N°. 303.
141" Jaargang,
1898;
Zaterdag
24 December.
Aan boord van onze schepen.
middelburgs™ courant.
Deie courant verschijnt dagelijks, met uitzondering ran Zon- en Feestdagen.
Pry's, per kwartaal, zoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franee p„p., t,—
Afzonderlijke nummers kosten 5 cent.
Thermometer
Middelburg 23 Dee. 8 n. vm. 29 gx. 12 u 35 gr.,
ay. d u.32 gr. F. Verw. zw. Z. W. wind.
AdvertentiSn voor het eerstvolgend
nummer moeten des middags vóór éên uur
aan het bureau bezorgd rijn.
AdvertentiSn: SO cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en
Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50elke regel meer 20 cent. Reclames 40 cent per regol
Groote letters naar de plaats die *g innemen.
AdvertentiSn bij abonnement op voordeelige
voorwaarden. Prospectussen daarvan rijn gratis
aan bet bureau te bekomen.
Agenten!
Te YlissingenC. N. J. de Vet Mestdagh t
Goes: A. C. Bolltjït, firma Wed. de Jonge.
Wij willeu nu aannemen, dat, zooals de
minister van marine verleden Zaterdag in
de Tweede Kamer heeft gezegd, bet houden
van godsdienstoefening aan boord van onze
oorlogsschepen een ernstige zaak is, te ernstig
om het niet van eene oogenblikkelijke op
welling te laten afhangen of een schepeling
al dan niet aan de oproeping tot het houden
daarvan zal gevolg geven. Maar dan wordt,
naar onze meening, de ernst daarvan zeker
niet verhoogd door de aanwezigheid van
onverschilligen, die niets gevoelen voor bet
geen er bij zulk eene gelegenheid wordt
gezegd, gelezen, gebeden of gezongen.
Dat kan, dunkt ons, zelfs door de grootste
voorstanders van zulke oefeningen, niet
worden tegengesproken.
Wij hebben zeiven nooit eene dergelijke
„ernstige" plechtigheid bijgewoond; maar
wat wij zoo nu en dan daaromtrent vernamen
of lazen, heeft ons nooit een hoogen dunk
van dien ernst gegeven. Wij herinneren
ons o. a. nog, en menige lezer van ons
blad zeker evenzeer, een schets, daarvan
geleverd in het Algemeen Handelsblad, nog
geen jaar geleden. En daaruit bleek
hoe weinig stichtelijk zulk een bijeenkomst
is en hoe weinig geschikt de voorbereidselen
daartoe zijn om tot ernst te stemmen.
Dat ligt, dunkt ons, ook in den aard
der zaak.
Al wat, vooral in eene kleine omgeving,
bij order wordt gecommandeerd, en op vaste
tijden terugkeert, geeft zoo licht aanleiding
tot sleur eu gewoonte, die betere gevoelens
verdooven.
En dan, bet preeken is niet ieders werk
Onder ben, tot wier bijzondere taak dit,
krachtens hun maatschappelijke betrekking,
behoort, zijn er zelfs zeer velen, die totaal
den slag missen om dit onderhondend, stich
telijk, gemoedelijk, aangenaam te doen.
Bovendien, aan boord heeft menpersoneD
van allerlei gezindten, tot wie het zeer
lastig is een woord te spreken, dat hunne
kerkelijke gevoelens bevredigt.
Wij begrijpen dat de overheid, vooral op
een schip, zoo goed en zoo kwaad als
't kan, de gelegenheid wil geven een kerk
dienst by te wonen, maar waarom strekt
zij ook niet bare zorg uit tot andere samen
komsten aan boord, die even stichtelyk,
even goed, even nuttig, even verheffend,
misschien nog veel veredelende! kunnen
wei ken dan eene vervelende preek, op
weinig onderhoudende wyze voorgelezen
Er zijn b, v. allicht aan boord een cf
meer officieren die aan muziek doen. De
een speelt viool, de ander piano. Wat een
genot moet het zijn, wanneer zij van hun
heerlijke kunst de manschappen laten ge
nieten. Dat kennen vele olficieren ten minste*,
daarvan zyn ze beter op de hoogte dan van
het leiden van een godsdienstoefening,
waar by tusscben profanie en ernst slechts éen
schrede is.
Welnu, waarom zou men niet bijeenkom
sten houden, waarop zulke bydragen ten
beste worden gegeven
De manschappen zonden uit eigen be
weging wel komen luisteren.
