellier al te luchthartig en weinig beteekenend. den ouden heer Desroneerets een te groot war hoofd, en kolonel Quèrin een in vele opzichten ons onverklaarbaar persoon. Moeder Quérin was een allerliefste goede vrouw, maar daarom nog geen figuur om mede te dwepen. Dit alles wil niet zeggen, dat zulke figuren niet bestaanIntegendeel, ze zgn er zeker. Maar daarom interesseeren zij ons niet zoozeer om zoo'n langen tijd naar hunne gesprekken te zitten luisterengesprekken, die, dit is zeker de fout van den vertaler, dikwijls alleB behalve uitmuntten door losheid. Neen, dan kennen wij van het „zoo interes sante oude repertoire" wel andere „pracht stukken." Of het goed gespeeld werd De heer Ternooy Apèl had eene eigenaardige figuur van dén notaris gemaakt. Zgn stem klonk ons echter te scherp. In huis tegenover ben, die hij tyranniseerde, moge dat bijtende, krijtende geluid te verdedigen zijn geweest, tegenover zgn cliënten dacht ons zachter, in nemender spreken beter. Of een notaris, zooals hg die uitbeeldde, veel praktijk zal gehad heb- te Middelburg gehouden door de Neder- landsche vereeniging voor gemeentebelangenheeft de heer Raupp, burgemeester van Roermond, eene verhandeling over dat onderwerp gehouden. De kwestie verdient echter zeker wel nu en dan eens van naderbij bekeken te worden. En vooral dunkt ons, dat daarbij in het oog moet gehouden worden de belangrijke, eertijds reeds gedane vraag, of in deze Middelburg V1 i a i n g e n niet de handen in elkaar kunnen slaandoor zoo zij eens tot op richting van zulk eene abattoir besloten dit gezamenlijk te doen en het gebouw te vestigen op een terrein, voor gezamenlijke rekening aangekocht en van uit beide gemeen ten gemakkelgk te bereiken. De afstand behoeft geen bezwaar te zijn; want de meeste Amsterdamsche slagers, die van het abattoir moeten gebruik maken, hebben heel wat verder afstand af te leggen dan hier en te Vlisingen het geval zou zgn. ij het overwegen van deze belangrijke zaak zal men vooral zijn voordeel kunnen doen met 3 regeling, te Roermond en te Aken gemaakt. In eerstgenoemde gemeente, die minder inwoners telt dan Middelburg, is men op het punt zulk eene inrichting te bouwen, of daarmee reeds bezig. Daarbij doet zich echter het eigenaardig verschijnsel voor dat, in tegenstelling met Alkmaar, de slagers met zulk een abattoir genomen zgn. Doch dit heeft zijn gegronde reden. Men is daar zoo verstandig om ook hunne belangen nog op andere wijze dan hierboven genoemd te behartigen. Zoo zal ieder slager daar een zg. ijskast ter zijner beschikking krijgen, waardoor hij in de gelegenheid is zgn vleesch maanden goed te honden. In dagen dat de veeprijzen laag zgn, heeft lij dus gelegenheid te koopen, en het vleesch te bewaren. Zulk een voordeel is niet licht te achten. Er zal later, wanneer wij iets meer weten omtrent de inrichting te Roermond en omtrent ervaring, die men daar met zulk een open baar slachthuis heeft, nog wel gelegenheid zijn, hierop nog eens nader te wijzen. Reeds is de mare tot mij gekomen, dat de i, dien wij vreezen als het vlammend zwaard, weggeroepen zal worden van Atjeh. „Allah bestiert alles naar zijn wil „De gouverneur te Kota Radja, die vroeger een boek heeft geschreven, hoe wij bedwongen kunnen worden, alsof dat mogelijk ware „de gouverneur, die zijn geschreven woord ook tot uitvoering is beginnen te brengen en die ons, de goedgezinden, terugdreef tot ver van onze landen en erven, en die aldus deed wat hij schreef in zgn slecht boek ,die gouverneur zal heengaan van Kota Radja en van Atjeh; een ander zal hem komen bewijzen, dat wat hij schreef en deed, even weinig beteekenis heeft als hetgeen Koning Éénoog weleer tot stand bracht. „En evenals toen zullen wij weer kunnen te voorschijn komen uit onze vluchtoorden en den oorlog hervatten met hoop en voorspoed. „Wie zou er nog durven twijfelen aan de goede gezindheid van Allah, wiens kinderen wij zijn „Wet uw klewang, giet kogels, oefent oog i hand „Weldra zullen wij weer een groot chandoerie slamat vieren, want Allah is Allah en Moham med is zijn profeet Een der Hollandsche bladen, die bijna alle het stuk als echt overnemen, merkt heel wijs hierbij op, dat in geen van de door zgn redactie ontvangen Indische bladen, ook niet in die van latere dagteekening dan het Bat. Nbld., melding wordt gemaakt van deze proclamatie! Wat zal men op het bureau van B.N. over die opmerking