MIDDELBURGSCHË COURANT. N'. 3. 142* Jaargang, Woensdag 4 Januari. 1899; Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. PrijB, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franco p.p., 2.— Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. Thermometer Middelburg 3 Jan. 8 u. vm. 39 gr. 12 u. 44 gr., r. 4 u. 40 gr. F. Verw. matige N. wind. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór één uur aan het bureau bezorgd zijn. Advertentiën: 20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 17 regels 1.50; elke regel meer 20 cent. Reclames®40 cent per regel Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Prospectussen daarvan zijn gratis aan het bureau te bekomen. AgentenZ Te Z; rikzee: C. de Mooij; te Tholen: W. A'. van .huijzen; te Terneuzen; M. de Jonge. Kanaal Terneuzen-Gent. (Ingezonden.) In den Gemeenteraad van Gent is in de laatste maanden herhaaldelijk geklaagd over het niet uitvoeren der planneD van het nieuwe kanaaldeel en de nieuwe sluisen aan de Nederlandsche regeering wordt her haaldelijk een verwijt daarvan gemaakt zelfs zijn er die beweren, dat de Ned. regeering met opzet de zaak tegenhoudt. In het begin heeft Gent's Burgervader den handschoen voor het Ned. gouvernement opgenomen. Thans ia ook hij van meening veranderd en het college van Burgemeesters en Schepenen heeft zich, zooals in de laatste raadsvergadering werd medegedeeld, met eene klacht tot den Minister De Brnijn gewend. Een der raadsleden meende dat de Neder landsche regeering de uitvoering der werken ophoudt ter wille van Rotterdam, omdat uitbreiding van den handel van Gent nadeel zal berokkenen aan onze grootste handels stad. Ia hoever al de beschuldigingen waarheid bevatten, is moeillijk na te gaanmaar ze zijn zeer opvallend, daar men nu in België zelf meent dat door het nieuwe werk Nederlandsche belangen zullen worden geschaad. Dit is eene geheel andere voorstelling dan by de behandeling der overeenkomst in de Tweede kamer werd gegeven. Dat toen niet op de belangen van Ter- neuzen is gelet, evenmin als op die van Sas van Gent en verschillende polders, al thans dat men daaromtrent veel te optimis tisch oordeelde, is reeds vroeger gezegd. De Belgen hebben er slag van veel te verkrijgen en weinig te geven. Het Gentach gemeentebestuur wil nu een anderen weg op. Het wil n. m. eene ver binding op Belgisch grondgebeid van bet kanaal naar Terneuzen met de haven van Heyst. Van die haven kunnen zij veel genoegen beleven, naar gezegd wordt. Achter het aandringen op deze verbinding met de zee, zal dan ook wel iets anders schuilen dan men zegt. Wat wij thans reeds van tijd tot tijd uit België vernemen, wettigt in alle deelen het vermoeden van velen, dat, zoodra het ont worpen werk eenmaal is uitgevoerd en daar door ook groote schepen Terneuzen kun nen bereiken, de Gentenaars en ook de Antwerpenaars zullen klagen en vragen „Maar hebben we nu zooveel millioenen ge geven om ook Terneuzen te bevoordee- len Terneuzen doet Gent en Antwerpen de concurrentie aan. Dat mag en dat kan niet. Gent gaat er onder, Antwerpen lijdt groote schade, enzoovoorts." En dan zal de Belgische regeering niet achter blijven, om aan het beetje handel van Terneuzen allerlei moeilijkheden in den weg te leggen. Zij is daarmede reeds in het vorige jaar begonnen. Terneuzen zou wellicht in den aanvang ook veel voordeel van de grootere sluizen enz. hebben en enkele expediteurs zijn dan ook groote voorstanders van het werk. Maar de Belgische regeering zou er spoedig een eind aan maken. Een expeditiekantoor is dan gemakkelijk naar Gent of Antwerpen overgebrachtdoch Terneuzen zit met al zijn