Dwang of zelfs drang, bij wyze van eene
vingerwijzing van hoogerhand, tot by woning
daarvan zouden wy misplaatst achteneven
Zy werd door ons overgenomen in ons
nommer van Maandag 16 Mei 11., by gelegen
heid dat wy aan dezelfde kwestie een opstel
hadden gewijd en opkwamen tegen de bewering
der redactie van De Standaard, die o. a. schreef
„Men moet zeggenEr wordt huiselyke gods
dienst gehouden. Dienst is het dat ge er bij
zyt. En alleen die verklaart gemoedsbezwaren
te hebben, wordt van dien dienst door den
commandant ontslagen."
Wy vestigen op die beschouwing onzerzyds
in 't bijzonder de aandacht der redactie van
het weekblad De Amsterdammer. Zy zal daaruit
zien dat het waarlijk niet de eerste maal is dat
wy omtrent dit punt ons gevoelen hebben
gezegd, een gevoelen, dat steeds onverzwakt
en onveranderd is gebleven.
Hare schampere opmerking dat liberale bladen
in deze zwegen, omdat het bier by slechts de
mindere manschappen geldt, heeft dus te£
over ons allerminst zin; en houdt, gelooven
wy, zelfs in 't algemeen geen steek. Red.
zeer als by z. g. godsdienstoefeningenmaar
waarom dan nu bijzonder voor de laatste
zoozeer zich geïnteresseerd, op gevaar van
misverstaan te worden of moeilykheden in
het leven te roepen.
Men heeft nu reeds gezien hoe licht een
order van hooger hand aanleiding geeft tot
ongeoorloofde pressie.
Het geval is bekend: Aan boord van
een Harer Majesteits oorlogsschepen zou
godsdienstoefening worden gehouden. Een
der officieren verzocht den commandant van
het bywonen daarvan te worden vrijge
steld. De commandant vroeg motiveering
van dat verzoek, waarop het antwoord
volgde van den bedoelden officier dat hij
atheïst was en dat het hem dus tegen de
borst stuitte om een godsdienstoefening by
te wonen. Echter vond de commandant
geen vryheid om op dezen grond vrijstelling
te verleenen.
Het bleek dat, behalve deze officier, nog
een paar andere officieren, benevens acht
matrozen, bezwaar hadden tegen het by
wonen der godsdienstoefening.
Alle dezen woonden daarop den kerkdienst
by onder protest.
De minister verklaarde, dat dit bericht in
allen deele volkomen met de waarheid
overeenstemt.
„Van my is," zeide by, „een order uitge
gaan dat 's Zondags aan boord godsdienst
oefening zal gehouden worden, en dat zij,
die daartegen bezwaren hebben, die ter be
oordeeling moeten kenbaar maken by den
commandant.
Ik heb van den betTokken commandant
door tusschenkomst van den directeur en
commandant, onder wiens bevelen hy staat,
rapport gekregen over hetgeen volgens ge
noemd courantenbericht gebeurd is en daar
uit heb ik begrepen, dat mijn order niet
duidelijk genoeg is geweest, wat betreft de
door mij bedoelde bezwaren. Daarom heb
ik onverwyid een order uitgevaardigd tot
nadere toelichting van wat onder die be
zwaren behoort te worden verstaan, name-
lyk dat tot die bezwaren behooren gerekend
te worden het niet behooren tot eenig kerk
genootschap of het hebben van eene gods
dienstige overtuiging, welke geweld zou wor
den aangedaan door het aanhooren der
leerrede.
Naar ik meen, zijn daardoor alle moeilijk
heden opgeheven.
De heer Kerdijk verlangt echter meer,
namelijk dat, wanneer de klok geluid wordt
voor het houden van kerk, slechts zij daar
aan gevolg behoeven te geven, die daartoe
lust gevoelen.
Daarin kan ik den heer Kerdijk niet ter
wille zyn.
Er moet orde zijn aan boord en wanneer
nu des morgens kerk zal worden gehouden,
moet de commandant weten welke personen
daarbij niet tegenwoordig zullen zijn.
Men mag het niet van eene oogenblik
kelijke opwelling laten afhangen of een
schepeling al dan niet aan de oproeping tot
het houden van godsdienstoefening zal ge
volg geven; daarvoor is de zaak te ernstig
en, zooals ik zelf vroeger öikwyls ervaren
heb, is de matroos daarvoor wel degelykin
groote mate gevoelig."
Men ziet hetde order is bl niet duidelijk
geweest: óf niet juist uitgevoerd. Het wordt
daarom tyd, zooals de heer Kerdijk opmerkte,
dat, wanneer men aan het Departement van
Marine voorschriften maakt, vooral overeen
teer onderwerp, en nog wel neergelegd in
een koninklyk besluit, men het voorschrift
doe luiden zooals de bedoeling is, en dat
men leere scbryven wat men wil schryven.
