MIDDELBIRGSCHE COURANT. N°. 302. 141° Jaargang, 1898. Vrijdag 23 December. Dene courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Eon- en feestdagen» Prijs, per kwartaal, aoowel voor Middelburg als voor alle plaatsen in Nederland franaep.p.,/1,— Afzonderlijke nummers kosten 5 cent. Thermometer Middelburg 22 Dec. 8 n. vm. 34 gr. 12 u 46 gr., av. 4 u.38 gr.F.Verw. zwakke wind. AdvertentiSn voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór één aar san het bureau bezorgd zijn. AövortentlSn20 cent per regel. Geboorte- dood- en alle andere familieberichten en Dankbetuigingen van 1—7 regels 1.50elke regel meer 20 eent. Xeolames 40 eent per regel Groote letters naar de plaats die «ij innemen. Advertentión bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Prospectassen daarvan zijn gratis aan bet bureau te bekomen. Agenten^ Te Ylissingen: C. N. J. de Vet Mestdagh; te Goes: A. C. Bollütt, firma Wed. de Jonge. Maandag a., Tweeden Kerstdag, verschijnt de Middelburgsche courant niet. Middelburg 22 December. •Bij een graf.'' Onder dit opschrift bespreekt De Maasbode de Marnix-betooging. Het blad merkt ironisch omtrent de betoogers op VrijzinnigeVlamingen, Hollandsche liberalen, loge-mannen en Christelijk Bistorischenzie, dezen kwamen daar broederlijk samen om den man te eeren, voor wien alle vrijzinnigheid altijd en overal uit den booze was; die geene andere overtuiging kende dan de zijne en daarom ook in de overtuiging van anderen niet wilde gelooven die een type was van de meest bittere, sombere onverdraagzaamheid, zooals de ge schiedenis er geene weet aan te wijzen die zoowel van libertijnen als van weder- doopers en andere protestantsche secten de verklaarde vijand was en nog op den avond zijns levens de opinie verdedigde, dat de over heid geen Godgevaller werk kon doen dan al die secten en partijen met alle macht, die in haar was, te vervolgen en van de aarde weg te vagen Maar op dit vertoon van raenschelljke zwak heid wilde men hier na geen acht slaan. Men kwam bijeen, om volgens de uitdruk king van dr Fruin „den ernstigen Christen Staatsman" te huldigen, den medegrondlegger onzer onafhankelijkheid, den redenaar, den psalmvertolker, den geuzenzanger, den diplo maat, in een woord den „edelen" Aldegonde De laatste alinea is volkomen juist. Maar waarin zit dan het wonderlijke van deze be tooging? De aangehaalde woorden van pro fessor Fruin bevatten inderdaad de volkomen verklaring van den eerbied der liberalen voor Marnix. Wij, liberalen, hebben geen vereteven dog ma's, geen verroeste sleutels die wij in alle tijden pogen te wringen. Wij beoordeelen elk met zijn omgeving, naar zijn tijd. Als thans een Marnix opstond, dan zouden wij zijn onverdraagzaamheid wichtiger rekenen dan zijn groote eigenschappen omdat onze omgeving, onze toestanden zulk een felle bestrijding van andersdenkenden niet zouden wettigen. Maar de Marnix, dien wij vereeren, leefde in een tijd en iH een omgeving waarin een gods dienstleer tijdelijk in de hand van den vreemden dwingeland geworden was tot een gevaarlijk instrument van tiranny. Tegenover vreemde o ver heer aching volkomen verdraagzaamheid te stellen, ware laks en laf. Van dwang is het liberalisme een even groote vijand als van onverdraagzaamheid in tijden van geloofsvrijheid. Daarom eeren wij in Marnix (al mogen wij ook oordeelen, dat hij in zijn satirieke geschrif ten te scherp was) „de mede-grondlegger onzer onafhankelijkheid." Aldus merkt zeer juist het Handelsbladlop. Taquineeren en dreigen. De begrooting van Oorlog is er, maar 'de minister heeft van zijn werk niet veel pleizier beleefd, zegt Het Vad. De aderlatingen, waar tegen bij Dinsdag waarschuwde, hielden niet op, en de minister mag met Heine zuchten: Anfangs mficht ich fast verzagen Vnd