werklui. Het is en blijft daarom steeds vreemd dat vóór de aanneming van de overeenkomst met België geen enkele waarborg niet zoo maar een belofte van een minister geëiBcht, dat de belangen van Terneuzen niet zullen worden geschaad. Terneuzen 2 Januari 1899. Wij zeiven wezen daarop nommer van 28 Dec. in ons opstel, onder het opschrift Wederzijds Middelburg 3 Januari. De zaak Hogerhuis. De bekwame en algemeen als zoodanig erkende prof. D. Simons, het vroegere lid der Amster damsche balie, bekend om zijne scherpzinnige welsprekende verdediging in strafzaken, heeft, op nitnoodiging van de redactie van De Ghids, in de Januari-aflevering de zaak- Hogerhuis behandeld. De toedracht dezer zaak zal in algemeene trek ken den meesten onzer lezers wel bekend zijn voor deze verwijzen wij, zoonoodig, naar het artikel zelf. Wij willen hier slechtB de critiek, de dedeelen waaraan de boogleeraar kwesties van beleid, enkele twijfelachtige détails onderwerpt. Allereerst verdedigt prof. Simons den presi dent der Leeuwardensche rechtbank tegen de bescbnldiging, dat hij door Baitsma, den eersten getuige, er op te wijzen, dat alleen zijne ver klaring voor den rechtbank en niet de ver schillende verklaringen van het voorloopig onderzoek gelden zouden, dezen zou hebben willen overhalen zijne laatstevoor de Hoger- huizen bezwarende verklaring te handhaven. Daarentegen herhaalt prof. Simons hier, wat hij in het Paleis van Justitie reeds geschreven heeft, dat de rechtbank ten onrechte geweigerd beeft, de moeder en de zuster van den be klaagden, wier verhoor onder eede door den officier geweigerd werd, buiten eede te hooren. Getuigen buiten cede te hooren ten nadeele van beklaagden kan een bezwaar zijn, omdat de rechter dan spoedig gevaar loopt verkla ringen, die tot het wettig bewijs niet mogen medewerken, toch op zijn overtuiging van invloed te doen zijn. Doch voor omstandig heden, die strekken ter ontzenuwing van de beschuldiging, is de rechter in het vestigen zijner overtuiging vrij en niet aan eenig wet tig bewijs gebonden daarbij mag den beklaagde geen middel van verdediging, dat de wet toe laat, worden onthoudenaan den rechter de taak om de waarde van dat middel naar zijne overtuiging vaat te stellen. Doch evenals ieder meent prof. Simons, dat het wettig bewijs aanwezig was. Ook het Hof verklaarde dat, na de drie hoofdgetuigen op nieuw gehoord te hebben en prof. Simons wijst erop, dat bij de behandeling in cassatie voor den Hoogen raad alleen wordt nagegaan of de rechterlijke uitspraak is gewezen in over eenstemming met de wet en met inachtneming van de bij de wet gestelde voorschriften omtrent procesgang en bewijsvoering, niet beslist omtrent feiten of schuld. Prof. Simons deelt thans mede, hoe de twij fel aan de schuld der veroordeelden ontstaan de beschuldigingen tegen anderen, berus tende op buitengerechtelijke bekentenissen, waarop echter de justitie niet inging. Prof. Simons zegt„Ik acht het in de hoogste mate waarschijnlijk, dat wanneer eene vervolging tegen Van Dijk en de beide andere beschul digden ware ingesteld geworden, de uitslag andere geweest zou zijn (dan die in de onlangs te 's Gravenhage behandelde Rotter - damsche inbraak-zaak vrij spraak van de nieuwe beklaagden) en de zaak der drie broe ders Hogerhuis er niet door zou zijn gebaat". Vervolgens de vraag of Haitsma had moeten worden vervolgd wegens meineed. Prof. Simons noemt de kans op een veroordeeling in dezen zeer gering en duidt het den officier niet euvel dat hij, beslist overtuigd van de vrijspraak van Haitsma, niet van rechtbank en hof een uitspraak vroeg, die zijne verantwoordelijkheid zou gedekt