De minister heeft nu, op aandrang van
de zijde van genoemden afgevaardigde en van
de heeren Van Gilse en Troelstra, verklaard
niet te kunnen belooven, het desbetreffende
koninklyk besluit al dadelyk weder ter
wijziging te zullen voordragen; maar moch
ten er evenwel bezwaren voorkomen, daD
zou hij gaarne bereid worden gevonden om
alsnog een wyziging te overwegen. Zyn
bedoeling is volstrekt niet eenigen godsdienst-
dwang uit te oefenen; iedereen moet vry
zijn om al dan niet in de kerk te komen,
behoudens natuurlijk de maatregelen van
orde, die altijd noodzakelijk zijn.
Ziedaar de goede bedoeling van den mi
nister.
Jammer dat by de uitvoering van zulke
bepalingen anderen ook iets te zeggen heb
ben en nu schuilt juist eenig gevaar in de
bepaling dat de commandant van een schip
in deze het hoogste gezag heeft en over
anderer meeningen moet oordeelen.
Nu willen wij gaarne erkennen, dat uit
het oogpunt van orde regelen moeten ge
steld worden; dat er verder commandanten
zijn, die in deze met beleid en tact zullen
handelen, maar ook het tegendeel wordt onder
de laatste aangetroffen. En nu zien
toch wezenlyk niet in, waarom juist op dit
punt zooveel gereglementeerd en het gevaar
voor willekeur in de hand moet gewerkt
worden.
Wy begrypen niet, waarom de orde zou
verstoord kunnen worden door het wegbiy-
ven van manschappen op zulk eene samen
komst des Zondags.
Het is en blijft, zelis als men handelt
zooals de heeren Kerdijk c. s. willenDame-
lyk dat men de manschappen verplicht
vooraf kennis te geven wanneer zij aan zulk
eene oefening niet willen deelnemen, een
bijzonder ingrijpen in een zaak, waarbij de
machthebber zich onzydig moet houden.
Dit juist, de vryheid in deze, waarvoor
wy een pleidooi leveren, kan den ernst van
het geheele samenzijn verhoogen, bij allen
de waarde ervan doen stygen.
Als men eenvoudig Zaterdag te voren
aan de bemanning bekend maakt of er
godsdienstoefening zal worden gehouden, en,
zoo ja, op welk uurof als regel aanneemt
dat zy Zondags op een eenmaal voor goed
vastgesteld uur zal plaats hebben, dan zal de
orde toch niet verstoord worden door verder
eene afwachtende houding aan te nemen. Zij,
die geen lust hebben dienst by te wonen,
die b. v. in dien tyd liever een boek lezen of
zich in eene andere rustige bezigheid vermeien
willen, dienen zich natuurlyk te onthouden
van gezang of van al wat hen, die wel ter
kerke zyn opgegaan, kan hinderen. Men
zal dan van zelf die samenkomsten in
waarde zien stijgen, en dit te meer wanneer
zy, die daarvan de leiding hebben, ze aan
genaam, ernstig, stichtelyk, belangwekkend
en aantrekkelijk weten te maken. Voot
ben kan de vrywillige opkomst een prik
kel zijn om zich daarop bijzonder toe te
Dan zal het van zelf wel gebeuren dal
een atheïst of een onverschillige eens kom',
luisteren en dit bezoek, als het hem bevalt,
herhaalt.
Laat men das in deze aan de manschap
pen volle vryheid laten. De voorstanders
van zulke oefeningen hebben zeiven er
belang bij dat de waarde daarvan worde
verhoogd door op dit punt geen aartsvader
lijken dwang, in geen enkel opzicht, zelfs niet
in de verte uit te oefenen.
Wy willen alzoo'in deze verder gaan dan
de heeren Troelstra en Kerdyk; want zy
verlangen zelfs niet iemand vrij te laten
van het bijwonen eener godsdienstoefening
wanneer hy uit gemakzucht of op derge-
lyken grond daartegen bezwaar maakt.
Eilieve; wie zal ook dat beoordeelen?
En zet men ook bierdoor niet de deur
open voor opvattingen van een commandant,
die daarin allicht een middel vindt om niet
gewenscbten dwang uit te oefenen?
Eene eenvoudige regeling, zooals wy die
aangeven, is voor alle parüjen de meest
verkieslyke. Zij voorkomt allerlei bezwaren,
maakt bij deze in veler oogen teere kwestie
de taak van de commandanten minder lastig
en waarborgt de vrijheid aan allen op een
gebied, waarop men in ons land juist de
vryheid hoog moet houden.