ich meint' ich trüh es nie, ünd ich hab es doch ertragen Aber frag mich nur nicht toie. Eerst moesten successievelijk de drie aange vraagde ry loodsen verdwijnen, te 's Graven- hage, te 's Hertogenbosch, te Amersfoort. Na lang debat weiden de gelden voor de verbou wing van het militair hospitaal in de residentie behouden, maar met de aanwijzing om er wel de bedoelde perceelen voor te koopen, doch niet voor het hospitaal te bestemmen. In zooverre kon deze beslissing den minister on verschillig zijn, omdat ook hij wel moet toe geven, dat men een ideaal hospitaal op die plaats niet krijgen zal. De moeieigke vraag, waar dan, is echter in deze discussie niet op gelost. Het idee van den heer Smeenge, om er de Alexanderkazerne voor te bestemmen, is bijna geniaaleen hospitaal, omringd door de verfoeilijkste stinksloot, die ergens in de wel riekende residentie te vinden is. Doch het was maar een „hint"; de kamer wascht haar banden in onschuld, vertrouwende dat wel eens een of ander goedkoop plannetje uit de lucht komt vallen. By de vestingbegrooting echter werd het echter meeneDS. De minister wilde in de ling van Amsterdam de forten Liebrug en Pen- ning8veer, waarvoor verleden jaar de fundee- ringen zijn toegestaan, verder afwerken, en voor vijf nieuwe forten de fundeeringen be- ^inuenj verder in de stelling voor de opberging van materialen zoogenaamde sectorparken groepdepots gaan aanleggen. Dit alles is gewei gerd alleen is, nadat de minister de portefeuil le-kwestie had gesteld, de helft van de aange vraagde som voor de eerste beide forten toe gestaan. Natuurlijk, dat de heer Kerdijk, ook al was hij niet overtuigd, zijn amend strekkende om de f 484.000 voor beide forten af te voeren, introk. Natuurlijk ook dat de gelegenheid om tegen ministerieel© pressie en li beralistisch wijken voor pressie op te komen, te schoon was voor den heer Troelstra, om die niet aan te grijpen en zijnerzijds het amendement weer in te dienen. Intusschen niet dit verdient afkeuring dat de minister, als het spant, de portefeuille-kwestie stelt, maar wel, dat hij het doet op niet-principieelen grond. Want het was den heer Kerdijk niet te doen om te reageeren tegen de beslissing van het vorige jaar, en de forten, waarvan de grondslag gelegd was, niet te bouwen, maar om beter ingelicht te worden omtrent de gewichtige vraag, of wij hier woon- of wachtforten, moeten bouweD. De militaire leden vielen hem ten volle bij, dat de minister deze belangrijke vraag niet voldoende had toe gelicht, en 's ministers antwoord, dat de Kamer lange stukken vervelend vindt, en dat sommige zaken beter in het mondeling debat zijn toe te lichten, was hier zeer zeker ten volle mis plaatst. Wat de minister ter verdediging van zijn woonforten zeide, was nu zeker aller belangrijkst, maar het was te veel gevergd van de Kamer, hoe deskundig zij hem schatte, hier op gezag te gelooven en er genoegen mee te nemen, dat hij een jeugdig maar kundig tegen stander onder het wicht zijner meerderheid als verplette. De minister weet, dat de meerderheid der Kamer hem behouden en steunen wil, om denkbeelden van legerorganisatie door te voeren, maar het was misbruik maken van die wetenschap, als hij van die goede stemming der Kamer zich bediende om, onder bedreiging met ontslag, voor zijn vestingplannen een meerderheid te krijgen. Onvoorzichtig is het, als men zoo duidelijk toont den steun der Kamer te behoeven, de Kamer in anaoto oaken te dwingen te gaan, waar zij niet wil. Dat de Kamer zwichtte, is alleszins te verklaren en te vergoelijken: want wat zou zij krijgen, als zij thans hem liet vallen? Maar in deze delicate positie is voorzichtigheid wederzijds noodig: zulk een eenigszins gedwongen vriendschap is tegen taquineeren eenerzijds en dreigen ander zijds op