hebben, maar die zelf droeg. Bo vendien hadden de moeder en zuster van de Hogerhuizen een klacht tegen Haitsma kunnen indienen. Zij, en ook mr Troelstra, hebben dit niet gedaan en prof. Simons kan zich dit zeer goed verklaren, omdat de beslissing der rechtbank te voorzien was en niemand zich en zijn zaak gaarne blootstelt aan een noodelooze nederlaag. Uitvoerig bespreekt de schrijver de, op last van den minister van justitie openbaar ge maakte, beschikking van den officier van justitie na een nieuw onderzoek. Op verschillende pun ten kan de schrijver met de redeneering van den officier niet meegaan. Twijfelachtig blijft hem de mogelijkheid van den sprong door het venster; de verklaring van den officier, dat Haitsma, door vrees gedrongen, Wiebren Hoger huis na de inbraak weer in huis liet slapen, bevredigt den hoogleeraar niet, maar hij geeft toe dat de onwaarheid van Haitsma's verkla ring, laat staan zijn kwade trouw, niet is ge bleken. Dat de Officier niet mededeelde, 1 wist dat het lantaarntje, op de plaats van de inbraak gevonden, aan de Hogerhuizen toebehoorde, betreurt prof. Simonsde beken tenissen, die anderen zouden hebben afgelegd en die de officier beschouwt als eenvoudig ten doel gehad hebbend de justitie te misleiden, blijven hem „een raadsel in deze aan raadselen zoo rijke zaak". Wat eindelijk de aanwijzingen, voor de schuld der Hogerhuizen aangehaald, betreftèn ieder afzonderlijk, èn in onderling verband en samen hang zijn ze naar prof. Simons' meening van weinig beteekenis. Wat is dan des hoogleeraars overtuiging omtrent schuld of onschuld der Hogerhuizen? Ziehier „Mijne opvatting, die ik in Juli verdedigde dat de onschuld der Hogerhuizen niet is ge bleken, is evenmin veranderd als mijne mee ning, dat twijfel aan de Bchuld der veroor deelden allerminst onbestaanbaar is. Ik heb in het voorafgaande nojf een&aal licht en schaduw tegenover elkander geplaatst en den lezer, hoop ik, de gelegenheid gegeven zich zelf een indruk te vestigen. Eéne overtuiging staat wel bij mij vast. Er bestaat in deze hoogst ernstige zaak geen redelijke grond aan bewuste partijdigheid van onze rechterlijke ambtenaren te gaan gelooven. Ik cursiveer het woord „bewuste", want ik erken volko men, dat na al het gebeurde by de Leeuwar densche justitie niet meer te denken is aan zoodanige onbevangenheid als noodig is voor het vellen van een volkomen objectieve, absoluut onpartijdige uitspraak. Maar dat zij de waarheid zou zien en haar niet zou willen zien; dat zij naar middelen zou zoeken om de waarheid te verhinderen zich baan te bre ken dat zij zou zijn geworden de verdedig ster van eene zaak, die zij als «wak kent, maar die zij niettemin ter wille van haar eigen eer zou willen redden, dat weiger ik te gelooven en ik vind geen grond, die zulk een vonnis zou vermogen te rechtvaardigen." Ook de procedure tegen die beklaagden, terechtstaande wegens beleediging van Allard Dijkstra, wordt in het artikel van prof. Simons besproken. Dat hier niet had kunnen worden vervolgd wegens smaad, is de schrijver niet eens. Doch dit zou in zoover niets veranderd hebben, als naar de meening van prof. Simons een onderzoek naar de waarheid niet door het algemeen belaDg zou kunnen zijn gerecht vaardigd. Aan het slot van zijn duidelijk en belangrijk opstel spreekt prof. Simons de hoop uit, dat spoedig het wetsvoorstel der vgf kamerleden tot wijziging van het wetboek van strafvor dering zal worden behandeld en aangenomen. Draagt dit voorstel eenigszins het karakter van een gelegenheidswet, dit is „de schuld van de wetgever, die aan zijn plicht tot wets herziening, waarvan de Juristen-Vereeniging