Dat zulk eene regeling allen bevredigen
zal
Wy zijn vast overtuigd van niet.
Zij, die zich nog altyd erop toeleggen
anderen te dwingen in te gaan, zullen haar
afkeuren.
Maar voor hen is geen andere regeling
te maken dan eene, die niet meer overeen
komt met den geest van onzen tyd, doch
die, naar onze meening, de zaak, welke zii
voorstaan, eer benadeelt dan ten goede komt.
Zy schynen echter op dit punt zich blind
te staren en niet te willen inzien, dat de vry
heid in deze voert tot waardeering, tot beter
gevoelen, tot beter begrepen, en dwang
tot een Blear die, men ziet het dagelijks,
later leidt tot onverschilligheid.
Wil de regeering, om hen te believen, dien
weg, zelfs schijnbaar, bewandelen, dan be
gaat zij tegenover do mannen der vloot eene
onbillijkheid en eene inconsequentie met het
oog op het leger, waarbij in deze wèl ge
heele vryheid is gelaten.
Een ander punt, dat by dezelfde gelegen
heid ter sprake werd gebracht, betreft het
toelaten van geschriften aan boord van
schepen.
Het was de heer Troelstra die den mi
nister een grief ervan maakte, dat aan boord
van een der bodems De Sociaal~Democraat
was geweerd.
De minister merkte op, dat het den com
mandeerenden officieren vry staat om slechts
die couranten en geschriften aan boord toe
te laten, die hun goeddunken.
Genoemde officieren, die toch verplicht
zyn de krygstncht te handhaven en te
genover hun chefs voor die handhaving
verantwoordelyk zijn, zyn in alle opzichten
vrij om, wanneer er geschriften aan boord
worden gebracht, welke die tucht onder-
mynen, deze te verwijderen of niet toe te
laten.
Dit antwoord van den minister was,
zeide hy, pertinent en hij was niet voor
nemens daarin eenige verandering te brengen
Hier staan wy voor eenzelfde kwestie.
Niet om eene politeke richting behoeft
dus een blad geweerd te worden, maar om
hetgeen er in vermeld staat, om den vorm,
waarin iets wordt verkondigd.
Wy erkennener zijn nu eenmaal bladen
van allerlei klenr en richting, de liberale
niet uitgezonderd, die, afgescheiden van de
beginselen, welke daarin verkondigd worden,
door woordenkeus een slechten invloed op
den geest van een bemanning kannen uit
oefenen.
Als by een godsdienstoefening een officier
stellingen verkondigde, die voor de disci
pline gevaarlijk konden zijn, zou een com
mandant in zijn recht wezen wanneer bij
voor het vervolg dergelyke redeneeriDgeD
verbood. Maar dit behoort tot den dienst.
Het recht, dat de minister tegenover de
pers ongeschonden wil behouden en met
zooveel warmte verdedigde, heeft, meenen
wij, echter eene zeer bedenkelyke zijde.
Daardoor wordt als 't ware aan comman
danten van onze oorlogsschepen feitelijk het
recht van censuur over de pers verleend.
Voor den dienst moge dit zyoe nuttige
zijden kunnen hebben, men vergete niet dat
men den commandanten hierdoor een gevaar
lijk wapen in de hand geeft. De minister zal
wel zeggen: bij zulk een verbod moet een
commandant zich ook wachten voor overdry-
vinger behoeft in deze geen kwestie van
richting in het spel te zijn, maar er dient gelet
te worden of er een kennelyk pogen bestaat
om eene bemanning van een schip, waarop
men behoefte heeft aan de handhaving van
orde en discipline, ontevreden te maken, in
opstand te brengenen dat dit wel ge
schiedt, valt waarlijk niet te ontkennen.
Alles goed en wel. Maar zoolang er ver
schil van gevoelen is over hetgeen men
verstaat onder opruiè'ode taalzoolang com
mandanten menscben blijven met hnnne
sympathieën en antipathieënzoolang zal er
in de toepassing verschil blijven bestaat
en kan allicht een gezagvoerder dit middel
misbruiken om een hem niet gezind blad,
dat iets bevatte hetwelk hem onaangenaam
is of waarin gewezen werd op een misbruik,
dat aan boord van zyn schip viel waar te
En danzal zulk een maatregel doei
ti effen
Wij betwyfelen het. De bemanning kan
buiten boord genoeg op de hoogte komeD
van hetgeen geschreven is; en dit wordt
dan toch mondeling verspreid. En men weet:
het is vooral naar de verboden vrucht dat
men het eerst grypt; terwijl de op den index
geplaatste geschriften en boeken vaak het
meest gelezen worden.