den duur niet bestand. Met dit taquineeren bedoelen wij niet het amendement-Kerdijb, dat ten volle gerecht vaardigd was, maar wel, wat de commissie van rapporteurs deedin de eerste plaats dan toch nog de helft der voor beide forten be geerde gelden inhoudendan, schoon de mi nister van zijn nieuwe vijf forten er reeds drie had teruggenomen, ook de bescheiden aanvraag voor de overige twee hem onthoudeneinde lijk ook de gelden voor sectorparken ev groepdepöts hem weigeren. Men denke niet, dat wij het thans willen gaan opnemen voor de stelling van Amsterdam en voor het be stemmen van gelden, die voor andere doeleinden zoo goed besteed konden worden, voor ves tingen. Maar het is ons bezwaar, dat in dit ganscbe debat van principieel positie nemen geen spoor was te bekennen. Men vroeg niet, wat noodig was voor de stelling of hoe zij het zuinigste ware in te richten, of in welken staat men haar veilig kon latenmen verlangde alleen uitstel van de nu aange vraagde werken, op grond van den financieelen toestand. Of dit niet kortzichtige politiek is, kan op velerlei gronden worden gevraagd- Als een werk af moet, zal het dikwijls voordeeliger zijn flink door te zetten, dan te slabakken. En zoo men op grond van den slechten financieelen toestand van het oogen- blik werken weigert, de kans is natuurlijk zeer groot, dat die financieel© toestand een volgend jaar niet schitterend zal zijn. Ook maakt het een niet verheffenden indruk Kamerleden, wier optreden bij andere hoofdstukken van zuinig heid geen 6poor te zien geeft, nu, waar het de verdediging des lands betreft, over enkele tien duizenden te zien vallen. Dit alles weltever staan, als wij op den voorgrond stellen, dat de voorgenomen werken noodig zijn, wat eigen lijk in het debat niet werd betwist, al zou daarover, wat de vijf forten betreft, nog wel het een en ander te zeggen zijn. Had men den minister vierkant betoogddeze afwerking der stelling is onnoodig, die houding had eerbied kunnen afdwingen maar dit aftappen was even jammerlijk als de verzuchting van dezen be windsman: „nu ben ik toch zoo'n zuinig mi nister, als men maar verlangen kan, en nu beknibbelt die booze Kamer mij nog!" Het weinig verheffend schouwspel van den dag van Woensdag versterkt den indruk niet, dat deze kamer en deze minister groote dingen samen znllen kunnen doen. Men geloove, dat wij het neerschrijven, met innig leedwezen, maar dat wij het neerschrijven omdat wij mee- nen, dat bet oog niet te laat u. De kamer besloot met zeer kleine meerder heid nog vóór het reces het revisie-ontwerp ten tweede male in de afdeelingen te brengen. Dit hernieuwd sectie-onderzoek dunkt ons vrij onnoodig, en of het "aterdag met buitenge woon veel belangstelling zal geschieden, is min stens twijfelachtig. Maar dat men het op Zater dag stelde, toont, dat de meerderheid door drongen is van de noodzakelijkheid, om wat inderdaad een gelegenheidswetje is spoedig te behandelen. De geheele oorlogsbegrooting werd door de kamer aangenomen met 85 tegen 8 stemmen. Tegen stemden de heerenStaalman, Van Kol, Van der Zwaag, Schepel, Troelstra, Heldt, Ketelaar en Nolting. Hierna kwam de begrooting voor waterstaat aan de orde. Daarbij werd met 53 tegen 25 stemmen aan genomen een amendement om art. 11 met ƒ2400 te verminderen, teneinde de vermeerde ring van het aantal adspirant-ingenieurs te doen vervallen, alsmede een post voor eene geologische kaart. BESTOEMIN U EN MZ. Bij kon. besluit: is F. H. von Boddien, te Nijmegen, met al zijn wettige zoo mannelijke als vrouwelijke afstammelingen, in den Nederlandschen adel ingelijfd, met de praedicaten van jonkheer en jonkvrouw is P. H. van Mens benoemd tot burgemees ter van Eindhoven; en is aan den len bewaarder bij 's rijks werf te Hellevoetsluis A. W. de Wit op verzoek, eervol ontslag uit 's rijks dienst verleend. De heer O. C. Nickelsen, vice-consul der Nederlanden te Cbristiania, is, op verzoek, als zoodanig eervol ontslagen. UIT STAD EN PROVINCIE. De Staatscourant van heden (Donderdag) j o. 299 bevat de statuten der Vereeniging tot ..W™'.,, y7.