reeds een kwart eeuw geleden de wenschelijk- heid uitsprak, door een sterk sprekend geval moest worden hernieuwd." ,Het voorgestelde ontwerp is in beginsel juist," zegt de schrijver; „de verheffing er van tot wet is een zaak van dringende urgentie." ,Kan rechtmatig gerezen twijfel, in welke richting dan ook, opgelost worden door een wettig middel, door een onderzoek van aan de zaak vreemde, dus ook objectiet volkomen onpartijdige rechters, dan mag dat onderzoek geen dag langer uitgesteld worden dan onvër mijdelijk noodzakelijk is. Het nieuwe jaar brer.ge ons zoo spoedig doenlijk de wet telijke regeling, welke de herziening van het tegen da gebroeders Hogerhuis gewezen arrest zal mogelijk maken. Aan den Hoogen Raad dan het oordeel of de later geble ken omstandigheden die herziening kunnen rechtvaardigen. Voor dat oordeel, dat niet lichtvaardig zal worden gegeveE, zal ieder zich hebben te buigen, ook dan wanneer het zijne anders mocht luiden. Eene rechtspraak, die allen bevredigt, die allen twijfel buitensluit, is een illusie. Wat Jupiter niet kon, kan onze rechter evenmin." (Hbld.) BENOE9HNGEAI ENZ. Bij kon. besluit zijn August Belinfante, hoofd van de firma Gebrs. Belinfante, uitgevers te 's Gravenhage, en dr H. D. Tjeenk Willink, uitgever te Haar lem, benoemd tot ridder in de orde van Oranje- Nassau is tegen 16 Jan. de kapitein H. F. L. van Hoorn Janssen, van het lste regiment vesting artillerie, op zijne aanvrage, op pensioen ge steld, f 1275 's jaars, en hem de rang ver leend van majoor is de officier van gezondheid der late klasse op non activiteit R. C. K. Ilcken, van het per sei van den geneeskundigen dienst der landmacht, tegen 1 Febr. op pensioen gesteld voor den tijd van één jaar en tot een bedrag van f 650 zijn benoemd tot commies der posterijen en telegraphie van de 4de klasseM. W. Bos, J. Slothouwer, K. E. A. Vries en J. de Wit, allen thans surnumerair der is benoemd tot district-inspecteur der spoor wegdiensten C. C. van 't Groenewout, civiel- ingenieur te 's Gravenhage is aan den commies der telegraphie van de lste klasse W. J. Bierlee, op verzoek, eervol ontslag verleend uit 's rgks dienst is de heer mr Ch. F. Pahud de Mortanges, met den titel van adjunct commies, aangesteld als ambtenaar voor de zaken der Nederlandsch- Indische weeskamers by bet departement van koloniën, terwijl hem met denzelfden datum eervol ontslag is verleend uit zijne betrekking van adjunct-commies bij genoemd departement benoemd tot adjunct-commies bij het departement van koloniën, de heer mr H. L. Incasseeren door de Post. Onder de Rotterdamsche kassiers circuleert in adres aan de Tweede Kamer, waarin ge wezen wordt op de belangrijke vermeerdering der door de postadministratie aan wissels, qui- tantiën en assignatiën geïncasseerde bedragen. In 1889 werd een bedrag geïncasseerd van f 3,819,605, in 1897 een van f 27,487,845. Deze vermeerdering wordt toegeschreven aan het door de postadministratie te laag gestelde invorderingsrecht. In het adres wordt er voorts op gewezen, dat het wisselbetalend publiek de tusschen- komst van den staat als kassier niet verlangt. Aan het slot zeggen adressanten, dat zij het wenschelijk achten het daarheen te leiden, dat de staat zich voortaan uitsluitend zal belasten met het incasseeren van wissels op die plaatsen, waar geen kassiers gevestigd zijn, en dus hieriD door particulieren niet voldoende kan worden voorzien. Voor het geval dat dit verzoek niet voor inwilliging vatbaar mocht zijn, verzoeken zij het in vorderingsrecht zoodanig te wgzigen, dat staatsbemoeiing in deze geen nadeel voor de schatkist oplevert, het met de