Langs clandestienen weg is er bovendien
iid genoeg zulke bladen den man-
in in handen te spelen.
Een dergelyk verbod heeft dus weinig of
geen practisch nut, strydt tegen de ideeën
van drukpersvryheid, bij one volk ingebur
gerd, en zal in de praktyk tot allerlei moeie-
iijkheden en ook tot willekeur aanleiding
geven. Nn de minister van opheffen van
dit recht, den commandanten toegekend,
niet wil weten en daarin zelfs geen veran
dering zal brengen, willen wij maar hopen
dat die officieren zoo verstandig zullen zyn
om van het bun toegekende recht schaars ge
bruik te maken en met beleid en overleg
zullen optreden; opdat door een onpractisch
handelen bet doel, dat de minister er mee
beoogt, niet worde voorbijgestreefd. De
onverstandigen zullen trouwens wel spoedig
bemerken, dat door hun onhandig optreden
de zaak nog erger wordt gemaakt.
Middelburg 23 December.
Waterweg van Dordt naar zee.
De motie van orde, Donderdag door de
heeren Van Gyn, Fokker, Goekoop, Lncasse,
De Ram en Smeenge, inzake dien waterweg
voorgesteld, luidt in haar geheel als volgt:
„De Kamer,
„van oordeel dat het maken van een water
weg voor diepgaande schepen van Dordrecht
naar zee is in het belang zoo van deze haven
stad als van de binnenlandsche schipperij en
van de binnenvaart tusschen Zeeland en Noord-
Brabant eenerzyds en de andere deelen des
lands anderzijds;
„in aanmerking nemende dat, al moge 's lands
financieele toestand niet gedoogen dit werk
ten laste van éen begrootingsjaar te brengen,
bij verdeeling over eenige jaren de kosten
niet van zoo overwegend gewicht zijn, dat de
totstandkoming van dat werk van groot alge
meen belang nog langer zou moeten worden
uitgesteld
„noodigt den betrokken minister uit, in den
loop van dit zittingjaar de indiening van een
ontwerp van wet tot het verbeteren van den
weg van Dordrecht door het Hellegat langs
Brouwershaven naar zee te bevorderen."
Deze motie zal, zooals men weet, later wor
den behandeld.
Het Vad. vond in dit speciale geval het
indienen van een motie weinig gemotiveerd
waar de minister alleszins gezind bleek 't
Dordtsche belang te bevorderen, dat, nu het
onbegrijpelijke Oude-Ma&Bplan verlaten is, bo
vendien met het belang van een groot deel
van Zeeland en Brabant samenvalt. Wat
echter de zaak bemoeilijkt, dat zyn deeischen
van Oorlog, en die zyn door deze motie niet
te breken. Als de heer Van Gijn Woensdag
krachtiger van leer ware getrokken tegen den
minister van oorlog, dan had de redactie van
dit blad beter het begrepen.
Voor de laatste opmerking moge grond be
staan, ons dunkthet een had met het andere
kunnen samengaan doch in elk geval deed de
heer Van Gyn een goed werk met zyn motie.
De hoofdpersoon, waarmee belanghebbenden
in deze te maken hebben, is toch de minister
van Waterstaat, en tot hem moet men
zich in de eerste plaats richten.
Vóór men zijn meening omtrent dit punt
goed kende, kon er van een protest of sym
pathie-betuiging geen sprake zijn. Maar nu
van zijne goede gezindheid in deze bleek, was
het zaak hem tegenover zyn collega's, vooral
dien van Oorlog, te steunen. Dit is, meenen
wij, het hoofddoel van de motie van den heer
Van Gyn. By de behandeling ervan kan nog
wel een hartig woordje gezegd worden aan
het adres van Oorlog.
Aan het Blot derzelfde kamerzitting van
Donderdag deelde de minister mee dat een
reorganisatie der Kamers van koophandel in
studie is, op deze grondslagenregeling van
het kiesrecht, uitbreiding der bevoegdheid en
centraliseering der belangen van den handel.
Verder werd ket amendement van den heer
Van Kempen om den subsidie-post voor de
Paryzer tentoonstelling met f 67.300 te ver
minderen, aangenomen met 52 tegen 38
stemmen, waardoor andere amendementen ver
vielen.
Jhr mr W. M. de Brauw.
Omtrent de begrafenisplechtigheid van dezen,
door velen zeer betreurden overledene, ont-
wij aan het Dagblad nog de volgende
Behalve de in ons vorig nommer genoemde
personen waren Donderdag op de algemeen#