— Domburg, te Domburg. De vereeniging heeft ten doel de instand houding, bevordering en vermeerdering van den bloei van de badplaats Domburg. Zij tracht baar doel te bereiken door a. het verspreiden, zoo in het binnen- als in het buitenland, van mededeelingen en aan bevelingen betreffende Domburg en omstreken b. het bevorderen van alles wat ban strek ken tot veraangenaming van het verblijf te Domburg; en het zoo mogelijk medewerken tot alles wat den bloei van Domburg zal kunnen be vorderen. De heer C. Verbage stelt in zijn voorstel, Woensdag, zooals gemeld, bij den Raad inge- en, voor het schoolgeld voor Bchool G alhier te bepalen op f 75. Thans bedraagt dit f 60. Naar men ons meldt, zal de kruiser Noord-Brabant, in aanbouw bij de Koninklijke Maatschappij De Schelde, op 31 December te water worden gelaten. TeVlissingen viel Woensdag namid dag, terwijl twee jongens in een roeiboot voeren een hunner overboord en zou zeker verdronken zoo niet de matroos V. van het wachtschip Bulgia hem bad gered. Deze begaf zich terstond gekleed te water en bracht den drenkeling al zwemmende naar den wal. In: de Woensdag gehouden zitting van den Raad van State werd rapport uitgebracht effende een reclame om pensioen voor den gepaeporteerdenmilitair J. de Groot te Ylis singen. Als eene bijzonderheid meldt men ons dat Woensdag onder West-Souburg een wilde zwaan gezien werd. Dit is, zegt men, een zeldzaamheid en wordt gehouden als een teeken van een zeer strengen winter. Bij de vergrooting en restauratie van de R. K. kerk te Overslag, heeft zich een aardig geval voorgedaan. Men was namelijk genoodzaakt een stuk grond aan te koopen, waarop een muur stond. De eigenares van den muur vroeg echter veelgeld, dat het kerkbestuur onmogelijk haar eisch kon inwilligen. De noodig geworden rech terlijke beslissing laat nog Bteeds op zich wach ten, zoodat het kerkbestuur over den muur heen een brug heeft laten bonwen en over deze brug moeten tbanB de kerkgangers den tempel bereiken. Polderbestuur van Walcheren, Heden middag had een buitengewone vergade ring van het polderbestuur vs.n Wklcheren^lia.ïs, welke door 20 commissarissen werft bijgewoond. Zij was belegd tot het behandelen van een voorstel van het Dagelijksch Bestuur tot het makes van een dulnverdedigiDg van H3 tusschen de dijkpalen no. 37 en 38 te West- kapelle. Beoogd wordt versterking van den duinvoet door aanleg eener steenglooiing. De kosten werden geraamd op 45.400, te dekken door leening, op in de voorjaarsvergadering vast te stellen voorwaarden. De heer Landsheer zette de noodzakelijkheid van het werk uiteen en vroeg waarom het werk niet reeds op de loopende begrooting iB gebracht en in den afgeloopen zomer uitgevoerd. Hem toch bleek, dat de toestand niet van recenten datum iB en reeds vroeger zoo was, dat voorziening dringend noodig werd geacht. De voorzitter, de heer Dronkers, antwoordde dat in Augustus bleek, hoe het zand niet als anders terugkwam. Verzuim heeft niet plaats gehad; maar langer uitstel is niet mogelijk. De heer V. d. Swalme kwam op tegen het beweren, dat de toestand reeds verleden jaar zoo was en vroeg of het een deskundige was die den heer Landsheer inlichtte. De heer Landsheer merkte op niet te hebben gezegd, dat de toestand verleden jaar zoo was. De heer De Bruijn van Melis- en Mariekerke vroeg waarom, als in Augustus de toestand zoo slecht bleek, er niet reeds vroeger, bij de vaststelling van het dijkgeschot op die voor ziening is gerekend. De voorzitter