incasseerin- gen belaste personeel voldoende kan worden beloond, en aan de kassiersinstellingen geen doodende en onnoodige concurrentie wordt aangedaan. Volkstelling. De minister van binnenlandscbe zaken heeft, het gevoelen gevraagd van de commissarissen der Koningin over een door de centrale com missie voor de statistiek, ingevolge door zijn ambtsvoorganger in Mei 1897 tot haar gerichte uitnoodiging, uitgebracht advies omtrent de inrichting der in 1899 te houden achtste al gemeens volkstelling. Onder anderen moet de genoemde commissie overtuigd zijn van de wenschelijkheid, om de volkstelling, evenals in 1879 en in 1889, te doen houden op den 31n December, en om ook nu weder eene beroepstelling aan de volks telling te verbinden. Da inspecteurs van het geneeskundig staats toezicht en van den arbeid en de besturen der Vereeniging voor de staatshuishoudkunde de statistiekder Ned. maatschappij tot bevordering der geneeskunstder Ned. maat- ppj tot bevordering van nijverheid en der Vereeniging tot bevordering van fabrieks- en handwerksnijverheid in Nederland zijn voor af door de commissie gehoord. Ontwerpen van verschillenden aard zijn bij it advies der commissie gevoegd. die al eenige malen met de justitie kennis hebben gemaakt, zijn weer naar het huis van bewaring te Middelburg overgebracht. UIT STAD EN PROVINCIE. Bij de heden in de rijschool te Mid delburg gebonden verplichte keuring van dekheogBten waren 9 dieren aangebracht. Alle werden goedgekeurd, als zgnde niet behebt met gebreken, geroemd in het Provinciaal reglement, niettegenstaande, volgens het >elen van onzen berichtgever, minstens 50 hunner in de fokkerij meer kwaad dan goed kan doen wegens slechten bouw, stand Uit Vlissingen. Aldaar ontstond heden morgen in een beneden woning in de Vlamingstraat, bewoond door F. F., door het omvallen van een brandende petroleumlamp, die op een tafeltje vóór de bedstede stond, brand in die slaapgelegenheid, waarin vrouw F. ziek lag. Met haar waren alleen te huis een zoontje van tien en een dochtertje van zeven jaren. Door spoedige hulp van de bovenbuurvrouw De J. werd vrouw F. uit bed gehaald, in deken gewikkeld en bij een nevenbuur gebracht, terwijl door inmiddels bijgekomen hulp van anderen de brandende stroozak uit huis ia verwijderd en de binnenbrand door het werpen van water gebluscht werd. De schade is niet groot. Door de politie in die gemeente is proces verbaal opgemaakt tegen twee werkvrouwen, die, belast met het schoonmaken van school B, elk een emmer steenkolen hadden ontvreemd. De jongens, van wier arrestatie wegens ont vreemding van een paar bottines in ons vorig nommer melding is gemaakt het zijn zekere J. C. S., oud 15 en F. H. G., oud 18 jaren, heb ben zich daarna weder schuldig gemaakt aan diefstal van twee revolvers uit den wapen winkel van den heer Van O. te Middelburg en aan diefstal van 2 flesschen Madera en een tarwebrood uit een koffiehuis te Vlissingen. Deze twee, niet veel goeds belovende jongens, Uit Goes schrijft men ons Ik weet niet hoe 't elders is gesteld, maar 't zal wel overal zijn als hier: een algemeene klacht over „sjechte tgden". Ieder klaagtde winkelier, dat de klanten geen geld meer durven uitgeven (waarin dus stilzwygend ligt opgesloten, dat die klanten geld hebben), de kasteleins, dat men niet meer uitgaat, enz., enz. De tyden zijn slecht, en daarmee is alles gezegd. Van Houten's reclame van zijn cacao is niet zoo algemeen verbreid als de klaagtoon over „slechte tgden". In winkels, depóts, café's is 't „een dooie boel". Wel mogelijk, zouden wij zeggen, dat de tijdsomstandigheden zoodanig zijn, dat do men- schen ten opzichte hunner portemonnaie wat meer conservatief zijn geworden wel moge lijk want naar buiten blijkt daarvan niet veel. Om maar iets te noemensteeds worden nieuwe winkels gebouwd en bestaande uitge breid en prachtig gemaaktbewijst dat stil stand van zaken, achteruitgang, „slechte tijden"? 