lachen! BEJfOEMUIGEM EWZ. Bij kon. besluit is aan A. M. van Drongelen, op verzoek, ontslag verleend uit zijne betrekking van notaris te Klaaswaal is benoemd tot rechter in de arrondissements rechtbank te Almelo mr A. Croockewit, thans kantonrechter te Den Helder; is de heer 3. H. RoelantB, arts, tegen 16 Jan. benoemd tot officier van gezondheid der 2de klasse bij de zeemacht zijn tegen denzelfden datum a. s., bij de Koninklijke Nederlandsehe marine-reserve be vorderd tot luitenant ter zee der 2de klasse, de adelborsten der lste klasse H. K. van der Goot en G. P. Baum, en tot adelborst der lste klasse de buitengewone adelborst J. de Koning is eveneens tegen 16 Jan. A. Klaassen, te Leeuwarden, benoemd tot bnreelambtenaar der 3de klasse van den rijkswaterstaat. Eene welgeslaagde mystificatie. Proclamatie van Toekoe Oemar!? Het Bat. Nbld. bracht als St. Nieolaasver- rassing de volgende „proclamatie van Toekoe Oemar aan de Atjehers," zooals die aan het blad uit Poeloe Lam Oeloe zou zgn toegezon den. De inhoud ervan is de volgende „U allen, die de kaffirs kwaadwilligen aar die voor Allah de eenig goedgezinden zijn, in Atjeh, kom ik hoop en troost in het hart storten. „Veel was door de Atjehers gezondigd; zwaar heeft daarom de bestraffende hand van den Alziende ons getroffen. „Maar nu is de boete aangezuiverd. „Allah, die de dapperheid der Hollanders ge bruikt heeft om ons te kastijden, laat hen nu weer door hun domheid beheerschenons is de verademing, de hoop. Wee hem, die ge twijfeld heeft! DE ZAAK-HOCERHUIS. In de Staatscourant van heden (Donderdag 5 Januari) is opgenomen het door den. minis- ter van justitie, daartoe door H. M. de Konin gin gemachtigd, openbaar gemaakte verslag van den procureur-generaal bij het gerechtshof te Leeuwarden, en het advies van dat gerechts hof betrekkelijk requesten om gratie ten be hoeve van de gebroeders Hogerhuis. Blijkens het rapport van den procureur- generaal, mr F. J. Noyon, heeft deze breed voerig behandeld de twee volgendejvraagpunten le. had de rechter, toen hij zijn veroordeelend vonnis wees, voldoenden grond om de schuld der beklaagden aan te nemenen 2e. zoo ja, lijn er na de veroordeeÜDg feiten gebleken, die een nieuw licht op de afgelegde getuige nissen en hunne waarde werpen? De beant woording dier vragen heeft den heer Noyon geleid tot deze conclusie: gen Tenzij hij alleen was, in eene groote om geving, misschien welmaar andersVer trouwen inboezemend scheen de man ons alles behalve Het spel van den heer Ternooy Apèl was overigens uitmuntend en in alle onderdeelen goed doordacht. De heer Van Kuijk had een prachtigen kop gemaakt en speelde als Desroneerets voortref felijk; mevrouw Schwab was als Cecile niet minder goed, soms o. i. minder natuurlijk, en zal zeker menige dame onder het publiek stof gegeven hebben tot een gesprek over hare keurige en smaakvolle toiletten. De heer A. Faassen jr had een ondankbare rol, waarvan hg zich goed kweet. Eerst in het laatste bedrgf hadden mevrouw Kleg hg gelegenheid om eens goed uit te komen; eu dat deden zg dan ook. De heerH. Schwab speelde beschaafd en mej. Amelung deed haar best. Deze voorstelling heeft voor de zooveelste maal bewezen, dat de gevoelens over tooneel- stukken hemelsbreed verschillen en men tegen over beoordeelingen uit andere bladen steeds eenige reserve in acht moet nemen. Wij gelooven ten minste niet dat het publiek Woensdagavond onzen schouwburg verliet „met het gevoel van een verheffende ontspan ning te hebben genoten", wat de Arnh. Crt ons voorspiegelde. Daarvoor was het geheel te gerekt. Het applaus was matig en verre van warm. Een klein ongeval met een kast, die erg wankel stond en omviel, doch die door mevr. Kleij werd tegengehouden wy hopen zonder haar te deeren gaf, evenals het sluiten van een deur die open moest zyn, aanleiding de gevatheid van haar en den heer Ternooy Apèl te bewonderen. Trouwens, zulke veteranen op tooneelgebied laten zich niet door slordigheden of fouten van hen, die met de tooneelzetting belast zgn, van bun stuk brengen. Maar aan genaam zyn zulke voorvallen niet. Het publiek geraakt allicht uit de stemming. Bij de tegenwoordige temperatuur had men de kachels in den schouwburg heel wat minder kunnen stoken. De beneden-bezoekers hadden het overwarm; hoe zullen dan de boven-zitten- den het gehad hébben J

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1899 | | pagina 1