merkte op dat in September nog niet te zien was wat moeBt worden gedaan. De heer Cysouw betoogde, dat do toestand niet altijd betzelfde is en dat deze, als de wind draait, verandert. De voorzitter zeide dat het dagelijksch be stuur langer tijd heeft gehoopt, dat het werk niet noodig zou blijken, maar die hoop is ij del gebleken. De heer Snijders vroeg een inlichting over het verschil im omschrijving van het werk iD het opschrift en in het voorstel zelf, welke inlichting door den voorzitter werd gegeven. De heer Snijders verzocht verder in over weging te nemen of, nu weer nieuw geld moet worden gemaakt, het niet wenschelijk is, ook Ook de heer Corré wees op dat belang. De voorzitter antwoordde dat zijn meeniDg dienaangaande bekend is. De heer De Bruijn vroeg een plan voor dei leening en zou van dat plan zijn stem over het voorstel afhankelijk maken. De voorzitter antwoordde dat ;het hierbij eene bealissiBg in beginsel geldt. Later vol gen alle bijzonderheden, waarbij de vergade ring amendementen kan voorstellen. Ook voor het werk bij Domburg is aldus gehandeld. Een plan voor de leening bestaat nog niet. De heer De Bruijn achtte de zaak niettemin bedenkelijk, waarna de voorzitter de verwach ting uitsprak, dat de heeren het dag. bestuur toch wel zooveel vertrouwen zouden schenken. In het bepalen van de wijze, waarop geleend zal worden, blijft de vergadering geheel vrij. De heer De Bruijn vroeg toezegging, dat de leening in 3 jaar zal worden afgelost. De voorzitter antwoordde dergelijke toezeg ging niet te kunnen doen. Bevalt het voorstel van het dag. bestuur niet, dan kan men het amendeeren. Verder gaf hij in overweging >t voorstel te splitsen. Met algemeene stemmen werd besloten het werk te doen uitvoeren. Op verzoek van den heer De Bruijn werd het debat over de leening heropend. Hij stelde voor het bedrag te vinden door het dijkgeschot jdurende 3 jaar met f 1 te verhoogen. De voorzitter voerde daartegen aan dat het dijkgeschot telkens voor éen jaar wordt vastge steld, zoodat het voorstel in strijd is met het reglement. De heer V. d. Swalme was het eens met de strekking van het vooretel-De Bruijn, in zoo ver dit beoogt den polder niet onder schulden te bedelven. Toch begreep by niet welke schrikkelijke bezwaren de heer De Bruijn wel heeft tegen het voorstel een leening te slniten. De heer De Bruijn handhaafde zijn meening en zeide dat, waar het niet mogelijk is het dijkgeschot over drie jaar te verhoogen met f 1, bij nu moet voorstellen dit te doen over 1 jaar met f 3. Dit amendement werd ondersteund. De heer Corré achtte dit voorstel bezwarend; de laatste jaren is voor 2 ton aan leenin- gen afgelost; waarom dan geen nieuwe leening van f 50.000 te sluiten als dit noodig is. De heer De Visser was tegen verhooging van dijkgeschot, vooral omdat niemand weet hoe veel er door stormschade bijkomt. De heer Pouwer ondersteunde deze bezwaren. De heer Van Teylingen betoogde dat men bij de begrooting kan oordeelen over het dijk geschot. Zoo noodig kan men het bezwaar ondervangen door een buitengewone aflossing op de oudere leening, De heer D. J. Dronkers verklaarde zich teren het voorstel om de ingelanden eensklaps zoo hoog te belasten. Het vooratel-De Bruijn werd verworpen met algemeene stemmen behalve die van den voorsteller. Het bestuurs-voorstel werd aangenomen met dezelfde meerderheid. Daarna werd de vergadering gesloten. De toestand der dijken in Zeeland. In verband met het sympathieke opstel in De Gids van December „Worstelend Zeeland door R. P. J. Tutein Nolthenius," eene beschou wing die we ieder lid van een polderbestuur in handen wenschen, is het niet onaardig op te merken, dat in 1825 de toeBtand van de dijken nog al iets te wenschen overliet. In eene circulaire van 1 Maart van bedoeld