's Zondags bij de pantoffel-parade der dienst boden, kan men o. a. van die „slechte tijden" ook al niet veel merken. Dames- keuken- en werk meiden zijn ook hier geen zeldzaamheidhet zien daarvan herinnert my aan eene opmerking van een helaasoverleden geacht en gefortu neerd ingezetene, dat hg vaak niet wist of hij zijn dochters dan wel zgn dienstboden tegen kwam. Nu, waarschijnlijk koopen die gedien stigen bun „Zondagscbe spullen" wel niet Au Printemps of in de Louvre, maar wel degelijk bij de winkeliers te dezer stede. Maar waar men bij deze algemeen verbreide klacht vooral op te letten heeft, is op het aantal fietsen. Of kosten die mogelgk geen geld? En als ze wel geld kosten, waar haalt dan de winkelier de middelen van daan, om voor bet uitsluitend plezier van zgn gezin éen of twee fietsen aan te schaffen Die uitgaaf zal door ieder verstandig winkelier toch van zijne winst worden atgenomen. En met het oog daarop zou men mogen vragen ernst of korstwyl met die klacht over slechte tgden Klagen zit tegenwoordig in de lucht; allen klagen over alles. Welke Pasteur vindt het serum uit om de klagers tegen dat aanhoudend klagen in te entenwie doodt den algemeen verspreiden klaag bacil Of zou het remedie ook kunnen zynwat- uiinder-booge-eischen-st ellen-voor-zich zelf Zou daarmee 'tniet mogelijk worden eene andere qualifleatie voor deD tegenwoordigen tyd te krijgen Terwijl Oudejaarsavond te St. Maar- n b d g k een alleen wonend persoon in de kerk was, wisten ongewenschte bezoekers zich ioor verbreking van het slot aan de buiten deur toegang te verschaften tot zijn woonkamer, waar zij een kastje openbraken, doorsnuffelden en verder inzage namen van een kistje, dat op dat kastje geplaatst was. Hierna verwij derden zij zich met een bedrag van 35 gulden, n bedoeld kistje geborgen. Misschien waan den zy zich niet langer veilig, of bemerkten zij niet dat er op den bodem van het kistje onder eenige papieren nog twee gouden tien tjes lagen. Deze bleven ten minste onaange roerd. De dader of de daders zgn onbekend. Als iets bijzonders, meldt de berichtgever dat de politie „ijverig" in de weer is ze te zoeken. Zon hij dan meenen dat de politie stil moet zitten Ons dunkt het niets meer dan een staaltje van haar plicht dat zg, als er wat te doen is, dit doet met yver en toewgding. Men be- leedigt haar door iets anders te vermoeden. Al zulke niets zeggende mededeelingen, ook o.a. wanneer er een dader of iets, dat gestolen is, werd ontdekt de verzekering dat dit te denken is aan „den ijver" van dezen of genen ambtenaar, moest men toch eens weglaten. Wij wezen er al meermalen op, dat in zulke daden niets verdienstelijks is gelegen. Een ieder is in de wereld om zijn werk goed te doen. Er is dus hoegenaamd geen verdienste in het betrachten van zyn plichten wg be- grgpen niet waarom nu juist ambtenaren van politie of justitie in de hoogte gestoken moe ten worden, boven andere menschen, die in alle stilte hun weg gaan, trouw en gverig hun plicht doen en toch ook wel eens moeie- lijkheden ondervinden. Als berichtgevers dien wenk nu eeDS ter harte willen nemen, bewgzen zij èn de politie èn ons een dienst. Blijkens te Gr o ed e gedane waarnemin gen in December jl. viel in die maand 49.2 mK. tegen tegen 904 mM. in Pewmber 1897,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1899 | | pagina 1