jaar schreef de gouverneur onzer provincie Van Doorn aan de polderbesturen het volgende ,De Springvloeden van den 4n. Maart, 3n. April, 14n. Augustus, 12n. September en lln. October dezes jaars, volgens de waarne mingen van geleerde Mannen berekend van meer dan gewone hoogte te kunnen heeft ZIJNE MAJESTEIT, met deze waarnemingen beleend gemaalet, gelast dat daar van aan de Autoriteiten in deze Provincie, aan welke de zorg over dyken en andere waterkeerende werken is aanbevolen, zoude worden kennis gegeven, met aanbeveling van ijver en waakzaamheid in het voorbereiden van alle die maatregelen, welke, casu quo, meest gesebikt zijn om alle eventueel gevaar zooveel mogeljjk af te weren." In 1825 werden dus de besturen voor de springvloeden gewaarschuwd en wel door Zijne Majesteit zelf, die door,geleerde mannen (sic) ewaarschuwd werd dat het wel eens zou kunnen spoken. Na '25 vinden wij in het archief, dat wij raadpleegden, geene gemoede lijkheidsuitingen meer als de aangehaalde, ofschoon pas na 1833 op de waterkeerende dijken een scherper toezicht toegepast werd en de hestoren, tot hetero vorow..;».™ aangemaand. Mogelgk begreep het landbouw- bestuur toen al, oat iedere boer een almanak n zijn zak droeg, waarin de springvloeden ;enoteerd waren, zoodat wel allo besturen op de hoogte van de te wachten gevaren zullen t zijn. Doch thans is, dank zij het voortdurend toezicht én van den Rijks- èn van den Provincialen waterstaatdank ook het betere reglement voor de polders en water schappen, maar vooral daDk de betere ont wikkeling der landbouwers, die deel uitmaken der besturen, geen almanak, geen waarneming van geleerde mannen meer noodig. Het onder scheid tusschen de waterkeerende en water- loozende werken van heden en 75 jaren geleden al te groot; moeBt men toen voorbereid worden of voorbereid zijn op ieder en vloed, thans kan men met kalmte den hoogsten vloed afwachten, enkele uitzonderingen vaD poldertjes aan de Schelde daargelaten. (Zie Middelb. Crt. van 14 December 1897.) Ieder begrijpt beter dan vroeger het groot belang van een voortdurend worstelen tegen het soms zoo woeste element. Begrijpen de besturen hun taak niet, dan zijn de ambtenaren van den waterstaat daar om hnn aan huDne plichten te herinneren. Gedurende enkele jaren„werd, op aanbeve ling van Gedeputeerde Staten, door verschei dene polderbesturen overgegaan tot verhooging hunner zeedijken, welke verhooging tengevolge der stormvloeden van 12 December 1883 en December 1894 noodig bleek te zijn. Ook in dit jaar werden nog verschillende zeedijken verhoogd, terwijl ook vele polderbesturen niet eens eene aanschrijving van Gedeputeerde Staten hebben afgewacht. Zoo wordt iedere springvloed getart en iedere bekendmaking van Hare Majesteit noode- loos gemaakt. J. LANDBOUW. De afdeeling Oostburg van de Maatschappij tot bevordering van landbouw en veeteelt in Zeeland hield Woens dag, onder voorzitterschap van den heer J. de Bruijne-De Die, eene vergadering, die door 55 leden werd bijgewoond. Eenige ingekomen stukken werden voor kennisgeving aangenomen, evenals de mede- deeling, dat zich voor den in 1899 te houden hoefsmeecursus 18 smeden hebben aangemeld. Voor dezen cursus werd het bestuur een cre- diet van f 100 verleend. Verder werd medegedeeld, dat de landbouw- cursus thans te Oostburg door 23, te IJzen- djjke door 15 leerlingen met lust en ijver ge volgd wordt. Tot de mededeeliDgen behoorde verder dat voor de in 1899 te IJzendijke te houden ten- De voorzitter toonde daarop aan, dat het I toonstelling door het hoofdbestuur zou worden plan der conversieleening verhoogde aflossing I bijgedragen f 450 endoor het bestuur van verbiedt. lhet Vod. Brnrdmtamboeh ƒ175. Om met

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1898 | | pagina 1